Situering Sinds 1 januari 2005 moet ieder Vlaams ziekenhuis een periodieke evaluatie maken van de kwaliteit van de zorgen in het eigen ziekenhuis. Dit staat beschreven in het kwaliteitsdecreet van 17 oktober 2003. In deze context koppelde de Vlaamse overheid in maart 2005 en in januari 2008, voor respectievelijk 31 en 30 indicatoren cijfers terug naar de algemene en universitaire ziekenhuizen. De resulterende rapporten zijn werkinstrumenten die door de Vlaamse overheid aan de instellingen worden aangeboden. Aan de hand van deze cijfers kunnen de ziekenhuizen zich positioneren ten opzichte van het geheel van de Vlaamse ziekenhuizen. De grafieken die hier op de website worden weergegeven komen uit deze terugkoppeling over klinische performantie. Zij geven het gemiddelde, de mediaan en de spreiding weer voor het geheel van de Vlaamse ziekenhuizen. Voor de selectie van de indicatoren werd uitgegaan van de kernset van klinische performantie-indicatoren ontwikkeld door het Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap (CZV) van de KU Leuven (mei 2004) en van het Performance Assessment Tool for quality in Hospitals (PATH) project (2004). In PATH worden waarden gemeten voor 18 performantie-indicatoren geselecteerd door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO). Een aantal Belgische ziekenhuizen werken op vrijwillige basis mee aan het PATH project. Enkel de 13 indicatoren waarvoor zowel de absolute cijfers als het aantal besproken ziekenhuizen voldoende groot waren om een grafische voorstelling te verantwoorden, worden op deze website weergegeven.
Overzicht van geselecteerde klinische performantieindicatoren Domein Code Indicator Verfijning 1. Ziekenhuissterfte 1.01 Totale ziekenhuissterfte Leeftijdsgroep 45-64 jaar 1.02 Ziekenhuissterfte van patiënten met heelkundige behandeling met laag sterfterisico 1.03 Ziekenhuissterfte van patiënten met niet heelkundige behandeling met laag sterfterisico 1.04 Ziekenhuissterfte van patiënten met niet heelkundige behandeling met matig sterfterisico Leeftijdsgroep 45-64 jaar Leeftijdsgroep 45-64 jaar Leeftijdsgroep 45-64 jaar 1.05 Ziekenhuissterfte van patiënten binnen de 24 uur na ongeplande opname 1.06 Ziekenhuissterfte van patiënten binnen de 24 uur na geplande opname 1.07 Ziekenhuissterfte bij pasgeborenen, geboren in het ziekenhuis De ziekenhuizen werden opgesplitst in 3 groepen, naar de aanwezigheid van gespecialiseerde diensten voor risico zwangerschappen (MIC) en /of neonatale intensieve zorgen (NIC). Enkel de groep ziekenhuizen die niet over deze gespecialiseerde diensten beschikt, bleek groot genoeg voor grafische vergelijkingen en wordt hier weergegeven. 2. Ongeplande heropnames 3. Zorg aan verloskundige patiënten 4. Gemiddelde verblijfsduur 2.01 Totaal aantal ongeplande heropnames binnen de 7 dagen na ontslag 3.01 Relatief aandeel van keizersneden in het totale aantal bevallingen 4.01 Gemiddelde verblijfsduur van patiënten na nietgecompliceerde vaginale bevalling Leeftijdsgroep 15-44 jaar 4.02 Gemiddelde verblijfsduur van patiënten na hysterectomie Leeftijdsgroep 45-64 jaar en twee laagste klassen van ziekte-ernst samen 5. Daghospitalisatie 5.01 Aandeel patiënten met cataractchirurgie in dagbehandeling Leeftijdsgroep van 65-79 jaar en twee laagste klassen van ziekte-ernst samen 5.02 Aandeel patiënten met varicectomie in dagbehandeling Leeftijdsgroep van 25-64 jaar
Bron van de gegevens Op vraag van de ziekenhuizen werden de waarden van de indicatoren berekend op basis van reeds voor de Vlaamse overheid beschikbaar cijfermateriaal, namelijk de databank Minimale Klinische Gegevens (MKG-data). De MKG-gegevens worden immers systematisch door de ziekenhuizen verzameld. De data worden zesmaandelijks overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst en automatisch verwerkt met een specifiek programma All Patient Refined Diagnosis Related Groups version 15.0 (APR-DRG 15.0). Voor de indicatoren Relatief aandeel van keizersneden in het totale aantal bevallingen en Totaal aantal ongeplande heropnames binnen de 7 dagen na ontslag werd gebruik gemaakt van de Diagnosis Related Groups (DRG) uit deze classificatie. Deze software (APR-DRG) ligt ook aan de basis van de indelingen naar sterfterisico (laag, matig, hoog en extreem) en ziekte-ernst (licht, matig, majeur en extreem). Met ambulante spoedgevallen werd geen rekening gehouden bij het berekenen van de indicatoren. Sinds oktober 2003 worden die wel in MKG geregistreerd, voordien was dat niet het geval. MKG-cijfers van 2000 tot en met 2006 werden hier verwerkt.
