Handels en Economische Recht



Vergelijkbare documenten
Beknopte inhoudsopgave

HET ONDERNEMINGSBEGRIP

DEEL I INLEIDENDE TEKST Handelsrecht, economisch en financieel recht: begripsbepaling Aanknopingspunten van het economisch recht 24

Toelichtingen bij enkele begrippen uit de wet marktpraktijken. Bescherming van de consument bv: onrechtmatige bedingen, prijsaanduiding

HET VRIJ BEROEP NA HET WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT

INHOUD. Voorwoord... v Inleiding Hoofdstuk I. Relevante begrippen bij de bepaling van het toepassingsgebied... 5

Door het Wetboek van economisch recht opgeheven bepalingen

Wetboek economisch recht Pieter Van den Bossche Adviseur Fod Economie

1.1 Wetgeving Nationale wetgeving Het internationale recht Rechtspraak Gewoonte 22 1.

Handelspraktijken 3de editie INHOUDSTAFEL

Wetboek economisch recht Pieter Van den Bossche Adviseur FOD Economie

Boek I, titel 2 van het Wetboek van economisch recht Hoofdstuk 5. Definities eigen aan boek XIV:

De wet op de marktpraktijken. Procedure en sancties. TALLON Advocaat. larcier

Prijszetting: interactie marktpraktijken en mededinging. 10 Maart 2016

TITEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN

1. Auteursrecht. Hoofdstuk V. (De reproductie voor privé-gebruik. ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk

Extern standpunt. Workshop FOD Economie 22/5/13. Zakenrecht & zakelijke zekerheden Prof.Dr. R. Feltkamp

Deel I. Belangrijkste basiswetgeving

KNELPUNTEN HANDELSRECHT BUNDELING VAN DE BIJDRAGEN AAN DE STUDIEDAG "ACTUELE KNELPUNTEN IN HET HANDELSRECHT", GEHOUDEN TE OOSTKAMP OP 8 DECEMBER 2006

Codex Handels- en Vennootschapsrecht 2011

Wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en de consumentenbescherming

Marktpraktijken Knipperlichten Contrast 31/01/2019

Het nieuwe insolventierecht Inleiding en personeel toepassingsgebied

Rolnummers 5197, 5198 en Arrest nr. 192/2011 van 15 december 2011 A R R E S T

Marktpraktijken. anno 2010

INHOUD. Voorwoord... v. Het Wetboek van economisch recht. Achtergrond en opzet Jacques Steenbergen... 1

Toelichting bij het begrip onderneming binnen de call voor kleine en middelgrote windturbines

Inhoudstafel. De Bibliotheek Handelsrecht Larcier... Voorwoord bij de Reeks Mededinging, handelspraktijken en intellectuele rechten. Voorwoord...

1. Auteursrecht. b. Europees Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Hoofdstuk I. Algemene inleiding 15

Handels en economisch recht

Het Beneluxmodel. Hendrik VANHEES Hoogleraar Universiteit Antwerpen Hoofddocent Universiteit Gent LARGER

FAQ over de solden en de sperperiode

Bepaalde afwijkende gewoontes van het handelsrecht in vergelijking met het burgerlijk recht.

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave 5 Voorwoord 11

Dos & don ts in het kader van prijszetting

Actualia Distributierecht. Mr. Koen De Bock. 05/02/2015 De Bock & Baluwé 1

Voorwoord... Opzet en leidraad... Lijst van de gebruikte afkortingen...

DE TOEPASSING VAN DE WET MARKTPRAKTIJKEN EN CONSUMENTENBESCHERMING

ECTS-fiche - Handels- en economisch recht

Inhoud. Algemeen. De faillietverklaring

De nieuwe bepalingen in de Handelspraktijkenwet

VOOR- EN DANKWOORD. Hinderlagen liggen daar, voor hinden klaar Jotie T Hooft, Le Plat Payé

Examen 1 : wetgeving - eindtermen beroepskennis

Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

niet verbeterde kopie

Kern van het internationaal publiekrecht

77, Gulden Vlieslaan 1060 Brussel Tel Fax

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK II. HORIZONTALE OVEREENKOMSTEN RELATIES MET CONCURRENTEN JULES STUYCK...47

Studenten verkoopsvoorwaarden

Het consumentenkrediet. De Wet van 12 juni Pierre Lettany KLUWER RECHTSWETENSCHAPPEN BELGIE

INHOUDSOPGAVE. WOORD VOORAF... v. TEN GELEIDE... vii DEEL 1. HET BEGRIP FRANCHISING...1

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

De belangrijkste bron van het burgerlijk recht is het burgerlijk wetboek,

Instelling. Onderwerp. Datum

OVEREENKOMST VOOR ZELFSTANDIGE DIENSTVERLENING

De Bibliotheek Handelsrecht Larcier... Voorwoord bij de Reeks Bank- en insolventierecht... Belangrijkste gebruikte afkortingen...

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 2. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET RECHT OP AFBEELDING...33

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar

Inhoudsopgave DEEL 1 INLEIDENDE BEGRIPPEN DEEL 2 ASPECTEN UIT HET BURGERLIJK RECHT

BASISWETTEKSTEN INZAKE HET RECHT VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM

INVENTARIS DOCUMENTEN

Algemene voorwaarden mybpost-portaal en mybpost bizz-programma

Aanvullende algemene voorwaarden uitgeverij Boekwriter4all Lutten.

Zaak T-228/97. Irish Sugar plc tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Definitie onderneming binnen de calls groene warmte, restwarmte en productie en injectie van biomethaan

FAQ over de solden en de sperperiode

Wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen, B.S. 21 september 2004

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

Handels en economisch recht

Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten

Kabinet van de voorzitter. Beschikking

MATERIE BEVOEGDHEID TOEPASSELIJK RECHT EXEQUATUR EXTRA Bestaan en afwezigheid Boek blz. 420 Art. 41 WbIPR Art. 39 WbIPR Boek blz.

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

Inhoudstafel. Opzet van het onderzoek en centrale onderzoeksvraag... 21

Outlets in moeilijkheden. gerechtelijke reorganisatie : werkbare oplossing of ongepast?

VZW: nieuwe ontwikkelingen

RECHTBANK VAN KOOPHANDEL ANTWERPEN. Beschikking. Bijzonder reglement rechtbank van koophandel Antwerpen

UITVOEREN VAN WERKEN IN BELGIE Aandachtspunten bij de aannemingsovereenkomst

RECHTBANK VAN KOOPHANDEL ANTWERPEN. Kabinet van de voorzitter. Beschikking. Bijzonder reglement rechtbank van koophandel Antwerpen

VERZOEK AAN DE MINISTER VAN ECONOMIE

Inhoud. vii. Deel 1 Algemene inleiding 1. 1 Inleiding 3. Deel 2 De structuur Onderneming, eenmanszaak en personenvennootschappen 49

CONTINUÏTEIT VAN ONDERNEMINGEN

BRÜYLANT BRUSSEL-BRUXELLES 0 0 8

INHOUDSOPGAVE. LIJST DER VERKORT AANGEHAALDE WERKEN...vii HOOFDSTUK I. ALGEMENE REGELEN... 1

BACK TO BASICS OCTROOIRECHT ERIC DE GRYSE

Het nieuwe insolventierecht Wijzigingen betreffende de gerechtelijke reorganisatie en het faillissement

CONSUMENTENOMBUDSDIENST PROCEDUREREGLEMENT

RECHTSPERSOON v

Inhoudstafel. larcier

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

Date de réception : 27/12/2011

Nieuwe wet B2B-Bescherming

HOOFDSTUK II. DE VOORAFGAANDE VERSLAGPLICHT

Misleidende (B2B) reclame rgelij kende reclame

Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde / 19

Transcriptie:

