0 1 0 be o.p~ond.rwij,

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

gezamenlijke aanpak bpv

reglement erkenning leerbedrijven 2013

Gezamenlijke aanpak BPV en het BPV-protocol van:

Toelichting tijdelijke erkenning leerbedrijven

Zoetermeer, 24 juni 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Uitkomsten BPV Monitor 2016

Duurzaam toerusten voor arbeidsmarkt en

REGLEMENT Erkenning leerbedrijven van Kenniscentrum PMLF januari Uitgave: PMLF Loire AK Den Haag E I

Herziening MBO voor leerbedrijven. Versie 1.0 juli 2015

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer. Onderwerp Datum Contactpersoon

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Stichting Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven VOC. Jaarverslag 09

Meer Jongeren op een Leerbaan! Een handleiding in negen stappen. MKB Leerbanenplan & Taskforce Jeugdwerkloosheid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Reglement erkenning leerbedrijven van KC PMLF

Servicedocument urennormen van de Wet BIG en WEB

Reglement Erkenning Leerbedrijven Curaçao

BPV-WEGWIJZER: BASIS II KENNISCENTRUM PMLF december 2011

Stage Erkenning Floriade , Venlo

BPV-monitor vragenlijst praktijkopleiders leerbedrijven [definitief]

C O N V E N A N T & A C T I E P L A N

FNV EN BEROEPSONDERWIJS

Erkend leerbedrijf. dáár wordt het vak geleerd. horeca bakkerij reizen recreatie facilitaire dienstverlening

Datum 25 mei 2016 Betreft Aanbiedingsbrief beantwoording schriftelijk overleg over reactie twee moties over de beroepspraktijkvorming in het mbo

Internationale beroepspraktijkvorming

Uw brief van. 31 maart 2008

Kansrijk in de praktijk f p1. Kansrijk in de praktijk

SERVICEDOCUMENT BEROEPSPRAKTIJKVORMING: WAT MAG VERWACHT WORDEN VAN DE BPV?

Afsprakenkader. Partners in Leren en Werken in. Zorg en Welzijn Zeeland. Vastgesteld in de FluenZ Adviesraad. ViaZorg

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwe. Handleiding Versie 2012

Beroepspraktijkvorming

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 10 oktober 2013

Uitkomsten BPV Monitor 2017

Samenwerkingsovereenkomst ROCKO

Zienswijze in statements op positie en functies van kenniscentra. Peter Cras, maart 2005

Snel en eenvoudig besparen bij BPV. Ad Geluk; Colo Frans Bergmans; ROC Eindhoven Xaverius van Hien; ROC Eindhoven

Inleiding. In deze rapportage staan de belangrijkste uitkomsten uit de landelijke BPV Monitor 2018.

Datum 3 november 2014 Vragen van de leden Geurts en Omtzigt (CDA) over het bericht over terugvorderen van de WVA bij transportbedrijven

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Verbinden van de oevers door gedeelde verantwoordelijkheid in het middelbaar beroepsonderwijs

Belemmeringen uit wet- en regelgeving. Datum 08 april 2015

REGLEMENT INSTROOMBEVORDERING VOOR DEELNEMERS MET AFSTAND TOT DE ARBEIDSMARKT

Gemeente Den Haag. De voorzitter van de algemene raadscommissie BOW/ RIS juni 2014

Servicedocument. Urenverantwoording opleiding Mbo-Verpleegkundige

Datum 11 februari 2015 Vragen van het lid Bisschop (SGP) over de samenwerking tussen ROC Amsterdam en ROC Flevoland

Herziening MBO voor leerbedrijven. Versie 1.0 september 2015

Aanbevelingen en Actieprogramma. Naar versterking van het VMBO; Bedrijfsleven over VMBO beroepsgericht

Advies Escalatie. 2. Kader geschillencommissie

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Praktijkovereenkomst (POK) voor de beroepsopleidingen van ROC Leiden. Algemene Voorwaarden

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Colo-barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt

Ministerie van OCW Mevrouw J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart Postbus BJ DEN HAAG. Geachte mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart,

Optimalisatie BPV keten. Ad Geluk, SBB Henk-Jan van Ginkel, sambo-ict 18 september 2014

Via de wijk aan het werk

Ministerie OCW Aan mevr. M. van Bijsterveld-Vliegenthart, Staatssecretaris Postbus BJ Den Haag

Visie op de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven en Colo. 9 juni 2008 publicatienr. 2/08

Test je kennis over de arbeidsmarkt in de regio Haaglanden. Lian de Bruijn Regionaal beleidsadviseur onderwijs arbeidsmarkt

Praktijkovereenkomst Algemene voorwaarden

Algemene voorwaarden BPV-blad

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Praktijkovereenkomst (Algemene Voorwaarden) versie

Raadsvragen van de raadsleden Topdag (DENK) en Rennenberg (OAE) over discriminatie rondom stageplaatsen allochtone MBO-studenten.

