1 Verspreiding van vluchtige organische stoffen

Vergelijkbare documenten
Verspreiding van vluchtige 4.1 organische stoffen

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide

emissie broeikasgassen

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

1. HET DPSIR-MODEL : VOOR EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.)

Emissies naar lucht door de industrie,

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

HOOFDSTUK I VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (VOS) EN SOLVENTEN

Industrie en overheid samen voor een beter milieu. Industrie & Milieu Antwerpen, 25 maart 2010

L 328/32 Publicatieblad van de Europese Unie BIJLAGE A

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend

Luchtkwaliteit in Vlaanderen en in uw gemeente. Koen Toté - VMM

CO 2 -uitstootrapportage 2011

VR MED.0081/1

Benzeen in lucht,

Actieplan voor vermindering van de uitstoot aan fijn stof en NOx in (de haven en de stad) Antwerpen

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden:

VLAAMS PARLEMENT RESOLUTIE. betreffende de verzoening van de behoeften aan energie en aan zuivere lucht in onze maatschappij

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

DIENSTEN VAN DE EERSTE MINISTER FEDERALE DIENSTEN VOOR WETENSCHAPPELIJKE, TECHNISCHE EN CULTURELE AANGELEGENHEDEN

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Fijn stof in Vlaanderen; gezondheidseffecten, oorsprong en reductiemaatregelen

Milieurapport Vlaanderen MIRA. Achtergronddocument Thema verspreiding van vluchtige organische stoffen

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

*** ONTWERPAANBEVELING

HERNIEUWBARE ENERGIE, VERVOER EN SPECIFIEK VERBRUIK

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

MIRA 2012 Transport. Eco-efficiëntie van het personenvervoer

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand?

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Curaçao Carbon Footprint 2015

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

Onderzoek en beleid binnenhuismilieu Vlaanderen E Goelen

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht.

aardgas tank ik bij DATS 24 CNG aardgas voor voertuigen De slimme ecomobiele toekomst is vandaag Transitiebrandstof

Emissies naar lucht door huishoudens,

Smog in zomer van 5

EEN KORTE INLEIDING OP VOS-RICHTLIJNEN

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Luchtkwaliteit aansluiting. 2 rotondes Hamelandweg

Nationale Energieverkenning 2014

Monitoring Rapportering definitieve resultaten

Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. Advies benzine en diesel

26. OPINIEPEILING INZAKE LUCHTVERVUILING IN BRUSSEL

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP

Literatuurstudie naar de reële emissies van houtverbranding

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald :

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof.

Externe publicatie CO2 Prestatieladder

Emissies naar lucht door huishoudens,

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. W.J.M.K. Senden (SP) (d.d. 26 februari 2009) Nummer 2249

Gezondheidswinst door schonere lucht. Nr. 2018/01. Samenvatting

Beersel wekt op. Klimaatneutraal Beersel 2040?

PM-problematiek, invloed van diffuus

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

et broeikaseffect een nuttig maar door de mens ontregeld natuurlijk proces

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

Samenvatting van de belangrijkste wetenschappelijke inzichten

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ]

5 Verspreiding van zwevend stof

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Luchtkwaliteit in Vlaanderen

Emissie-inventaris broeikasgassen 2012 stadsontwikkeling EMA

24. POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (PAK)

Emissies naar lucht door de land- en tuinbouw,

TRANSITION = Lokaal luchtkwaliteitsbeleid Stad Gent

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Milieubarometer. Wat is de milieubarometer

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016

Economische impactmodules voor het EUROS model

Emissies door de zeescheepvaart,

Energieverbruik gemeentelijke gebouwen

Onderzoek kosten actualisatie BEES B Pieter Kroon/Wouter Wetzels; ECN Beleidsstudies

Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 10 -concentratie groter is dan 50 µg/m³

14. OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE BRONNEN VAN

3. Hoeveel tankstations in Vlaanderen beschikken thans over een vergunning voor CNG-levering? Graag een overzicht per provincie.