3de bach Rechten Handels en Economische Recht Prof. Straetmans Q uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be R38 10 EUR

Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be

Handels- en economisch recht 2014-2015 Prof. Geert Straetmans Valérie Verbessem

Inhoudsopgave INLEIDING... 1 I. HANDELSRECHT, ECONOMISCH EN FINANCIEEL RECHT: BEGRIPSBEPALING... 1 II. AANKNOPINGSPUNTEN VAN ECONOMISCH RECHT... 3 A. Europees recht... 4 B. Belgische evolutie... 5 C. De bijzondere positie (?) van vrije beroepsbeoefenaars... 5 D. Besluit... 6 HOOFDSTUK 1. AANKNOPINGSPUNTEN ECONOMISCH RECHT... 7 I. ALGEMEEN... 7 A. Begripsbepaling economisch recht... 7 II. BIJZONDER... 7 A. Daden van koophandel... 7 1. Art. 1 W.Kh.: begrip koopman/handelaar... 7 2. Daden van koophandel... 7 a. Kenmerken... 7 b. Objectieve daden van koophandel... 7 c. Subjectieve daden van koophandel... 9 3. Gewoon beroep... 10 4. Hoofdzakelijk of aanvullend beroep... 10 5. Zijn geen handelaar in de zin van W.Kh.... 10 6. Art. 2bis W.Kh.... 11 7. Art. 2ter W.Kh.... 11 8. Art. 3 W.Kh.... 11 B. Ondernemingen in de zin van wetgeving marktpraktijken... 11 C. Onderneming in zin kartelrecht... 11 1. Inleiding... 11 2. Ondernemersbegrip... 12 3. Economische activiteit... 12 4. Uitsluitingen van het ondernemingsbegrip... 13 a. Taken onder overheidsgezag... 13 b. Overheidshandelen... 15 c. Taken van zuiver sociale aard... 16 d. Werknemers... 19 e. Collectieve overeenkomsten... 19 f. Koper maar geen aanbieder op een markt... 20 D. Onderneming in zin Boek VI WER... 20 1. Art. I.1.1 WER... 20 2. Auteursverenigingen... 21 3. Vzw... 21 4. Ziekenfondsen... 22 5. Onderwijsinstellingen... 24 6. Overheidsbedrijven... 24 7. Kunstenaars... 25 8. Particulieren, organen van rechtspersonen, mandaathouders in bestuursorganen en werknemers... 25 9. Landbouwers en landbouwondernemingen... 25 10. Vastgoedsector... 25 11. 12. Vrij beroep... 25 Consument... 27 E. Onderneming in zin kartelrecht... 28 F. Economische activiteit in zin vrij verkeer... 30 1. Art. 56 en 57 VWEU (dienst)... 30 2. Art. 49 VWEU (vestiging)... 30 1

3. Art. 45 VWEU (werknemer)... 30 4. 5. Art. 34 VWEU (goederen)... 30 Art. 63 VWEU (kapitaal en betaling)... 30 G. Onderneming in zin wet Kruispuntbank Onderneming (KBO)... 30 H. Onderneming in zin boekhoud- en jaarrekeningenwet... 31 I. Aanknopingspunten bij intellectuele eigendom... 31 III. OEFENINGEN AANKNOPINGSPUNTEN... 32 A. Oefening aanknopingspunten 1... 32 B. Oefening aanknopingspunten 2... 33 C. Oefening aanknopingspunten 3... 34 D. Oefening aanknopingspunten 4... 38 E. Oefening aanknopingspunten 5... 39 HOOFDSTUK 2. STATUUT HANDELAAR EN GEVOLGEN... 40 I. VERWERVING VAN DE HOEDANIGHEID VAN HANDELAAR... 40 A. Natuurlijke persoon... 40 B. Rechtspersoon... 40 C. Bewijs van handelaarschap... 40 II. VERLIES VAN HOEDANIGHEID VAN HANDELAAR... 40 A. Natuurlijke persoon... 40 B. Rechtspersoon... 40 III. GEVOLGEN... 40 A. Gehuwden... 40 B. Minderjarigen... 41 C. Onverenigbaarheden... 41 D. Verbodsregelingen... 41 E. Onbekwaamheden... 42 F. Kruispuntbank van ondernemingen... 42 G. Bijzondere verplichtingen en vermoedens... 43 H. Handelsvestigingen... 43 IV. HANDELSZAAK... 44 A. Begrip... 44 B. Samenstelling... 44 C. Uitbating van de handelszaak... 44 1. Vrijheid van handel en nijverheid... 44 2. Overeenkomsten mbt. de handelszaak... 45 a. Verkoop... 45 b. Verhuur... 45 c. Bezoldigd beheer of gérance... 45 d. Inpandgeving van de handelszaak en handelspand... 46 HOOFDSTUK 3. MARKTPRAKTIJKEN... 47 I. DE RICHTLIJN ONEERLIJKE HANDELSPRAKTIJKEN... 47 A. Toepassingsgebied van de richtlijn... 47 B. Harmonisatiemethode van de richtlijn... 48 C. Reikwijdte van de harmonisatie zienswijze van de Europese Commissie... 48 D. Uitsluitingen uit het toepassingsgebied... 49 E. Systematiek van de richtlijn... 50 F. Toepassingen: gezamenlijk aanbod... 51 II. WETBOEK ECONOMISCH RECHT... 52 A. Toepassingsgebied... 52 2

B. Ordening... 52 C. Informatie... 52 1. Algemene informatieplicht... 52 2. Prijsaanduiding en prijspromoties... 53 a. Prijsaanduiding... 53 b. Promoties met prijzen algemeen... 53 3. Aankondiging van prijsverminderingen... 53 a. Algemeen... 53 b. Uitverkopen... 55 c. Solden... 56 d. Sperperiodes... 57 e. Titels die recht geven op een prijsvermindering... 57 f. Uitputting voorraad... 57 4. Reclame en vergelijkende reclame... 58 a. Reclame... 58 b. Vergelijkende reclame... 60 i. Definitie... 60 ii. Voorwaarden... 62 D. Overeenkomsten met consumenten... 67 1. Duidelijkheid en interpretatie van contractbedingen... 67 2. Civielrechtelijke sanctie bij oneerlijke handelspraktijk... 67 3. Principieel verbod tot wissel... 67 4. Default-opties en extra kosten... 68 5. Gezamenlijk aanbod... 68 6. Onrechtmatige bedingen... 70 7. Verlenging van dienstovereenkomsten en koopovereenkomsten... 70 E. Verboden praktijken... 70 1. Oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten... 70 a. Oneerlijke handelspraktijken... 71 b. Misleidende handelspraktijken... 71 c. Agressieve handelspraktijken... 77 2. Oneerlijke handelspraktijken jegens andere personen dan consumenten... 80 3. Ongewenste communicatie... 80 4. Verkoop met verlies... 81 5. Parasitaire concurrentie... 82 6. Derdemedeplichtigheid aan contractbreuk en samenloop... 83 a. Derdemedeplichtigheid aan contractbreuk... 83 b. Samenloop... 83 c. Samenloop bij derdemedeplichtigheid... 84 F. Vordering tot staking... 84 1. Algemene bepalingen... 84 2. Titularissen van de vordering tot staking... 84 3. Bijzondere bepalingen eigen aan Boek VI... 85 4. Bijzondere bepalingen eigen aan Boek XI... 85 5. 6. Bijzondere bepalingen eigen aan Boek XII... 85 Le commercial tient le criminel en état... 85 III. IS BOEK VI WER RICHTLIJNCONFORM?... 85 A. Draagwijdte van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken... 85 1. Eigen interpretatie van prof. Straetmans... 85 2. Hof van Justitie... 86 B. Doorwerking van de richtlijn op Boek VI WER... 89 C. Modernisering van marktpraktijken?... 92 HOOFDSTUK 4. INTELLECTUELE EIGENDOM... 93 I. ALGEMENE INLEIDING... 93 II. TYPES VAN INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN... 94 3

