Geschreven Harmonie Annemarijn Verbeeck Page 0
Geschreven harmonie I. Inleiding 1. Tessituur Tessituur van de sopraan Tessituur van de alt Tessituur van de tenor Tessituur van de bas 2. Notatie van de partituur Annemarijn Verbeeck Page 1
II. Basisakoorden en hun verbindingen 1. Belanrijkste akkoorden IV I V kwint kwint 2. Liggingen Enge ligging Liefst niet 1) De bas krijgt de grondnoot 2) Daarna sorpaan invullen. Pas daarna alt en tenor 3) De alt krijgt de eerstvolgende noot onder de sopraan. De tenor krijgt de eerst volgende noot onder de alt. Wijde ligging Tenor en bas kunnen samenvallen 1) De bas krijgt de grondnoot 2) Daarna sopraan invullen. Pas daarna alt en tenor. 3) Tusssen sopraan en alt en tussen alt en tenor telkens één akkoordnoot overslaan. Annemarijn Verbeeck Page 2
3. Kwintverbindingen De tonale akkoorden zijn I, IV en V. Deze kunnen we verbinden door een kwintverbinding: van I naar IV of van I naar V. I IV I V I 1) De bas krijgt de grondnoot 2) Gemeenschappelijke noot in sopraan, alt of tenor 3) De twee overige stemmen maken een secundebeweging naar boven of naar beneden Uitzondering: eindcadens V-I 1) De bas krijgt de grondnoot 2) De sopraan krijgt de tonica op het I- akkoord 3) De rest van de stemmen maken een dalende beweging (of een stijgende wanneer de sopraan van si komt) V I Annemarijn Verbeeck Page 3
4. Positiewijziging Positiewijziging betekent dat de sopraan beweegt wanneer er twee keer dezelfde basnoot staat. Op deze manier kunnen we een mooiere melodielijn maken. Sopraan, alt en tenor stijgen of dalen alle drie - Terts of kwart in de sopraan - Eng blijft eng, wijd blijft wijd Sopraan en tenor dalen of stijgen allebei, alt heeft een gemeenschappelijke noot - Terts of kwart in de sopraan - Eng wordt wijd, wijd wordt eng Sopraan en alt stijgen of dalen allebei, tenor heeft een gemeenschappelijke noot - Kwint of sixt in de sopraan - Eng wordt wijd, wijd wordt eng Annemarijn Verbeeck Page 4
5. Andere kwintverbindingen Basisverbinding - Één gemeenschappelijke noot - Twee secundebewegingen - Eng blijft eng, wijd blijft wijd Tegenbeweging - Bas stijgt - Alle andere stemmen dalen - Eng blijft eng, wijd blijft wijd Tertsen parallel - De sopraan vormt twee keer een terts tegenover de basnoot - Eng wordt wijd (?) - Wijd wordt eng Annemarijn Verbeeck Page 5
6. Foutief: parallele kwinten en oktaven Foutieve tegenbeweging 8 5 - Bas daalt - Alle andere stemmen stijgen -! Parallelle octaven tussen alt en bas (do-fa) -! Parallelle kwinten tussen tenor en bas (do sol fa do) Nakijken: S A S T S B A T A B T B Annemarijn Verbeeck Page 6
III. Het sixtakoord 1. Dubbelingen In de grondligging dubbelen we de akkoorden als volgt: 8x2 5x1 3x1 In de sixtligging kunnen we ze op verschillende manieren dubbelen: 8x2 5x1 3x1 of 8x1 5x2 3x1 NIET: 3x2 2. Liggingen Beste liggingen 1) Er zit een prime of een octaaf tussen sopraan en alt 2) Er zit een octaaf tussen alt en tenor 1 2 8x2 5x2 8x2 5x2 Minder gebruikelijk: octaaf tussen alt en tenor Annemarijn Verbeeck Page 7
Liefst niet Uitzonderingen: deze worden besproken bij de verbinding tussen twee sixtliggingen 3. Positiewijziging I 6 I Positiewijziging in 2 stemmen (sopraan en bas) Basis 8x2 5x2 5x2 I I I 6 I I 6 I I 6 I Positiewijziging in 3 stemmen (sopraan, alt en bas) Maar NIET in alle 4 de stemmen! I I 6 Annemarijn Verbeeck Page 8
4. Kwintverbindingen Tussen deze graden kunnen we een kwintverbinding maken: I 6 IV I 6 V IV 6 I V 6 I Bij graden in sixtligging zijn er geen eenduidige regels. Daarom gebruiken we de basisregels voor de kwintliggingen als richtlijn. Gemeenschappelijke noot Deze komt soms voor in twee stemmen. Dan mag je kiezen welke noot je neemt als gemeenschappelijke noot. In de loop van de zin plaatst men de gemeenschappelijke nootvaak in alt of tenor (1). Op het einde van de zin komt ze meestal voor in de sopraan (2). 1 2 V 6 I I 6 IV V I Dichtstbijzijnde noot Alt en tenor krijgen de saaie noten, sopraan en bas zijn melodisch en hebben een grotere vrijheid. Hierdoor vormen de buitenstemmen soms een soort van melodisch contrapunt terwijl de de middenstemmen voor de opvulling zorgen. Annemarijn Verbeeck Page 9