Servicedocument urennormen van de Wet BIG en WEB opleiding mbo-verpleegkundige

Mark Hulsen en Carien van der Willigen

Winnaar Beste Calibris Leerbedrijf Sport 2010 Sciandri Sportmanagement Haarlem JURYRAPPORTAGE

REGLEMENT TEGEMOETKOMINGEN

Tekst: Gofrie van Lieshout Foto's: Ken Wong

2O1O MBO. competentiegericht onderwijs dat werkt MBO Kern van de aanpak

Vragen en antwoorden. Stagefonds Zorg

Datum 7 oktober 2014 Beantwoording vragen lid Van Dijk over mbo-leerlingen die geweigerd worden op ROC's (2014Z16664)

Werkdocument Feiten en cijfers voor de mbo-instellingen en sectoren

Van 17 naar één register. Soepel naar een nieuwe codering

Nieuwe kans op extra instroom

We willen na twee jaar wel bezien in hoeverre de doorgevoerde maatregelen het beoogde effect hebben gehad.

Factsheet BPV voor allochtone jongeren

Leerbedrijven NL. Meer dan leerbedrijven in Nederland erkend

Datum 11 februari 2016 Onderwerp Antwoorden op Kamervragen over het bericht dat scholen steeds vaker een VOG vragen om moeilijke leerlingen te weren

Handreiking: Uitleg begrippen vmbo-mbo

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo

REGLEMENT TEGEMOETKOMINGEN

1. De opbrengsten van de aanbevelingen van de commissie Bruijn

BELEIDSVISIE m.b.t. de KENNISCENTRA Onderwijs Bedrijfsleven (KBB) van MKB-Nederland en VNO-NCW

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de besturen/voorzitters van de mbo-instellingen. Datum Resultaatafhankelijke beloning beroepspraktijkvorming

Nieuwe. Handleiding voor leerlingen/stagiairs Versie 2013

De praktijk... dáár wordt het vak geleerd. horeca bakkerij reizen recreatie facilitaire dienstverlening

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Postbus BJ DEN HAAG. Geachte mevrouw Van Engelshoven,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 28 juni 2019 Onderzoek Inspectie naar international campus van NHL Stenden in Qatar

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA.DEN HAAG

STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN, hierna AFM, Gevestigd te Amsterdam, STICHTING DSI, hierna: DSI, Gevestigd te Amsterdam

[roc s. aoc s en vakinstellingen] Datum 18 juni 2012 Betreft Studentenraad binnen de instelling. Geachte heer, mevrouw,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

0 1 0 be o.p~ond.rwij, v~~~n~ging kennk~.nt,~ Algemene Rekenkamer Mevrouw S.J. Stuiveling Boris Pasternaklaan 4 Postbus 20015 Postbus 7259 2500 EA DEN HAAG 2701 AG Zoetermeer Datum Zoetermeer, 15 november 2007 T (079) 329 40 00 F (079) 351 54 78 8 colo@colo.nl www.coloni Betreft Beleidsreactie kenniscentra concept-rapport Praktijkieren in het mbo Kenmerk MvbO7-01 368mr/1.35 Geachte mevrouw Stuiveling, Op verzoek van UW Organisatie heeft Colo de reacties van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven op het concept-rapport Praktijkieren in het MBO gebundeld tot één gezamenlijke reactie. Bij deze bied ik u deze gezamenlijke reactie aan evenals een reactie op een aantal feitelijkheden Uit het rapport. Voor nader informatie is Gerrit Veneboer (manager Arbeidsmarkt- en Onderwijsbeleid) contactpersoon bij Colo. Met vriendelijke groet, Paula Swenker Voorzitter Colo Postba(~ 522 2 97 Kopie aan: mevrouw M. van Bijsterveidt, staatssecretaris 00W ~041 3625

