1 Gemeente, broeders en zusters, Hoe verschillend zijn de teksten die wij vandaag lazen. De ferme, of althans directe woorden van Petrus. De woorden hem a.h.w. van hogerhand in gegeven, door de vader in de hemel zoals in Matteüs staat. En de zoekende en tastende woorden van Huub Oosterhuis, de woorden waarin hij, de dichter zich afvraagt wie hij werkelijk is. En beide teksten gaan over gezien worden, gekend worden. Het diepe verlangen in mensen dat een ander je neemt zoals je bent. Ook als je het niet weet, wanhopig bent. Ook als je geen licht hebt, niet mooi bent zoals Oosterhuis het uitdrukt. Wie ben ik? Is de vraag van Huub Oosterhuis. Wie ben ik volgens anderen, zegt Jezus en jullie : wie zeggen jullie dat ik ben? In de gesprekken over de tekst van Matteüs zei iemand: ik verkeer in verschillende kringen, in verschillende groepen mensen. En daar ben ik dan wie ik voor de mensen uit de groep ben. Er wordt op verschillende manier tegen mij aangekeken. Maar wie ben ik nou echt? Iemand anders zei: waarom moet je weten wie je bent, waarom vraagt Jezus dat aan anderen? Laatst hoorde ik ook iemand zeggen: wat kijken mensen toch vaak door hun eigen sluiers naar je. Wie ziet je nou zoals je bent. In de communicatie tussen mensen is er zoveel ruis, zoveel invulling. Zoveel projectie. De ander raakt iets in je en meteen zie je niet meer scherp omdat er associaties worden opgeroepen die met de ander niets te maken hebben. Je kijkt door een gekleurde bril. Wanneer kijk je zuiver? Hoe kijk je door de lagen heen?
2 Hoofdstuk 16 uit Matteüs is een scharnierhoofdstuk in dit evangelie. Het staat zo ongeveer in het midden van het boek. Vóór deze tekst is Jezus doende om het komende koninkrijk der hemelen aan te kondigen. Die ordening waarin er heelheid is en genezing en vrede en recht. Voor die wereld wil Jezus de mensen de ogen openen. Na het 16 e hoofdstuk, in het tweede deel gaat het om de specifieke weg waarlangs dat koninkrijk zichtbaar zal worden. Een weg waarop Jezus voorgaat en zijn leerlingen tot navolging roept, het is dus ook de weg van de gemeente. De werkelijke messiaanse weg gaat door vernedering en zelfs prijsgave heen. Door de dood heen ten leven. Of anders gezegd: ook de donkerte van het leven is erin opgenomen. Zowel positief als negatief hoort erbij. In het hoofdstuk na de belijdenis van Petrus kondigt Jezus wat hem te wachten staat. De ellende die hem ten deel zal vallen door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden. En hij kondigt aan dat hij gedood zal worden en ten derde dage op zal staan. Dat dat zijn weg zal zijn. De weg van Jezus gaat ook door de vernedering heen, door de onterechte beschuldiging heen. Maar op dat scharnierpunt in het evangelie vraagt Jezus de discipelen: wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is. Jezus noemt zichzelf de mensenzoon. Het is een aanspreektitel voor een messiaanse gestalte en komt voor in de profetie van Daniël. U weet hoe sterk het verlangen naar een Messias leefde onder het Joodse volk, een heelmaker, iemand die eindelijk vrede kwam brengen. Jezus noemt zichzelf de mensenzoon, maar daarmee bedoelt hij ook dat een van ons is. Een mens en dus het lot van een mens ondergaat. Jezus noemt zichzelf nooit de Christus, de Griekse vertaling van de Messias wat de gezalfde betekent.
3 Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is? En dan komt het : Lijkt op Johannes de Doper, doet denken aan Elia, of een van de profeten een Elia achtige gestalte. Allemaal associaties, allemaal sluiers. En jullie: wie zeggen jullie dat ik ben. Op de man af klinkt de vraag. Wie ben ik volgens jullie? U bent de Messias, ofwel de Christus, de zoon van de levende God. Petrus roept dit Jezus spontaan toe. Petrus weet: Jezus is niet alleen een mensenzoon, hij is een zoon van God, van de levende God. De God met wie je een levende, een echte relatie hebt. Jezus prijst Petrus in direct antwoord daarop gelukkig, dit is je niet door vlees en bloed geopenbaard, dit heb je niet van horen zeggen van andere mensen, nee, in deze spontane uitlating kun je alleen doen als je in verbinding staat met de levende God. Er zijn zoveel gods, zoveel zaken die je kunt verheerlijken, die je achterna kunt lopen. Maar er is ook de verbinding met de levende God en dat is wat anders. Dat is groter dan jij en dat kun je dus niet in je greep hebben, voor een verbinding met de levende God dien je je te laten leiden, te laten raken. Niet bang je vaste beelden op te geven. Petrus laat het door zich heen gaan en spreekt ware woorden Woorden die een basis kunnen zijn. Woorden ongrijpbaar, je kunt ze niet definiëren, maar het zijn die ongrijpbare woorden waarop Jezus zijn gemeente wil bouwen. Dat is het fundament van de gemeente dat mensen in de weg van Jezus de weg van de mens zien. Zo doe je dat als mens, de weg samen met God gaan. Want dat is wat een mens doet die zich zoon of zochter van God noemt. Die leeft eiegnlijk in een voortdurende dialoog, een gesprek met de Eeuwige.
