Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

het lid Bashir (SP) over een heffingsvrije voet van 50 woningen (TK nr. 23).

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Beantwoording artikel 38 vragen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2014D10807 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2014D34450 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Dit advies, gedateerd 3 april 2015, nr. W /l, bied ik U hierbij aan.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Eerste Kamer der Staten-Generaal

BESLUITENLIJST. Voorronde Open Huis. Datum: 10 september 2015 Onderwerp: Discussienota herziening subsidiebeleid

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Brief van de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voordracht voor de raadsvergadering van 7 en 8 november 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A. van Hunnik (GroenLinks) (d.d. 15 maart 2016) Nummer 3156

Recente ontwikkelingen op het gebied van de volkshuisvesting. Raadscommisie Ruimte en Vastgoed 24 maart 2015 Gabrielle van Asseldonk

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2017D25309 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

agendanummer afdeling Simpelveld VII- IBR 13 november 2014 Herziening Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Simpelveld 37216

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 24 508 Volkshuisvestingsbeleid Nr. 54 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 13 juli 1999 De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 1 heeft op 30 juni 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Remkes van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over: 1. bezuiniging op het Besluit woninggebonden subsidies (24 508, nr. 50); 2. toezichtsbeleid in relatie tot de nota Wonen, alsmede de aankoop van onroerend goed van Oibibio door de corporatie Het Oosten. Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Bezuiniging op het Besluit woninggebonden subsidies Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), voorzitter, Van Middelkoop (GPV), Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Augusteijn- Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Eisses-Timmerman (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Kortram (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van Gent (Groen- Links), Oplaat (VVD), Van der Staaij (SGP), Schoenmakers (PvdA) en Udo (VVD). Plv. leden: Leers (CDA), Stellingwerf (RPF), Dijksma (PvdA), Valk (PvdA), Essers (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), De Boer (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Visser-Van Doorn (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), Bos (PvdA), Van den Akker (CDA), Giskes (D66), M. B. Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Niederer (VVD), Van t Riet (D66), Spoelman (PvdA), Voorhoeve (VVD) en Waalkens (PvdA). De heer Duivesteijn (PvdA) merkte op dat de bezuiniging op het Besluit woninggebonden subsidies (BWS) is opgenomen in het regeerakkoord en dat daarin ook is opgenomen dat er op 1 januari 2000 een sluitend stelsel dient te zijn voor een revolving fund waarin de onderlinge solidariteit tussen rijke en arme corporaties en de rechtsgelijkheid binnen de volkshuisvesting zijn gewaarborgd. De te beantwoorden vraag is hoe aan de ene kant de sociale woningbouw wordt veiliggesteld en hoe aan de andere kant de beoogde bezuiniging kan worden gerealiseerd. Het had hem geïrriteerd dat het kabinet deze bezuiniging naar voren heeft gehaald. Hij achtte haar pas te rechtvaardigen als de sociale woningbouw is veiliggesteld en constateerde dat die garantie niet is gegeven. Hij memoreerde dat de staatssecretaris had gezegd bereid te zijn te kijken naar knelpunten. De Kamer had gevraagd om een inventarisatie van de programma s van Vinex gemeenten en wilde graag weten hoe de financiering daarvan is geregeld. Dit was toegezegd en daarop was het rapport van Kolpron Consultants verschenen. Dergelijke rapporten zagen wel vaker het licht in de sfeer van de volkshuisvesting. Het betrof stukken met buitengewoon intelligente formuleringen, inhoudende dat er nogal wat ontsnappingsclausules in zitten, waarmee hij zich niet of nauwelijks kon identificeren. De opdracht aan Kolpron Consultants was niet om de motie-van Dok-van Weele uit te voeren, hetgeen de heer Duivesteijn verbaasde. Na de KST40487 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 1999 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 1