Versie 4.0-12 november 2007 Gezamenlijke reactie kenniscentra op rapport Praktijkieren in het mbo van de Algemene Rekenkamer Hoofdconclusie De kenniscentra onderschrijven het oordeel van de Algemene Rekenkamer dat de beroepspraktijkvorming (BPV) te vrijblijvend is geregeld om optimale resultaten te halen. Voor goede resultaten met beroepspraktijkvorming is een goede samenwerking tussen alle betrokkenen van wezenlijk belang. Uit het onderzoek blijkt dat deze samenwerking in het stelsel zoals het nu werkt, lang niet altijd vanzelf tot stand komt en ook lang niet altijd zo goed is als deze zou moeten zijn. In een eerder stadium kwamen de Taskforce Jeugdwerkloosheid en de projectdirectie Leren en Werken van OCW en SZW ook al tot de conclusie dat de taakverdeling rondom BPV verheldering behoeft en expliciet in de WEB moet worden opgenomen. De staatssecretans van OCW heeft zich in samenspraak met betrokken actoren expliciet uitgelaten over de verantwoordelijkheidsverdeling rondom BPV in het bestuurlijk arrangement dat zij op 4 juni 2007 met Colo, MBO-Raad en PAEPON overeengekomen is. Volgens het ministerie van OCW is deze verantwoordelijkheidsverdeling bij de invoering van competentiegericht beroepsonderwijs als volgt: Kenniscentra hebben de taak voldoende leerbedrijven te werven en te erkennen zodat er voldoende aanbod is van kwalitatief hoogwaardige BPV plaatsen (naar regio, niveau en leerweg). Kenniscentra zijn verantwoordelijk voor een regelmatige beoordeling en ondersteuning van leerbedrijven; Onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor het vinden van BPV plaatsen voor hun deelnemers en het leiden van deelnemers naar een geschikte BPV-plek Onderwijsinstellingen en leerbedrijf zijn verantwoordelijk voor een goede begeleiding van de deelnemer tijdens de beroepspraktijkvorming en goede onderlinge afstemming daartussen Kenniscentra zijn verantwoordelijk voor het ontsluiten van toegankelijke informatie voor onderwijsinstellingen, leerbedrijven, deelnemers en docenten/praktijkbegeleiders met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens (sectoraal en regionaal) over het aanbod van beroepspraktijkplaatsen en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Onderwijsinstellingen moeten de vraag naar beroepspraktijkplaatsen ontsluiten. Onderwijsinstellingen en kenniscentra moeten hiertoe samenwerken en informatie delen. De kenniscentra zijn van mening dat het bestuurlijk arrangement duidelijkheid verschaft over de taakverdeling en voorziet in een goede inrichting van de beroepspraktijkvorming met en in de leerbedrijven. Ook het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 en stakeholders zoals VNO-NCW en MKB Nederland2 onderschrijven deze verantwoordelijkheidsverdeling. 1 Evaluatie Werktop, brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, 11januari 2007, kenmerk AV/CAMI2007/828 2 Visie op beroepsonderwijs en bedrijfsleven en Colo, brief van VNO-NCW en MKB Nederland aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 1 november 2007, Delft. MvbO7-01 370mr11.35