Evaluatie en Voortgangsrapportage BRANDWIJK PROMO

Luchtkwaliteit in Zeist

Humane biomonitoring GENK-ZUID Onderzoek naar de invloed van wonen nabij het industriegebied Genk-Zuid RESULTATEN

Inhoud GAINS. Aanpak België Consultatie Transport Consultatie Vlaanderen Consultatie Wallonië Consultatie Brussel

Ontheffing tot het opstellen van een MER

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

Transcriptie:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 1 Verspreiding van vluchtige organische stoffen E. Wauters, K. Van den Berghe, Labo en Onderzoek, VMM E. Muylle, Milieurapportering, VMM J. Brouwers, verantwoordelijk teamlid 1 Beschrijving van de verstoring De term Vluchtige Organische Stoffen (VOS) dekt een grote verscheidenheid aan organische stoffen die bij omgevingsdruk en -temperatuur hoofdzakelijk gasvormig zijn. De concentratie (en verspreiding) in de lucht van methaan, dat een uiterst lage reactiviteit vertoont maar mee verantwoordelijk is voor het broeikaseffect (zie hoofdstuk 16 Broeikaseffect), is honderden keren groter dan die van de andere VOS. Daarom bestudeert men methaan meestal afzonderlijk, en omvat de groepsnaam VOS alle vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan (aangeduid als Niet- Methaan-VOS of NMVOS). Op wereldschaal zijn de meeste VOS afkomstig van natuurlijke processen, vooral uit de wouden. In Vlaanderen, als industriële regio, veroorzaakt de mens 94 % van alle NMVOS-emissies. NMVOS komen in de omgevingslucht door verbranding of verdamping van brandstoffen of door verdamping van solventen (in verven, ontvetters, ontvlekkers, enz.). De vluchtigheid van deze producten bepaalt de hoeveelheid NMVOS die vrijkomen. De NMVOS functioneren hoofdzakelijk als precursoren voor de vorming van andere ongewenste stoffen, waarbij ozonvorming in de troposfeer voorop staat (zie hoofdstuk 14 Fotochemische luchtverontreiniging). Chloorfluorkoolwaterstoffen of CFK s zijn mee verantwoordelijk voor de afbraak van de stratosferische ozonlaag (zie hoofdstuk 15 Aantasting van de ozonlaag) en de algemene opwarming van de atmosfeer (zie hoofdstuk 16 Broeikaseffect). Daarnaast zijn sommige NMVOS op zich ook schadelijk of hinderlijk. Benzeen, vinylchloride en 1,3-butadieen zijn kankerverwekkend. Verschillende NMVOS, voornamelijk van industriële oorsprong, veroorzaken geurhinder. 2 Maatschappelijke activiteiten Momenteel is het gemotoriseerd verkeer, door verbranding en verdamping van brandstoffen, nog steeds één van de activiteiten die het meest bijdraagt (33 % in 1997) tot de algemene verspreiding van NMVOS in omgevingslucht. Voor een uitwerking van deze maatschappelijke activiteit verwijzen we naar hoofdstuk 14 Fotochemische luchtverontreiniging. 20/05/2015 1

36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 In zijn geheel zorgt evenwel de industrie (zonder de sector van de energievoorziening) voor de grootste emissie van NMVOS in de atmosfeer (51 % in 1997). Eén van de sectoren die daarin aanzienlijk bijdraagt is de petroleumraffinage, die onder andere basisproducten voor de chemische industrie en brandstoffen voor het verkeer en de gebouwenverwarming aanmaakt. De productiecijfers van deze sector worden in dit hoofdstuk weerhouden als indicator voor de maatschappelijke activiteiten. Ook de huishoudelijke activiteiten leveren hun aandeel in de verspreiding van NMVOS door het gebruik van solventhoudende producten en door verbranding van fossiele brandstoffen. 2.1 Verloop indicator(en) en normen Figuur 1 geeft het verloop weer van de jaarlijkse productie door de petroleumraffinaderijen in België. Figuur 1: Jaarlijkse productie door petroleumraffinaderijen (België, 1990-1997). productie raffinaderijen (kton) 35 000 30 000 25 000 20 000 15 000 10 000 5 000 49 50 51 52 53 54 55 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 Bron: Belgische Petroleumfederatie, 1998. Na een vrij vlak verloop in de eerste helft van de jaren 90, lijkt de stijging ingezet in 1996 ook in 1997 verder te worden doorgetrokken. 2.2 Aandeel van de doelgroepen In figuur 2 wordt de afname van raffinageproducten door de verschillende doelgroepen in België weergegeven voor 1997. 2 20/05/15

