zo 08 januari 2017-11 & 15 u - concertzaal defilharmonie O.L.V. PHILIPPE HERREWEGHE LORENZO GATTO (VIOOL) Nieuwjaarsconcert
PROGRAMMA Johann Strauss Jr. (1825-1849) Die Fledermaus (ouverture) Pizzicato Polka Fritz Kreisler (1875-1962) Alt-Wiener Tanzweisen I. Liebesfreud II. Liebesleid III. Schön Rosmarin Johann Strauss Jr. (1825-1849) Kaiser-Walzer, opus 437 Tritsch-Tratsch-Polka, opus 214 Jules Massenet (1842-1912) Méditation Jacques Offenbach (1819-1880) Die Rheinnixen (ouverture) Camille Saint-Saëns (1835-1921) Introduction et rondo capriccioso in a, opus 28 Johann Strauss Jr. (1825-1899) An der schönen blauen Donau, opus 314
HUMOR, EXTASE EN FRIVOLITEIT MET DIEPGANG Het Weense publiek in de negentiende eeuw kon zich op hoog niveau muzikaal vermaken: de theaters, salons, concert- en balzalen bulkten van grote namen in diverse genres, gaande van symfonieën en opera s tot walsen, polka s en operettes. Voor de Weense concertganger was elke muziekvorm een verregaande toewijding waard. Zo stonden liefhebbers van de operette niet onverschillig tegenover de talenten van Johann Strauss Sr. (1804-1849) en Joseph Lanner (1801-1843), die elkaar naar de kroon staken op vlak van de dansmuziek: ofwel was je een Lannerianer, ofwel een Straussianer. Na Lanners dood kon de discussie even gaan liggen, maar al gauw flakkerde ze terug op toen een van de zonen van Strauss een carrière in de dansmuziek begon. Net als Lanner en zijn vader trad Strauss Jr. (1825-1899) met een eigen orkest en eigen geschreven dansmuziek op. Na de dood van Strauss Sr. in 1849 voegde Strauss Jr. diens orkest aan zijn eigen gelederen toe en werd hij de onbetwistbare koning van de wals. Wie was bijgevolg beter geplaatst om een wals voor twee keizers te schrijven? In de Kaiser-Walzer, geschreven ter gelegenheid van een bezoek door Frans Jozef I aan Wilhelm II, geven Oostenrijk en Duitsland elkaar een symbolische handdruk. Ook de polka, een van oorsprong Boheemse dans, behoorde tot Strauss creatieve output. De Tritsch- Tratsch-Polka roept roddelend Wenen op en werd opgevoerd tijdens een van Strauss optredens in Rusland. In de Pizzicato Polka geschreven samen met Josef Strauss leggen de strijkers hun strijkstok aan de kant om op de snaren te tokkelen ( pizzicato ). De koning van de wals ging ook op een ander domein een duel aan: dat van de opéra bouffe. De Weense muziektheaters voerden tegen hoge importkosten de werken van Jacques Offenbach (1819-1880) uit, wat de theaterdirecteurs enigszins dwarszat. Of Strauss het niet eens zou proberen? Prompt werd ook het genre van de operette, het Weense equivalent van de opéra bouffe, een van zijn specialiteiten. Die Fledermaus kan men wellicht de verfijndste der operettes noemen. De drie bedrijven voeren ons van het boudoir, via een gemaskerd bal ten huize van een Russische prins naar de gevangenis. De titel slaat op het