Het is noodzaak dat het ministerie van OCW erop toeziet dat de situatie van vrijblijvendheid wordt vermeden, zodat partijen meer resultaatgericht gaan samenwerken om de BPV te verbeteren. Daarvoor dient QCW de verantwoordelijkheidsverdeling uit het bestuurlijk arrangement expliciet in wetgeving op te nemen. Voor een goede inrichting en uitvoering van de beroepspraktijkvorming is de inzet van leerbedrijven cruciaal. Het belang van de inzet en betrokkenheid van leerbedrijven zal bovendien met de implementatie van competentiegericht beroepsonderwijs alleen maar groter worden. Reden om de rol van leerbedrijven en de ondersteuning aan leerbedrijven door kenniscentra nadrukkelijker op te pakken. Kenniscentra hebben inmiddels in het najaar van 2007 een programmamanager ondersteuning leerbedrijven aangesteld die met de kenniscentra werkt aan verbetering van de ondersteuning van leerbedrijven, zodat leerbedrijven hun opleidingsfunctie in het mbo nog beter gestalte kunnen geven. Verbeterd toezicht Aanvullend op heldere wetgeving dient OCW, als stelselverantwoordelijke, concrete afspraken te maken met onderwijsinstellingen en kenniscentra over de te behalen resultaten en prestaties en daarop gericht toezicht te laten uitoefenen. OCW is voornemens dit te doen door middel van een strategisch akkoord. Een logische consequentie van het niet maken of niet nakomen van afspraken en wettelijke taken is dat het ministerie van OCW maatregelen neemt of de bekostiging (gedeeltelijk) stopzet. De aanleiding voor het onderzoek van de Algemene Rekenkamer waren signalen dat er te weinig stages en leerbanen voor mbo-ers zouden zijn, waardoor het afronden van de opleiding van veel deelnemers in gevaar dreigde te komen. Blijkens de Colo-Barometer met actuele, regionale informatie over stages en leerbanen is er van algemene tekorten aan stages al langere tijd geen sprake. Zelfs structureel gezien is er eerder een overschot dan een tekort. Waar er tekorten zijn is er sprake van een kwalitatieve mismatch of is er geen of onvoldoende rekening gehouden met de arbeidsmarktrelevantie bij het starten, handhaven of uitbreiden van opleidingen. Daarbij is ook van belang dat onderwijsinstellingen bij hun inschrijvingsbeleid meer rekening houden met de landelijke, maar vooral met de regionale arbeidsmarktvraag, zodat deelnemers meer gaan kiezen voor opleidingen die arbeidsmarktrelevant zijn en waarvoor voldoende stageplekken zijn. Dit bevordert tevens een betere aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarktvraag. Kenniscentra beschikken over publiek, actueel, landelijk en regionaal arbeidsmarktonderzoek, dat zij hiervoor ter beschikking stellen aan de onderwijsinstellingen. Het is aan het ministerie van OCW om voor te schrijven en erop toe te zien dat onderwijsinstellingen hiervan gebruik maken, zodat het opleidingenaanbod op de arbeidsmarkt afgestemd is en blijft. Kenniscentra (en leerlingen) in leerbedrijven Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat er over het algemeen tevredenheid is over de kwaliteit van de BPV-plekken die door de kenniscentra erkend zijn. De onderzoeksresultaten tonen aan dat 90% van de leerlingen tevreden is over de begeleiding door het leerbedrijf. De Rekenkamer constateert ook dat het een constructief uitgangspunt is dat de kenniscentra de nadruk leggen op adviseren en ondersteunen van leerbedrijven en niet op het controleren en afrekenen op het niet voldoen aan de eisen voor erkenning. MvbO7-O1 370mr/1.35