56 57 Figuur 2: Afname van producten uit de petroleumraffinaderijen door de verschillende doelgroepen (België, 1997). overige 26% bevolking 30% 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 verkeer en vervoer 32% Bron: Belgische Petroleumfederatie, 1998. industrie 12% De bevolking (verbruik van huisbrandolie) en het verkeer en vervoer (wegverkeer) staan elk in voor ongeveer een derde van de afname. Vergeleken met het vrij grote aandeel van de industrie in het totaal energieverbruik (ongeveer 44 %, zie hoofdstuk 16 Broeikaseffect), valt het beperkte aandeel op van de industrie in het gebruik van raffinageproducten: 12 %. Onder overige worden o.a. vliegtuigbrandstoffen en stookolie gebruikt voor andere doeleinden dan verwarming van woningen, verstaan. 2.3 Evaluatie en maatregelen De productie van afgewerkte raffinageproducten is in 1997 met 3,4 % gestegen ten opzichte van 1996. We bevinden ons in 1997 wel nog 12 % onder het niveau van 1973. Een belangrijke maatregel ter voorkoming van NMVOS-emissies in de industrie is de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken (BBT), waarbij de klemtoon ligt op veranderingen in de productieprocessen. Bij aanvraag van een milieuvergunning (nieuwe installatie, wijziging installatie, hernieuwing vergunning) dient de aanvrager aan te geven welke op BBT-gebaseerde maatregelen hij voorziet om gasvormige emissies te voorkomen of te beperken. VLAREM II bepaalt dat iedere exploitant van een vergunningsplichtige inrichting steeds BBT moet toepassen. De Vlaamse overheid tracht het gedrag van ondernemingen en andere actoren mee te beïnvloeden door het stimuleren van kennisoverdracht. In dit verband kan ondermeer verwezen worden naar de BBT-studies uitgevoerd door de VITO. Het milieubeleid krijgt steeds meer raakvlakken met het technologisch innovatiebeleid. Technologische innovatie vormt immers een nodig instrument om de huidige en toekomstige milieudoelstellingen te helpen realiseren. 20/05/2015 3

83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 De daling van het benzineverbruik (met 7,4 % voor 1997 ten opzichte van 1996) en de stijging van het dieselverbruik (met 6,5 %) resulteren in een netto-daling van de NMVOS-emissies omdat benzine meer vluchtige componenten bevat dan diesel (zie ook hoofdstuk 14 Fotochemische luchtverontreiniging). Ten opzichte van 1996 daalde het aantal benzinestations in 1997 met 5 %. De sector streeft naar een verdere rationalisatie van het distributienetwerk. Niettemin valt op te merken dat Vlaanderen nog steeds het dichtste net van benzinestations heeft in gans Europa. Omgerekend naar het aantal wagens per station beschikt Vlaanderen (op 1 januari 1997) over 1 station per 777 wagens, daar waar Nederland er 1 heeft voor 1 435 wagens. Voor mogelijke maatregelen binnen de sector van verkeer en vervoer verwijzen we naar hoofdstuk 14 Fotochemische luchtverontreiniging. Het verbruik van huisbrandolie is nagenoeg gelijk gebleven (in 1997 ten opzichte van 1996). Aangezien steeds meer solventvrije producten (bijv. verf) op de markt komen, wordt verondersteld dat het gebruik van solventen in de huishoudens daalt. Om deze evoluties kracht bij te zetten zijn sensibiliseringscampagnes vereist die de bevolking aanzetten tot een zuinig(er) energiegebruik en tot het gebruik van solventvrije producten. De recent ingevoerde en verplicht aan te brengen energielabels op huishoudelijke apparaten dragen bij tot de sensibilisering van de consument inzake zuinig energiegebruik. 3 Druk: gebruik en emissies 3.1 Verloop indicator(en) en normen Als indicator volgen we de totale hoeveelheid NMVOS die vrijkomt in de lucht door menselijke activiteiten in Vlaanderen. De evolutie van deze indicator wordt weergegeven in figuur 3. Figuur 3: Evolutie van NMVOS-emissies in de lucht door menselijke activiteiten in ton per jaar (Vlaanderen, 1990-1997*). 109 110 NMVOS-emissies (ton/j) 180000 160000 140000 120000 100000 80000 60000 40000 20000 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997* * Voorlopige cijfers. andere industrie industriële verbranding industriële productie energievoorziening bevolking verkeer en vervoer doelstelling 1999 doelstelling 2007 4 20/05/15