Verfijning van de indicatoren Na het toepassen van een aantal selectiecriteria waaronder de indeling in klassen naar mortaliteitsrisico (laag, matig, hoog en extreem) 1 en het uitsluiten van sterfte in gespecialiseerde diensten voor palliatieve zorgen, bleken de sterftecijfers van de Vlaamse algemene ziekenhuizen nog steeds sterk afhankelijk te zijn van de leeftijd van de patiënt. Daarom werd voor de meeste sterftecijfers een bepaalde leeftijdsgroep geselecteerd. Deze leeftijdsgroep moest wel voldoende breed zijn, anders werd het patiëntenaantal te klein. De leeftijdsgroep werd gekozen in functie van de aandoening. Vanwege de idee van onvermijdbare sterfte bij ouderen werd zelden gewerkt met leeftijden boven de 79 jaar. Door de hoge leeftijd van hun patiënten (geriatrie) en/of de specifieke pathologie (vb. Multiple Sclerose (MS) kliniek) kunnen de categorale (chronische) ziekenhuizen niet met de algemene ziekenhuizen worden vergeleken. Daarom werden in deze analyse de categorale (chronische) ziekenhuizen uitgesloten. Ook de ernst van de aandoening beïnvloedt bepaalde indicatoren sterk. Daarom werden voor een aantal indicatoren enkel de twee laagste klassen van ziekte-ernst geselecteerd. 1 zoals gedefinieerd in het APR-DRG programma
Gekozen maten De mediaan wordt als centrummaat gekozen en de percentielen als spreidingsmaten. We gebruiken dus de cumulatieve relatieve frequentieverdeling van de gevonden waarden. Het voordeel is dat extreme waarden de gekozen maten niet beïnvloeden en dat de frequentieverdeling niet klokvormig (geen Gaussverdeling) moet zijn. Toch wordt ook het rekenkundige gemiddelde steeds berekend en weergegeven. De mediaan is de waarde die overeenkomt met de middelste plaats als alle waarnemingen gerangschikt worden van klein naar groot. o Bij een oneven aantal metingen n, is de mediaan de gemeten waarde die overeenkomt met het rangnummer (n+1)/2. o Bij een even aantal metingen n, is de mediaan het gemiddelde van de waarnemingen n/2 en (n/2)+1. Percentielen geven aan hoeveel percent van de meetwaarden kleiner of gelijk zijn aan een bepaalde waarde. Zij delen de frequentiewaarden op in 100 gelijke intervallen. Het vijfentwintigste percentiel (P25) is de waarde waarvoor geldt dat 25% van de meetwaarden kleiner of gelijk zijn. Het vijfenzeventigste percentiel (P75) is de waarde waarvoor geldt dat 75% van de waarden kleiner of gelijk zijn. Op deze manier kunnen percentielen bepaald worden van P1 tot P100. Het vijftigste percentiel (P50) komt overeen met de mediaan.
Grafische voorstelling: een reeks van boxplots De grafieken bestaan uit een reeks van 7 boxplots. Een boxplot geeft op een eenvoudige manier een maximum aan informatie weer en laat, bij de individuele rapporten per ziekenhuis, toe 1 ziekenhuis visueel te situeren t.o.v. het geheel van de Vlaamse ziekenhuizen. Elke boxplot komt overeen met één kalenderjaar, zodat ook een evolutie in de tijd wordt weergegeven. In de tabel onder de grafiek worden telkens de absolute aantallen en het gemiddelde weergegeven voor het geheel van de Vlaamse algemene en universitaire ziekenhuizen. Een boxplot bestaat uit een centraal blokje en twee lijnen. Het centrale blokje bevat de centrale helft (50%) van alle observaties en omvat de mediaan. De onderkant van het blokje duidt de 25ste percentiel (P25) aan, terwijl de bovenkant de 75ste percentiel (P75) aangeeft. De lijnen geven hier een interval weer rond deze centrale groep. Zij lopen van P25 tot P25 1,5*(P75-P25) en van P75 tot P75 + 1,5*(P75-P25). Waarden die buiten deze tekening vallen kunnen beschouwd worden als sterk afwijkend en worden buitenwaarden (outlayers) genoemd. Ze worden op de grafiek aangeduid met kruisjes (X). De hoogste en laagste waarden die genoteerd werden, werden ook aangeduid met kruisjes. Deze kruisjes voor de hoogste en laagste waarde kunnen buiten de tekening terecht komen (en dus een buitenwaarde zijn), maar dat hoeft niet.
Voorbeeld: mediaan, gemiddelde, spreiding volgens cumulatieve verdeling, extremen en buitenwaarden, per jaar, 2000-2006 Totaal aantal xxx Vlaamse ziekenhuizen Totaal aantal opnames Vlaamse ziekenhuizen Gemiddelde Vlaamse ziekenhuizen (teller) (noemer) 2000 3.942 394.038 1,00% 2001 3.956 419.373 0,94% 2002 3.961 442.680 0,89% 2003 3.848 465.174 0,83% 2004 3.718 509.205 0,75% 2005 3.789 509.205 0,74% 2006 4.017 533.619 0,75% Bron: eigen bewerking MKG, 2000-2006
Lijst van de gebruikte afkortingen APR-DRG 15.0 All Patient Refined Diagnosis Related Groups - version 15.0 CZV Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap DRG Diagnostic Related Group ICD-9-CM International Classification of Diseases - 9th revision - Clinical Modification K.U. Leuven Katholieke Universiteit Leuven MIC Dienst voor intensieve observatie van hoogrisicozwangerschappen MKG Minimale Klinische Gegevens NIC Dienst voor intensieve neonatale zorg P Percentiel PATH Performance Assessment Tool for quality in Hospitals WGO Wereldgezondheidsorganisatie