5. Secundeverbindingen Mogelijke verbindingen zijn: IV V 6 en IV 6 V. Bij IV-V 6 moet de bas dalen (1), anders heeft deze een tritonus (2). Als je IV 6 V in een oefening ziet staan, kan je dit best het eerst oplossen, omdat dit de moeilijkste plaats is (3). Hier is vooral gevaar voor parallele kwinten en octaven (4). 1 2 IV V 6 IV V 6 3 of 4 IV 6 V IV 6 V 5 5 IV 6 V Annemarijn Verbeeck Page 10
IV. Opeenvolgende sixtakkoorden 1. Kwintverbindingen Kwintverbindingen met twee opeenvolgende sixtakkoorden kunnen als volgt gemaakt worden: V I 6 V 6 I I IV 6 I 6 IV 1) Zoek de gemeenschappelijke noot 2) Schrijf de grondliggingen (V-I) alsof het om een gewone verbinding gaat 3) Vul de andere stemmen in V I 6 V 6 I! Op deze manier verdubbel je de terts! Dit gebeurt altijd in het eerste van de twee sixtakkoorden Ook krijg je een soort van contrapuntische melodie tussen tenor en sopraan. I IV 6 I 6 IV Het kan natuurlijk ook zonder de terts te verdubbelen. V I 6 V 6 I Annemarijn Verbeeck Page 11
2. Secundeverbindingen Secundeverbindingen met twee opeenvolgende sixtakkoorden kunnen als volgt gemaakt worden: V (IV 6 ) V 6 I I (V 6 ) IV V De akkoorden tussen haakjes worden beschouwd als een soort wisselakkoord. Er gaat steeds een grondakkoord naar een grondakkoord. De twee akkoorden ertussen kunnen gezien worden als doorgaande akkoorden. TB Dit geeft een vergrote secunde in de alt. Dit schrijven we niet. x V IV 6 V 6 I Melodische wijze Dit schrijven we niet (maar waarom niet?) x Melodische wijze Opmerking: In een kleine tertstoonladder gebruiken we normaal de harmonische wijze, dus met een verhoogde zevende graad. Soms gebruiken we echter ook de melodische wijze. Deze heeft een verhoogde zesde en zevende graad in zijn stijgende vorm, maar de zesde en zevende graad worden terug verlaagd in de dalende vorm. Als de 6 e en 7 e toontrap in dezelfde stem zitten en elkaar dus opvolgen, gebruiken we de melodische vorm. Als de 6 e en 7 e toontrap in verschillende stemmen zitten, gebruiken we de harmonische vorm. Als de 6 e en 7 e toontrap apart van elkaar voorkomen, gebruiken we de harmonische vorm. Annemarijn Verbeeck Page 12
3. Foutief Bedekte kwinten of octaven 1) Komen voor tussen sopraan en bas 2) Komen voor als sopraan en bas in dezelfde richting naar een kwint of een oktaaf gaan, vanuit eender welk interval 3) Zijn foutief als de sopraan een sprong maakt in plaats van een secundebeweging Vergrote intervallen Deze schrijven we nooit. Verkleinde intervallen mag je wel schrijven V. Kwartsixtligging Er zijn twee soorten kwartsixtakooorden: het doorgaand kwartsixtakkoord en het wissel/cadenskwartwistakoord. 6 1. Het doorgaand -akkoord 4 Kenmerken: 1) 6 V I verhouding 4 2) De bas gaat per secundelijn 6 I I 6 (V) IV 4 IV 6 (I) (V V 6 ) is mogelijk maar voor gevorderden Een doorgaand kwartsixtakkoord bestaat uit: - 2 doorgangsnoten - 1 wisselnoot - 1 gemeenschappelijke noot Werkwijze: I 6 I 6 I 6 I 6 4 4 (V I) dit schrijven we niet maar het zijn wel deze noten 1) Sopraan en bas (maken een tegenbeweging) 2) Gemeenschappelijke noot 3) Doorgangsnoot Annemarijn Verbeeck Page 13
Tussendominant Een kwartsixtakkoord kan soms beschouwd worden als een tussendominant. Dit is zeker geen verplichting maar een mogelijkheid. Leidnoot van fa IV 6 I 6 IV 6 IV 6 4 4 [I IV] c [V I] F 2. Wisselkwartsixt- en cadenskwartsixtakoord Kenmerken 6 1) IV I verhouding 4 2) Bas heeft dezelfde, liggende noot Cadenskwartsixt: enkel op V, altijd op een sterke tel Wisselkwartsixt: op V of I, op een sterke of zwakke tel Wisselkwartsixt Met een wisselkwartsixt kan je melodie maken op een lange, stilstaande noot. Het bekendste voorbeeld hiervan is het kerstliedje stille nacht. I 6 I I 6 I V 6 I 4 4 Annemarijn Verbeeck Page 14
Cadenskwartsixt Een cadenskwartsixt vinden we vooral op het einde van een melodische zin. 6 5 4 3 V [IV I] G Dubbeling De basnoot word vooral gedubbeld. 6 kan eventueel gedubbeld worden, dit gebeurd dan vooral op zwakke tellen 4 nooit dubbelen. Deze noot moet oplossen in de terts (daarom word deze ook nooit gedubbeld) en is een labiel interval Annemarijn Verbeeck Page 15