111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 Bron: VMM, 1998a. andere industrie (via verdamping) 32% verkeer en vervoer (incl. tankstations) 33% 126 127 128 * Voorlopige cijfers. Bron: VMM, 1998a. industriële verbranding 1% industriële productie 18% bevolking 14% In het rekenjaar 1998 (en met terugwerkende kracht tot 1990) werd door de VMM een (Europees genormaliseerde) nieuwe berekeningsmethode aangewend voor de verkeersemissies. Door de verschillen in berekeningswijze zijn de hier weergegeven cijfers niet meer te vergelijken met waarden in vroeger gepubliceerde MIRAdocumenten. De lichte daling in de NMVOS-emissies die we sinds 1993 waarnemen, wordt in 1997 verdergezet. Niettemin bevinden de emissies in 1997 zich slechts 2 % onder het niveau van 1990. 3.2 Aandeel van de doelgroepen In figuur 4 worden de aandelen van de verschillende doelgroepen in de totale NMVOS-emissies naar de lucht weergegeven voor het jaar 1997. Hierbij werd, net als in figuur 3, geen rekening gehouden met de NMVOS van natuurlijke oorsprong. Figuur 4: Aandeel van de doelgroepen in de NMVOS-emissies naar de lucht (Vlaanderen, 1997*). energievoorziening 2% 129 130 131 132 133 134 135 Sinds 1993 is het aandeel van het (weg)verkeer gedaald van 37 % naar 33 % in 1997. Het aandeel van de andere industrie, waarmee voornamelijk de verdamping van NMVOS uit industriële processen en bij op- of overslagactiviteiten wordt bedoeld (bijv. raffinaderijen), nam in diezelfde periode toe van 29 % tot 32 %. Alle industrie samen is verantwoordelijk voor bijna 51 % van de NMVOS-uitstoot. Opmerkelijk is de minimale bijdrage hierbij van industriële verbrandingsprocessen (bijv. chemische industrie). 20/05/2015 5

136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 De bevolking is, voornamelijk door het gebruik van verf en andere vluchtige producten en in mindere mate ook via de gebouwenverwarming, verantwoordelijk voor 14 % van de NMVOS-emissies. De elektriciteitsproductie en de gasdistributie (samen: energievoorziening) staan in voor 2 % van de NMVOS-emissies. 3.3 Evaluatie en maatregelen De daling van de NMVOS-emissies door het verkeer, ondanks een verdere toename van het aantal voertuigen (zie hoofdstuk 14 Fotochemische luchtverontreiniging), weerspiegelt de invloed van technische ingrepen zoals het aanwenden van katalysatoren. Een bijkomende verklaring is het toenemend succes van dieselwagens ten opzichte van benzinewagens. Diesel bevat immers minder vluchtige componenten. Daartegenover staat echter dat dieselmotoren meer roetdeeltjes produceren dan benzinemotoren (zie hoofdstuk 5 Zwevend stof). De industriële emissies blijven ongeveer op hetzelfde niveau als in 1990, dat als referentiejaar wordt genomen in het MINA-plan 2. Daarin wordt gesteld dat de emissies van bijvoorbeeld de petroleumraffinaderijen in 1999 met 30 % zouden moeten dalen ten opzichte van 1990. Dit lijkt niet haalbaar, aangezien de emissies door de raffinaderijen nog eerder toenemen. Ook de indicatieve emissiereductiedoelstellingen voor de andere doelgroepen lijken niet haalbaar. In november 1991 ondertekende België het Protocol van Genève met betrekking tot de beheersing van de NMVOS-emissies. Dit protocol voorziet in een verlaging van de NMVOS-emissies met 30 % tegen 1999 ten opzichte van 1988. Anderzijds legt de Europese ontwerp-solventrichtlijn van 1996 emissiegrenswaarden op voor totale, geleide en/of diffuse emissies aan een ganse reeks industriële installaties en beoogt een NMVOS-emissiereductie van minstens 60 % tegen 2007 ten opzichte van 1988. In de ontwerp-richtlijn is flexibiliteit ingebouwd door het voorzien van alternatieven voor het bereiken van de emissiegrenswaarden: ofwel op bedrijfsniveau door middel van een reductieprogramma ofwel per lidstaat door middel van een nationaal plan. Als we beide doelstellingen vertalen in ton NMVOS, krijgen we voor Vlaanderen de doelstellingen 115 500 ton in 1999 en 66 000 ton in 2007 (figuur 3). Een tijdig ingrijpen teneinde de hierboven aangehaalde reducties haalbaar te maken, vereist een gedetailleerde en volledige inventaris van de NMVOS-emissies. Daartoe loopt momenteel binnen het kader van het MINA-plan 2 een studie ter verfijning van de emissie-inventaris voor NMVOS in Vlaanderen. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar de diffuse emissies en de uitbreiding van de emissie-inventaris naar het spoorverkeer en de (binnen)scheepvaart. Daarnaast voorziet het MINA-plan 2, dat de internationale reductiedoelstellingen als bakens voor de eigen doelstellingen hanteert, enkele initiatieven en acties om NMVOS-emissies terug te dringen: het opstellen van een reglementering voor de beperking van de NMVOS-emissies van op- en overslagactiviteiten (initiatief 11), het opmaken en uitvoeren van een plan voor de vermindering van de NMVOS-emissies uit huishoudelijke producten (actie 12) en het uitwerken en implementeren van een actieplan voor milieuvriendelijke motorvoertuigen en -brandstoffen (actie 13). 6 20/05/15