A. Uitvindingen (octrooi)... 94 B. Vormgevingen van een gebruiksvoorwerp... 94 C. Het creatieve werk, miv. de databanken... 95 D. Computerprogramma s (software)... 95 E. De uitvoering van een werk (naburige rechten van het auteursrecht)... 95 F. Tendens: bescherming van de investering ipv. de prestatie zelf... 95 G. Merk... 95 III. CUMUL TUSSEN EIGENDOMSRECHTEN... 96 A. Cumul octrooi tekening, model, merk... 96 B. Cumul octrooi model... 97 C. Cumul octrooi-merk... 99 D. Cumul model merk... 102 E. Cumul auteursrecht octrooi... 103 F. Cumul auteursrecht merken en model... 103 IV. ORGANISATIE VAN DE BESCHERMING VAN INTELLECTUELE EIGENDOM... 103 A. Uitgangspunt: nationale organisatie... 103 B. Europese organisatie: gemeenschappelijk gemeenschapsrecht naast nationaal recht... 104 C. Internationale organisatie... 105 V. BIJZONDERE REGELING VAN DE COMMUNAUTAIRE UITPUTTING... 105 A. Uitgangspunt: vrij verkeer van goederen... 105 B. Principe van communautaire uitputting... 106 C. Mijlpaalarresten inzake merkenrechtelijke uitputting... 106 VI. ANALYSE VAN BEPAALDE INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN... 110 A. Octrooirecht... 110 1. Doelstelling van het octrooisysteem... 110 2. Definitie... 111 a. Uitvinding... 111 b. Nieuw... 111 c. Uitvinderswerkzaamheid... 112 d. Toepassing op het gebied van de nijverheid... 112 3. Wie heeft het recht om een octrooi te krijgen?... 112 4. Octrooiaanvraag en procedurekenmerken... 112 a. Aanvraag... 112 b. Verslag nieuwheidsonderzoek... 113 c. Verlening van het octrooi... 113 5. Octrooirecht... 113 a. Rechten van de octrooihouder... 113 b. Beperkingen... 114 c. Duur... 114 d. Plichten... 114 6. 7. Einde van het octrooirecht... 114 Geen octrooi?... 115 B. Auteursrecht... 115 1. Vereisten... 115 a. Concrete vorm... 115 b. Werk persoonlijke visie van een mens, eigen intellectuele schepping van de maker... 115 2. Welke creaties?... 116 3. Formaliteiten... 116 4. Auteur... 116 5. Duur... 117 6. Naburige rechten... 117 C. Tekeningen- en modellenrecht titel 3 BVIE... 117 1. Rechtskader... 117 4

2. Tekening of model... 118 a. Uiterlijk (verschijningsvorm)... 118 b. Voortbrengsel... 118 c. Geen vereiste van esthetiek... 119 d. Geen vereiste van gebruiksfunctie... 119 3. Beschermingsvoorwaarden... 119 a. Nieuw... 119 b. Publiek beschikbaar... 119 c. Eigen karakter... 120 4. Uitzonderingen... 122 5. Eigendom... 122 6. Formaliteiten... 122 7. Rechten... 122 8. Duur... 122 9. Einde... 123 D. Merken titel 2 BVIE... 123 1. Definitie... 123 a. Teken... 123 i. Namen... 123 ii. Exportmerken in andere talen/geschriften... 124 iii. Kleuren... 124 iv. Geometrische vormen... 126 v. Logo s, afbeeldingen en portretten... 126 vi. Slogans... 126 vii. Klank... 127 viii. Melodie of tune... 127 ix. Geur... 127 x. Bijzonder geval: vormmerken... 128 xi. Modernisering van de merkenrichtlijn en de merkenverordening: schrapping van de vereiste van grafische voorstelling... 129 b. Onderscheidende kracht... 130 i. Algemeen... 130 ii. Plaatsnamen... 131 iii. Inburgering... 134 iv. Verwatering... 134 c. Waren of diensten... 135 d. Onderneming... 135 2. Zijn geen geldige merken... 135 a. Merken die strijdig zijn met de openbare orde of de goede zeden in één van de Benelux-landen... 135 b. Merken die misleidend zijn mbt. de waren waarvoor ze zijn ingeschreven... 135 c. Overeenstemmen met een eerder gedeponeerd collectief merk... 136 d. Overeenstemmen met een eerder gedeponeerd individueel merk... 136 e. Verwarring doen ontstaan met een algemeen bekend merk (art. 6bis Unieverdrag van Parijs)... 136 f. Het gevolg zijn van een depot te kwader trouw... 137 g. Ogv. art. 6ter van het Verdrag van Parijs moeten worden geweigerd... 137 3. Verval van het merk... 137 4. Aanvraag voor merkbescherming en procedure... 141 5. Beschermingsomvang van het merkrecht... 141 6. Merkinbreuken... 144 a. Algemeen... 144 b. Art. 2.20, lid 1, a BVIE... 145 c. Art. 2.20, lid 1, b BVIE... 151 d. Art. 2.20, lid 1, c BVIE (zie ook art. VI.17 WER)... 152 e. Art. 2.20, lid 1, d BVIE... 160 f. Art. 2.20, lid 4 BVIE... 161 g. Art. 2.23, lid 1 en 2 BVIE... 161 h. Art. 2.23, lid 3 BVIE... 165 i. Communautaire uitputting... 166 5

ii. Wijziging van de toestand van de waar: gegronde reden?... 170 iii. Gegronde redenen bij gebruik merk als AdWord... 171 iv. Ompakking en ommerking: gegronde reden?... 172 7. Recht op het merk: overdracht, licentie... 177 8. Vernietiging van het merk... 177 VII. OEFENINGEN... 177 A. Oefening 1... 177 B. Oefening 2... 178 C. Oefening 3... 179 HOOFDSTUK 5. KARTELRECHT... 180 I. INLEIDING... 180 II. ART. 101 VWEU: KARTELAFSPRAKEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN 183 A. Algemeen... 183 B. Art. 101, lid 1 VWEU... 183 1. Onderneming... 183 2. Overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen. 184 3. Welke de handel tussen lidstaten merkbaar ongunstig kunnen beïnvloeden... 184 4. Ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt (merkbaar) wordt verhinder, beperkt of vervalst (de minimis)... 185 5. Relevante markt... 185 C. Art. 101, lid 2 VWEU... 186 D. Art. 101, lid 3 VWEU... 186 III. VERORDENING NR. 1/2003 VAN DE RAAD VAN 16 DECEMBER 2002 BETREFFENDE DE UITVOERING VAN DE MEDEDINGINGSREGELS VAN ART. 101 EN 102 VWEU... 186 A. Essentie: decentralisatie... 186 B. Toepassing van art. 101-102 VWEU (art. 1)... 187 C. Bewijslast (art. 2)... 187 D. Verhouding tussen het Europees en het nationaal mededingingsrecht (art. 3)... 187 E. Bevoegdheden (art. 4-6)... 188 F. Beschikkingen van de Commissie (art. 7-10)... 188 G. Samenwerking (art. 11-16)... 188 H. Vrijstellingenverordeningen: individuele intrekking (art. 29)... 189 IV. VERTICALE OVEREENKOMSTEN SELECTIEVE DISTRIBUTIE... 189 A. Inleiding... 189 B. Groepsvrijstellingsverordening 330/2010... 190 1. Toepassingsgebied... 190 2. Verticale beperkingen en concurrentiegraad... 191 3. Veilige zone (safe harbor) (art. 3)... 191 4. Hardcore beperkingen (art. 4)... 192 a. Opdeling van de markt... 192 b. Hardcore beperkingen in selectieve distributie... 194 c. Leverancier van componenten en afnemer die componenten verwerkt... 194 5. Uitgesloten beperkingen (art. 5)... 195 6. Intrekking en buiten toepassing verklaring... 195 C. Richtsnoeren inzake verticale beperkingen... 196 D. Vuistregels voor oefeningen... 198 1. Eerste toets: art. 101, lid 1 VWEU... 198 2. Tweede toets: art. 101, lid 3 VWEU- groepsvrijstellingsverordening 330/2010... 198 3. Derde toets: groepsvrijstellingsverordening 330/2010 niet van toepassing art. 101, lid 1 VWEU... 198 4. Vierde toets: art. 101, lid 3 VWEU richtsnoeren individuele afwegingen... 198 E. Oefening... 199 6