toezegging dat deze motie uitgevoerd zou worden, was zij overbodig en werd zij ingetrokken. De beperkte opdracht aan Kolpron Consultants was het onderzoeken van een aantal knelpunten en van bestaande afspraken tussen budgethouder en corporaties inzake de woningbouw. Hij meende dat er sprake moet zijn van de realisering van mogelijk 30% sociale woningbouw. Hij vond het belangrijk dat in beeld wordt gebracht wat het woningbouwprogramma tot 2004 of 2005 inhoudt en wat de voornemens zijn van de betrokken gemeenten voor dat programma. Zijn daarover al afspraken gemaakt met de corporaties? Zijn al knelpunten bekend? Is te verwachten dat knelpunten zullen ontstaan? Hij betreurde het dat slechts een overzicht is gegeven over twee jaar. Er waren wel knelpunten geformuleerd, maar de staatssecretaris was van mening dat die opgelost konden worden. Uit reacties blijkt dat gemeenten aanzienlijke financiële problemen voorzien. Dat betreft niet alleen gemeenten in Vinex-gebieden, maar ook in andere gebieden waarvoor BWS-gelden gebruikt kunnen worden. De PvdA-fractie maakte zich grote zorgen over de realisering van maximaal 30% sociale woningbouw in Vinex-gebieden en in de bestaande steden. Zij had niet indruk dat er een stelsel is dat de onderlinge solidariteit tussen woningcorporaties regelt, hetgeen ertoe kan leiden dat in het ene gebied wel sociale woningbouw plaatsvindt en in het andere gebied niet, met het gevolg dat grote rechtsongelijkheid ontstaat. Uit de laatste cijfers betreffende Vinex-contracten blijkt dat er vooral sprake is van dure woningen, dat de staatssecretaris pleit voor nog duurdere woningen, dat het aantal goedkope woningen verder afneemt en dat er nauwelijks sprake is van enige betrokkenheid om de beoogde 30% sociale woningbouw veilig te stellen. Verder blijkt uit die cijfers dat de toegang van lagere inkomensgroepen tot de nieuwbouw dramatisch aan het afnemen is. Ruimtelijke tweedeling achtte de heer Duivesteijn een fundamenteel vraagstuk. In bepaalde, oude delen van de stad wonen vrijwel alleen maar lagere inkomensgroepen, terwijl in andere, vaak nieuwe delen van de stad er voor lagere inkomensgroepen nauwelijks toegang is. Daarom zette hij vraagtekens bij de manier waarop het beleid vorm wordt gegeven. De vraag is of de bereidheid nog steeds aanwezig is, 30% sociale woningbouw te realiseren. Indien dat het geval is, is de vraag hoe dat vorm moet worden gegeven. Hij verzocht de staatssecretaris om een breder onderzoek dat op een zodanig tijdstip is afgerond dat de resultaten ervan kunnen worden besproken bij de behandeling van de Miljoenennota. De heer Rietkerk (CDA) herinnerde eraan dat bij de behandeling van de begroting voor dit jaar aandacht is gevraagd voor de effecten van de BWS-bezuiniging. Toen al was duidelijk dat er effecten zouden kunnen optreden op de sociale woningbouw, op de binnenstedelijke vernieuwing in het kader van de particuliere sector en op de woonwagenproblematiek. In die begrotingsbehandeling was door de PvdA-fractie een amendement ingediend, dat later werd vervangen door een motie, welke motie uiteindelijk is ingetrokken. Hij stond nog steeds achter de inhoudelijke argumenten die destijds door de PvdA-fractie zijn aangevoerd. Op grond daarvan had de CDA-fractie een amendement ingediend bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Deze motie werd niet gesteund door een aantal fracties die het echter inhoudelijk wel met de CDA-fractie eens waren. Hij stelde dat de staatssecretaris had meegedeeld dat er een oplossing is voor de woonwagenproblematiek en dat het daarvoor benodigde bedrag, 60 mln., was gevonden. In diens brief aan de Kamer zou daarop worden ingegaan, maar de heer Rietkerk had uit dat stuk niet kunnen halen welke afspraken zijn gemaakt om de woonwagenproblematiek op te lossen en Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 2

