Advies en Arbitragecommissie rijksdienst



Vergelijkbare documenten
Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

College voor geschillen medezeggenschap defensie

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

De adviesaanvraag van de centrales en het standpunt van het VSO zijn aan dit advies gehecht.

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Partijen: De medezeggenschapsraad van de openbare basisschool "De Quint" te Alkmaar, nader aan te duiden als medezeggenschapsraad (MR)

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Klacht over begeleiding leerling is ongegrond. De schoolleiding heeft een taak bij de oplossing van een geschil tussen docent en ouders.

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

Klachten- en geschillenregeling

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Uitspraak geanonimiseerd

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

12 Overleg met organisaties van overheidspersoneel. Algemene bepalingen

SAMENVATTING Adviesgeschil en interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h WMS (aanstelling of ontslag van de schoolleiding)

Wijze van afhandelen van bezwaarschriften door Gedeputeerde Staten CBE Inleiding

Samenvatting. 1. Procedure

Uw nummer (letter): 2016/ Uw brief van: 29 juni 2016 Ons nummer: Willemstad, 20 juli 2016

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Beslissing ten aanzien van klacht over het LOWI 2015, nr. 1

Behandeling bezwaarschrift Gemeente Zaanstad, Dienst Stadsbedrijven

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Uitspraaknr Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs. De klacht. Visie van partijen

Ik adviseer u in dit verband uw besluit van 8 januari 2009 te herroepen.

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Regeling Geschillen- en Bezwarencommissie Orionis Walcheren WSW

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Regeling Geschillen- en Bezwarencommissie Orionis Walcheren WSW

januari 2014 jaarlijks af te bouwen met een staffel van In de vergadering van de commissie voor georganiseerd overleg van 24 september 2014

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

OORDEEL. Het verzoek tot onderzoek betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, hierna (ook) te noemen: de gemeente.

Regeling Bijzonder Georganiseerd Overleg Clustervorming Brandweer Veluwe Noord

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren Ambtenaren

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

Onderwerp Wijziging verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Boxtel

de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel t.a.v. de heer J.W. Dieten verslag hoorzitting d.d bijlage(n)

Regeling Bezwarencommissie Orionis Walcheren Ambtenaren

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

BEZWARENREGLEMENT ex. artikel 7:13 Awb van de Openbare Rechtspersoon Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio te Zwolle

f. Klachtencoördinator: de klachtencoördinator als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling

De adviesaanvraag van de centrales en de nadere onderbouwing van de standpunten van beide partijen zijn aan dit advies gehecht.

151/2015 KlRz RAPPORT. inzake de klacht van. Verzoeker. tegen. de Minister van Justitie

Het advies van de Commissie Wetenschappelijke Integriteit

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht; Regeling behandeling rechtspositionele bezwaren regio Drechtsteden

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

Eerste Kamer der Staten-Generaal

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Reglement geschillenadviescommissie

1 dat op 5 mei 1995 in werking is getreden de Wet houdende regeling van de medezeggenschap van het overheidspersoneel (Staatsblad 1995, 231);

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar

Geschatte waarde veel hoger dan andere taxaties. Klacht te vroeg ingediend. Nog geen uitvoering rechterlijk vonnis.

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

HET DAGELJKS BESTUUR VAN DE STICHTING SAMENWERKINGSVERBAND VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK, statutair zetel hebbende in de gemeente Gouda;

Klacht over informatieverstrekking aan jeugdzorg en ex-partner ongegrond omdat de school zorgvuldig gehandeld heeft.

