Wensen, behoeften & opvoedingsondersteuning

Vergelijkbare documenten
Cijfers over opvoedingsvragen en -problemen

Richtlijn JGZ-richtlijn Kindermishandeling

De kracht van pedagogisch adviseren

Onderwerp Inhoudelijke Verantwoording Brede Doeluitkering Centrum voor Jeugd en Gezin 2011

Plan voor een scholingsaanbod CJG: in en vanuit het CJG

De lessen kunnen op elk gewenst tijdstip bekeken worden. Aantal deelnemers. Pedagoog. Jeugdverpleegkundige.

Digitale opvoedondersteuning voor aanstaande ouders

Het geheel moet meer worden dan de som der delen

Gewoon opvoeden in Groningen

Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.

Presentatie. Kortdurende Pedagogische Hulpverlening in het Centrum voor Jeugd en Gezin te Apeldoorn. CJG structuur Interventie

Centrale helpdesk voor gemeenten. Samenwerken voor de jeugd

Preventieoverzicht opvoeden

Evaluatie Zorg Advies Teams 0-12 jarigen Maassluis

Programma. Passend onderwijs ZAT - CJG; samen sterk voor de jeugd. Landelijk Steunpunt ZAT s

Aantal deelnemers. Pedagoog. Jeugdverpleegkundige.

Missie & visie Opvoedingswinkel Gent

De keuze van Amersfoort: integraal opererende wijkteams. Interview met Monique Peltenburg, tot voor kort programmadirecteur Sociaal Domein

4.3. Aanbod voor (ouders van) basisschoolkinderen

Zorg voor Jeugd in Vlaardingen

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Stadjers over het CJG Groningen

> Een veel belovend model voor opvoedondersteuning

Naar een jeugdvisie voor de gemeente Oirschot. 16 oktober 2012

Stichting Steunpunt Opvoeding 's-hertogenbosch Opvoedingswinkel

Notitie Centrum Jeugd & Gezin

HET Loket in TEN BOER. Van bureau naar keukentafel

Centrum voor Jeugd en Gezin

de veiligheid in de dorpen te behouden en waar mogelijk te versterken en overlast tegen te gaan.

Wat doet Thuisbegeleiding? Informatie over Thuisbegeleiding

Shantala babymassage (individuele begeleiding)

Jaarrapportage Home-Start en Home-Start+ Schagen en Hollands Kroon 2018

Vastgesteld Stuurgroep VVE Zaanstad 7 december 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

COACH JE KIND. ouders worden zelfredzame opvoeders

Opvoed aanbod. Dit is een uitgave van:

Inhoud 2. Hulp aan de ouders ten behoeve van de kinderen Vroegdiagnostiek Hulp aan het gezin ons specifiek hulpaanbod

Voorstel aan : Gemeenteraad van 26 januari 2009 Door tussenkomst. Nummer : Onderwerp : Startnotitie Centrum Jeugd en Gezin Bijlage(n) : 1

Overzichtskaart 3. Opvoedingsondersteuning. voor hulp bij opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen

Deelrapportage met resultaten uit de gezondheidsenquête volwassenen/ouderen 2010

Kenniswerkplaats Tienplus

Samenvatting onderzoek naar de rol van pedagogisch medewerkers op peuterspeelzalen in achterstandswijken

Een prenataal traject bestaande uit één tot vier huisbezoeken voor een selectieve groep zwangere vrouwen. Aantal uitgevoerde huisbezoeken.

Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders

de jeugd is onze toekomst

De Limburgse Jeugdmonitor

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

Onderwijs- en jeugdbeleid 24 september Terug naar eerste pagina

Contouren van een nieuw jeugdstelsel

Samenwerkingskansen ter versterking van de optimale ontwikkeling en gezondheid van kleuters

Met een goede start naar de basisschool

Aan de Voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Opvoeden en opgroeien in Slotervaart. Ouder-en-kindcentra, brede scholen en community centers in stadsdeel Slotervaart, Amsterdam

CJG Delft in transitie

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

Notitie: Ontwikkelingen van het Centrum Jeugd en Gezin Goirle

Pedagogische visie van de jeugdgezondheidszorg. Notitie van de kenniskring Jeugdgezondheidszorg

- coördinator doorstart Eindhoven - consulent Humanitas district Zuid

Jeugdgezondheidszorg interventies. Pre- en postnataal

Advanced Therapy. Jeugd- en opvoedhulp. Ibtisam Rizkallah Charlotte Stoop

Onderzoek naar een sluitend schoolaanbod voor jongeren met ASS die uitvallen binnen het speciaal onderwijs.