vroeg om een toelichting. Zijn de financiële knelpunten van Maastricht inmiddels weggenomen via gemaakte afspraken? Hij herinnerde eraan dat de staatssecretaris had toegezegd, de knelpunten in beeld te zullen brengen via het Kolpronrapport. Amsterdam, Den Haag, Papendrecht en Pijnacker/Nootdorp hadden aangegeven op korte termijn problemen te voorzien met de taakstelling voor sociale woningbouw, terwijl Barendrecht volgend jaar dergelijke problemen verwachtte. In Den Haag en Utrecht speelden ook nog binnenstedelijke problemen een rol. De particuliere woningverbetering daar kwam in de knel. Dat probleem werd niet opgelost door wat staat in het regeerakkoord over de verevening van de woningcorporaties. Hoe denkt de staatssecretaris de geschetste knelpunten op te lossen? In het Kolpronrapport is ook sprake van nieuwe afspraken inzake sociale woningbouw. Gaat het om herziening van contracten betreffende sociale woningbouwprogrammering? Zal dit niet leiden tot de vraag uit het veld of de overheid nog wel zo geloofwaardig is? Een mogelijke oplossing van de knelpunten zou een verevening van de woningcorporaties kunnen vormen. Heeft de staatssecretaris een landelijk beeld van de regionale knelpunten tot 2004? Acht hij de corporaties in staat die verevening krachtig ter hand te nemen, zodat er in januari 2000 zicht is op een stelsel van revolving fund? De heer Rietkerk vroeg de staatssecretaris toe te zeggen dat de Kamer een week voor de behandeling van de begroting van VROM een rapportage ontvangt, bevattende een inventarisatie van knelpunten op regionaal niveau tot 2004 en de te verwachten resultaten van de verevening van de corporaties. Bovendien vroeg hij de staatssecretaris in beeld te brengen welke nieuwe afspraken zijn gemaakt over sociale woningbouwprogramma s. De heer Luchtenveld (VVD) merkte op dat bezuinigingen altijd pijn doen. Toch was de keuze voor deze bezuiniging bewust gemaakt, ook in het licht van het nieuwe ISV. Zijn fractie steunde het beleid, corporaties en gemeenten meer vrijheid te geven om creatieve oplossingen te zoeken en minder te leunen op de rijksoverheid. Uit de duidelijke inventarisatie van de knelpunten blijkt dat er nog slechts in vier gemeenten echte knelpunten zijn. Hij kon zich vinden in de stelling van de staatssecretaris dat via de spaarsaldi en matchinginitiatieven van de sector oplossingen te vinden zijn en dat er op dit moment geen aanleiding is om aanvullende middelen te verstrekken. Belangrijk achtte hij de realisering van de afgesproken bezuiniging en het handhaven van het daarover gestelde in het regeerakkoord. Hij herinnerde eraan dat de staatssecretaris had toegezegd dat, als er verder nog knelpunten blijken te zijn, deze bij hem gemeld kunnen worden waarna bezien kan worden of maatwerk in individuele gevallen geboden kan worden. Antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris dacht wel eens dat de opstellers van het regeerakkoord er verstandig aan hadden gedaan om de bezuiniging op het BWS niet op te nemen en het budget voor stedelijke vernieuwing met 290 mln. te verminderen, omdat dan een heel andere discussie zou zijn gevoerd. De huidige discussie vond hij gaan in de richting van een potjesdiscussie. Hij hechtte er sterk aan te reageren op de stelling dat de motie-van Dok-van Weele niet is uitgevoerd. In zijn brief van 2 november 1998 had hij gesteld: «indien, maar alleen nadat BWS, spaarsaldimatching en WSDV-mogelijkheden zijn benut, er alsnog knelpunten optreden bij het realiseren van sociale nieuwbouw op Vinex-locaties, en onder knelpunten versta ik het niet kunnen nakomen van op dit moment bestaande afspraken tussen budgethouder en corporatie inzake de realisatie van sociale woningbouw op Vinex-locaties, wil ik in 1999 de mogelijkheden Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 3