4 En die ongrijpbare dialoog met God die is het fundament voor een gemeente. Die is in al zijn ongrijpbaarheid als een rots, een basis. Een fundament. Als jullie ook die weg gaan zegt Jezus tot zijn leerlingen dan hebben jullie de sleutel tot dat koninkrijk van God in handen. Dan vormen jullie de levende verbinding tussen hemel en aarde. Zo wijdt Jezus de leerlingen in in de volgende fase. Want het gaat er niet om Jezus op een hoog voetstuk te zetten. Het gaat erom zelf licht te zijn in deze wereld. Jullie zijn als ik is wat Jezus eigenlijk zegt. Jullie zijn ook dochters en zonen van God. Maar praat niet verder over wat er hier gebeurd is in dit gesprek. Jezus verbiedt het zijn leerlingen om te zeggen dat hij de messias is. Het is een boodschap voor intimi. Je moet er a.h.w. in ingewijd worden. Het is een boodschap voor hen die al enigszins gevormd zijn. Die weten waar ze het over hebben. Maar weten ze waar ze het over hebben. Dat is de vraag. Want als Jezus het over zijn lijden en sterven gaat hebben in het hoofdstuk daarna, dan richt Petrus zich fel tot Jezus en zegt: dat verhoede God. Jezus wil niet dat Jezus zal lijden. Hij wil hem daarvan terughouden. En Jezus keert zich van hem af. Met de felle woorden: Ga weg achter mij satan. En een satan is een sta-in-de-weg. En Petrus zou Jezus met deze woorden van de goede weg af kunnen brengen. Diezelfde Petrus die zo vanuit zijn verbinding met de hemel sprak in de woorden ervoor, die is nu alleen maar bedacht op de dingen van mensen. Hij die zo raak zat, zit er nu naast. Zo gaat dat, zo kan dat gaan. Dus ook als je ware woorden hebt gesproken dan is dat nog helemaal geen garantie ervoor dat je dat altijd doet. En Jezus gaat verder met zijn onderricht aan de leerlingen. Wie mij wil volgen
5 neemt zijn leven op zich en volge mij. Ieder op zijn eigen manier. Ieder met zijn eigen thema s. En dan Oosterhuis in wat hij zelf Psalm noemt. Hij zegt: in de kantlijn van psalm 139 waarin saat gij peilt mijn hart, schreef ik mijn eigen psalm over gekend en bemind willen zijn. Huub Oosterhuis spreekt tot de Eeuwige. Ken jij mij? (naar ps 139: gij doorgrondt en kent mij). Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik? Ik weet niet wat in mij is, dicht hij twee strofes verderop. Ik heb woorden geleerd, spreek ze uit liefde bijvoorbeeld maar wat is er echt. En dan schrijft hij : ik zou één woord willen spreken, ooit dat waar is en van mij. Een woord dat staat en dat zegt: ik ben jou zuiverste zelf, vrees niet versta mij, ik ben. In een commentaar op deze psalm van Kees Waaijman lees ik: hier is sprake van een theofanie. God verschijnt in het woord en staat er dit woord zegt: ik ben jouw zuiverste zelf. Zo n echt woord. Maar dieper gaat de tekst, die lastig is Nog dieper dan dat woord is er de stilte Ben jij zo zelveloos in mij aanwezig, dat jij het zuchten en het kreunen hoort dat ik zelf niet horen kan. Het zuchten en kreunen van heel de schepping zoals in de Romeinenbrief genoemd. De schepping kreunt en zucht en is in barensnood, hopend op de geboorte van het kind van God in ons. Die openheid naar wat onbevangen is in ons en onschuldig, door de sluiers heen, waarin we nog in raadselen zien. Het is eigenlijk wat erg pretentieus om het complexe gedicht van Oosterhuis
6 hier uit te willen leggen, dat gaat helemaal niet. Het is zo gelaagd. Maar het laat ons zien hoe je kunt zoeken in jezelf naar het gekend zijn door God, het bemind zijn door de Eeuwige, wat een beminnen is dat ruimer is dan een mens je kan geven. Een beminnen wat in woorden uitgedrukt kan woorden, maar ook een beminnen wat niet in woorden vastgehouden kan worden. Geen enkele garantie en toch een reden tot vreugde. Amen.