HOOFDSTUK 6. FAILLISSEMENT EN GERECHTELIJKE REORGANISATIE... 201 I. INLEIDING... 201 II. WET CONTINUÏTEIT ONDERNEMINGEN... 201 A. Basisconcepten... 201 1. 2. Kern... 201 Keuzemogelijkheden... 201 3. Actoren... 202 B. Algemene bepalingen... 202 1. Toepassingsgebied... 202 2. Definities... 203 3. Procedures... 204 4. Q&A... 204 C. Gegevensverzameling en handelsonderzoek... 204 1. 2. Het handelsonderzoek... 204 Bewarende maatregelen... 205 D. Het minnelijk akkoord... 205 E. De gerechtelijke reorganisatie... 206 1. Algemene bepalingen... 206 a. Doel van de gerechtelijke reorganisatie en toekenningsvoorwaarden... 206 b. Verzoekschrift, behandeling en uitspraak... 206 c. Termijnen, verlenging, doelwijziging en beëindiging... 207 d. Gevolgen van de beslissing tot reorganisatie... 208 e. Actoren in de gerechtelijke reorganisatie... 209 2. Reorganisatie door minnelijk akkoord... 210 3. Reorganisatie door collectief akkoord... 210 a. De behandeling van de schuldvorderingen... 210 b. Het reorganisatieplan... 210 c. Kennisname, stemming en homologatie van het plan, intrekking van het plan... 211 4. Reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag... 211 F. Verduidelijkingen WCO... 213 III. FAILLISSEMENT... 213 A. Faillissementswet... 213 1. Inleiding... 213 2. Grondvoorwaarden... 214 3. Vormvoorwaarden... 215 4. Procedure... 215 a. Actoren... 215 b. De procedure van preventieve ontzetting uit het beheer... 216 c. De faillietverklaring... 216 i. Initiatief (art. 6 Faill.W.)... 216 ii. Faillissementsvonnis (art. 11-15 Faill.W.)... 216 iii. Gevolgen van faillissement... 217 d. De boedel... 218 i. Algemeen... 218 ii. Samenstelling van de boedel... 218 iii. Beheer van de boedel... 222 e. Aangifte en verificatie van schuldvorderingen... 223 f. Vereffening en sluiting van het faillissement... 223 i. Vereffening... 223 ii. Verdeling... 223 iii. Sluiting faillissement... 224 iv. Gevolgen van de sluiting van faillissement... 224 g. De verschoonbaarheid en de andere bevrijdingsregelingen... 224 i. Geschiedenis... 224 ii. Verschoonbaarheid van de gefailleerde... 225 iii. Bevrijding van de naasten van de gefailleerde... 226 7

B. Europees insolventierecht: Verordening nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures... 228 IV. SYNTHESEOEFENING... 228 HOOFDSTUK 7. TUSSENPERSONEN IN DE HANDEL... 230 I. ALGEMEEN... 230 II. BIJZONDER... 232 A. Verkoopconcessie... 232 1. Begrip... 232 2. Eenzijdige beëindiging... 233 a. Concessies van onbepaalde duur... 233 b. Concessies van bepaalde duur... 233 c. Benadeling... 234 B. Makelaar... 234 C. Commissionair... 235 D. Handelsagentuur... 235 1. Definitie... 235 2. Plichten van de agent... 236 3. Plichten van de principaal (art. X.6 WER)... 236 4. Vergoeding van de agent... 236 5. Duur (art. X.2 WER)... 237 a. Onbepaalde tijd... 237 b. Bepaalde tijd... 238 6. Beëindiging (art. X.16 WER)... 238 a. Onbepaalde tijd of bepaalde tijd met mogelijkheid vroegtijdig op te zeggen... 238 b. Bepaalde tijd... 238 7. Uitwinningsvergoeding (art. X.18 en X.19 WER)... 238 8. Concurrentiebeding (art. X.22 WER)... 239 9. Verjaring (art. X.24 WER)... 239 10. IPR (art. X.25 WER)... 239 11. Bankagent en banksubagent... 239 III. PRECONTRACTUELE INFORMATIE BIJ COMMERCIËLE SAMENWERKINGSOVEREENKOMSTEN 240 A. Inleiding... 240 B. Toepassingsgebied ratione materiae (art. X.26 WER)... 240 C. Precontractuele informatieplicht (art. X.27 en X.28 WER)... 241 D. Sanctie (art. X.30 WER)... 242 E. Geheimhouding (art. X.31 WER)... 242 F. Interpretatie (art. X.32 WER)... 242 G. Dwingend recht (art. X.26, lid 1 WER)... 243 H. Toepassingsgebied ratione loci en bevoegdheid (art. X.33 WER)... 243 I. Evaluatie en toekomstblik (art. X.34 WER)... 243 J. Overgangsbepalingen... 243 8