bezien om de nodige middelen te verschaffen. Alsdan zullen eventuele financiële gevolgen worden voorzien van dekking vanuit de ISV-middelen». Op basis van deze brief had de PvdA-woordvoerder de motie ingetrokken. Als de PvdA-fractie andere opvattingen had, had zij die motie in stemming moeten laten brengen, waarop de heer Duivesteijn opmerkte dat zijn fractie niet akkoord is gegaan met de in deze brief vervatte enge interpretatie, maar akkoord is gegaan met hetgeen door de staatssecretaris op 4 november jl. is gezegd, namelijk dat hij de motie als ondersteuning van zijn beleid zag en dat hij volop de bereidheid had aan die motie uitvoering te geven. Op grond daarvan was de motie ingetrokken. De staatssecretaris stelde dat het in de najaarsdiscussie ging om de sociale woningbouw op uitleglocaties. Er bestond toen overeenstemming over dat het onwenselijk zou zijn als deze bezuiniging ertoe zou leiden dat het voorgenomen aandeel sociale woningbouw niet gerealiseerd zou kunnen worden, met alle gevolgen van dien voor eenzijdigheid in wijkopbouw en dergelijke. Het was hem gebleken dat het probleem nu veel ruimer in de tijd wordt gezien. Er wordt nu gesproken over 2004, terwijl de discussie zich concentreerde op de jaren 1999 en 2000. Hij wees erop dat in 2004 beschikt kan worden over het ISV, dat ook moet voorzien in de sociale opgave op uitleglocaties. Gemeenten en provincies krijgen uit het ISV-budget een bedrag dat zij vrijelijk binnen de fysieke kolom kunnen besteden. Voor de totale periode is dat vrij aanzienlijk meer dan waarop gerekend kon worden voor de totstandkoming van het regeerakkoord. In de brief van de vier grote gemeenten ging het ook, en vooral over particuliere woningverbetering en goedkope koopwoningen. De staatssecretaris merkte op dat een en ander langs deze weg geen subsidieondersteuning behoeft, omdat het proces goed loopt. Voorts was in die brief sprake van hoog niveau renovatie. Ook dat is belangrijk, maar hij benadrukte dat daarover de discussie in het najaar niet ging. Uit een recent opgesteld overzicht bleek dat in de jaren na de totstandkoming van het regeerakkoord voor deze sector aanmerkelijk meer geld beschikbaar is dan in de jaren ervoor. Hij gaf aan dat de corporaties bezig zijn met een aantal initiatieven. In het gesprek dat hij nog voor de zomervakantie zou voeren met AEDES zal moeten worden vastgesteld of aan de afspraken in het regeerakkoord voldaan kan worden. Indien dit niet het geval blijkt te zijn, zal gewerkt worden aan alternatieven. AEDES had laten weten voldoende aanleiding te zien om de zaken te regelen. Gebleken is dat er sprake is van nogal wat spaarsaldi, waarbij Amsterdam hoog scoort, terwijl nagegaan was of de aangegane verplichtingen hard dan wel zacht waren. Als er echte knelpunten waren, kon een gemeente zich bij de staatssecretaris vervoegen voor een open gesprek. Tot nu toe had zich echter geen enkele gemeente gemeld. Het was hem ter ore gekomen dat, als er ergens sprake zou kunnen zijn van een echt knelpunt, dit in de regio Haaglanden/ Ypenburg zou zijn. Hij had de betrokken Haagse wethouder gevraagd of, als Den Haag er in het kader van de verdeling van de ISV-gelden iets bijgeplust had gekregen, die gemeente zich toch als knelpuntgemeente in het kader van BWS zou hebben aangemeld. Het antwoord luidde: nee. De 30% sociale nieuwbouw was en is het maximum. Op sommige locaties was dit nodig en werd daarvoor gekozen, op andere locaties niet. Overigens gaf de staatssecretaris aan dat er, wat dat maximum betreft, niet zou worden gemillimeterd. Hij had in de brief die de commissieleden vanmorgen had bereikt, vermeld dat in het bestuurlijk overleg met VNG en IPO is afgesproken dat de woonwagenproblematiek ten laste komt van het ISV-knelpuntenbudget dat maximaal 60 mln. omvat en dat hiertoe het eerder genoemde bedrag was opgehoogd tot 450 mln. Door het departement van VROM zal nu met Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 4

de VNG geïnventariseerd worden waar zich echte knelpunten bevinden en hoe deze binnen die 60 mln. in redelijkheid kunnen worden opgelost. Indien dit niet helemaal mogelijk blijkt te zijn, had het gemeentebestuur de mogelijkheid, nog wat bij te plussen via de reguliere ISV-middelen die het ontvangt. Duidelijk was hem geworden dat Maastricht een zeker probleem heeft. Daar is echter ook sprake van een specifieke economische activiteit: het opknappen van auto s met een omzet van 180 mln. op jaarbasis. Hij vroeg zich af of het oplossen van het probleem voor rekening van de rijksoverheid moet komen en of er bij betrokkenen ook niet een bepaalde verantwoordelijkheid ligt. Iets dergelijks gold met betrekking tot de palenproblematiek. De VNG was van mening dat er bovenop het ISV-budget nog een bedrag moest komen. De staatssecretaris was bereid een bepaald bedrag af te zonderen voor de oplossing van de palenproblematiek, maar dat zou dan wel afgaan van de totale budgettaire ruimte van het ISV. Daar voelde de VNG niets voor, waarna de afspraak was gemaakt dat het probleem wordt aangepakt binnen de systematiek van het oplossen van de knelpunten. Het was hem niet bekend of er bij gemeenten concrete voornemens zijn om tot aanpassing van de contracten te komen. Hij wilde het openbreken van contracten niet bevorderen. Er was een verband tussen wat er op uitleglocaties gebeurt en wat er binnenstedelijk gebeurt. Dat is een van de redenen geweest om te komen tot een integraal investeringsbudget. De staatssecretaris vond het niet juist, voor de langere termijn er één element uit te lichten. Naar aanleiding van wat hem tot nu toe geworden is, had hij geen grote zorg. Door zijn voorganger was Haaglanden aangeboden een pilotproject te starten van corporaties en gemeenten, met VROM in een faciliërende rol. De corporaties zijn daarmee akkoord gegaan. Een paar maanden geleden hebben zij dat opgezegd, omdat zij er geen behoefte aan hadden en zichzelf konden redden. Erbij werd gezegd dat de corporaties rechtstreekse ISV-corporaties zouden moeten worden, met uitschakeling van de gemeenten. In zo n geval kon de staatssecretaris niet tot de conclusie komen dat er sprake is van een evident financieel knelpunt. Nadere gedachtewisseling De heer Duivesteijn (PvdA) stelde dat de principiële lijn is dat maximaal 30% sociale woningbouw wordt gerealiseerd. Uit het rapport van Kolpron Consultants was hem gebleken dat gemeenten slechts voor 10% afspraken hebben gemaakt over sociale woningbouw en derhalve voor 90% niet. Is dit juist? Het was logisch dat bepaalde gemeenten begonnen zijn met dure woningbouw, omdat de markt op het ogenblik een belangrijke partij is. Vroeger werd begonnen met sociale woningbouw, nu gebeurt dat later en valt de grote klap pas in 2002 en volgende jaren. Dit houdt in dat de knelpunten waarover vandaag gesproken wordt marginale knelpunten zijn en dat de grote knelpunten nog komen. De heer Duivesteijn was er absoluut van overtuigd dat er bezuinigd kan worden op het BWS. In Vinex-gebieden kan gekomen worden tot een vorm van matching, in aanmerking genomen wat er aan kapitaal aanwezig is in de corporatiesector. Zijn conclusie was dat het vraagstuk kan worden opgelost. Daarvoor zijn twee mogelijkheden: óf de rijksoverheid doet het op de traditionele manier óf er wordt ingezet op het maken van matchingafspraken. Daarbij mocht het niet gebeuren dat, als gemeenten zeg maar 14% sociale woningbouw gerealiseerd willen zien, de corporaties zeggen: ga maar naar het ISV, want dat is niet afgesproken bij het regeerakkoord. Hij wees erop dat bij het regeerakkoord is afgesproken te komen tot matching van middelen in de corporatiesector. Hij hoopte dat de realisering van 30% sociale woningbouw mogelijk zou zijn via een goed stelsel van matching, waarbij de rechtsgelijkheid van de Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 5