Klachtenreglement Vereniging Yogadocenten Nederland (VYN)

Regeling beoordelingsgesprekken O2A5

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Voorstel aan college b&w van Landsmeer

Klachten? Stichting Pensioenfonds Blue Sky Group. Amstelveen, 26 juli Deel 1 Offertes van Blue Sky Group

Dakkapel kan wél Gemeente Diemen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Rijk en Politie

Reglement Klachtencommissie

Transcriptie:

Advies en Arbitragecommissie rijksdienst Aan: De vakorganisaties in het Overleg Personeelszaken Rijksuniversiteit Leiden De Voorzitter van het Overleg Personeelszaken Rijksuniversiteit Leiden Bijlagen: inlichtingen 2 (verslagen) 070-376 57 65 AAC/96.037 20 juni 1996 AAC.45 Onderwerp: Advies betreffende geschil inzake de noodzakelijkheid van het voeren van overleg bij de invoering van een beursstelsel voor promovendi 1. INLEIDING De vakorganisaties in het Overleg Personeelszaken van de Rijksuniversiteit Leiden (OPRUL) en de voorzitter van het Overleg Personeelszaken Rijksuniversiteit Leiden, hebben bij brief van 20 september 1995 (AAC.95.053-AAC.45) een adviesaanvrage ingediend bij de Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst (hierna te noemen de commissie), inzake een gerezen geschil tussen het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Leiden en de vakorganisaties. Op 2 april 1996 hebben partijen opnieuw advies gevraagd aan de commissie omdat de eerder, tijdens de hoorzitting van 27 november 1995, door de commissie voorgestelde weg, niet tot een oplossing heeft geleid (AAC.96.022-AAC.45). Het geschil heeft betrekking op de vraag of door het College van Bestuur overleg had moeten worden gevoerd over de invoering van een systeem van bursalen. De verslagen van de beide hoorzittingen zijn als bijlage bij dit advies gevoegd. Op grond van de haar ter beschikking staande stukken en op grond van hetgeen naar voren is gekomen uit de op 27 november 1995 en 3 juni 1996 gehouden hoorzittingen, heeft de commissie het volgende in haar beschouwingen betrokken.

- 2 -

- 3-2. INHOUD ADVIESAANVRAAG Op grond van de artikelen 21e en 21f van het COPWO-statuut (KB van 18 april 1974, Stbl. 251, laatstelijk gewijzigd met KB van 4 februari 1994, Stbl. 103) hebben College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Leiden en de vakorganisaties, advies over het volgende geschilpunt gevraagd. Door het College van Bestuur is besloten dat er per 1 september 1995 wordt overgegaan op een stelsel waarbij aan promovendi jaarlijks een beurs wordt verstrekt, die hen in staat stelt promotie-onderzoek te verrichten bij de universiteit. Deze beurspromovendi zijn geen werknemers en krijgen niet, zoals aio's een aanstelling bij de universiteit. De RUL bespaart daarmee op de werkgeverslasten en uiteindelijk - na afloop van hun aanstelling - op de uitkeringen na ontslag. De nu aangestelde aio's behouden hun huidige rechtspositie; bovendien blijft in principe de mogelijkheid bestaan om, waar de faculteiten zwaarwegende argumenten hebben, nieuwe aio's aan te stellen. De vakorganisaties zijn in Overleg Personeelszaken Rijksuniversiteit Leiden over het besluit geïnformeerd. Het geschil tussen het College van Bestuur en de vakorganisaties heeft betrekking op de vraag of er op grond van art. 14-2 van het COPWO-statuut over dit besluit overleg gevoerd had moeten worden. Standpunt van de vakorganisaties De vakorganisaties zijn van mening dat over de invoering van het stelsel met beurspromovendi overleg gevoerd had moeten worden. Enerzijds omdat door dit besluit enige honderden formele arbeidsplaatsen zullen verdwijnen. De vakorganisaties achten het standpunt van het College van Bestuur dat het aio-stelsel blijft bestaan geen argument om genoemd overleg niet te voeren. Het College van Bestuur is namelijk voornemens faculteiten slechts aio's te laten aanstellen als daar zwaarwegende argumenten voor zijn. Voorts zijn de facultaire budgetten voor aio-lasten gekort. Anderzijds omdat dit besluit van het College van Bestuur zou leiden tot rechtsongelijkheid omdat straks een promovendus met een beurs functioneert tesamen met een promovendus die als aio of oio aangesteld voor vrijwel gelijke taken. Daarnaast gaat het College van Bestuur er gemakshalve van uit dat de vrijvallende onderwijstaken grotendeels door de zittende staf verricht zullen gaan worden. Ook over deze structurele taakverzwaring zou volgens de vakorganisaties overleg moeten worden gevoerd. De in het beurspromotiestelsel vervatte afwenteling van werkgeverslasten op de bursaal (voorzieningen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid, pensioen en werkloosheid) om redenen van

