Inleiding op het thema: Het huis van In dit thema sluiten we aan bij het seizoen waarin je het binnen in huis weer gezellig wilt gaan maken en daarmee ook bij sint en kerst. Wat gaan we doen? Dit thema staat in het teken van Het huis van. Hoe ziet een huis er eigenlijk uit? De kinderen praten en bekijken hun eigen huis, maken een wandeling door de buurt op zoek naar verschillende huizen en richten de huishoek in als een echt en gezellig huis. Het thema start op 9 november. Zo heeft u eerst de tijd om te praten over het thema huizen en wonen en vervolgens kunt u, als Sint aankomt in het land, daarmee aan de slag met de kinderen. Misschien kan Sint wel op bezoek komen in de gezellig ingerichte huishoek. In de weken rond kerst kunt u de huishoek samen met de kinderen in kerstsfeer brengen. De kinderen maken dan met elkaar versieringen voor in de huishoek, versieren de kerstboom en bedenken of ze een cadeautje kunnen maken en geven aan iemand anders. Tips voor de volgorde van de activiteiten De activiteiten kunnen in de beschreven volgorde worden uitgevoerd. Normaal gesproken zou u de activiteiten moeten verdelen over vijf weken. In dit thema heeft u zes weken de tijd om de activiteiten uit te voeren. Dit geeft u de tijd en ruimte om de activiteiten uit te kunnen voeren en extra aandacht te kunnen besteden aan bijvoorbeeld sinterklaas en kerst. Als Sinterklaas weer vertrokken is naar Spanje, kunt u starten met de kerstactiviteiten. De huishoek wordt dan in kerstsfeer gebracht. Kijkt u ook eens in het archief naar het sinterklaasthema van voorgaande jaren. Daar zijn ook verschillende leuke activiteiten in te vinden. Daar is bijvoorbeeld een puzzel te vinden waarmee de kinderen kunnen tellen naar de komst van Sinterklaas op school. Doorgaande lijn Uk & Puk Dit thema sluit niet direct aan bij een thema van Uk en Puk. Indien de peuters werken aan het thema Ik en mijn familie en Eet smakelijk kan er thematische aansluiting zijn. Aansluiting bij het programma VVE-thuis Dit thema sluit aan bij de thema s Huis en Feest van het programma VVE-thuis. Materialen Zie voor de benodigde materialen bijlage 2. pagina 1 van 11
Overzicht van woorden Bij elke activiteit staan woorden vermeld die een samenhangend geheel vormen. Dit wordt een woordcluster genoemd. Het is belangrijk dat u, aan kinderen met een kleine woordenschat en kinderen die het Nederlands als tweede taal leren, de woorden uit dit cluster vooraf apart aanbiedt. Dit noemen we pre-teaching. Ook voor kinderen uit het intensieve arrangement kan pre-teaching belangrijk zijn. Deze kinderen pikken de woorden immers niet vanzelf op uit de activiteit of het verhaal. Gedurende de dag komen de woorden terug in de activiteit zelf, in de hoeken en bij het creëren en grijpen van kansen. Het apart aanbieden van de woorden uit het cluster zou een vast moment kunnen zijn tijdens de ochtendkring. In een groep met veel VVE-kleuters doen dan alle kleuters hieraan mee, in andere groepen alleen de kinderen voor wie het Nederlands tweede taal is of de kinderen in het intensieve arrangement. Woordclusters Activiteit 1 Activiteit 2 Activiteit 3 Activiteit 4 Activiteit 5 het huis de kapstok vliegen de schoorsteen helpen de woonkamer opendoen rondkijken het raam het dak de haard theedrinken het slakkenhuis het platte dak klimmen het kussen de vaas blinken het puntdak het klimrek doen alsof de theepot juichen de steen oefenen Activiteit 6 Activiteit 7 Activiteit 8 Activiteit 9 Activiteit 10 de stoel de voordeur