Inleiding Zie schema I. Handelsrecht, economisch en financieel recht: begripsbepaling Codex Hammurabi (koning 1728-1686 vc in het Oude Babylon): diepste wortels van het handelsrecht. De codex is gebeiteld op zwarte basaltsteen en bevat 282 paragrafen over burger-, straf- en handelsrecht. Het wordt beschouwd als de oudste bewaarde wettenverzameling van de Oude Tijd, maar is het niet. Het is te zien in het Louvre in Parijs. Het Romeins recht heeft nooit een onderscheid tussen burgerlijk en handelsrecht gemaakt. De Romeinse economie was gesteund op slavernij, zodat het lange tijd ongezien was dat een burger zich zou mengen met handelsactiviteiten. Het recht was voldoende flexibel om de conflicten op te lossen. Het Romeinse recht blijft geruime tijd doorwerken. Tijdens de Middeleeuwen komen de handelsactiviteiten tot volle ontplooiing na de Kruistochten, maar het recht bleef lange tijd onaangepast. Zo ontstaan er in continentaal Europa regels die specifiek de handel of de handelaars beschermen. Er ontstaat een klasse van nieuwe burgers (de handelaars), die zich organiseren in broederschappen, hanzen, ambachten en gilden. Door dit corporatisme ontstaat een subjectief handelsrecht. Door het verbod van de kerk van de lening op interest en de canonieke leer van het justum pretium was het bijzonder moeilijk om handelsregels in het traditionele recht te incorporeren. In de 17 e eeuw worden vnl. ten behoeve van de Franse zeehandel gebruiken gecodificeerd in de Ordonnances Colbert (Ordonnance du commerce de terre 1673 en Ordonnance de la marine 1681). Deze regels vormen de basis voor het Napoleontische wetboek van koophandel van 1807 en werken tot op vandaag nog door. Met de Franse Revolutie in 1789 wordt elk onderscheid tussen mensen afgeschaft. Iedereen is vrij, ook commercieel. Het Decreet d Allarde van 2-17 mart 1791 roept de vrijheden van beroep en bedrijf in het leven en de Wet Le Chapelier van 14-17 juni 1791 schaft de ambachten en corporaties en hun prerogatieven af. Een objectieve aanknopingsfactor volstond om het onderscheid tussen burgerlijk en handelsrecht te handhaven, nl. de daden van koophandel. Art. 1 van het Wetboek van Koophandel van 1807 stelt: sont commerçants ceux qui exercent des actes de commerce + om koopman te zijn: il faut faire profession habituelle d excercer des actes de commerce. Art. 3 verwijst naar les faits de commerce. Omdat de corporaties en gilden werden afgeschaft, en dus ook hun rechtsprekende functie, moest nog een rechtbank van koophandel worden opgericht. De gelijkheid van de burgers impliceert dat niemand aan zijn natuurlijke rechter kan worden onttrokken. Art. 631 maakte de rechtbanken van koophandel bevoegd voor des contestations relatives aux actes de commerce entre toutes personnes + toutes les contestations entre négociants, marchands en banquiers, zonder ook maar enige verwijzing naar de daden van koophandel. 1

Als uitzondering op de bevoegdheid van de algemene rechtbanken en om het gedachtegoed van de Franse Revolutie getrouw te blijven, spreekt het dan voor zich dat die daden van koophandel limitatief moeten worden opgesomd (art. 632 en 633). Herziening van het Wetboek van Koophandel: eerst de bepalingen inzake faillissement (1851), later ook de bepalingen over handelaarschap (1853). Nieuw art. 1: definitie van kooplieden, die niet meer entre toutes personnes en négociants, marchands et banquiers zijn, maar zij die daden van koophandel uitoefenen, zoals die limitatief in art. 2 worden opgesomd en die daarvan, hoofdzakelijk of aanvullen, hun gewoon beroep maken. De wet van 28 februari 2013 tot invoering van het Wetboek van economisch recht (WER) heeft als doelstelling het algemeen juridisch kader mbt. economische aangelegenheden bij elkaar te brengen (art. II.1 WER). De wetgever is hier echter niet in geslaagd: de aanvullende wetgeving is nog steeds te vinden in aparte wetten (W.Kh., Faill.W., WCO, BVIE). Het doel van het WER is de vrijheid van ondernemen en de loyauteit van economische transacties te verzekeren, en een hoog niveau van bescherming van de consument te waarborgen (art. II.2 WER). Art. 3, lid 3 VEU bepaalt dat de EU een interne markt tot stand brengt met specifieke kenmerken (prijsstabiliteit en sociale markteconomie). Art. II.3 WER bepaalt dat iedereen vrij is om enige economische activiteit naar keuze uit te oefenen = vrijheid van ondernemen. Deze bepaling heft het vroegere Decreet d Allarde, dat dezelfde strekking inhield, op. Art. II.4 WER bepaalt dat de vrijheid van ondernemen wordt uitgeoefend met inachtneming van de in België van kracht zijnde internationale verdragen, van het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid zoals vastgesteld door of krachtens de internationale verdragen en de wet, alsmede van de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen en van de bepalingen van dwingend recht. In de praktijk zegt men vaak dat de vrije verkeersbepalingen en de bepalingen inzake kartelrecht complementair zijn. Kartelrecht heeft betrekking op afspraken tussen ondernemingen die een merkbaar effect kunnen hebben op de mededinging (art. 101-102 VWEU en art. IV.1- IV.2 WER). Hoe zijn deze bepalingen complementair? Het Europees recht is supranationaal, maar in België werken boek II en boek IV samen. De bepalingen zijn complementair omdat de lidstaten geen beperkingen meer mogen opleggen. Als je daarnaast ondernemingen toelaat om met elkaar afspraken te maken, dan kunnen ze deze vrijheid gebruiken om de vrijheid van anderen te beperken. Bv. in België zorgen we dat product A aan prijs B op de markt komt, en we zorgen dat de Nederlandse producten niet meer op de markt komen verboden! Dan is er geen interne markt, daarom zijn de bepalingen complementair. Het WER bestaat uit 18 boeken en zou moeten werken als één coherent en modern wetgevend instrument. Niet alle boeken treden tegelijk in werking, de wetgever heeft gekozen voor een aanbouwwet. Boek I bevat de algemene definities, maar per boekdeel worden deze aangevuld met definities eigen aan dat boekdeel. Voor boek VI en XIV zijn ook afzonderlijke definities bepaald, ieder in art. I.8 (2 verschillende artikels!). - Boek I. Definities - Boek II. Algemene beginselen - Boek III. Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen 2

- Boek IV. Bescherming van de mededinging - Boek V. De mededinging en de prijsevoluties - Boek VI. Marktpraktijken en consumentenbescherming - Boek VII. Belastings- en kredietdiensten - Boek VIII. Kwaliteit van producten en diensten - Boek IX. Veiligheid van producten en diensten - Boek X. Handelsagentuurovereenkomsten, commerciële samenwerkingsovereenkomsten en verkoopconcessies - Boek XI. Intellectuele eigendom - Boek XII. Recht van de elektronische economie - Boek XIII. Overleg - Boek XIV. Marktpraktijken en consumentenbescherming betreffende beoefenaars van een vrij beroep - Boek XV. Rechtshandhaving - Boek XVI. Buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen - Boek XVII. Bijzondere rechtsprocedures - Boek XVIII. Maatregelen voor crisisbeheer II. Aanknopingspunten van economisch recht Er zijn steeds meer aanknopingsfactoren die los kunnen staan van de hoedanigheid van de persoon. Het handelsrecht evolueert steeds meer naar een ondernemingsrecht of objectief economisch recht, dat los van de hoedanigheid van de handelende persoon adhv. economische activiteit wordt geobjectiveerd. Traditionele opvatting van het handelsrecht: de rechtsregelen die de verhoudingen tussen de handelaars (miv. industriëlen en financiers) beheersen. In deze betekenis werd het handelsrecht tegengesteld aan: - het burgerlijk recht: gemeen privaatrecht dat betrekkingen regelt tussen particulieren die geen handelaar zijn of niet in die hoedanigheid optreden; - het economisch recht: deel van het publiekrecht dat betrekkingen regelt tussen de overheid en het bedrijfsleven. Maar: de markteconomie stelt de ondernemingsgewijze productie en distributie centraal. De onderneming is de spil van de markteconomie en wordt gaandeweg de kern voor de hergroepering van regels van divers signatuur zodat economisch recht in ruime zin groeit, dat alle regelen omvat van publiekrecht én privaatrecht die de ondernemingsactiviteit betreffen. Het economisch recht in ruime zin rust op 2 pijlers: - het ondernemingsrecht (klassiek handelsrecht) betreft het statuut van de onderneming en de instrumenten waarover zij beschikt om haar doelstellingen te bereiken, en - het marktrecht betreft de rechtsregelen die betrekking hebben op het marktgebeuren en op het handelen van de daarbij betrokken hoofdspelers: ondernemingen, consumenten en overheid; - het financieel recht vormt net als het vennootschapsrecht een makkelijk afsplitsbaar onderdeel van het economisch recht. 3