Welke AFSPRAKEN gelden bij partijen die betrokken zijn bij de JEUGDZORG in Zeeland?

Opvoeden in andere culturen

COLLEGENOTA. Onderwerp: Stand van zaken Centrum voor Jeugd en Gezin. Aantal bijlage(n): - Beslispunten:

25 Opvoedingsondersteuning in de regio Gelre-IJssel

Evaluatie Centrum Jeugd en Gezin 2011

Het onderwijsprogramma van de opleidingen Pedagogiek mei 2013

Wat werkt in wijkteams jeugd? Amsterdamse ervaringen doordenken

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 januari 2018 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Investeren in opvoeden en opgroeien loont!

FACTSHEET DAIMH

Publiciteit en werving OSA

Onderzoeksopzet Vrijwilligers in de Wmo Wmo-werkplaats Noord Jolanda Kroes Hanzehogeschool Groningen

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Wat worden leerlingen en ouders hier beter van? Wat levert het op voor leerkrachten, scholen en partners?

Positief Opvoeden, Triple P in de transitie stelsel jeugd

Bijdrage aan Gewoon Opvoeden vanuit de JGZ. 18 maart

Van de 459 respondenten was het merendeel vrouwelijk (75 procent).

Dank u voorzitter, Ik hoop op een inspirerende en vruchtbare bespreking en zal proberen daaraan vandaag ook mijn bijdrage te leveren.

Armoede, opvoeden en gevolgen voor ontwikkeling kinderen. Hilde Kalthoff

Convenant Centrum Jeugd en Gezin Tynaarlo

Opvoedingsondersteuning, wat werkt?

Centrum Jeugd & Gezin Maasland

De 5 hoek in Amsterdam werkt samen!

Samen maken. mogelijk. wij meedoen voor jeugd ONDERSTEUNING BIJ LEVEN MET EEN BEPERKING

Samenvatting (Dutch summary)

Preventieoverzicht opvoeden

Kindermishandeling, hoe gaan pedagogisch medewerkers het tegen? Onderzoek in opdracht van e-academy The Next Page, onderdeel van de Augeo-Foundation

Workshop: Coach je kind zet allochtone ouders in hun kracht.

INRICHTING VAN OPVOEDINGSONDERSTEUNING

Alle diensten hebben tot doel te stimuleren dat gebruikers meedoen aan de samenleving en het opruimen van eventuele participatieblokkades.

Behoefte aan begeleiding vanwege een lichamelijke beperking.

STICHTING BASISVOORZIENING PEUTERSPEELZAALWERK ERMELO

GEZONDHEIDSPROFIEL STATUSHOUDERS IN GEMEENTE GOIRLE. Inleiding. januari 2015 t/m juli 2017

Feit: Kinderen van ouders met psychiatrische problemen lopen risico zelf ook problemen te krijgen

Ouderschapscollege: een andere kijk op preventie

Visie Jongerenwerk Leidschendam-Voorburg

Presentatie verdiepingssessie inkoop Jeugd-AWBZ. Vrijdag 13 juni 2014

Triple P en Transitie Jeugdzorg 24 april Yvonne van Westering, Nederlands Jeugdinstituut Margreet de Jongh, SO&T

voor al uw vragen over opgroeien en opvoeden en voor gezondheidsonderzoeken

Transcriptie:

Wensen, behoeften & opvoedingsondersteuning Een onderzoek naar de wensen en behoeften van ouders met betrekking tot opvoedingsondersteuning in het Centrum voor Jeugd & Gezin Naam Linda van Vliet Studentnummer 506529 Pedagogiek ABV 1 ste beoordelaar Carine Ex 2 e beoordelaar Sanne Huijbregts 20 augustus 2010