de pepernoot de badkamer de flat de tafel het de euro de keuken de deurbel huisnummer Sinterklaas de slaapkamer de winkel het toilet de boerderij de mijter de zolder het boodschappenlijstje waar de brievenbus de bewoner de meubels de portemonnee naast de molen Activiteit 11 Activiteit 12 Activiteit 13 Activiteit 14 Activiteit 15 de lift de sleutel de kerstboom de kerstbal versieren de verdieping de de kaars de kerstklok de kerstman sleutelhanger instappen het sleutelgat gezellig glimmen de herder uitstappen op slot versiering achter de tak het knopje kwijtraken nodig hebben bewegen ophangen pagina 2 van 11
Activiteit 16 Activiteit 17 Activiteit 18 Activiteit 19 Activiteit 20 de stad voor iemand het cadeau de kerstkaart het kerstliedje anders de kerk de hulp geven schrijven bedanken de etalage een taakje doen blij (iemand blij erbij alsjeblieft maken de lichtjes dankjewel de ster elkaar het pakje reusachtig graag gedaan aardig de wens de kring in groepjes De vetgedrukte woorden zijn ook beschikbaar op een woordkaart. Woordkaarten Het overzicht van alle woordkaarten uit dit thema: het huis het puntdak de winkel de kerstboom de lichtjes de woonkamer de stoel het de kaars de kerstbal boodschappenlijstje de haard de tafel de flat versieren de kerstklok het kussen Sinterklaas de deurbel de kerstman glimmen de kapstop de mijter de boerderij de herder voor iemand anders opendoen de voordeur de lift de tak het cadeau theedrinken het huisnummer de verdieping de stad geven de schoorsteen de slaapkamer de sleutel de kerk de kerstkaart het raam de pepernoot de sleutelhanger de etalage schrijven het platte dak de euro het sleutelgat reusachtig het kerstliedje Waar werkt u aan? In bijlage 1 bij deze inleiding staan de doelen die centraal staan tijdens de activiteiten. Deze doelen vindt u in de activiteitenbeschrijvingen in de bovenste tabel. De andere doelen die zijn opgenomen in de activiteitenbeschrijvingen zijn extra doelen waaraan u tijdens de activiteiten werkt. pagina 3 van 11
Bijlage 1: doelen die centraal staan bij het thema Activiteit Domein Doelen groep 1 Doelen groep 2 1. Het huis van Taal Beschrijft concrete voorwerpen en situaties. Doet een mededeling (gebeurtenis of ervaring buiten het hier en nu). 2. Kom je op Taal Beantwoordt wie-, wat-, waarvragen visite? en aanwijs-, keuze- en invulvragen. Maakt vergelijkingen (verschillen en overeenkomsten). 3. Oost west, Taal Gebruikt de begrippen verhaal/boek thuis best! lezen. Wijst de leesrichting aan (van links naar rechts). Kent de begrippen voorste, middelste. Kent de begrippen woord, zin, regel en bladzijde. Luistert met aandacht naar de leerkracht als deze een op de leeftijd afgestemd prentenboek interactief voorleest. 4. Op Taal Wijst het juiste plaatje aan na het huizenjacht noemen van een woord. Benoemt voorwerpen en plaatjes van aangeboden dagelijkse concrete voorwerpen. Benoemt en beschrijft alledaagse aspecten, zoals mensen, plaatsen en dingen met gebruik van complexe zinsconstructies: verschillende werkwoordsvervoegingen, samengestelde zinnen (omdat, want, maar) en volgorde (toen, daarna). Beantwoordt reflectieve vragen. Geeft instructie (voor een spelletje). Vertelt gestructureerd over een gebeurtenis of ervaring door opbouw en verbanden aan te geven met behulp van visueel ondersteunend materiaal. Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en begrijpt het verhaal. Luistert naar een op de leeftijd afgestemde informatieve tekst en begrijpt de informatieve tekst. Weet dat verhalen een opbouw hebben en dat een boek een begin en einde heeft. Speelt een voorgelezen verhaal na met behulp van aanwijzingen van de leerkracht. Wijst het juiste plaatje aan na het noemen van een woord. Gebruikt aangeboden woorden actief tijdens de taalles (met correct gebruik van de lidwoorden). Beschrijft de juiste betekenis van de aangeboden woorden. pagina 4 van 11