burgers in het oog wordt gehouden. Duidelijk moest zijn wat het beeld van de woningbouw tot 2005 is en hoe de realisatie gegarandeerd kon worden. Hij was graag bereid mee te denken over oplossingen die passen binnen het kader van het regeerakkoord. De heer Rietkerk (CDA) had nog geen reactie gehad op zijn verzoek om de Kamer een week voor de begrotingsbehandeling een inventarisatie te doen toekomen van de knelpunten op regionaal niveau en de verwachte resultaten van de verevening. Het leek hem juist een doorkijk te hebben tot 2004 om beleid te kunnen voeren. Hij benadrukte dat de CDA-fractie altijd bereid was mee te denken over oplossingen. De heer Luchtenveld (VVD) zou gemeentebesturen niet adviseren op grote schaal ISV-middelen in te zetten voor sociale woningbouw in uitleglocaties, aangezien het ISV primair bedoeld is voor binnenstedelijke locaties. Hij kon zich voorstellen dat het heel prettig zou zijn om, als in oude wijken sociale woningbouw moet worden gesloopt, in nieuwbouwwijken te komen tot 30% (of een ander aanzienlijk percentage) sociale woningbouw. Naar zijn mening zouden corporaties niet gemakkelijk kunnen zeggen dat het BWS maar moet worden voortgezet met behulp van ISV-geld. Hij herinnerde eraan dat veel gemeenten op het gebied van grondexploitatie gouden tijden meemaken, ook wat de uitleglocaties betreft en dat er dus mogelijkheden zijn voor gemeentelijke bijdragen. Mevrouw Van t Riet (D66) was van mening dat goed in de gaten gehouden moet worden dat voldoende sociale woningbouw in Vinexlocaties tot stand worden gebracht. Zij vond het verbazingwekkend dat tot nu toe zo weinig terecht is gekomen van prestatieafspraken tussen gemeenten en corporaties en vroeg de staatssecretaris die instanties daarop aan te spreken. Naar haar oordeel waren geen aanvullende gelden nodig, indien de corporaties hun maatschappelijke verantwoordelijkheid zouden nemen. De staatssecretaris wilde wat het laatste betreft niet vooruitlopen op het overleg met AEDES waarin de vraag beantwoord wordt of betrokkenen er zelf uitkomen dan wel dat door de rijksoverheid nader stappen moeten worden gedaan. In elk geval was hij niet van plan achterover te leunen totdat iets uit de sector is gekomen. De problemen moesten primair worden opgelost in het kader van de matchingdiscussie. Hij kon op dit moment niet tot de conclusie komen dat er sprake is van financiële knelpunten in de periode waarvoor de BWS-middelen gelden. Het was niet alleen maar een gemeentelijke verantwoordelijkheid om de doelstelling van maximaal 30% sociale woningbouw te realiseren, doch ook een verantwoordelijkheid van het Rijk. Hij releveerde dat volgend jaar de herijking Vinex plaatsvindt en zegde toe dat voor de zomer van 2000 in beeld wordt gebracht wat op de verschillende locaties aan de orde is, welke percentages worden gerealiseerd en wat de barrières daarbij zijn. Hij vond een periode van een paar maanden te kort om de zaken goed op een rij te zetten. Volgend jaar is er bovendien meer politieke duidelijkheid over de matchingkwestie. Voor de tussenliggende periode bleef gelden dat, als zich problemen voordoen, zijn deur open zou staan om te praten over oplossingen. De heer Duivesteijn (PvdA) merkte op dat, als een en ander nadrukkelijk gekoppeld wordt aan de herijking Vinex en tussentijdse knelpunten besproken kunnen worden, tegemoet wordt gekomen aan de wensen van zijn fractie. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 6