Wel stelt de Rekenkamer daarbij de vraag of kenniscentra beide rollen tegelijkertijd kunnen uitoefenen en op welke wijze kenniscentra moeten toezien op de kwaliteit van de leerbedrijven. Dit omdat de Rekenkamer aanwijzingen heeft dat kenniscentra moeite hebben met het overschakelen naar de rol van controleur. Volgens de Rekenkamer wordt een erkenning zelden geweigerd en is het niet verplicht dat praktijkopleiders een cursus volgen. Deze aanwijzingen zijn niet op feiten gebaseerd. Allereerst zijn in het afgelopen jaar ruim 13.000 erkenningen ingetrokken of geweigerd. Redenen hiervoor waren onvoldoende mogelijkheden voor BPV bij het leerbedrijf, een praktijkopleider die de scholingsaanwijzing niet heeft opgevolgd of is vertrokken, de wens van het leerbedrijf om geen leerlingen meer op te leiden of een wijziging in of beëindiging van werkzaamheden van het leerbedrijf door fusies, overnames of sluiting. Ten tweede is het niet noodzakelijk dat praktijkopleiders verplicht een cursus volgen. Het advies uit de evaluatie van de WEB in 2001 om praktijkopleiders te certificeren met het oog op de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming voor BBL, is niet omgezet in wet- en regelgeving. Belangrijker is nog dat een cursus voor kenniscentra niet de maatstaf is, maar de deskundigheid van de praktijkopleider. Het verplicht volgen van een cursus praktijkopleider is geen garantie voor kwaliteit, het beschikken over de kwalificaties wel. Voor de opleidingsadviseur is de deskundigheid van de praktijkopleider bij de erkenning en bij tussentijdse bezoeken een vast aandachtspunt. De rol van de opleidingsadviseurs is zowel het ondersteunen als het beoordelen van leerbedrijven. Beide rollen zijn gericht op het verhogen en bewaken van de kwaliteit van leerbedrijven. Het uitgangspunt voor de rol van de opleidingsadviseurs in de leerbedrijven is wat betreft de kenniscentra de inhoudelijke benadering van het ontwikkelen en benutten van competenties van (toekomstige) werknemers. Vanuit dat perspectief vindt met bedrijven een dialoog plaats over het concreet vormgeven van het benutten en ontwikkelen van medewerkers met daarbij nadrukkelijk aandacht voor de leerlingen die in de BPV participeren in de context van beroepsmedewerkers. In het verlengde daarvan wordt ook gevolgd en bewaakt (via diverse kanalen) of het bedrijf ook als leerbedrijf voldoende presteert. De kenniscentra hebben in 2007 gezamenlijke afspraken gemaakt over de erkenning van leerbedrijven, waarbij ook aan vastgestelde kwaliteitscriteria moet worden voldaan. Daarnaast is afgesproken dat het uitgangspunt voor kenniscentra is dat de BPV in authentieke leerbedrijven plaats vindt. Simulatie zien de kenniscentra als voorbereiding op de BPV in een erkend leerbedrijf, niet als vervanging daarvan. De enige grond om hiervan af te wijken is wanneer de arbeidsmarktomstandigheden daarom vragen. Het ministerie van OCW deelt dit uitgangspunt met de kenniscentra én wil als voorwaarde toevoegen dat de (sectorale) sociale partners schriftelijk instemmen met het tijdelijk erkennen van de beroepspraktijkvorming die niet plaatsvindt in authentieke leerbedrijven. MvbO7-O1 370mr/1.35

Discriminatie Elk geval van discriminatie is er één teveel. Het onderzoek van de Rekenkamer laat relatief lage percentages zien van mogelijke discriminatie van allochtone leerlingen bij BPV, hoewel niet onderzocht is of leerlingen die zich gediscrimineerd voelen ook echt gediscrimineerd zijn. Uit ervaring en onderzoek blijkt dat discriminatie voorkomt, maar dat gebrek aan een diploma en/of motivatie, beperkte omgangsvormen, een slechte taalbeheersing of de wijze van solliciteren veel bepalender zijn voor het weigeren van leerlingen dan etniciteit. Een werkgever kiest nu eenmaal voor kwaliteit en motivatie. Is die er niet dan neemt hij een andere leerling. Een deel van de leerlingen (zowel allochtoon als autochtoon) moet gesterkt worden in hun zelfvertrouwen, gesocialiseerd worden (werkritme, omgangs- en beleefdheidvormen) en georiënteerd worden op het beroep (motivatie) voordat hij/zij in contact treedt met de werkgever. Het verbeteren van het begeleiden van leerlingen naar en tijdens de beroepspraktijkvorming door onderwijsinstellingen is daarom essentieel. Uit de conclusies van de Rekenkamer blijkt dat op dit punt nog veel winst is te behalen. Kenniscentra herkennen zich overigens niet in de conclusie van de Rekenkamer dat ze weinig beleidsmatige aandacht voor discriminatie zouden hebben. Verschillende kenniscentra werken met een diversiteitsbeleid mede gebaseerd op onderzoek naar discriminatie. Er wordt specifiek geworven naar allochtone opleidingsadviseurs en praktijkopleiders. Steeds meer bedrijven van etnische ondernemers worden betrokken bij het beroepsonderwijs, onder meer via speciale projecten in de vier grote steden, zodat ook dit potentieel aan leerbedrijven steeds beter benut wordt. Indien kenniscentra klachten ontvangen over (vermeende) discriminatie zal de opleidingsadviseur altijd contact opnemen met het desbetreffende leerbedrijf. Private activiteiten kenniscentra De Rekenkamer heeft de private activiteiten van kenniscentra betrokken in het onderzoek. In de conclusies wordt gesproken over een potentieel belangenconflict, omdat kenniscentra zich bij de uitoefening van hun publieke taken mogelijk laten leiden door het uitzicht op een private opdracht. De Rekenkamer kan deze conclusie niet staven met feiten en baseert zich met name op signalen van onderwijsinstellingen, terwijl ook deze signalen niet onderbouwd worden in het onderzoek. De kenniscentra herkennen zich niet in dit beeld en zijn van mening dat de conclusie dan ook niet juist is. De kenniscentra hebben eind 2006 hun gezamenlijke visie op de scheiding tussen publiek en privaat vastgelegd in een instrument voor zelfregulering: de eigen governance code voor de kenniscentra. Alle kenniscentra hebben zich aan deze code gecommitteerd. Kenniscentra hebben afgesproken dat 2007 een invoeringsjaar is om er voor te zorgen dat alle aspecten van de code, van besturingsmodel tot..~....~....,...,.,_..$l...i..j.~..~ toe op invoering en naleving van de code. De commissie heeft tot 1 januari 2008 een toetsings- en adviesrol en vanaf 1 januari 2008 een controlerende rol. MvbO7-O1 370mr/1.35

