** Concept 20 mei 2009 Sectie wz Rapportage Wmo-benchmark 2008 April 2009 Auteur(s): C. Jansens ism WZ en SoZa
INHOUD 1. Horizontale verantwoording 2. Samenvatting resultaten 3. Conclusie Pagina 2 van 7
1. Horizontale verantwoording In het kader van de Wmo is de gemeente verplicht om horizontale verantwoording af te leggen, verantwoording aan burgers en cliënten. De gemeente is op basis van artikel 9, lid 2 van de Wmo verplicht de gegevens voor deze horizontale verantwoording aan te leveren aan een door het ministerie van VWS aangewezen instelling (onderzoeksbureau SGBO). Op basis van artikel 9 van de Wmo is het college van burgemeester en wethouders verplicht om voor 1 juli gegevens te publiceren over: A de uitkomsten van onderzoek naar tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet, en B bij ministeriële regeling aangewezen gegevens over de prestaties van gemeenten op het gebied van maatschappelijke ondersteuning betreffende het voorgaande kalender jaar. Door deel te nemen aan de landelijke basisbenchmark en een cliënttevredenheidsonderzoek voldoet de gemeente aan deze verplichting. Daarnaast is de benchmark een goed instrument om de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo te monitoren. De gemeente kan ervoor kiezen om afhankelijk de actuele beleidsvragen ook bepaalde extra modules van de benchmark uit te voeren. In 2008 zijn in de benchmark de volgende modules door Houten afgenomen: - basisbenchmark - module algemene en individuele voorzieningen - module vrijwilligers - module mantelzorg De eerste benchmark Wmo dateert van 2007. De werkwijze is nog in ontwikkeling. De rapportages (en de scores) van 2007 en 2008 kunnen dan ook niet eenvoudig met elkaar vergeleken worden. In de vragenlijsten 2008 van SGBO waren verplichte en facultatieve vragen. Over 2008 zijn alleen de verplichte velden ingevuld. Achteraf blijkt helaas, dat daardoor de score wel beïnvloed is. De vragenlijsten voor komend jaar (2009) zijn dan ook weer net anders opgesteld (zonder facultatieve vragen), om dit euvel te voorkomen. De clienttevredenheidsonderzoeken mogen zich jaarlijks op een andere doelgroep binnen het brede domein van de Wmo richten. In 2007 is een cliënttevredenheidsonderzoek verricht door middel van een enquête onder gebruikers van individuele verstrekkingen (HH en rolstoelen etc.) In 2008 een cliënttevredenheidsonderzoek verricht door middel van de leefbaarheidsmonitor. Voor 2009 staat een cliënttevredenheidsonderzoek gepland voor de cliënten van het Wmo-loket. 2. Samenvatting resultaten benchmark 2008 Het is belangrijk om te bedenken dat de benchmark 2008 betrekking heeft op de situatie in 2007! De beschreven werkelijkheid is die aan de vooravond van de totstandkoming van het Wmo-beleidskader en 1 jaar na de invoering van Hulp bij het Huishouden. In zekere zin zouden we deze benchmark dan ook als een nulmeting voor ons Wmo-beleid kunnen beschouwen. In onderstaande samenvatting worden de resultaten van de 4 benchmarkrapportages samengevat. Daarbij wordt tegelijkertijd een verklaring gegeven voor de uitkomst. Die verklaring heeft of een relatie met de techniek van het invullen van de benchmark, of met de keuzes of toenmalige stand van zaken van het Wmo-beleid in Houten. Het algemene beeld is dat Houten goed scoort op de Wmo-benchmark. Het beeld sluit aan bij de beschrijving van de stand van zaken, zoals in het Wmo-beleidskader genoemd. Op sommige onderdelen is al veel ontwikkeld (prestatieveld 1, 2 en 4) en op andere onderdelen zal eerst nog nadere inventarisatie en innovatie plaats moeten vinden (bijvoorbeeld prestatievelden 5 en 7 t/m 9). De keuze van voortbouwen op het bestaande en innovatie op onderdelen, sluit dan ook goed aan bij de bevindingen in de benchmark. Pagina 3 van 7