Toezichtsbeleid in relatie tot de nota Wonen, alsmede de aankoop van onroerend goed van Oibibio door de corporatie Het Oosten Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Rietkerk (CDA) vond dat ten aanzien van Oibibio niet strijdig is gehandeld met de regels, maar wilde de principiële discussie voeren in het kader van de nota Wonen. Mevrouw Van t Riet (D66) constateerde dat zij niet voor niets vragen had gesteld over de aankoop van Oibibio, aangezien dit de staatssecretaris had gebracht tot een nieuw toezichtsbeleid. De harde grenzen van het BBSH, geen bouw van complexen huur- en koopwoningen boven de grens van f 261 000 en geen diensten verlenen buiten de eigen kring van huurders en kopers, worden losgelaten onder verwijzing naar de grote investeringen die gedaan moeten worden in het kader van de stedelijke vernieuwing. De genoemde criteria vond zij heel ruim geformuleerd. Wat zijn grote financiële risico s? Wanneer is het aannemelijk dat uiteindelijk aan de volkshuisvestingstaken een bijdrage wordt geleverd? Met het oog op de beoordeling van de aankoop van Oibibio vroeg zij of de staatssecretaris kan uitleggen hoe een buurt die zich in een neerwaartse spiraal bevindt tevens een hoge economische potentie kan bezitten. Als die buurt een hoge economische potentie bezit, zijn er dan geen commerciële marktpartijen die ruim 35 mln. willen investeren in die buurt? Volgens het BBSH mogen corporaties investeren in de leefbaarheid van buurten en wijken. Dit is niet het geval bij de aankoop door Het Oosten van Oibibio. Oibibio ligt in het hartje van Amsterdam. Weliswaar bezit Het Oosten in dit stadsdeel reeds enkele panden, maar was de aankoop van dit onroerend goed niet in strijd met artikel 12a van het BBSH? Dit kon toch nooit een reden zijn om te stellen dat formeel is voldaan aan de voorwaarden van het BBSH? Mevrouw Van t Riet was tot de conclusie gekomen dat geen volkshuisvestelijk belang is gediend met de aankoop van Oibibio door Het Oosten. Zij meende dat het BBSH wellicht niet naar de letter maar wel naar de geest is overtreden. De criteria die de staatssecretaris voor ogen heeft voor zijn toezichtsbeleid in de overgangsperiode naar de vaststelling van de Nota Wonen vond zij dan ook te ruim geformuleerd. De heer Duivesteijn (PvdA) vond het een psychologische blunder van de eerste orde dat Het Oosten tot deze aankoop is overgegaan. Wanneer deze corporatie onderdeel was geweest van een participatiemaatschappij waarin verschillende partijen de verantwoordelijkheid voor een gebied nemen, zou hij er geen bezwaar tegen hebben gehad. Naar aanleiding van de mededeling van de staatssecretaris dat Het Oosten een zeker risico loopt, maar dat de financiële continuïteit van de corporatie geen gevaar loopt, stelde hij dat, aangezien deze corporatie behoorlijk wat financiële middelen heeft, zij wel heel wat domme dingen moest doen om haar financiële continuïteit in gevaar te brengen. Hij vond dan ook het criterium «het in gevaar brengen van de financiële continuïteit» niet hanteerbaar. De staatssecretaris merkte op dat getoetst moet worden aan wat is neergelegd in het BBSH, maar de heer Duivesteijn meende dat de staatssecretaris het BBSH te ruim interpreteerde. Het prestatieveld woonen leefomgeving is kort geleden geïntroduceerd. Het was nooit de bedoeling geweest dat een onderneming die een paar pandjes in de buurt heeft plotseling ettelijke miljoenen gaat investeren zogenaamd in de sfeer van de woon- en leefomgeving. In de omgeving van Oibibio was alleen maar sprake van revitalisering. Weliswaar had men daar te maken met prostitutie en onderwereld, maar dat wilde niet zeggen dat die buurt in verval raakt. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 7