Voorwoord Het lijkt voorbij het afstudeeronderzoek lijkt ten einde te komen evenals vier jaar studeren aan de Hogeschool van Amsterdam. Aan het begin dacht ik waar begin ik aan, maar aan de andere kant wilde ik verder studeren. Ik wilde een hoger niveau behalen dan waar ik op dat moment was. En toen begon ik aan deze studie (met als doel afstuderen in vier jaar!). Met een tal van makkelijke, moeilijke, goede en minder goede momenten zijn de vier jaar opeens voorbij. En nu is de tijd gekomen om af te sluiten.. Het afstuderen en in het bijzonder het afstudeeronderzoek zie ik ècht als afsluiting van mijn vier jarige studie Pedagogiek. Het afstudeeronderzoek alleen kende al makkelijke, moeilijke, goede en minder goede momenten. Een bepaalde periode was ik het even kwijt en liet het even op zijn beloop. Uiteindelijk begon ik weer, het gestelde doel wilde ik nog steeds halen. Dus ik begon weer! Met wat pieken en dalen kreeg ik de smaak weer te pakken en voor ik het wist was ik weer goed op weg. Eenmaal bezig wilde ik geen half werk leveren en werd ik weer even gemotiveerd om er een mooi eindproduct van te maken. En nu is het dan bijna zover, het komt echt tot een einde! Het heeft soms het spreekwoordelijke bloed, zweet en tranen gekost. Zowel tijdens de studie als tijdens het afstuderen en het afstudeeronderzoek. En ondanks dat ik graag een eigen draai geef aan een project als dit, wil ik toch iets doen wat gebruikelijk of standaard is; er moeten echt een aantal mensen bedankt worden. Als eerste mijn allerliefste vader en moeder die er altijd zijn als ik ze nodig heb! Mede dankzij hen heb ik de mogelijkheid gekregen om te kunnen studeren. Mijn lieve vriendje, Ben. Hij heeft ontzettend veel geduld gehad tijdens de moeilijke en minder goede momenten tijdens mijn studie. Zeker in de laatste fase, na zo`n tijd aan een afstudeeronderzoek gewerkt te hebben, zie je bepaalde dingen totaal over het hoofd. Ben nam de tijd om alles rustig en zeer! kritisch door te lezen wat mijn afstudeeronderzoek zeker ten goede is gekomen. En als we dan over kritisch spreken is er iemand die niet mag ontbreken in het lijstje: Jacqueline. Na de ik laat het even op zijn beloop - periode wilde ik er weer tegenaan gaan, maar om het op te pakken na een maand van rust, dat is niet gemakkelijk. Jacqueline heeft me gestimuleerd en daarnaast was ze altijd bereikbaar voor vragen of een praatje. Aan het einde van het afstudeeronderzoek heeft ze mijn stukken ook grondig en kritisch bekeken. Haar feedback, als medestudent, heeft geholpen en zeker bijgedragen aan een beter resultaat! En last but not least: Lila! Mijn studiemaatje.. We kenden elkaar al langer, maar vonden elkaar dit jaar! Ik heb heel veel aan Lila gehad, steun en toeverlaat in jaar 4! Als afsluiting rest mij te zeggen: bedankt allemaal voor dit alles! Ik ben klaar om af te studeren..! Pagina 2

Inhoudsopgave Voorwoord pagina 2 Inhoudsopgave pagina 3 & 4 Hoofdstuk 1 Inleiding pagina 5 t/m 7 Hoofdstuk 2 Theoretisch kader pagina 8 t/25 2.1 Inleiding 2.2 Opvoedingsondersteuning, hoe is het ontstaan? 2.2.1 Wat is opvoedingsondersteuning? 2.2.2. Theoretische grondslag en uitgangspunten van opvoedingsondersteuning 2.2.3 Wat is de functie van opvoedingsondersteuning? 2.4 Het CJG en opvoedingsondersteuning 2.4.1 Wat houdt opvoedingsondersteuning in binnen het CJG? 2.5 Wat zijn wensen en behoeften? 2.5.1 Opvoedvragen 2.6 Samenvatting Hoofdstuk 3 Methode pagina 26 t/m 29 3.1 Inleiding 3.2 Onderzoekspopulatie 3.3 Steekproef 3.4 Dataverzameling en procedure 3.4.1 Enquête 3.4.2 Procedure 3.4.3 Meetinstrumenten 3.4.4 Betrouwbaarheid en validiteit 3.5 Analysemethode Pagina 3