5. Pietengym Motoriek Loopt over een halfhoge smalle balk (bijvoorbeeld omgekeerde halfhoge balk). Klimt over een ladder schuin omhoog naar bijvoorbeeld het klimraam of een kast. Schommelt op een touw (op een knoop of een schotel). Springt en landt met twee voeten tegelijk. Vangt een zelfopgegooide ballon. 6. Hoor wie klopt Sociaalemotioneel bang, blij en verdrietig. Onderscheidt de basisemoties boos, daar, kinderen 7. Mijn eigen Taal Beantwoordt wie-, wat-, huis waarvragen, aanwijs-, keuze- en invulvragen. 8. Piet doet Rekenen Kent munten van 1 euro. boodschappen Laat tijdens het winkeltje spelen zien dat hij weet dat dingen met een hogere prijs duurder zijn dan dingen met een lagere prijs. Loopt over blokken op de grond. Gaat vanaf een bank op een knoop in het touw zitten en zwaait een paar keer heen en weer. Maakt een loopsprong (afzetten en landen met één voet, loopspringen). Vangt een met een boog aangegooid pittenzakje. Vangt een naar de borst aangegooide trefbal met twee handen. Kent de namen van de kinderen in de groep. Vertelt iets over zichzelf of zijn familie. Beantwoordt denkvragen (waaromen hoevragen) en stel dat- en alsdanvragen. Herkent en gebruikt begrippen in de context van geld: duur, duurder, duurst(e), goedkoop, goedkoper, goedkoopst(e), euro, munten, waarde Begrijpt en legt uit hoe het systeem van kopen en betalen in elkaar zit aan de hand van eenvoudige winkelsituaties. Betaalt voorwerpen/bedragen onder de 10 euro (in hele euro s) met munten van 1 en 2 euro en stelt bedragen vast met munten van 1 en 2 euro. Begrijpt dat verschillende munten en briefjes verschillende waarden hebben en dat twee munten samen toch van minder waarde kunnen zijn dan één munt. pagina 5 van 11
9. Een huis vol kamers 10. Wat een hoge flat! 11. Met de lift mee 12. Mijn sleutelhanger 13. Wat is het hier gezellig! 14. Glimmen en blinken 15. Sil versiert de kerstboom 16. Kerst in de stad Taal Luistert met aandacht naar de leerkracht als deze iets vertelt. Begrijpt gedragsaanwijzingen. Begrijpt meervoudige opdrachten. Rekenen Zegt in betekenisvolle (evt uitgespeelde) contextsituatie bij aantallen t/m 10 wat er gebeurt als één erbij komt en één eraf gaat (of één meer of één minder). Taal Beantwoordt wie-, wat-, waarvragen, aanwijs-, keuze- en invulvragen. Maakt vergelijkingen (verschillen en overeenkomsten). Taal Luistert met aandacht naar de leerkracht als deze iets vertelt. Begrijpt gedragsaanwijzingen. Begrijpt meervoudige opdrachten. Sociaal- Kiest tussen twee of drie emotioneel aangeboden voorwerpen (bal pop, jam kaas) Rekenen Experimenteer/speelt met spiegelingen. Taal Drukt naar aanleiding van vragen zijn gevoelens of mening verbaal correct uit: bang, blij, boos. Kan voorkeur voor activiteit aangeven. rekenen Telt akoestisch heen en terug t/m 10 aan de hand van een versje/liedje. Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback. Begrijpt meervoudige instructie en mededelingen en voert deze uit. Omgaan met hoeveelheden Lost eenvoudige optel- en aftrekproblemen in dagelijkse contexten (handelend) op onder ten minste 12. Representeert hoeveelheden tot en met ten minste 10 met bijv. vingers, streepjes, stippen. Beantwoordt reflectieve vragen. Geeft instructie (voor een spelletje). Vertelt gestructureerd over een gebeurtenis of ervaring door opbouw en verbanden aan te geven met behulp van visueel ondersteunend materiaal. Laat zien dat hij naar een ander luistert en geeft gepaste feedback. Begrijpt meervoudige instructie en mededelingen en voert die uit. Maakt een keuze en blijft daarbij. Voert eenvoudige opdrachten uit met een spiegeltje en redeneert hierover. Stelt vragen en gebruikt vraagzinnen om ergens meer over te weten te komen (hoeveel, waarom, waarmee, welke, wanneer). Drukt gevoelens of een mening op een voor onbekenden begrijpelijke wijze uit. Herkent en gebruikt rangtelwoorden (eerste, tweede, derde) t/m ten minste 10. pagina 6 van 11
17. Ik help je wel! 18. Ik maak een cadeau voor jou 19. Een kaartje erbij 20. Mijn pakje voor Sociaalemotioneel woord alsjeblieft. Zegt dankjewel als reactie op het Taal Deelt woorden op in klankgroepen en verbindt klankgroepen tot woorden. Herkent een trefwoord in een reeks of verhaal. Taal Begrijpt dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot communicatie. Motoriek Kan stappen op gezongen lied en kinderdansmuziek. Merkt of en wanneer een ander kind hulp nodig heeft. Biedt hulp aan/helpt anderen. Doet mee aan woord/klankspelletjes. Weet dat letters met klanken corresponderen. Herkent beginrijm in gewoon uitgesproken woorden. Weet dat je briefjes, boeken, tijdschriften enz. kunt lezen om iets te weten te komen. Weet dat je iets kunt opschrijven (op papier of computer) als je iets wilt vertellen. Kan huppelen op geslagen ritme. pagina 7 van 11
Bijlage 2: materialen bij het thema Activiteit Materialen 1. Het huis van http://www.schooltv.nl/video/een-huis-een-huis-in-een-straat-met-eendak-en-een-raam/#q=huis karton om een haard mee te maken spullen om een huishoek mee in te richten, zoals een stoel, een kussen en dergelijke een fotocamera verkleedkleren, voor de rollen van de vader, de moeder, het kind, de baby, de meneer en/of mevrouw die op visite komt, eventueel Sint en Piet 2. Kom je op visite? kapstok verschillende jassen, hoedje, sjaal, handschoenen enz. vaas (plastic)bloemen tafelkleed lampen theeservies (theekopjes, theepot), theezakjes koekjes eventueel een (kartonnen) voordeur met huisnummer en deurbel bij de ingang van de huishoek de foto s en het spelscript van activiteit 1 3. Oost west, thuis best! het prentenboek een speelgoedhelikopter een klein speelgoedbeertje of poppetje dat in de helikopter past 4. Op huizenjacht digitale fotocamera s geprinte woordkaarten van deze activiteit en van het thema die passen bij het huis. Hierbij kunt u onder andere denken aan de volgende woordkaarten: het huis, de schoorsteen, het raam, het platte dak, het puntdak, de voordeur, het huisnummer, de flat, de deurbel, de lift, de boerderij, het sleutelgat. 5. Pietengym klimrek matten en eventueel hoepels touwen pittenzakjes (dit zijn de cadeautjes) bank(en) om overheen te lopen 6. Hoor wie klopt daar. kinderen Verkleedkleren, voor de rollen van de vader, de moeder, het kind, de baby, Sinterklaas en Piet, inclusief een mijter. pagina 8 van 11