A. Europees recht Functionele benadering, met ruime begrippen als economische activiteit om vrij verkeer van personen te begrenzen en onderneming als aanknopingspunt voor kartelrechtelijke doestellingen. Dienst (art. 57 VWEU) = de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden (werkzaamheden van industriële en van commerciële aard, van ambacht, van de vrije beroepen). Het is ook elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, nl. door een onderneming, organisatie of persoon die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een gereglementeerd beroep uitoefent. De dienstverlening wordt verondersteld een tijdelijk karakter te hebben, maar dit moet worden bekeken in functie van de vrijheid van vestiging. Onderneming = elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop ze wordt gefinancierd. Economische activiteit = de activiteit bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt. Evolutie in de handels- of marktpraktijken van het begrip beoefenaar van een beroeps- of bedrijfsactiviteit: - de uitoefening van een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of van een vrij beroep; - verkoper = iedere natuurlijke of rechtspersoon die bij overeenkomsten handelt in het kader van zijn publiekrechtelijke of privaatrechtelijke beroepsactiviteiten iedere natuurlijke of rechtspersoon die bij overeenkomsten handelt in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten. - gevestigde dienstverlener = persoon die vanuit een duurzame vestiging voor onbepaalde tijd daadwerkelijk een economische activiteit uitoefent. Gekoppeld aan een onderneming, organisatie of een persoon, die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een gereglementeerd beroep uitoefent. - concurrenten en handelaars = een natuurlijke of rechtspersoon die de betrokken transactie sluit in het kader van zijn commerciële of beroepsactiviteit alsmede een persoon die namens en voor rekening van een handelaar optreedt. - verkoper/leverancier/handelaar = elke natuurlijke of rechtspersoon die handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit. - consument = iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. - handelaar = iedere natuurlijke of rechtspersoon, ongeacht of deze privaat of publiek is, die handelt voor doeleinden die betrekking hebben op zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, alsook degene die in naam van of voor rekenschap van een handelaar optreedt. ruime en functionele omschrijving van economische activiteit. 4

B. Belgische evolutie De Europese evolutie werkt door in het Belgische recht. In 2010 besloot de wetgever dat elkeen die op gelijke wijze de markt betreedt, onderworpen moet worden aan dezelfde regels. Voor handels- en marktpraktijken houdt dat in dat men vanuit een zekere organisatie zijn diensten of producten aan het publiek, op de markt, aanbiedt of minstens het voornemen heeft om diensten of producten op georganiseerde wijze aan het publiek, op de markt aan te bieden. Het stellen van een zuiver geïsoleerde handeling, ook al past deze in de lijst van daden van koophandel, is onvoldoende om onder de regels inzake marktpraktijken te vallen. De WMPC voerde als aanknopingspunt voor marktpraktijken het begrip onderneming in = elke natuurlijke of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede hun verenigingen, muv. de beroepsbeoefenaars van een vrij beroep. Eenmalige handelingen volstaan niet om een persoon als onderneming te kwalificeren. Dienst = elke prestatie verricht door een onderneming in het kader van haar professionele activiteit of in uitvoering van haar statutair doel. De aard van de activiteit is bepalend. Economische activiteit = het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt. loskoppeling van de marktpraktijken met de daden van koophandel! De evolutie eindigt in het nieuwe WER: - Onderneming = elke natuurlijke of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen (art. I.1.1 WER). - Consument = iedere natuurlijke of rechtspersoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen (art. I.1.2 WER). C. De bijzondere positie (?) van vrije beroepsbeoefenaars Traditioneel worden vrije beroepsbeoefenaars buiten het klassieke handelsrecht gehouden. Sinds de Kaderwet van 1 maart 1976 kwamen allerlei vrije beroepen tot stand, omdat de wet het vrij beroep niet definieerde. In de rechtsleer werd de specifieke behandeling van vrije beroepsbeoefenaars bekritiseerd. Het arrest van het Hof van Cassatie van 13 september 2002 mbt. de handelspraktijken bracht de discussie in een stroomversnelling. Europeesrechtelijk bestaat er geen afwijkende behandeling van de vrije beroepsbeoefenaars. Het is de Belgische wetgever die de richtlijnen telkens in afzonderlijke wetgeving implementeert. De EU kan slechts een coördinatie van lidstatelijke toegangsvoorwaarden tot een beroep doorvoeren (art. 53, lid 2 VWEU) obv. een richtlijn die door de Raad met unanimiteit wordt genomen de EU kan de regels van wederzijdse erkenning van nationale beroepskwalificaties uitwerken voor beroepen die op nationaal niveau gereglementeerd zijn en de naleving ervan verzekeren. De rechtspraak van het Hof van Justitie behandelt vrije beroepsbeoefenaars niet afwijkend (zie Gebhard-arrest). Ook vanuit het kartelrecht zijn vrije beroepsbeoefenaars ondernemingen. Een beperkte mate van regulering vormt dan geen belemmering, maar een stimulans tot algemene welvaartschepping (verscherpte kartelrechtelijke doorlichting van vrije beroepsregels). De ruime definitie van onderneming en dienst uit de WMPC van 2010 sluit vrije beroepsbeoefenaars zonder meer in het toepassingsgebied van deze wet, maar toch besloot de wetgever daar anders over (de wet is niet van toepassing op vrije beroepsbeoefenaars, tandartsen en kinesisten). Het Grondwettelijk Hof stelde al meermaals dat de uitsluiting van het toepassings- 5

gebied van de WMPC de gelijkheid en niet-discriminatie schendt, zodat de WMPC moest worden gewijzigd. In het nieuwe WER zijn de vrije beroepsbeoefenaars niet onderworpen aan boek VI, maar aan boek XIV. Dat boek is op hen van toepassing voor de kenmerkende intellectuele prestaties van hun beroep. D. Besluit Ongeacht de gebruikte term, het is belangrijk om naar aard beroepsmatige economische activiteiten af te zonderen voor regelgeving. Het handels- en economisch recht vereist functionele aanknopingspunten. Het economisch recht richt zich tot economische activiteiten die op georganiseerde wijze op de markt worden aangeboden of waarvan wordt voorgenomen ze op georganiseerde wijze op de markt aan te bieden. Economische activiteiten = commerciële, industriële en financiële activiteiten = activiteiten die in de regel tegen vergoeding (rechtstreeks of onrechtstreeks) worden aangeboden. Op de markt aanbieden sluit persoonlijk werk en aankopen op de markt die niet tot aanbod op die markt leiden uit. 6

Hoofdstuk 1. Aanknopingspunten economisch recht I. Algemeen A. Begripsbepaling economisch recht Zie inleiding. II. Bijzonder A. Daden van koophandel 1. Art. 1 W.Kh.: begrip koopman/handelaar is wie van daden van koophandel uit te oefenen, zijn gewoon, hoofdzakelijk of aanvullend beroep maakt. 2. Daden van koophandel a. Kenmerken Kenmerken: - limitatieve lijst bij wet opgesomd; - winstoogmerk, in de zin van speculatieve winst, profijt, winstbejag (Cass. 1973: le but de lucre, de spéculation ), als verwijzing naar de subjectieve ingesteldheid van de natuurlijke persoon. Pastoorsarrest Hof van Cassatie 19 januari 1973: een pastoor liet met geld van de kerk een zwembad bouwen door een aannemer voor de parochianen, tegen een zacht prijsje. Er was een scheur in het zwembad, waardoor al het water wegliep. De pastoor weigert te betalen, maar de aannemer zegt dat hij omwille van de lage prijs het werk moet aannemen. De aannemer daagt de pastoor voor de rechtbank van koophandel. Het Hof van Cassatie stelt dat de pastoor, die een daad van koophandel stelde, geen handelaar was omwille van het gebrek aan winstoogmerk, dat vereist is door het W.Kh. Deze rechtspraak geldt nog steeds. b. Objectieve daden van koophandel Afzonderlijke, geïsoleerde handelingen. Voorbeelden: - koop van roerende goederen op ze opnieuw te verkopen of te verhuren, en elke verkoop of verhuring die het gevolg is van dergelijke aankoop (art. 2, streep 1 en 2 W. Kh.) bv. concessiehouder van allenverkoop; franchisingnemer; Quick; Premaman; aankoop van een bos om bomen te vellen en te verkopen: het bos is onroerend uit de aard, maar indien de aankoop geschiedt met de bedoeling elementen af te scheiden van de bodem, dan worden deze zaken als roerend beschouwd; 7