Hoofdstuk 4 Resultaten pagina 30 t/m 38 4.1 Inleiding 4.2 Resultaten 4.2.1 Resultaten persoonlijke gegevens 4.2.2 Resultaten opvoedingsondersteuning behoefte 4.2.3 Resultaten wensen/behoeften met betrekking tot het CJG 4.2.4 Resultaten huidig voorzieningsaanbod in Leiden Zuidwest 4.3 Samenvatting 4.3.1 Persoonlijke gegevens 4.3.2 Opvoedingsondersteuning behoefte 4.3.3 Resultaten wensen/behoeften met betrekking tot het CJG Hoofdstuk 5 Conclusie & discussie pagina 39 t/m 46 5.1 Inleiding 5.2 Empirische deelvragen 5.2.1 Op welke gebieden hebben ouders behoefte aan opvoedingsondersteuning in Leiden Zuidwest? 5.2.2 Wat zijn de wensen en behoeften van respondenten in Leiden Zuidwest met betrekking tot het CJG? 5.2.3 Wat missen respondenten in het huidige voorzieningsaanbod in Leiden Zuidwest? 5.3 Slot conclusie 5.3.1 Centrale vraagstelling 5.4 Discussie 5.5 Aanbevelingen voor verder onderzoek Samenvatting pagina 47 Literatuurlijst pagina 48 t/m 51 Bijlage Bijlage 1 pagina 52 Bijlage 2 pagina 53 Bijlage 3 pagina 54 Bijlage 4 pagina 55 Bijlage 5 pagina 56 t/m 57 Pagina 4

Hoofdstuk 1 Inleiding op het onderzoeksverslag Inleiding Dit onderzoek is een verslag van een kwalitatief onderzoek naar de wensen en behoeften van ouders met betrekking tot opvoedingsondersteuning in het nieuw te starten Centrum Jeugd & Gezin (hierna te noemen: CJG) in Leiden Zuidwest. Het afstudeeronderzoek wordt geschreven ten behoeve van het afstuderen aan de opleiding pedagogiek, aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Aanleiding In 2011 moeten alle gemeenten in Nederland een CJG hebben gerealiseerd (Programmaministerie voor Jeugd en Gezin, 2008). Leiden heeft op dit moment één CJG en de plannen voor een tweede zijn er inmiddels ook. De aanleiding van het onderzoek is de start van dit tweede CJG in Leiden Zuidwest. Alvorens er een start kan worden gemaakt, is het van belang dat er een inventarisatie plaatsvindt op het gebied van de wensen en behoeften van ouders. Op deze manier is het mogelijk om het aanbod af te stemmen op de doelgroep. Voor de nieuwe locatie moet nog in kaart worden gebracht wat de wensen en behoeften van ouders zijn. De coördinator van het CJG wil deze wensen en behoeften inventariseren, dit is dan ook de aanleiding van het onderzoek. Probleemstelling In elke gemeente moeten eind 2011 één of meer CJG`s geopend zijn. Bij een CJG kunnen ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals terecht met hun vragen over opvoeden en opgroeien. Het CJG bundelt het aanbod van ondersteuning, bijvoorbeeld van de consultatiebureaus en Bureau`s Jeugdzorg (http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/centrum-voor-jeugd-en-gezin-cjg 21 april 2010). Opvoedingsondersteuning wordt door J. Hermanns als volgt gedefinieerd: al die activiteiten die specifiek tot doel hebben de opvoedingssituatie van kinderen te verbeteren (Hermanns, 2007, p. 16). Opvoedingsondersteuning krijgt een centrale plaats in het CJG: het CJG moet de plek worden waar zowel ouders, kinderen als professional terecht kunnen met al hun vragen rondom gezondheid, opgroeien en opvoeden (Jeugd en Gezin, 2007) (Van Dijk & Prinsen, 2009). Één van de basistaken van het CJG is dan ook passende, laagdrempelige en vraaggestuurde opvoedingsondersteuning bieden aan ouders. Om het CJG en de daarbij behorende opvoedingsondersteuning passend aan te kunnen bieden, is het belangrijk om te weten wat de wensen en behoeften van ouders zijn. Om dit inzichtelijk te maken wordt het beschreven onderzoek uitgevoerd. Pagina 5

