Stand van zaken t.a.v. de entreeopleiding per 18 juni 2012 Bron: directie BVE van het ministerie van OCW Status wetsvoorstel Het wetsvoorstel is medio maart 2012 naar de Kamer gegaan. Dit wetsvoorstel is voor iedereen inzichtelijk. Het ministerie van OCW hoopte dat de Eerste Kamer dit wetsvoorstel voor de zomer zou goedkeuren. Met de aanstaande verkiezingen zal dit later worden. Indien men zich op een aantal punten niet met het wetsvoorstel kan verenigen, dan moet men zich wenden tot de volksvertegenwoordiging of dit signaleren via de MBO Raad. Vragen Heeft u inhoudelijke vragen n.a.v. deze hand-out dan kunt u: - een kijkje nemen bij de Vragen en Antwoorden over de Entreeopleiding op de website van MBO15: www.mbo15.nl; - uw vraag stellen tijdens de Focusbijeenkomst over de Entreeopleiding op 25 juni in Ede; - bij geen of onvoldoende beantwoording, uw vraag mailen naar info@mbo15.nl. MBO15 legt dan uw vraag voor aan het ministerie. Intake Algemeen De entreeopleiding is drempelloos. De mbo-instelling heeft de plicht iedereen aan te nemen, met uitzondering van: Degene die nog geen 16 is en nog volledig leerplichtig is; Degene die reeds twee jaar in een entreeopleiding heeft gezeten; Het is bij entree opleidingen van groot belang dat de intake goed en grondig gebeurt ( het proces van aanmelden, gesprek voeren en afspraken maken in de onderwijsovereenkomst tussen de student en de onderwijsinstelling). Als de mbo-instelling van mening is dat de student de opleiding niet aan kan of hierover ernstig twijfelt, moet men hierover in gesprek gaan met de student en ouders. Het is van groot belang dat met alle studenten vooraf goede afspraken worden gemaakt en vastgelegd in een onderwijsovereenkomst over de inspanningsverplichtingen van de onderwijsinstelling (inzet van de 1/5
school, het rooster, eventuele extra lessen) en de inspanningsverplichtingen van de student. Ook vraagt dit soort trajecten om goede afspraken met gemeenten, vso, praktijkscholen, etc. Deze netwerken moeten versterkt worden ten gunste van deze studenten. Men mag op basis van de intake echter geen studenten weigeren. Als na vier maanden blijkt dat het niet werkt, kan het opleidingstraject worden beëindigd. De praktijkervaring van een aantal scholen is dat jongeren tussen 16-18 gedurende twee jaar iedere vier maanden rondhoppen bij een andere opleiding. Dit is voor deze jongeren niet goed, maar het is vooral kwalijk dat de rest van de jongeren die wel gemotiveerd in opleidingen zitten hier last van ondervinden. Dit probleem kan het mbo niet oplossen; wel kan na twee mislukkingen geprobeerd worden ouders en student te overtuigen van een andere weg. Doordat de vsv ers van niveau 3 en 4 en vsv ers van niveau 2 en vsv ers van niveau 1 en vmbo en havo nu apart worden geteld, wordt de problematiek van vsv beter en meer gedifferentieerd zichtbaar zodat de naam van de school minder besmeurd hoeft te worden. Verder kan multiproblematiek geen reden zijn om iemand in een entreeopleiding te plaatsen. Overbelaste jongeren met een diploma worden geplaatst op hun eigen niveau 2 of 3 of zelfs 4, waarbij de mbo-instelling afspraken moet maken over ondersteuning via de zorgstructuur of vanuit de regionale plusvoorziening. De plusvoorziening is ervoor om schoolgaande jongeren van alle vo- en mbo-opleidingen, tussen de 12-23 jaar die in de problemen zitten zodanig te ondersteunen dat zij hun school kunnen blijven volgen en niet uitvallen. Dus ook voor de studenten van de entree opleidingen. Suggesties t.a.v. samenwerking met gemeenten De ervaring leert dat de samenwerking per gemeente sterk verschilt. Op welke manier kan de onderwijsinstelling deze samenwerking verbeteren en beïnvloeden? Suggesties: Maandelijks heeft de manager/coördinator van de entreeopleiding 1 uur een gesprek met een contactpersoon van de sociale dienst. Hij/ zij onderhoudt ook frequent contact met de jeugd GGZ en GGD. Bij een bindend studieadvies heb je de plicht een waarschuwing vooraf te geven. Mail deze waarschuwing in cc naar de gemeente, zodat zij op de hoogte zijn. Leg de procedure rondom een bindend studieadvies goed vast. Betrek hierbij de medezeggenschap. Vraag iemand van de gemeente als toehoorder aanwezig te zijn bij de zitting van de commissie, zodat men kennis neemt van de problematiek. 2/5