Hij vond het vreemd zo n onroerend goed ondershands aan te kopen, terwijl bekend was dat het op de veiling kwam. Na aankoop bleek de huurder een onzeker element te vormen. Verkoop na faillissement kan alleen na allerlei aanpassingen aan het onroerend goed. Hij vond het een aankoop die niet had mogen plaatsvinden in een stad die bijzonder veel goede mogelijkheden biedt om het geld beter te besteden, maar het was niet zijn inzet, te trachten die aankoop ongedaan te maken. De heer Duivesteijn pleitte voor verscherping van de criteria. Aan het eerste criterium wilde hij toevoegen dat het prestatieveld woon- en leefomgeving niet zodanig kan worden geïnterpreteerd dat een eiland in de Noordzee ten behoeve van Schiphol gerealiseerd kan worden. De uitspraak in het tweede criterium dat de corporatie geen grote financiële risico s moet lopen, vond hij erg belangrijk. Zoiets moest gedekt worden door rapporten. Eén miskoop of blunder zou de financiële continuïteit van de corporatie op geen enkele wijze ter discussie stellen en zou hoogstens de solvabiliteit wat kunnen beïnvloeden. De heer Biesheuvel (CDA) stelde dat de staatssecretaris op verzoek van de Kamer had nagegaan of de aankoop van de panden in strijd zijn met de regels die voor corporaties gelden en tot de conclusie was gekomen dat die aankoop binnen de regels mogelijk is. Hij was het daarmee eens. Blijkbaar werd die mening gedeeld door de verantwoordelijke PvdA-wethouder in Amsterdam. Heeft die wethouder deze visie vanuit volkshuisvestelijk belang geuit of gelden andere belangen? Hij begreep dat de vijf criteria worden uitgewerkt in de nota Wonen. Zijn bijzondere aandacht ging uit naar het criterium dat het in het vervolg aannemelijk moet zijn dat aan de volkshuisvestingstaken een bijdrage wordt geleverd. De heer Hofstra (VVD) kon instemmen met de vermelde criteria. Hij meende dat zij gelden voor de tussentijd en wilde op voorhand niet uitsluiten dat in de Nota Wonen ook andere criteria worden opgenomen. Een verheldering van het derde criteria waarin sprake is van belasting leek hem op haar plaats. Hij ging ervan uit dat daarbij gedoeld wordt op alle vormen van belastingen die ook door particulieren moeten worden betaald, niet één uitgezonderd. Hij had aarzelingen bij de aankoop van Oibibio door Het Oosten op grond van de regelgeving. Zijn fractie was geen groot voorstandster van het onderbrengen van leefbaarheid in het BBSH, omdat zij vreesde dat dit verschuiving van geld zou meebrengen van corporaties naar gemeenten terzake van vernieuwing van de riolering, alsmede het rooien en planten van bomen. In dit geval was er meer sprake van een bovenwijkse voorziening. Als alleen het leefbaarheidsaspect overblijft, vond hij het vrij dun. Had dit niet beter overgelaten kunnen worden aan particuliere partijen? Weliswaar wordt alles extern gefinancierd, maar daarmee is het risico niet op voorhand weggenomen. Wordt er BTW betaald? Uit de stukken was hem gebleken dat Het Oosten inzage heeft in de bedrijfsvoering en zelfs een toezichthouder mag aanstellen. Dat bevreemdde hem, omdat de vorige keer door de staatssecretaris was gezegd dat het alleen ging om het onroerend goed. Kan hierover opheldering worden gegeven? In de deal zat het voorbehoud van goedkeuring door «Den Haag». Kan hierover iets meer worden meegedeeld? Mevrouw Van Gent (GroenLinks) betwijfelde of het juist is dat dergelijke activiteiten met gemeenschapsgeld gefinancierd worden. Door het toestaan van commerciële activiteiten aan woningbouwverenigingen vervagen de grenzen, waarvan zij geen voorstandster was. In dat kader achtte zij een veel bredere discussie nodig, die het beste kan plaatsvinden bij de behandeling van de nota Wonen. Tegen de aankoop van de panden Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 8