Doelstelling Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de wensen en behoeften van ouders in de gemeente Leiden Zuidwest. Het is de bedoeling om de wensen en behoeften van ouders inzichtelijk te maken voor degene die het CJG gaan (op)starten. Dit zodat zij de programma`s en de hulpverlening beter kunnen laten aansluiten bij de te bereiken doelgroep. Door middel van dit onderzoek wordt bestudeerd wat de behoeften van ouders zijn met betrekking tot het CJG, op het gebied van opvoedingsondersteuning. Daarnaast richt het onderzoek zich ook op praktische zaken (wensen), zoals: welke openingstijden zijn van belang, welke communicatiemiddelen zijn van belang (is er behoefte aan face to face contact, telefonisch contact, email contact e.d.). Vraagstelling Wat zijn de wensen en behoeften van ouders met betrekking tot opvoedingsondersteuning in het (nog nieuw te starten) Centrum Jeugd en Gezin in Leiden Zuidwest? Deelvragen Literatuurstudie Wat is opvoedingsondersteuning? Welke vormen van opvoedingsondersteuning bestaan er? Wat is het CJG? Wat houdt opvoedingsondersteuning in binnen het CJG? Wat zijn de wensen en behoeften van ouders? Empirisch onderzoek Op welk(e) gebied(en) is er behoefte aan opvoedingsondersteuning in Leiden Zuidwest? Wat zijn de wensen en behoeften van ouders in Leiden Zuidwest met betrekking tot het CJG? Wat missen ouders in het huidige voorzieningsaanbod in Leiden Zuidwest? Begripsafbakening Ouders Een belangrijk begrip in dit onderzoek is het begrip ouders. Hieronder wordt verstaan: ouders met kinderen in de leeftijd van -9 maanden tot 23 jaar, woonachtig in de gemeente Leiden, district Zuidwest. In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt in leeftijden van kinderen, soorten gezinnen (kerngezin, eenoudergezin, samengesteld gezin), culturele achtergrond e.d. Pagina 6

Opvoedingsondersteuning Opvoedingsondersteuning is eveneens een belangrijk- en veel gebruikt begrip in dit onderzoek. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (hierna te noemen: WMO) kent aan gemeenten de opdracht toe om vijf functies van opvoed- en opgroeiondersteuning te behartigen: informatie en voorlichting, signalering, toeleiding, (lichte) pedagogische hulp en coördinatie van zorg hulp (Van Dijk & Prinsen, 2009). Wanneer er in dit onderzoek gesproken wordt over opvoedingsondersteuning wordt er verwezen naar de bovengenoemde functies van opvoed- en opgroeiondersteuning. Wensen Een wens is een bewust verlangen hebben naar al of niet te verkrijgen of te verwerkelijken zaken. Een wens is iets wat je hoopt te krijgen en/of wat je wilt http://www.encyclo.nl/begrip/wensen 10 juli 2010. Zoals, in het kader van het CJG, een gunstige openingstijd, of manier van communicatie. Behoeften De behoefte is de som van de biologische, sociale, psychologische en fysieke elementen die voor het welzijn, het bestaan en zelfs voor overleving van individu of gemeenschap nodig zijn. Een behoefte is iets wat je nodig hebt. http://www.encyclo.nl/begrip/behoefte 10 juli 2010. Zoals, in het kader van het CJG, een luisterend oor of advies. Opbouw scriptie In het tweede hoofdstuk van dit onderzoek wordt het theoretisch kader beschreven. In dit hoofdstuk wordt in gegaan op het begrip opvoedingsondersteuning; belangrijke informatie omtrent dit onderwerp komt hierin aan de orde. In het derde hoofdstuk wordt de methode van het onderzoek beschreven. In het vierde hoofdstuk worden de bevindingen van het veldonderzoek beschreven en geanalyseerd. In het vijfde hoofdstuk is er een conclusie- en discussiegedeelte opgenomen. In dit gedeelte worden eventuele tekortkomingen van het onderzoek beschreven en worden er aanbevelingen gedaan voor de opdrachtgever. Hierna volgt er een samenvatting van het uitgevoerde onderzoek. Het onderzoeksverslag wordt afgesloten met een literatuurlijst en de bijlagen. Pagina 7