personage Falke, die ooit door zijn vriend Eisenstein dronken en verkleed als vleermuis werd achtergelaten in het midden van de stad. De operette verhaalt zijn wraak, al telt er uiteindelijk slechts één ding: een goed humeur (en veel champagne). De ouverture tot Die Fledermaus sprankelt van melodieën met een duizelingwekkende schwung. Eén thema springt er echter uit: een onmiskenbare wals à la Strauss waarbij het hele orkest de hoogte in gezwierd wordt. Over naar het kamp van Strauss rivaal: Offenbach. Hoewel Offenbach vooral bekend werd met zijn opéras bouffes, schreef hij ook een tweetal opera s. Slechts één werkte hij volledig af: Die Rheinnixen ( De Rijnfeeën ). De ouverture vangt aan met lange trillers in de violen, die een mistige sfeer creëren. Diverse instrumenten komen bedeesd tevoorschijn en een deinende cadans krijgt zachtjes voet aan de grond. Hierop volgt de beroemde melodie van het Lied van de Elfen. (Diezelfde melodie, onder de naam Barcarolle ( Gondellied ) weerklinkt in Les contes d Hoffmann, Offenbachs andere, onvoltooide opera.) De ouverture schetst treffend de sfeer van het verhaal: iedereen lijkt bedwelmd door een roes. Er is sprake van een dood gewaande dochter die als elf zou rondwaren, een van het rechte pad afgedwaalde geliefde (aan het plunderen geslagen met een bende soldaten), een verloren gewaande vader (die de bende plunderaars blijkt aan te voeren) De ene roes leidt tot kwaad, de andere tot liefde en vrede. In het vierde en laatste bedrijf wordt echter de dreiging van de oorlog reëel en valt alle geheimzinnigheid rond de personages weg. Ware het niet voor de elfen, dan was het vaderland verloren gegaan. In 1863, één jaar voor Die Rheinnixen in première ging, componeerde de multigetalenteerde Camille Saint-Saëns (1835-1921) een van zijn meest beroemde werken. De noten van het Introduction et rondo capriccioso waren oorspronkelijk bedoeld voor de finale van zijn eerste vioolconcerto, maar Saint-Saëns besloot dat ze beter tot hun recht kwamen als solostuk. Terecht gedacht, want het Introduction et rondo capriccioso is een heerlijk virtuoos bravourestuk, waarin de viool sprankelt van levensvreugde. De componist droeg het werk op aan de Spaanse vioolvirtuoos Pablo de Sarasate, wiens fabuleuze techniek tal van componisten inspireerde. Het stuk opent met een introductie in mineur: een melancholische vioolmelodie zweeft bovenop plukkende strijkers. Daarna verlevendigt de
partij met arpeggio s en loopjes, en na een forse uithaal van het orkest zet de viool een aanstekelijk rondo in, waarin je moeiteloos het Spaanse temperament van de Sarasate kan herkennen. Parijs, dertig jaar later: in de Opéra Garnier gaat in 1894 de opera Thaïs van Jules Massenet (1842-1912) in première. Tussen de twee scènes van het tweede bedrijf in wordt voor de eerste keer een van de mooiste solo s voor viool en orkest gespeeld: de intussen alom bekende Méditation. Het is niet zomaar een intermezzo: de Egyptische courtisane Thaïs werd door de monnik Athanaël aangespoord haar zondig leven op te geven. Starend in het aangezicht van de nakende ouderdom en van de leegte in haar leven, zakt ze ineen. Tijdens de Méditation wordt haar bekering tot een religieus leven een feit. Massenet was een van de leraren van Fritz Kreisler (1875-1962), ein Wiener die zowel handig was op de viool als met de componeerpen. Zijn zoete, intens gevibreerde toon en expressieve frasering werden het keurmerk van een niet te imiteren persoonlijke stijl. Voeg daarbij de krakerige