- 4 - actuele begrotingsproblemen levert volgens de vakorganisaties eveneens bezwaren van meer principiële aard op. Standpunt College van Bestuur Het College van Bestuur stelt zich op het standpunt dat er met bedoelde besluit, dat ook is geaccordeerd door de Universiteitsraad, geen sprake is van een wijziging van het personeelsbeleid. Immers, de rechtspositie van de huidig aangestelde aio's wordt niet aangetast en het aio-stelsel wordt niet afgeschaft zodat de mogelijkheid aanwezig blijft dat deze categorie personeel ook in de toekomst niet (geheel) zal verdwijnen. Op de beurspromovendi is geen enkel rechtspositiereglement van toepassing. Het is gebruikelijk dat de effecten van een Collegebesluit in het begrotingskader worden verwerkt. Er zullen weliswaar formele arbeidsplaatsen verdwijnen, maar die promotieplaatsen worden ingenomen door bursalen, wellicht meer dan aio's. De promovendus met een beurs en de aio zullen niet, zoals de centrales stellen, vrijwel gelijke taken krijgen. Een belangrijk verschil is gelegen in de onderwijstaak die bij de beurspromovendus in beginsel volledig ontbreekt. Ook het argument van de vakorganisaties dat overleg gevoerd moet worden over een structurele (onderwijs-)taakverzwaring voor de zittende staf wordt door het College van Bestuur niet gedeeld. Binnen vakgroepen is een herverdeling van taken niet ongebruikelijk, bijvoorbeeld in het geval van een fluctuerende studenteninstroom. Overleg met vakorganisaties hoeft daarover volgens het College van Bestuur niet gevoerd te worden. De stelling van de vakorganisaties dat van het bursalenstelsel een mogelijke precedentwerking uitgaat voor andere personeelscategorieen (bijv. tijdelijk personeel) is ongegrond. Een belangrijk argument voor het College van Bestuur om over te gaan op een bursalenstelsel is nl. het feit dat het hier om mensen gaat die in een opleidingssituatie verkeren. Het College van Bestuur is van mening dat dit onderwerp niet tot de voorgeschreven overlegpunten behoort. Daar het geen uitvoering van het huidige RRWO betreft is hierover evenmin overeenstemming met de vakorganisaties nodig. De op 27 november 1995 gehouden hoorzitting leidde voor de commissie tot de slotsom dat er voor het College van Bestuur blijkbaar drie hinderpalen zijn: de tijdsdruk, het wel of niet aan de orde zijn van de instemmingsverplichting en de te bereiken bezuinigingen. Volgens de commissie was er, gehoord de discussie, over al deze punten een compromis denkbaar en kon het overleg dus worden herstart. Dat is ook gebeurd en op 2 april 1996 is de gezamenlijke adviesaanvrage opnieuw door de commissie ontvangen. Visie vakorganisaties