Hoofdstuk 2 Theoretisch kader 2.1 Inleiding Een literatuurstudie is de basis van een gedegen onderzoek. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de literatuurstudie. Het theoretische kader is opgebouwd aan de hand van de voorafgestelde deelvragen Wat is opvoedingsondersteuning? Welke vormen van opvoedingsondersteuning bestaan er? Wat is het CJG? Wat houdt opvoedingsondersteuning in binnen het CJG? Wat zijn de wensen en behoeften van ouders? 2.2 Opvoedingsondersteuning, hoe is het ontstaan? Maria Sandberg- Geisweit van der Netten 1871-1961 Hoe zal de ouder zó leiding kunnen geven dat het beste tot ontplooiing komt dat in het kind leeft? Door wat hij zelf is; en door de keuze die hij weet te doen. Sandberg, 1925 Maria Sandberg- Geisweit van der Netten wordt gezien als stammoeder van de Nederlandse oudervoorlichting. Een groot gedeelte van haar leven was zij bezig met het verhogen van de kwaliteit van opvoeding in het Nederlandse gezin (Driesen, 2007). Ondanks dat een groot gedeelte van haar leven in het teken heeft gestaan van opvoeding in het Nederlandse gezin, is de daadwerkelijke betekenis voor de uitbouw van ondersteuning, voorlichting aan ouders en de invloed op de visieontwikkeling van opvoedingsondersteuning in Nederland nog niet goed onderzocht. Nelleke Bakker schetst in een artikel een vruchtbaar en bescheiden leven een portret van Maria Sandberg, maar vermeldt haar naam niet in vijf eeuwen opvoeden in Nederland (Bakker e.a., 2006). Pagina 8

Desalniettemin, is Maria Sandberg wel degene die onderschrijft dat de vrouw (hedendaags: de opvoeder) haar kwaliteiten als opvoedster voortdurend moet verbeteren en stelt dat een cursus daarbij goede diensten zou kunnen bewijzen. Daarnaast zat Maria Sandberg onder andere in de redactie van het eerste Nederlandse ouderblad. In de eerste jaargang van blad had Maria Sandberg al een verder uitgewerkt voorstel wat betreft een meer praktische vorm van oudervoorlichting. Het duurde echter tot 1911 voordat deze praktische vorm van oudervoorlichting ook daadwerkelijke vormen aannam. Wat ontstond was een Nationaal Reizend Museum voor Ouders en Opvoeders en in het daglicht van dit museum werden in de grotere steden oudercursussen opgezet. Dit was weer de achtergrond van de oprichting van de Vereniging tot Bevordering van het Onderwijs in Kinderverzorging en Opvoeding (Later ook wel K. en O. genoemd). Maria Sandberg vervulde hier tot op hoge leeftijd het secretariaat. Het blad waar Maria Sandberg bij betrokken was, werd na een tijd Het kind. Een veertiendaags blad voor ouders & opvoeders. Maria Sandberg heeft haar aandeel gehad in de uitbouw van ondersteuning en voorlichting aan ouders en de ontwikkeling van ondersteuning en voorlichting zo lijkt het. In 2010 is dit alles gebundeld tot een begrip wat nu opvoedingsondersteuning genoemd wordt. De werksoort opvoedingsvoorlichting (nu bekend als opvoedingsondersteuning) bestaat in Nederland een kleine 100 jaar. Aanvankelijk lag de nadruk op opvoedingvoorlichting. Het tijdschrift Ouderschap en ouderbegeleiding verteld in het oktobernummer van 2003 dat met de oprichting van het eerste Medische Opvoedkundige Bureau (MOB) (1928) de werksoort ouderbegeleiding 75 jaar bestaat. Het begrip opvoedingsondersteuning is echter ontstaan in begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Dankzij de toenmalige stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting (hierna te noemen: S&O) kwam het begrip opvoedingsondersteuning (meer) in beeld. Deze landelijke stichting bracht een zeer uitgebreide literatuurstudie naar voren in 1985, genaamd: Opvoedingsondersteuning in perspectief, een literatuuronderzoek naar de behoeften van ouders aan opvoedingsondersteuning en de rol die voorzieningen kunnen vervullen. Deze literatuurstudie was de eerste uitgebreide literatuurstudie over opvoedingsondersteuning en tevens een doctoraal scriptie van de Universiteit van Amsterdam (hierna te noemen: UvA). In 1986 gaf de toenmalige Raad voor het Jeugdbeleid Opvoeding ondersteund bredere bekendheid aan het begrip opvoedingsondersteuning. En daaropvolgend werd in 1989 een beleidsdocument gepubliceerd door S&O. Dit beleid genaamd Opvoedingsondersteuning. Een visie voor de negentiger jaren op de ondersteuning aan opvoeders, maakte opvoedingsondersteuning tot een nog bekender begrip. Pagina 9