- de aankoop van een handelszaak om ze te exploiteren (art. 2, streep 3 W.Kh.) = voorbereidende handeling die een daad van koophandel is; - elke bank-, wissel-, commissie- of makelaarsverrichting (art. 2, streep 8 W.Kh.) bv. elke opening van depositorekeningen; kredietopeningen; uitbaten van wisselkantoren; wisselagenten; Bij banken ook de accessoria, bv. het verhuren van kluizen; - alle verbintenissen van handelsagenten (art. 2, streep 7 W.Kh.) bv. in naam en voor rekening van de opdrachtgever, maar niet onder gezag van de opdrachtgever, met wie de handelsagent een permanente band heeft. Onderneming = een geheel van afzonderlijke handelingen: - verwijst naar herhaling; - verwijst concreter naar: o een veelheid van handelingen, wat een vooraf daartoe opgezette organisatie veronderstelt (een geheel van voorbereidselen waarna de activiteit kan worden aangevat); o een uitoefening via een daartoe opgezette organisatie die meer is dan de organisatie van persoonlijk werk (de intentie om zich naar binnen en naar buiten (tav. derden) als een onderneming te organiseren). Voorbeelden: - verrichtingen van industriële ondernemingen (art. 2, streep 4 W.Kh., maar geen landbouwbedrijven) bv. machinale of andere verwerking in ruime zin (elke manipulatie van grondstoffen): steenbakkerij; niet extractie uit eigen grond om te verkopen, want geen bewerking of verwerking: uitbating steenkoolmijn, steengroeve, uitbating minerale of thermale bron; het begrip landbouwbedrijf is ruim en omvat vogel-, hoender- en viskweek, riviervisserij, bijen- en veeteelt (niet zeevisserij, zie art. 3 W.Kh.), maar de personen die gewoonlijk van een andere persoon kuikens ontvangt om ze vet te mesten, daartoe alle kosten draagt en vergoed wordt per kilo, wordt beschouwd als een handelaar: de betrokken activiteit wordt niet beschouwd als landbouw. - ondernemingen van openbare of particuliere werken (art. 2, streep 5 W.Kh.) bv. aanneming van werken: enkel werken in onroerende staat of ook mbt. roerende goederen? Bv. uitgever van een tijdschrift, onderneming die onderzoek op bestelling doorvoert. Enkel aanneming van werken aan goederen? - ondernemingen van vervoer te land, te water of door de lucht (art. 2, streep 5 W.Kh.) bv. taxibedrijf; luchtvaartmaatschappij; uitbater van pijplijn voor transport van olie; uitbater van het nationale spoorwegennet NMBS; - ondernemingen van leveringen (art. 2, streep 6 W.Kh.) bv. uitbating van een rusthuis; publicatie van een dagblad of een tijdschrift en de verkoop ervan; uitbaten van een benzinestation; leverancier van stookolie; reisorganisator; uitbater van een restaurant of herberg; organisator van beurzen en tentoonstellingen; - ondernemingen van zaakwaarneming (art. 2, streep 6 W.Kh.) bv. elke behartiging van andermans economische belangen in ondernemingsvorm, dus niet de individuele zaakwaarneming wanneer je buurman of vriend op reis is, maar wel een boekhoudkantoor, incassobureaus, ; 8

- ondernemingen van premieverzekeringen (art. 2, streep 6 W.Kh.) bv. landverzekeringen met premie: tegen een premie dekking verlenen tegen bepaalde in de overeenkomst omschreven risico s; niet onderlinge verzekeringen: personen die bloot staat aan dezelfde risico s verbinden zich tegenover elkaar om de gevolgen van de realisatie van het risico voor één van hen te vergoeden (geen winstoogmerk); - inrichtingen van openbare schouwspelen (art. 2, streep 6 W.Kh.) bv. organisatie van concerten en tentoonstellingen; realiseren van theaterproducties en vertonen van films; organisatie van sportmanifestaties; pastoor die een zwembad laat bouwen. Niet: éénmalig muziekoptreden in café, georganiseerd door de café-uitbater (geen onderneming); organisatie van voorstellingen ten voordele van een liefdadigheidswerk (geen winstoogmerk); quid bij organisatie met een overwegend kunstzinnig/kunstminnend/artistiek karakter? - ondernemingen die tot doel hebben onroerende goederen te kopen om ze weder te verkopen (art. 2, streep 9 W.Kh.) bv. onderneming die bouwterreinen aankoopt, er voor eigen rekening op bouwt en de afgewerkte woningen nadien verkoopt (vastgoedkantoor). De ondernemingsvereiste stemt overeen met het gewoon beroep of het beroepsmatig uitoefenen, indien het verwijst naar: een veelheid van handelingen die een vooraf daartoe opgezette organisatie veronderstelt. Naar vorm: alles order- en toonderpapieren (art. 2, streep 11 W.Kh.). Verbintenissen die overdraagbaar zijn met het papier zelf vormen een daad van koophandel bv. wisselbrieven, mandaten, orderbriefjes, cheques, Hier vormt het winstoogmerk geen afzonderlijke vereiste: het zijn zuivere daden van koophandel. MAAR: verschuiving in de rechtspraak. Winstoogmerk in de zin van het W.Kh. wordt steeds minder als referentie aan de subjectieve ingesteldheid van de persoon gezien, en steeds meer als onderdeel van de daad van koophandel zelf of van het beroepsmatig uitoefenen van die daad. Zie Cass. 1946 en 1948 en commentaar W.G. bij Cas. 19 januari 1973. c. Subjectieve daden van koophandel Subjectieve daden van koophandel zijn alle handelingen (alle verbintenissen die op een handelaar rusten, ook al zijn ze niet opgesomd in art. 2 W.Kh.) van een koopman, tenzij hij bewijst dat ze geen verband houden met zijn handel, er vreemd aan zijn. Voorbeelden: - bij uitstek verbintenissen die voortvloeien uit onrechtmatige daad van een handelaar, zoals de schadeloosstelling wegens onrechtmatige mededinging of het veroorzaken van een auto-ongeval door een handelaar nav. de uitbating van zijn handel; - contractuele verbintenissen: de plicht tot het betalen van een architect ivm. de studie van bouwwerken aan het handelshuis, van verzekeringsovereenkomsten aangegaan door een handelaar; - wegens gebrek aan winstoogmerk gediskwalificeerde objectieve daden van koophandel, maar slechts wanneer de handeling door een handelaar is gesteld; 9