De basisbenchmark Deze basisbenchmark is door 173 gemeenten ingevuld. In deze benchmark is informatie verzameld over alle 9 prestatievelden van de Wmo. De scores zijn in 7 kernindicatoren samengevat die weergegeven zijn met behulp van een thermometer per thema. Op het totaal van de Wmo (het gemiddelde van de scores van de 7 thermometers) heeft Houten een gemiddelde score t.o.v. de andere benchmarkgemeenten. Houten scoort op 3 thermometers boven het gemiddelde, op 3 thermometers (na correctie!) gemiddeld en op 1 thermometer onder het gemiddelde. Leefbaarheid Deze indicator heeft betrekking op gemeentelijke inzet en op sociale en fysieke kwaliteit. Houten scoort op deze indicator beter dan het gemiddelde van de benchmark. Hier zijn een aantal facultatieve vragen niet ingevuld, omdat die ook bij de leefbaarheidmonitor aan de orde komen. De inschatting is dat de score nog hoger zal uitvallen als die erbij betrokken zouden zijn. Jeugdthermometer De jeugdthermometer heeft betrekking op opvoedondersteuning, verzuim en individuele begeleiding. Houten scoort hier ruim boven het gemiddelde van de benchmark. Hulpthermometer Deze indicator heeft betrekking op mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning. Hoewel de mantelzorgondersteuning op dat moment nog in de kinderschoenen stond, scoort Houten hier boven het gemiddelde van de benchmark. Loketthermometer: De loketthermometer meet de wmo-diensten in het loket, de faciliteiten voor cliëntondersteuning, inzicht in aantallen, en tevredenheid. Houten scoort hier ongeveer gelijk aan het gemiddelde. De verwachting is dat hier met de ontwikkeling van het loket voor 2009 een hogere score uitkomt. Aandachtspunt hier is het zicht krijgen op de aantallen en de faciliteiten voor cliëntondersteuning. Dit punt wordt meegenomen in het overleg tussen gemeente en Wmo-loket VIA Houten over prestatieafspraken 2009 e.v. Participatie De participatiethermometer bestaat uit 2 componenten: - beleidsparticipatie (breedte van de opzet van beleidsparticipatie en mate waarin mensen zich vertegenwoordigd voelen door de Wmo-raad) - maatschappelijke participatie (zelfstandig wonen, deelname aan arbeid, onderwijs, maatschappelijk leven). Hoewel Houten relatief hoogt scoort op de verschillende onderdelen van deze indicator komt de gemeente toch lager uit dan het gemiddelde van de benchmark. Dit komt omdat het facultatieve cijfer aandeel thuiswonende 75plussers niet is ingevuld. Als we deze score corrigeren voor het aandeel thuiswonende 75plussers, levert dat een bovengemiddelde score op. Op 31-12-2007 is het aandeel thuiswonende 75plussers 91%. Pagina 4 van 7
Aantallen thuiswonende 75plussers per 31-12-2007 en 31-12-2008: (De kolommen zijn man/vrouw en totaal) Totaal 31-12-2007 756 1210 1966 Loericker Stee Hollandsspoor 1 16 60 76 Haltna Het Kant 193 17 40 57 Houtens Erf Stationserf 82 7 34 41 716 1076 1792 Totaal 31-12-2008 782 1235 2017 Haltna Het Kant 193 18 40 58 Loericker Stee Hollandsspoor 1 18 62 80 Houtens Erf Stationserf 82 7 31 38 739 1102 1841 Voorzieningenthermometer De voorzieningenthermometer heeft betrekking op de prestatievelden 5 en 6. voor wat betreft de individuele voorzieningen Hier scoort Houten onder