opnamekwaliteit van zijn eerste opnames en we wanen ons terug in het gezellige vooroorlogse Wenen. Na zijn debuut in New York in 1888 keerde Kreisler terug naar Oostenrijk om auditie te doen voor de Wiener Philharmoniker. Hij werd afgewezen, zogezegd omdat hij niet goed op zicht kon lezen, maar wellicht omdat zijn vibrato buitensporig was in vergelijking met de sobere klank die de violisten van de Wiener Philharmoniker toen produceerden. Na zijn mislukte auditie dwaalde hij even van het muzikale pad af om geneeskunde te studeren en dienst te nemen in het leger, maar in 1899 keerde hij terug naar de viool. Pittig weetje: Kreisler vocht ook vier weken in de loopgraven in 1914. Met zijn muzikaal oor kon hij op basis van het geluid van de projectielen de exacte locatie van de vijandelijke batterijen aangeven. Wanneer Kreisler componeerde, stond dit vaak in het teken van zijn carrière als violist (al componeerde hij bijvoorbeeld ook vier operettes). Voor een periode slaagde hij erin muziekcritici om de tuin te leiden door zelf korte werkjes te schrijven onder de naam van andere, niet al te bekende componisten. Kreisler had hier een goede reden voor: hij vond het repertoire voor violisten te mager. Zelf kon hij het repertoire wel
aanvullen met nieuwe werken, maar wie zou een jonge, nog onbekende violist willen horen in nieuwe, nog onbekende werken? Dus hing hij het verhaal op dat hij die werken gevonden had in bibliotheken en musea tijdens zijn tournees en er arrangementen voor viool van had gemaakt. Pas op Kreislers zestigste verjaardag kwam zijn bedrog aan het licht. Zo verging het ook de Alt-Wiener Tanzweisen, die verkeerdelijk de componist Joseph Lanner toegewezen kregen. Met deze set van drie solowerkjes Liebesfreud, Liebesleid en Schön Rosmarin wanen we ons terug in het Wenen van Strauss Sr. en zijn rivaal. Muziek is dus niet zomaar entertainment. Ze is ook een kwestie van identiteit en herkomst. Das ist klar. SARAH VANDEMOORTELE PHILIPPE HERREWEGHE DIRIGENT Philippe Herreweghe werd geboren in Gent en combineerde er zijn universitaire studies met een muzikale opleiding aan het conservatorium, waar hij piano volgde bij Marcel Gazelle. In dezelfde periode begon hij te dirigeren en in 1970 richtte hij het Collegium Vocale Gent op. Nikolaus Harnoncourt en Gustav Leonhardt merkten zijn uitzonderlijke benaderingswijze op en nodigden hem uit om mee te werken aan hun opnames van de verzamelde Bachcantates. Al gauw werd Herreweghes levendige, authentieke en retorische aanpak van de barokmuziek alom geprezen en in 1977 richtte hij in Parijs het ensemble La Chapelle Royale op, waarmee hij de muziek van de Franse Gouden Eeuw ten uitvoer bracht. Van 1982 tot 2002 was Philippe Herreweghe artistiek directeur van de Académies Musicales de Saintes. In die periode creëerde hij verschillende ensembles, waarmee hij een adequate en gedegen lezing wist te brengen van een repertoire lopende van de renaissance tot de hedendaagse muziek. Zo was er het Ensemble Vocal Européen, gespecialiseerd in renaissancepolyfonie, en het Orchestre des Champs Élysées, opgericht in 1991 met de bedoeling het (pre)romantische repertoire uit te voeren op originele instrumenten.