- 5 - Met betrekking tot de invoering van beurspromovendi en de gevolgen daarvan voor het zittende personeel is het de vakorganisaties in het OPRUL niet gebleken dat op enig moment het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit Leiden daadwerkelijk de bereidheid heeft gehad om rekening te houden met de standpunten van de centrales en deze te betrekken bij de uiteindelijke besluitvorming. De vakorganisaties wezen nogmaals op de verschillende onderwerpen: 1. Rechtsongeliikheid tussen aio/oio s en bursalen voor wat betreft het beiden verrichten van identieke primaire taken, namelijk het doen van wetenschappelijk onderzoek. Het college erkent dit volgens de vakorganisaties, maar acht het niet nodig dit aspect in de besluitvorming te betrekken. 2. Taakverzwaring voor wat betreft. het onderwijs te verrichten door het zittend personeel zonder dat daarvoor compensatie beschikbaar wordt gesteld. 3. Op een alternatief dat middels een volumebeleid tot een gelijke bezuinigingsdoelstelling kan leiden wordt volgens de vakorganisaties door het College van Bestuur niet ingegaan. Het college zou wel aangeven de bezuinigingsdoelstelling als enig motief voor de gewraakte maatregel te hanteren, maar vermijdt een inhoudelijke discussie over alternatieven met het OPRUL. De vakorganisaties menen dat de hen toekomende mogelijkheid tot het voeren van overleg, toegesneden op de personele gevolgen verbonden aan de invoering van het bursalenstelsel, hun feitelijk wordt onthouden. Visie van het College van Bestuur Het College van Bestuur stelt dat in de eerste hoorzitting door de commissie is gesteld (p.5 verslag) dat het primaire besluit, namelijk over te gaan naar het bursalensysteem, niet ter discussie staat. Er moet alleen worden overlegd over de personele gevolgen van die maatregel. Daarop is door het College van Bestuur het overleg gericht en is ingegaan op door de personeelsdelegatie gestelde vragen. Volgens het College van Bestuur betreft één van de belangrijkste vragen wat de gevolgen voor het zittend personeel zijn door het wegvallen van de onderwijsinzet van aio's. Van de zijde van het College van Bestuur is aangegeven dat daarop op een aantal manieren kan worden ingespeeld. Door het gericht uitbreiden van de capaciteit, door het benutten van bestaande (over)formatie en door het aanpassen van de onderwijsorganisatie. Verder constateert het College van Bestuur dat er sprake is van een dalend studentenaantal en dus een dalende onderwijsvraag. Naar de mening van het College van Bestuur is de kans op rechtsongelijkheid tussen aio s/oio s en bursalen zeer gering, ervan uitgaande dat de aanstelling van aio's slechts in uitzonderingssituaties zal plaatsvinden en ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek zich aanpast aan het plaatselijk beleid (dus ook bursalen).

- 6 - Daarnaast heeft het College van Bestuur gesteld dat in het kader van de voorbereiding van de begroting 1997 de invoering van het bursalen-stelsel zal worden geëvalueerd. Het heeft zich bereid verklaard om daarbij expliciet aandacht te besteden aan de door de delegatie genoemde knelpunten. Het College van Bestuur heeft naar zijn mening dan ook alles gedaan om inhoud te geven aan het overleg. 3. LOOP VAN HET OVERLEG De commissie heeft bij de eerste adviesaanvrage van 20 september 1995 geconstateerd dat er in het overleg tussen de vakorganisaties in het Overleg Personeelszaken Rijksuniversiteit Leiden en de Voorzitter van het Overleg Personeelszaken Rijksuniversiteit Leiden formeel overleg heeft plaatsgevonden over de invoering van een bursalen-systeem op 22 juni 1995, op 24 augustus 1995 en op 7 september 1995. Aangezien dit overleg niet tot de gewenste resultaten leidde hebben partijen besloten gezamenlijk advies aan te vragen aan de commissie. De adviesaanvraag heeft geleid tot een hoorzitting op 27 november 1995. Zoals eerder aangegeven was er volgens de commissie, gehoord de discussie tijdens de hoorzitting, over de al genoemde punten een compromis denkbaar en kon het overleg dus worden herstart. Daarbij gaf de commissie aan dat het overleg voor half januari afgerond zou moeten zijn. In de vergadering van 21 december 1995 is vastgesteld dat het overleg niet voor half januari gevoerd kon worden. Bij brief van 30 januari 1996 is de commissie op de hoogte gesteld van het feit dat het bedoelde overleg nog niet was gevoerd. Vervolgens heeft in 1996 overleg plaatsgevonden op 25 januari, 8 februari, 28 februari en 7 maart. In het overleg van 7 maart jl.. hebben College van Bestuur en vakorganisaties geconstateerd dat verder overleg niet alsnog zou kunnen leiden tot het doorbreken van de ontstane impasse. Op 2 april is de adviesaanvraag opnieuw door partijen aan de commissie gezonden. Vervolgens heeft op 3 juni 1996 een tweede hoorzitting plaatsgevonden. 4. OVERWEGINGEN EN ADVIES De commissie maakt melding van het feit dat waar in de adviesaanvrage sprake is van artikel 14, lid 2 van het COPWO-statuut, bedoeld is artikel 14, lid 3 van ditzelfde statuut.