het gemiddelde van de benchmark. Hoewel Houten goed scoort op tevredenheid, verricht Houten als een van de weinige gemeenten de intake niet in een keer. Uit navraag blijkt dat het hier om een interpretatieverschil gaat. Immers mensen kunnen rechtstreeks bij de gemeente een intake doen en geholpen worden. Als ze via het Wmo-loket VIA Houten komen, wordt hun aanvraag voor een individuele verstrekking doorgesluisd naar de gemeente. Het blijkt dat we dit niet als een dubbele intake hoeven te rekenen. In 2009 zal dit anders worden ingevuld. Opvangthermometer De opvangthermometer heeft betrekking op de prestatieveld 7, 8 en 9. Hier scoort Houten onder het gemiddelde van de benchmark. Deze wat lagere score heeft mn. betrekking op het zicht dat de gemeente heeft t.a.v. verslavingszorg. Dit is te verklaren uit de fase waarin het Wmo-beleid zich eind 2007 bevond. Immers, op dat moment werd juist gestart met de inventarisatie van de nieuwe prestatievelden 7, 8, en 9. Module algemene en individuele voorzieningen Aan deze benchmark heeft 122 gemeenten deelgenomen. Deze benchmark heeft betrekking op woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen. Hulp bij het Huishouden maakt hier geen onderdeel van uit. Het is lastig hier goede conclusies aan te verbinden, omdat blijkt dat gemeenten dit thema verschillend heeft aangepakt. Een aantal punten vallen op: - In Houten hebben 1.102 mensen een hulpmiddel. Dit is lager dan het benchmarkgemiddelde. - De uitvoeringskosten per inwoner zijn relatief laag. Dat geldt mn. voor de woon- en vervoersvoorzieningen. De uitgaven voor rolstoelen liggen boven het gemiddelde. - De uitgaven voor vervoersvoorzieningen heeft mn. betrekking op individuele voorzieningen en nauwelijks op collectieve voorzieningen - Het aantal nieuw toegekende woonvoorzieningen per inwoner is ook relatief laag. - Het aantal uitstaande rolstoelen zit op het benchmarkgemiddelde. Pagina 5 van 7
- Het aantal uitstaande vervoersvoorzieningen is relatief laag. Daarbij valt op dat de uitstaande individuele vervoersvoorzieningen op het gemiddelde liggen en de collectieve vervoersvoorzieningen ver daar onder. Het blijkt dat het aantal uitstaande collectieve vervoersvoorzieningen in het gehele BRU-verband laag is t.o.v. het benchmarkgemiddelde. De tevredenheid met de regio-taxi is in deze regio echter hoog. De gemeente (afdeling sociale zaken) heeft in dit kader eenmalig een financiële bijdrage geleverd aan een particulier initiatief om een rolstoelbus aan te schaffen. Rapport Vrijwilligers Aan de benchmark vrijwilligers hebben 57 gemeenten deelgenomen. Uit de benchmark blijkt dat het Houtense beleid zich vooral richt op stimulering van kwaliteit en omvang van het vrijwilligerswerk. Houten heeft in dit kader redelijk goed zicht op het thema vrijwilligerswerk. De ondersteuning van vrijwilligers richt zich met name op deskundigheidsbevordering. Aandachtspunt is dat de vacaturebank geen terugkoppeling krijgt van organisaties over vervulde vacatures. Dit wordt meegenomen in de afspraken n.a.v. de evaluatie van de vrijwilligerscentrale, die eind vorig jaar heeft plaatsgevonden. Rapport mantelzorg Aan de benchmark vrijwilligers hebben 69 gemeenten deelgenomen. Uit de benchmark blijkt dat het beleid in Houten zich meer richt op het versterken van samenhang met de betaalde zorg, op het bekendheid geven aan mantelzorg en het creëren van goede randvoorwaarden, dan op mantelzorgondersteuning. Op die eerste drie aspecten scoort Houten