179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202 Het spreekt voor zich dat maatregelen, vooral op het vlak van de toepassing van BBT, de nodige tijd vragen om tot zichtbare resultaten te komen. Nochtans zijn de reductiedoelstellingen voor 2010 in het MINA-plan 2 zeer drastisch (- 66 % ten opzichte van 1990) en zullen ingrijpende maatregelen nodig zijn om deze doelstellingen te halen. Een belangrijk probleem daarbij zal de beheersing zijn van de diffuse industriële emissies. Tenslotte is het niet onbelangrijk te vermelden dat belangrijke instrumenten voor de reductie van NMVOS-emissies, bijv. productnormen, een bevoegdheid zijn van de federale overheid. 4 Toestand: immissies, concentraties, deposities, structuurkenmerken De gemiddelde concentratie aan benzeen in µg/m 3 (in stedelijk en landelijk gebied), de concentratie aan 1,2-dichloorethaan in µg/m³ (in een industriële zone) en het ozonvormend vermogen (OCP) een maat voor de hoeveelheid (troposferische) ozon die zou kunnen gevormd worden uitgaande van de stofkarakteristieken en de componentconcentraties werden in MIRA-T 1998 als indicatoren voor de concentratie van NMVOS in de omgevingslucht weerhouden en worden hier verder uitgewerkt. 4.1 Verloop indicator(en) en normen Figuur 5 toont de waarnemingen over de periode 1990-1997 en de doelstellingen voor 1999 en 2010 gebaseerd op de bepalingen van de Derde en de Vierde Noordzeeconferentie. De doelstellingen zijn het terugdringen van de benzeenconcentratie in stedelijke gebieden naar 6 µg/m³ tegen 1999 en naar 3 µg/m³ tegen 2010. Voor landelijke gebieden is de doelstelling driemaal strenger. 20/05/2015 7

1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 MIRA-T 1999 Verspreiding van vluchtige organische stoffen 1 203 204 205 Figuur 5: Evolutie van de jaargemiddelde benzeenconcentraties in omgevingslucht met bijhorende doelstellingen voor 1999 en 2010 (Vlaanderen en Brussel, 1990-1997). jaargemiddelde benzeenconcentratie (µg/m³) 12 10 8 6 4 waarneming in de stad waarneming landelijk gebied doelstelling stedelijk gebied doelstelling landelijk gebied 2 0 206 207 208 209 210 211 212 213 214 215 216 217 218 219 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 Bron: Brussels Instituut voor Milieubeheer, 1998; VMM, 1998b. Uit de figuur blijkt dat in landelijke gebieden een daling van de benzeenconcentraties in omgevingslucht is opgetreden in 1997 ten opzichte van 1996. Voor de stedelijke gebieden werd een lichte stijging waargenomen. De 1,2-dichloorethaanconcentraties in Tessenderlo, gemeten van 1990 tot 1997, werden reeds vermeld in MIRA-T 1998. Voor de indicator OCP, zoals gedefinieerd in MIRA-T 1998, zijn nog steeds geen gegevens beschikbaar. Momenteel wordt een automatische meetmethode op punt gesteld voor 32 verschillende NMVOS. 4.2 Aandeel per compartiment De verspreiding van NMVOS in het milieucompartiment lucht is het belangrijkst en het best gekend via emissiegegevens en immissiemetingen. Voor de beschrijving van deze verstoring in de compartimenten water en bodem is veel minder informatie beschikbaar. De emissiegegevens van NMVOS via afvalwater zijn zeer schaars en zijn zeker niet representatief voor Vlaanderen. Door de verfijning van de emissieinventaris en door het toenemend aantal metingen van NMVOS in afvalwater en oppervlaktewater zal er vermoedelijk meer informatie beschikbaar komen in de volgende jaren. Ook over het voorkomen in en het vrijkomen van NMVOS uit de bodem zijn de gegevens in Vlaanderen zeer fragmentair en geven geen kwantitatief beeld. 4.3 Evaluatie en maatregelen De immisieconcentraties voor benzeen in landelijke gebieden blijven de laatste 5 jaar schommelen net boven de 2 µg/m 3. Er is een goede kans dat de streefwaarde van de 8 20/05/15