Over publieklprivaat hebben kenniscentra vastgelegd dat het kenniscentrum zorgt voor boekhoudkundige scheiding van wettelijke taken met overheidsfinanciering en private diensten met andere financiering. Zo moeten kenniscentra een visie hebben op het (doen) verlenen van private dienstverlening, een inzichtelijke en integrale kostprijsberekening maken, en een plan maken dat ondermeer de bijdrage bevat die door de private dienstverlening wordt geleverd aan de doelstelling van het beroepsonderwijs. Kortom de governance code geeft zowel naar letter als geest het vertrouwen dat kenniscentra per 1januari 2008 publieke en private activiteiten op heldere en strikte wijze hebben gescheiden. Het is niet wenselijk dat een kenniscentrum verkooptargets hanteert voor buitendiensten die zowel publieke als private activiteiten uitvoeren. Overigens constateert de Rekenkamer dat onderwijsinstellingen kenniscentra, vanwege hun private activiteiten, soms beschouwen als concurrent, omdat kenniscentra in private opdrachten onderwijs aanbieden aan het bedrijfsleven en daarmee op het terrein van onderwijsinstellingen komen. De kenniscentra maken bezwaar tegen deze constatering en het betrekken van deze gevoelens van onderwijsinstellingen in dit onderzoek. Te meer, omdat deze gevoelens in een onjuiste context geplaatst worden en desgevraagd niet op feiten kunnen worden gestoeld. Allereerst is het niet juist dat kenniscentra zich op het terrein van onderwijsinstellingen begeven. Als het gaat om BPV dan betreft het hier alleen private cursussen voor praktijkopleiders, in het verlengde van de wettelijke taken van kenniscentra. Ten tweede, begeven ook private takken van onderwijsinstellingen zich op deze markt, die cursussen aanbieden aan praktijkopleiders. Er is in dat geval dus inderdaad sprake van concurrentie, maar dan tussen private activiteiten van nevenstichtingen van kenniscentra als onderwijsinstellingen. Hiertegen kan niemand bezwaar hebben. De kenniscentra kunnen zich dan ook niet vinden in de conclusie van de Rekenkamer dat de private activiteiten van onderwijsinstellingen geen verband houden met de beroepspraktijkvorming en daarom buiten het onderzoek zijn gelaten. Onderwijsinstellingen en kenniscentra De Rekenkamer vraagt of het wenselijk is dat BOL- en BBL-leerlingen verschillend worden behandeld, bijvoorbeeld in de mate waarin zij begeleid worden. Een BOL- en BBL-opleiding leiden op tot dezelfde kwalificatie. Om een succesvol resultaat (diploma) te bereiken zullen leerlingen optimaal begeleid moeten worden, zowel bij BOL als BBL. Hierbij is een tijdige informatie-uitwisseling tussen leerbedrijven, onderwijsinstellingen en kenniscentra essentieel voor een goede ondersteuning van de leerbedrijven door de kenniscentra. Door deze informatie-uitwisseling weten kenniscentra welke BOL- en BBL-plaatsen zijn ingevuld door leerlingen en kunnen zij de betrokken leerbedrijven en praktijkopleiders op een optimale manier ondersteuning bieden bij hun begeleidings- en opleidingstaak. MvbO7-O1 370mr11.35