7. Mijn eigen huis van alle kinderen een foto of afbeelding van hun eigen huis woonfolders en woontijdschriften grote witte vellen A3-papier gekleurde papieren stroken verf, kwasten kleurpotloden, scharen, stiften, stempels 8. Piet doet boodschappen zakjes met vier pepernoten zakjes met vier kruidnoten zakjes met twee pepernoten zakjes met twee kruidnoten een kassa speelgoedmunten van 1 en 2 euro speelgoedbriefjes van 5 en 10 euro (voor het stapje verder) prijskaartjes van 1 en 2 euro een plank voor ieder kind een portemonnee voor ieder kind een muts van Piet een jute zak voor ieder kind een vel papier met daarop de foto s van de vier verschillende zakjes snoepgoed 9. Een huis vol kamers schoenendozen met passende deksels printjes van een paar foto s van een voordeur, een paar ramen en een schoorsteen die de kinderen gemaakt hebben in activiteit 4, Op huizenjacht tekenvellen kleurpotloden en stiften lijm 10. Wat een hoge flat! het filmpje http://www.schooltv.nl/video/huisje-boompje-beestje-zo-woonik/ foto s van een flatgebouw, van de vele deurbellen bij een flat en van de brievenbussen constructiemateriaal, zoals bijvoorbeeld blokken, lego, kapla kaartjes of vellen papier en potloden of pennen 11. Met de lift mee een waslijn twee grote kleden 12 ronde stickers of kaartjes kaartjes met de cijfers 0 t/m 10 tape of plakband een strook papier en een stift pagina 9 van 11
12. Mijn sleutelhanger karton papier, in handzaam formaat geknipt; denk aan vierkanten, rondjes, of huisjes lamineerplastic perforator kleurpotloden, stiften, lijm touw, elastiekjes of paperclips voor aan de sleutelhangers uw eigen sleutelbos met een sleutelhanger eraan eventueel uitgeprinte foto s van de kinderen of van hun eigen huis (activiteit 7) 13. Wat is het hier gezellig folders van wooninrichters (Ikea) kerstfolders (in inleiding) groot vel wit papier lijm verschillende materialen om de huishoek gezellig mee te maken; u kunt denken aan kaarsen, een kerstkleed, kaarten, een kerstklokje, een kerststalletje, een kerstkrans enz. 14. Glimmen en blinken papier (eventueel sjablonen) scharen plaksel glinsterende folie (of aluminiumfolie), pailletten, glitterstiften, glimmend lint of andere knutselspullen die glimmen knijpers of touwtjes om de versieringen mee op te hangen kerstballen zaklampen en een of meer kleine lichtjes (bijvoorbeeld waxinelichtjes op batterijen) minimaal twee wat grotere spiegels 15. Sil versiert de kerstboom een kleine kerstboom (als dit niet lukt kan het ook iets anders zijn wat kan dienen als kerstboom, bijvoorbeeld een plant) verschillende materialen om de kerstboom te versieren; dit kan door de kinderen zelf gemaakt zijn of meegebracht van huis (activiteit 14) een herder (uit het kerststalletje) of de woordkaart eventueel een kerststalletje. pagina 10 van 11
16. Kerst in de stad verschillende soorten bouwmateriaal (grote blokken, kleine blokken, lego, duplo, lege doosjes) eventueel een kleed om op te bouwen wereldspelmateriaal auto s een kerstboom (zelfgemaakt) wit vel papier stiften 17. Ik help je wel! de woordkaart voor iemand anders 18. Ik maak een cadeau voor jou een voorbeeldster voor Sil voldoende sterren afgedrukt op stevig gekleurd papier waxinelichtjes kleurpotloden, scharen, stiften, stempels, glittersterretjes het lied Twinkel, twinkel, kleine ster 19. Een kaartje erbij. de sterren uit activiteit 18 een kerstlied, bijvoorbeeld dit: http://www.schooltv.nl/video/het-iskerstfeest-kerstlied-uit-huisje-boompje-beestje/ papier, stiften, kleurpotloden, pennen kerstkaarten 20. Mijn pakje voor afspeelapparatuur om het liedje te kunnen laten horen pittenzakjes, blokjes of ander materiaal dat kan dienen als pakje (cadeautje) de gemaakte pakjes en kaarten uit activiteit 18 en 19 eventueel: hoepels pagina 11 van 11