Steeds op zoek naar muzikale uitdagingen is Philippe Herreweghe sinds enige tijd erg actief in het grote symfonische repertoire van Haydn tot Mahler. Sinds 1997 engageert hij zich als hoofddirigent van defilharmonie (Royal Flemish Philharmonic). Bovendien is hij een veel gevraagd gastdirigent van orkesten zoals het Concertgebouworkest Amsterdam, het Gewandhausorchester Leipzig of het Mahler Chamber Orchestra. Omwille van zijn consequente artistieke visie en engagement werd Philippe Herreweghe op verschillende plaatsen onderscheiden. Samen met het Collegium Vocale Gent werd hij in 1993 benoemd tot Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. Een jaar later werd hem de orde van Officier des Arts et Lettres toegekend en in 1997 werd hij benoemd als Doctor honoris causa aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 2003 kreeg hij in Frankrijk de titel Chevalier de la Légion d Honneur toegekend. In 2010 tenslotte verleende de stad Leipzig aan Philippe Herreweghe de Bach-Medaille voor zijn grote verdienste als Bachuitvoerder. LORENZO GATTO VIOOL Lorenzo Gatto brak door dankzij zijn tweede prijs en zijn Publieksprijs op de Koningin Elisabethwedstrijd 2009. Gatto studeerde aan het conservatorium van Brussel en perfectioneerde zich bij Herman Krebbers, Augustin Dumay en Boris Kuschnir. De voorbije seizoenen soleerde hij met onder andere de BBC Philharmonic, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Gelders Orkest, het Filharmonisch Orkest van Luxemburg, de Sinfonia Varsovia en de Moscow Virtuosi. Hij werkte samen met dirigenten als Herreweghe, van Zweden, Varga, Weller, Nézet-Séguin, Sinaisky, Spivakov en Krivine. Dankzij zijn titel van Rising Star in 2010/2011 maakte hij zijn debuut op de grootste Europese podia waaronder het Concertgebouw van Amsterdam, de Cité de la Musique in Parijs en het Wiener Musikverein. De discografie van Lorenzo bevat het Tweede vioolconcerto van Martinů met het Nationaal Orkest van België onder leiding van Walter Weller. In 2010 nam Lorenzo werken van Enescu, Martinů en Mokranjac op met de
pianist Milos Popovic, evenals het Vierde vioolconcerto van Vieuxtemps met het Filharmonisch Orkest van Luik onder leiding van Patrick Davin. Voordien had hij Mozarts Divertimento en Schuberts strijktrio s en diens Forellenkwintet al opgenomen. Als kamermusicus kan Gatto rekenen op de talenten van Roberto Giordano, Denis Kozhukhin, Eliane Reyes, Denis Sungho en Jean-Claude Vanden Eynden. Met celliste Camille Thomas en pianiste Béatrice Berrut vormt hij het Trio Saint-Exupéry. Als geëngageerd musicus is Lorenzo medestichter van de vzw Cl4ssiK, die zich als doel stelt jongeren gevoelig te maken voor klassieke muziek. Met het burleske trio Trilogy leven hij en zijn vrienden-violisten Hrachya Avanesyan en Yossif Ivanov zich uit op het avontuurlijke terrein. Lorenzo Gatto bespeelt een Jean-Baptiste Vuillaume (1864). WWW.LORENZOGATTOVIOLIN.COM
VOLGENDE CONCERTEN za 14 jan 2017-20 u - kathedraal JEAN RONDEAU (KLAVECIMBEL) Goldbergvariaties zo 15 jan 2017-15 u - matinee ANIMA ETERNA BRUGGE Le carnaval des animaux zo 22 jan 2017-15 u - matinee JERUSALEM QUARTET The Lark wo 01 feb 2017-20 u defilharmonie, OCTOPUS SYMFONISCH KOOR & CHŒUR DE CHAMBRE DE NAMUR MET JAN DECLEIR & STEFAAN DEGAND VERTELLERS Ivan de verschrikkelijke van Prokofiev za 04 feb 2017-20 u symphoniaassai Mendelssohn in de voetsporen van Mozart ma 13 feb 2017-20 u - kathedraal TRIO MEDIAEVAL Aquilonis - mystieke reis door Europa vr 17 feb 2017-20 u B ROCK Harmonic inspiration zo 05 mrt 2017-15 u - stadhuis CLUB #6 - ST. GEORGE QUINTET British legends ma 13 mrt 2017-15 u - matinee MAAIKE CAFMEYER, BRAM NOLF & PIET VAN BOCKSTAL De toverfluit in een note(n)dop vr 24 mrt 2017-20 u VLAAMS RADIO KOOR & SOLISTEN BRUSSELS PHILHARMONIC HERVÉ NIQUET DIRIGENT Requiem van Fauré di 28 mrt 2017-20 u - kathedraal REINOUD VAN MECHELEN Erbarme dich - prelude op de passie wo 29 mrt 2017-20 u LE CONCERT OLYMPIQUE JAN CAEYERS DIRIGENT & VIKTORIA MULLOVA VIOOL Brahms & van Beethoven WWW.CCHA.BE