- 7 - De commissie heeft op basis van de stukken en de beide hoorzittingen het volgende overwogen. Naar aanleiding van de op 27 november 1995 gehouden hoorzitting meende de commissie dat er blijkbaar drie hinderpalen waren: de tijdsdruk, het wel of niet aan de orde zijn van de instemmingsverplichting en de te bereiken bezuinigingen. Volgens de commissie was er, gehoord de discussie, over al deze punten een compromis denkbaar en kon het overleg dus worden herstart. De commissie betreurt het dat er tijdens het gevoerde overleg wel veel uitwisseling van informatie heeft plaatsgevonden maar dat er van daadwerkelijk overleg, waarbij het OPRUL een advies terzake kon uitbrengen en partijen zich richtten op het bereiken van overeenstemming, in mindere mate sprake is geweest. De voorzitter van het overleg merkte tijdens de hoorzitting op dat er over de gevolgen van de invoering van een systeem van bursalen voor het zittende personeel in formele zin niet overlegd zou behoeven te worden. De commissie deelt die conclusie niet. Het primaire besluit tot invoering van een bursalen-systeem vormt op zichzelf geen onderwerp van formeel overleg. In de hoorzittingen is ook gebleken dat de principiële beslissing om een systeem van bursalen in te voeren niet ter discussie staat. De gevolgen van de invoering van dit systeem voor de rechtspositie van de bursalen zijn dan ook in dit verband geen onderwerp van overleg. De personele gevolgen, die de invoering van het systeem heeft voor het zittende personeel, behoren wel onderwerp van overleg te vormen. Zeker nu in deze situatie - naar het oordeel van de commissie - sprake is van de toepassing van algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd. Terzake van dit overleg geldt dat het OPRUL advies kan uitbrengen over de personele gevolgen, verbonden aan de voorgestelde maatregel. Het overleg dient wel gericht te zijn op het bereiken van overeenstemming. Daarbij geldt niet overeenstemmingsvereiste, genoemd in de van toepassing zijnde overlegbepalingen. Alleen voor een voorstel strekkende tot invoering of wijziging van een regeling met rechten of verplichtingen van individuele ambtenaren geldt dit overeenstemmingsvereiste. De commissie constateert dat van de zijde van de vakorganisaties is aangegeven dat de genoemde maatregelen directe gevolgen hebben voor het zittende personeel waar het de verzwaring van de onderwijstaak betreft. De commissie heeft begrepen dat de vraag of sprake is van taakverzwaring wordt geëvalueerd door het College van Bestuur op basis van onderzoek bij afzonderlijke faculteiten. De uitkomsten van dit evaluerend onderzoek vormen een bouwsteen voor de begroting 1997. De commissie meent dat de uitkomsten van dit onderzoek aan de orde dienen te komen in het OPRUL en - zo er sprake is van taakverzwaring - omtrent de te nemen maatregelen formeel overleg dient te worden gevoerd. Het door het OPRUL dan eventueel uit te brengen advies dient op een zodanig tijdstip

- 8 - te (kunnen) worden uitgebracht, dat het in beschouwing kan worden genomen bij de op te stellen begroting 1997 en volgende van de zijde van het College van Bestuur. De commissie is voorts van oordeel dat in het kader van deze evaluatie en op basis van de gegevens van facultair en vakgroepsniveau zinvol is overleg te voeren over de criteria voor het aanstellen van aio s danwel bursalen. 's-gravenhage, 20 juni 1996 De Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst, Prof.dr. W. Albeda Voorzitter Th.H. Dragt Secretaris Prof. H.J.L.Vonhoff Lid (vervangt dr. E.P. de Jong, bijzonder lid) Prof.dr. A.W.M. Teulings Lid Prof. dr. W. van Voorden Plv. lid A. Chr. de Jong Bijzonder lid