De Rekenkamer constateert dat er aanwijzingen zijn dat, met name bij de BOL, leerlingen werken op BPV-plekken bij niet erkende leerbedrijven. Op basis van een eerste verkennend onderzoek schatten kenniscentra dat dit in ongeveer in 10% tot 20% van de BPV het geval is. Het is de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling om te garanderen dat de leerling BPV in een erkend leerbedrijf wordt aangeboden. Het nieuwe registratiesysteem met de gegevensuitwisseling via BRON, ondersteunt het erkenningsbeleid van kenniscentra en moet leiden tot het uitsluitend uitvoeren van de BPV bij erkende leerbedrijven: beroepspraktijkovereenkomsten kunnen slechts worden afgesloten als het bedrijf een erkend leerbedrijf is. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de erkende, veelal ervaren, leerbedrijven die geregistreerd staan en daarmee hebben aangegeven leerlingen te willen opleiden. Als ze te lang onbenut worden zal dit ertoe leiden dat ze gaan afhaken en zich niet meer beschikbaar stellen om op te leiden. Vanuit deze achtergrond zullen de kenniscentra ook de komende periode de gezamenlijke site stagemarktlleerbanen.nl met erkende leerbedrijven nog meer onder de aandacht brengen. Zonder al te veel in te gaan op de verantwoordelijkheden die onderwijsinstellingen hebben rondom BPV zien de kenniscentra bij een aantal knelpunten die de Rekenkamer constateert, mogelijkheden voor verbetering. Allereerst zullen de kenniscentra beschikbare informatie over de landelijke en regionale stage- en arbeidsmarkt delen. Deze informatie kan, in samenwerking met de onderwijsinstellingen, worden toegepast bij de beroepenoriëntatie van leerlingen, bijvoorbeeld door Kom in het Leerbedrijf en de VMBO Carrousel te organiseren. Ook in het mbo wordt de samenwerking verbeterd om de leerlingen een reëel en actueel beroepsbeeld en arbeidsmarktperspectief te geven. Ten tweede helpen de kenniscentra leerlingen en onderwijsinstellingen bij het vinden van een geschikte BPV-plek via de gezamenlijke website van de kenniscentra, www.stagemarkt.nl. Door middel van het toevoegen van bedrijfsprofielen, de Ieervragen van de leerlingen en aan te gegeven of een BPV-plaats beschikbaar is of bezet, wordt een fijnmazige matching van leerbedrijven en leerlingen mogelijk gemaakt. Het belangrijkste is een complete en actuele gegevensuitwisseling van BPV informatie van onderwijsinstellingen naar de kenniscentra. Het onderzoek van de Rekenkamer geeft aan dat kenniscentra onvoldoende en te late informatie over de feitelijke en verwachte bezetting van BPV-plekken, zowel voor BOL als BBL, ontvangen van de onderwijsinstellingen. De gegevensuitwisseling is essentieel voor het inzicht in de beschikbare stageplaatsen (BOL en BBL), het optimaal functioneren van stagemarkt.nl en een goede werking van de registers van de kenniscentra, die een fijnmazige matching van leerbedrijven en deelnemers mogelijk maakt. Kenniscentra zijn bezorgd over de signalen dat de koppeling tussen BRON in stacernarkt n! wordt vertraacd n~r 2flfl~ fl~ kpnniqr~ntr~ v~r7npk~n h~t M~n~r~ van OCW dan ook dringend om conform afspraken prioriteit te geven aan de gegevensuitwisseling van onderwijsinstellingen naar de kenniscentra, zodat de koppeling tussen BRON en stagemarkt.nl in het voorjaar 2008 is gerealiseerd. MvbO7-01370mr/1.35

Tot slot Naar de mening van Colo? kenniscentra dragen de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij aan het verbeteren van de beroepspraktijkvorming in Nederland. In overleg met het ministerie van OCW, de onderwijsinstellingen en de leerbedrijven ondernemen de kenniscentra concrete acties om de match tussen deelnemer en leerbedrijf, de kwaliteit van de leerbedrijven en de begeleiding van de deelnemer op het leerbedrijf door zowel praktijkopleider als stagedocent, en dus ook de kwaliteit van het mbo-onderwijs als geheel, te verbeteren. De Rekenkamer stelt het onderzoeksinstrumentarium dat zij ontwikkeld heeft om de beroepspraktijkvorming in kaart te brengen ter beschikking aan betrokken partijen. De kenniscentra maken graag gebruik van dit aanbod. MvbO7-01370mr/1.35