230 231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 Vierde Noordzeeconferentie (2 µg/m 3 ) voor deze gebieden tegen 1999 gehaald wordt. Voor de stedelijke gebieden blijft de benzeenconcentratie boven de 8 µg/m 3, waaruit volgt dat de streefwaarde van 6 µg/m 3 tegen 1999 moeilijk haalbaar zal zijn. De grootste bron is hier het verkeer. De evaluatie en de geplande maatregelen voor deze doelgroep worden besproken in hoofdstuk 14 Fotochemische luchtverontreiniging. De norm voor de jaargemiddelde immisieconcentratie van benzeen, die wordt voorgesteld om opgenomen te worden in VLAREM II, bedraagt 10 µg/m 3. Deze waarde wordt voor Vlaanderen niet meer overschreden sinds 1995. Een recente ontwerp-richtlijn van de Europese Unie stelt een algemene grenswaarde voor benzeen in omgevingslucht van 5 µg/m 3 voor tegen het jaar 2010. Deze jaargemiddelde waarde werd in 1997 enkel in een stedelijke omgeving overschreden. 5 Impact op mens, natuur en economie Ten opzichte van MIRA-T 1998 werd voor dit onderdeel geen nieuwe informatie bekomen. Voor de mens zijn vooral de kankerverwekkende eigenschappen van een aantal NMVOS zorgwekkend. Benzeen, 1,3-butadieen en vinylchloride zijn gekende carcinogenen waarvoor geen veilige drempelwaarde bestaat. Bij een levenslange blootstelling aan een benzeenconcentratie in omgevingslucht van 1 µg/m 3, schat de WereldGezondheidsOrganisatie de kans op leukemie op 6 per miljoen. De gemiddelde benzeenconcentratie in Vlaanderen bedroeg 2,3 µg/m 3 in 1997. Hoge ethyleenconcentraties verstoren het rijpingsproces van groenten en fruit. Over de nadelige effecten van verhoogde concentraties van andere NMVOS op bomen, planten en gewassen zijn weinig of geen gegevens bekend. Bibliografie Belgische Petroleumfederatie (1998) Jaarverslag 1997, Brussel. Brussels Instituut voor Milieubeheer (1998) Jaarrapport 1997, Brussel. VMM (1998a) Lozingen in de lucht 1996-1997, Erembodegem. VMM (1998b) Luchtkwaliteit 1997, Erembodegem. Lectoren J. Clerinx, BEVEMIL BVBA Miet D Heer, Emissie-inventaris Lucht, VMM L. Lavrysen, Centrum voor Milieurecht, Universiteit Gent B. Mazijn, Centrum voor Duurzame Ontwikkeling, Universiteit Gent L. Meheus, Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek Oost-Vlaanderen B. Nieuwejaers, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, AMINAL P. Schreurs, IWT V. Truyen, Febelhout 20/05/2015 9

267 268 269 270 271 D. Van Braeckel, ETHIBEL A. Van de Vel, Fabrimetal-Vlaanderen P. Vanhaecke, ECOLAS H. Van Rompaey, M. Wevers, VITO H. Westyn, Milieu & Communicatie, Electrabel 10 20/05/15