bovengemiddeld. Houten zegt iets minder zicht te hebben dan de benchmarkgemeenten op het thema mantelzorg. Dit laatste zegt vooral iets over de ambitie van Houten op dit onderwerp. In 2008 zijn daarom in de leefbaarheidmonitor ook vragen over mantelzorgondersteuning opgenomen, om hier meer zicht op te krijgen. In Houten worden op het gebied van mantelzorg relatief veel verschillende vormen van ondersteuning geboden (om. Arbeid en zorg, respijtzorg en informatie & advies), maar minder financiële/materiële steun. Het aantal vragen bij het steunpunt mantelzorg ligt ver onder het gemiddelde. Daarbij moet aangetekend worden dat er ook veel vragen binnenkomen via het Wmo-loket en de ouderenadviseurs. De uitgaven voor mantelzorg zijn op dat moment (2007) nog relatief laag. Dit totaalbeeld stemt overeen met de fase van het Wmo-beleid op het moment van invullen. Op dat moment werd juist e.e.a. in werking gezet. De verwachting is dat de score in 2009 beduidend hoger zal zijn. Aandachtspunt is hier: Beter zicht krijgen op het thema mantelzorg, uitbreiding van het steunpunt mantelzorg en meer investeren in mantelzorgondersteuning. Dit stemt overeen met de bevindingen in het Wmo-beleidskader, waarin vanaf 2009 extra investeringen in de mantelzorgondersteuning zijn opgenomen. De SWOH heeft daarbij de opdracht gekregen zowel de ondersteuning uit te breiden, als ook meer zicht te krijgen in vraag en aanbod van mantelzorgondersteuning. 3. Conclusie De benchmark 2008 heeft betrekking op de situatie in het jaar 2007. De beschreven werkelijkheid is die aan de vooravond van de totstandkoming van het Wmo-beleidskader en 1 jaar na de invoering van Hulp bij het Huishouden. In zekere zin zouden we deze benchmark dan ook als een nulmeting voor ons Wmo-beleid kunnen beschouwen. Het algemene beeld is dat Houten goed scoort op de Wmo-benchmark. Het beeld sluit aan bij de beschrijving van de stand van zaken, zoals in het Wmo-beleidskader genoemd. Op sommige onderdelen is al veel ontwikkeld (prestatieveld 1, 2 en 4) en op andere onderdelen moet eerst nog nadere inventarisatie en innovatie plaatsvinden (bijvoorbeeld prestatievelden 5 en 7 t/m 9). De keuze, zoals verwoord in het beleidskader van voortbouwen op het bestaande en innovatie op onderdelen, wordt daarmee nog eens onderbouwd door de bevindingen in de benchmark. Pagina 6 van 7
De benchmark 2008 is zowel geëvalueerd op procesmatige aandachtspunten m.b.t. het registreren van gegevens en het invullen van de vragenlijsten, als op inhoudelijke aandachtspunten voor het Wmo-beleid. De inhoudelijke aandachtpunten zijn ook al meegenomen bij de doorontwikkeling en de implementatie van het Wmo-beleid op de verschillende onderdelen vanaf eind 2008. Voorbeelden hiervan zijn: - Ontwikkeling ketenaanpak maatschappelijke opvang (Advies- en steunpunt Huiselijk Geweld) en OGGZ (Meldpunt Zorg- en Overlast). - Totstandkoming van het Wmo-loket VIA Houten, waarin verdieping en verbreding van de dienstverlening plaatsvindt. - Evaluatie vrijwilligerscentrale, waarbij ook aandachtspunten uit de benchmark worden meegenomen in de doorontwikkeling. - Innovatieproject Wmo, met accent op ontwikkeling van voor collectieve voorzieningen voor mensen met een beperking. - In het kader van de opdracht 2009 m.b.t. uitbreiding en innovatie mantelzorgondersteuning heeft de SWOH de opdracht gekregen zowel de ondersteuning uit te breiden, als ook meer zicht te krijgen in vraag en aanbod van mantelzorgondersteuning. Pagina 7 van 7