Bindend studieadvies Iedere student in een entreeopleiding krijgt na vier maanden een studieadvies. Een negatief advies is bindend en daarbij geldt het volgende: Het advies moet gebaseerd zijn op een dermate gebrek aan studieresultaten over de gehele linie dat niet verwacht kan worden dat de student een diploma haalt in de gekozen beroepsrichting. Vooraf moet een schriftelijke waarschuwing zijn gegeven. Het advies moet schriftelijk worden beargumenteerd en er moet de mogelijkheid zijn tot het aantekenen van een beroep. Het advies moet worden vastgelegd. Het bindend studieadvies is echter geen studieverbod. Omdat het belangrijk is de komende jaren de bewegingen van deze studenten te monitoren, kan worden afgesproken met de onderwijsinstellingen deze gegevens vast te leggen in Bron (DUO). Intensivering onderwijs De onderwijstijd is 1000 uur. Oorspronkelijk bestond dit uit 750 begeleide onderwijstijd en 250 uur praktijk. Dit is nu teruggebracht tot minimaal 600 uur begeleide onderwijstijd. De minimumtijd voor praktijk is komen te vervallen. Dit betekent dat een onderwijsinstelling zelf kan bepalen hoeveel bpv binnen de 1000 uur kan worden geprogrammeerd. Vanzelfsprekend maakt bpv een belangrijk deel uit van de opleiding. Bij begeleide onderwijstijd dient het onderwijsprogramma te worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het team dat bestaat uit bevoegde en bekwame docenten en ander onderwijspersoneel (bijvoorbeeld instructeurs). Bij de begeleide onderwijstijd moet men niet alleen denken aan een docent met een krijtje voor het bord en studenten die aantekeningen maken. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de inrichting van het onderwijsprogramma en de inzet van het onderwijspersoneel. Het ministerie van OCW verwacht na de zomer meer duidelijkheid te kunnen geven over de begeleide onderwijstijd. Taal en rekenen Het ministerie van OCW wil zich niet neerleggen bij uitspraken als dit kunnen onze studenten niet. Dat wil zeggen dat alle onderwijsinstellingen serieus aan het werk moeten met taal en rekenen. Voor de entreeopleidingen geldt als norm 2F. De onderwijsinstellingen kunnen zelf bepalen op welke wijze zij dit realiseren. Instellingen worden opgeroepen om hun ervaringen met verschillende methoden en toetsen te melden aan het steunpunt taal en rekenen. In 2014 wordt een besluit genomen op basis van de opgedane ervaringen en gesprekken die zijn gevoerd met het Steunpunt Taal en Rekenen over de mate waarin het resultaat taal en rekenen meetelt in de zak-slaag-regeling voor de entreeopleidingen. 3/5
Mogelijkerwijs worden er aanvullende eisen gesteld aan het diploma entreeopleidingen voor studenten die naar niveau 2 willen (deze moeten gelijk zijn aan het vmbo). Regionale samenwerking Verondersteld wordt dat er in de regio contacten bestaan tussen de instellingen voor jeugdhulpverlening, jeugd-ggz, Maatschappelijk werk, de GGD en andere vormen van jeugdhulpverlening en dat er goede contacten zijn met erkende leerbedrijven, het mkb en de gemeenten. Over de wijze waarop deze contacten worden onderhouden kan en wil het ministerie van OCW niets voorschrijven. Omdat de onderwijsinstellingen moeten werken met verschillende gemeenten met allemaal een eigen beleid, kan het mbo het beste zelf hierin het initiatief en de regie nemen. Het ministerie kan hier niet of nauwelijks invloed op uitoefenen, omdat de gemeenten zelfstandige bestuursorganen zijn. Wel is in de memorie van toelichting van deze wet en de wet Werk en Bijstand opgenomen dat er minimaal een keer aan de partijen in het land wordt gevraagd of men behoefte heeft aan een handreiking van hoe er in de regio samengewerkt kan worden. In dit kader hebben twee bestuurlijke overleggen plaats gevonden in januari en maart van dit jaar, alwaar besloten is tot enkele regionale werkbijeenkomsten over samenwerking. Samenwerking met pro, vso en vmbo Aan eventuele samenwerkingsvormen wordt niet getoornd. Als een praktijkschool samen met een mbo-instelling een opleiding vormgeeft en een mbo-instelling inhuurt om te examineren, kan dit in de toekomst ook. Over de financiële afwikkeling moeten afspraken gemaakt worden tussen de praktijkschool en de mbo-instelling. Let wel: de verzorging van assistentopleidingen in het vmbo is wettelijk geregeld en de verzorging van assistentopleidingen in het pro is niet geregeld. Kwalificatiedossier Deze wet gaat niet over kwalificatiedossiers. Deze wetswijziging verandert daar niets aan. Wel zal worden bekeken of parallel aan de domeinen het aantal kwalificatiedossiers in het entreeonderwijs kan worden beperkt. Het advies hierover van de SBB wordt afgewacht. Vooropleidingseisen niveau 2 De mbo-instelling kan besluiten een jongere zonder diploma een toelatingsonderzoek af te nemen en bij een positieve uitkomst daarvan deze toelaten tot een mbo-opleiding van niveau 2 of 3. Dit kan de instelling doen wanneer, blijkens de voorgeschiedenis van een student, zij de indruk heeft dat een student die zich meldt voor een mbo-2-opleiding of hoger voldoende capaciteiten daarvoor heeft, maar door omstandigheden geen diploma heeft. De studenten hebben echter geen recht op een toelatingsexamen. Dit toelatingsonderzoek moet goed worden gedocumenteerd. Er worden geen landelijke eisen aan het toelatingsonderzoek gesteld. 4/5
Financiën Het wordt binnen de bekostiging zichtbaar hoeveel geld beschikbaar komt voor entreeopleidingen, maar dit wordt niet geoormerkt. De mbo-instellingen blijven vrij dit te besteden. Het toegekende bedrag is afhankelijk van het aantal studenten niveau-1 van twee jaar daarvoor (t-2) en wordt dus met enige vertraging aangepast aan stijgingen of dalingen. De deeltijdfactor is 0,5 voor bbl entreeopleidingen. 5/5