- aankoop van een crossmotor door een handelaar om zelf deel te nemen aan wedstrijden: o indien handelaar in motorfietsen: art. 2, streep 1 W.Kh. is niet van toepassing; o indien vreemd aan zijn handel: weerlegbaar vermoeden van commercialiteit (de concrete handeling is vreemd aan de handel van de handelaar, zoals hij die beoefent). 3. Gewoon beroep Natuurlijke persoon: stellen van daden van koophandel met enige regelmaat (om zijn kost te verdienen = beroepsmatig karakter) én met winstoogmerk. Niet: een té occasionele activiteit die geen gewone beroepsuitoefening uitmaakt. Bv. grafdelver die enkel rond Allerheiligen bij bloemenkwekers chrysanten aankoopt om ze verder te verkopen. Rechtspersoon: bepalend is of het statutair doel bestaat in het stellen van daden van koophandel. 4. Hoofdzakelijk of aanvullend beroep Accessorium sequitur principale: hoofdactiviteit (nauwe verstrengeling of ondergeschikte activiteit voorbereidende handelingen kunnen als accessoria het statuut van de hoofdactiviteit overnemen). Aanvullend beroep: autonome activiteit die los staat van de hoofdactiviteit. Voorbeelden: - postzegelverzamelaar die arbeid in loondienst verricht, maar in zijn vrije tijd aankopen doet op een postzegelbeurs = geen handelaar; - postzegelverzamelaar die arbeid in loondienst verricht, maar in zijn vrije tijd wekelijks een verkoopstand houdt op een postzegelbeurs en aankopen doet van grote loten postzegels op veilingen = handelaar want het stellen van daden van koophandel is een aanvullend beroep geworden naast de hoofdactiviteit; - een zakenkantoor uitbaten na de normale werkuren kan een aanvullend beroep uitmaken. 5. Zijn geen handelaar in de zin van W.Kh. Er zijn 2 criteria: - vallen buiten de limitatieve opsomming van de wet en - stellen van daden van koophandel zonder winstoogmerk. Zijn geen handelaar in de zin van W.Kh.: - landbouwers en veetelers; - werknemers: zij handelen niet op zelfstandige basis (in eigen naam en voor eigen rekening); - ambachtslieden; - delfstofnijverheid: zie art. 2, streep 4 W.Kh.; 10

- overheid: handelingen in het algemeen belang en geen winstoogmerk wel: NMBS, maatschappijen van stedelijk gemeenschappelijk vervoer en intercommunaal vervoer te Brussel, autonome overheidsbedrijven (bv. Bpost, Belgocontrol, BIAC, ); - verenigingen zonder winstoogmerk, voor zover de individuele daden van koophandel met winstoogmerk in overeenstemming zijn met de wet van 2 mei 2002 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk: dan is er geen winstoogmerk op het niveau van de vereniging en is de vzw geen handelaar. De vzw maakt niet van het stellen van daden van koophandel haar gewoon beroep; - beroepsvereniging: gebrek aan winstoogmerk; - vrije beroepsbeoefenaars: intellectueel karakter van de prestaties is doorslaggevend; - kunstenaars/beoefenaren van artistieke beroepen? Gebrek aan winstoogmerk want de drijfveer is in hoofdzaak de artistieke overweging = burgerlijk (bv. schrijver die in eigen beheer zijn werk uitgeeft, een kunstschilder die een lokaal huurt om werken tentoon te stellen mho. verkoop). 6. Art. 2bis W.Kh. Apothekers, geneesheren (thans: officina-verbod), dierenartsen die farmaceutische producten verkopen zijn geen handelaars, voor zover die producten onder de respectieve beroepen ressorteren. Voor apothekers vallen alle producten waarvoor ze de toelating hebben ze te verkopen onder de uitzondering. 7. Art. 2ter W.Kh. Wordt echter niet als daad van koophandel aangemerkt, het opvangen van kinderen door onafhankelijke en zelfstandige onthaalouders die beantwoorden aan de voorwaarden bepaald door de bevoegde overheid inzake gezinsbeleid. 8. Art. 3 W.Kh. Mbt. handel op zee (limitatieve lijst, zie Franse Revolutie). B. Ondernemingen in de zin van wetgeving marktpraktijken Adagium: elkeen die op dezelfde wijze de markt betreedt, wordt onderworpen aan dezelfde rechtsregels. Verkoper (uit WHPC 1991) zijn veronderstelt dat er een zekere organisatie is om zijn diensten of producten aan het publiek, op de markt aan te bieden of dat men minstens het voornemen heeft om diensten of producten op georganiseerde wijze aan het publiek, op de markt aan te bieden. Geïsoleerde handelingen vallen buiten het verkopersbegrip (van de WHPC 1991). Verruiming in WMPC (2010): van verkopersbegrip naar ondernemingsbegrip daden van koophandel dekken alle handelsactiviteiten. Afstemming op het mededingings-/kartelrecht. Overname van het ondernemingsbegrip in WER: zie definitie in art. I.1.1 WER. C. Onderneming in zin kartelrecht 1. Inleiding De aanknopingspunten van economisch recht moeten functioneel worden bekeken: in functie van de doelstelling van de betrokken wetgeving kunnen dezelfde begrippen andere betekenissen krijgen. 11

2. Ondernemersbegrip art. 101-102 VWEU (oud art. 81-82 EG-Verdrag). Basis: HvJ 23 april 1991, Höfner en Elser (blz. 6): elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd is een onderneming. - elke eenheid = natuurlijke of rechtspersoon; - economische activiteit = zie Commissie t. Italië; - ongeacht de rechtsvorm = kan allerlei vennootschapsvormen aannemen, winstoogmerk is niet doorslaggevend; - ongeacht de wijze waarop zij wordt gefinancierd = ook de overheid valt hieronder. 3. Economische activiteit Economische activiteit in de zin van art. 101-102 VWEU: arrest Commissie t. Italië: in dat verband wordt onder economische activiteit verstaan, de activiteit bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt. Economische activiteit omvat alle stadia van de economische cyclus, miv. de landbouw. Je moet in feite nagaan of een entiteit een economische impact heeft op de markt door goederen of diensten aan te bieden. Toepassingen: - vrije beroepsbeoefenaars = ondernemingen bv. advocaten bieden tegen beloning diensten aan, zij dragen de aan de uitoefening van deze activiteiten verbonden financiële risico s (zie arrest Wouters); - overheidsondernemingen = ondernemingen; - ondernemingsverenigingen = ondernemingen bij advies, niet bij afspraken die de mededinging beperken (bv. Orde van architecten kan geen looneisen stellen); - (koepel)verenigingen van ondernemingsverenigingen = ondernemingen; - sportfederaties = ondernemingen, ook bij activiteiten die ertoe bijdragen de doping in de sport te bestrijden ( vrij verkeer van diensten); - uitsluitend antidopingregels die een legitiem doel nastreven, zoals het verzekeren van het goede verloop van de sportcompetitie = uit art. 101 VWEU uitgesloten (geen onderneming); - Griekse automobiel- en tourismeclub = o deel aan de besluitvoering = overheidstaak; o op commerciële wijze motorcrossen organiseren = onderneming; - Hof van Justitie, arrest Josemans: de gemeente Maastricht bepaalt dat enkel nog Nederlanders mogen worden bediend in de coffee shops binnen de stad, om overlast te vermijden. Josemans baat een coffee shop uit en krijgt een boete omdat hij verkoopt aan buitenlanders. Hij claimt dat dit een beperking vormt van het vrije verkeer van diensten en van het recht van de burgers om te gaan en staan waar ze willen. Het Hof van Justitie stelt dat de verkoop van verdovende middelen strikt gereglementeerd is. Hier gaat het om illegale verdovende middelen, die niet in de handel zijn (Europeesrechtelijk zijn softdrugs illegaal) functionele benadering: de redenering kan verschillen naargelang de wetgeving; 12