van Oibibio, nu genaamd Oininio, verzette haar fractie zich niet, al vond zij de risico s behoorlijk groot. Antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris meende dat het beeld dat door sommige woordvoerders is geschetst van activiteiten van corporaties weinig met de maatschappelijke werkelijkheid heeft te maken. Corporaties verrichten reeds op ruime schaal commerciële activiteiten, zoals in de sfeer van het bouwen van koopwoningen. De vraag moest bezien worden of het BBSH als kader voor de corporaties zich nog wel verhoudt tot de werkelijkheid zoals die zich heeft ontwikkeld of dat die ontwikkelingen zouden moeten worden teruggedraaid. Hij wees op hetgeen staat in de artikelen 12 en 21a van het BBSH, goedgekeurd door de Kamer. De staatssecretaris moest toetsen aan het BBSH. Als hij tot de conclusie was gekomen dat een handeling van een corporatie niet juist is, moest hij die corporatie een aanwijzing geven die juridisch houdbaar is. Deze toets is toegepast op de aankoop door Het Oosten van Oibibio. De heer Duivesteijn was van mening dat alles wat corporaties doen in het belang moet zijn van de volkshuisvesting en dat dit een kapstok is waaraan het BBSH moet worden opgehangen. Hij achtte het daarom juridisch mogelijk deze aankoop te veroordelen, maar de staatssecretaris was van mening dat, als het Rijk zo te werk was gegaan, het volledig in het ongelijk zou zijn gesteld. Hij vond dat de besluitvormingsprocedure, door Het Oosten gevolgd, zorgvuldig was. De raad van toezicht was tijdig gekend, er lag een taxatierapport op tafel en de financiële afwegingen waren zorgvuldig totstandgekomen. Er werden financiële risico s gelopen, maar die waren niet van dien aard dat de conclusie moet worden getrokken dat er sprake is van strijdigheid met artikel 21 van het BBSH. Hij onderschreef dat een meer fundamentele discussie moet worden gevoerd bij de behandeling van de Nota Wonen. Een aantal activiteiten van corporaties vinden, het BBSH in aanmerking genomen, plaats in een schemerig gebied. Daarom leek het hem goed, in de tijd tot het bespreken van de nota Wonen, te bezien hoe met het BBSH moet worden omgegaan. Dat kan aan de hand van de vijf criteria, genoemd in de brief van 28 juni jl. De staatssecretaris had begrepen dat de heer Duivesteijn een verscherping van enkele criteria voorstond en wilde zulks betrekken bij toekomstige individuele gevallen, maar wees erop dat deze criteria nooit in de plaats kunnen treden van wat in het BBSH staat, hetgeen een juridische complicatie oplevert. Hij was bereid om de Kamer in januari 2000 mee te delen hoeveel gevallen bij het departement zijn aangemeld, zodat de Kamer zicht kon houden op het proces. Hij merkte op dat de woningbouwvereniging Het Oosten een vrij fors deel van haar inkomsten genereert buiten het traditionele woningbestand om. Dat deel komt ten goede aan het uitvoeren van de traditionele taken van de woningbouwvereniging. Bij de behandeling van de nota Wonen wilde hij daarop uitvoeriger ingaan. De heer Duivesteijn (PvdA) meende dat de kerntaken van corporaties boven elke twijfel verheven dienen te zijn en dat de financiële continuïteit op geen enkele wijze ter discussie mag staan. De vraag was in welke richting het geld gaat. Fundamenteel vond hij het dat, als er sprake is van nevenactiviteiten van corporaties, deze zich richting kerntaken moeten begeven. De staatssecretaris wees er echter op dat deze aankoop door Het Oosten extern gefinancierd is, zodat geen beslag is gelegd om de reguliere middelen. Het Oosten had in het gebied van Oibibio weinig bezit, maar wel enig bezit. Aanvankelijk was er dan ook enige twijfel of op grond van het leefbaarheidsverhaal de aankoop te rechtvaardigen was. Hij memoreerde dat in het BBSH staat dat de gemeentelijke volkshuisvestelijke opvattingen in acht moeten worden genomen. De betrokken Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 9

Amsterdamse wethouder had hem laten weten dat het Amsterdamse gemeentebestuur van mening is dat dit moet gebeuren. De staatssecretaris benadrukte dat de verkoper een aantal aanbiedingen van marktpartijen heeft afgeslagen, omdat deze aan die partijen niet wilde verkopen. Op de achtergrond speelde daarbij de opvattingen van het gemeentebestuur van Amsterdam over leefbaarheid en openbare orde in dat gebied een rol. Hij was van mening dat, als corporaties de markt opgaan, zij dit moeten doen onder dezelfde condities als de traditionele marktpartijen. De voorzitter van de commissie, Reitsma De griffier van de commissie, De Gier Tweede Kamer, vergaderjaar 1998 1999, 24 508, nr. 54 10