Bakker, Bakker, van Dijke & Terpstra (1998) toonden aan: opvoedingsondersteuning was oorspronkelijk sterk gericht op feitelijke ondersteuning en voorlichting aan ouders, maar is gaandeweg verbreid, en richt zich inmiddels op meer aspecten dan alleen de opvoedingscompetentie en attitude van ouders (p. 10). De echte groei van opvoedingsondersteuning vond plaats in de jaren 90. Beroepskrachten, wetenschappers en beleidsmakers hebben dit werkterrein verder ontwikkeld. 2.2.1 Wat is opvoedingsondersteuning? "Almost anything that is 'good for people' can be constructed as 'supportive to parenting'." (What works in parenting support, 2004, p. 23). Opvoedingsondersteuning is een verzamelbegrip dat wordt gebruikt door mensen, organisaties en gemeenten op verschillende manieren. Hermanns (2007) karakteriseert opvoedingsondersteuning als volgt: al die activiteiten die specifiek tot doel hebben de opvoedingssituatie van kinderen te verbeteren (p. 16). Andere bekenden uitspraken hierover, Snijders (2007): Onder opvoedingondersteuning wordt verstaan: alle activiteiten die gericht zijn op ouders en andere (beroeps)opvoeders met het doel hun pedagogisch handelen te verbeteren" (p. 2). Of: opvoedingsondersteuning is gericht op ondersteuning van het opvoedproces (Bakker et al,. 1998). Opvoedingsondersteuning is een verzamelbegrip dat wordt gebruikt door mensen, organisaties en gemeenten op verschillende manieren. De bovengenoemde definitie van Hermanns wordt gezien als een veelgebruikte definitie voor opvoedingsondersteuning. Opvoedingondersteuning is zoals eerder beschreven een relatief jong professioneel werkterrein. Maar het is ook een breed werkterrein, het omvat namelijk alles en iedereen die bijdraagt aan de opvoeding van kinderen. Opvoedingsondersteuning komt echter het meest neer op het ondersteunen van ouders bij de opvoeding. De ondersteuning kan zowel formeel als informeel plaatsvinden. Formele opvoedingsondersteuning kan worden uitgevoerd door verschillende personen, instanties en/of voorzieningen. Voorbeelden hiervan zijn: consultatiebureau`s, huisartsenpraktijken, Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), bureau`s jeugdzorg of in het CJG. Formele opvoedingsondersteuning kan individueel of groepsgericht worden aangeboden. Pagina 10

Informele opvoedingsondersteuning vindt plaats wanneer ouders en/of verzorgers opvoedvragen stellen aan mensen uit hun sociale netwerk, bijvoorbeeld: familie, vrienden en/of kennissen. Het lijkt erop dat ouders hier vaak de voorkeur aan geven (A. Borderwijk, 2002). Volgens Jo Hermanns (2007) gaat het om: opvoeders te helpen opvoeden (p. 26). Het belangrijkste doel van opvoedingsondersteuning is ouders ondersteunen bij de opvoeding, hen te ondersteunen en hun competenties te vergroten. Daarnaast is het belangrijk voorwaarden te creëren om kinderen optimale ontwikkelingskansen te kunnen bieden. Een preventieve en laagdrempelige manier van het aanbieden van opvoedingsondersteuning kan ervoor zorgen dat alledaagse opvoedvragen niet uitgroeien tot problemen die de ontwikkeling van kinderen zouden kunnen belemmeren. Marga Burggraaff-Huiskes, schrijfster van het boek: Opvoedingsondersteuning als bijzondere vorm van preventieve, definieert dit in haar boek als volgt: Opvoedingsondersteuning is een verzameling van activiteiten die gericht zijn op alledaagse opvoedingsvragen en -problemen. Deze activiteiten kunnen een preventieve functie vervullen om te voorkomen dat alledaagse opvoedingsvragen uitgroeien tot problemen die de ontwikkeling van kinderen kunnen belemmeren (Bruggraaff-Huiskes, 2005, p. 23) Alle ouders hebben wel eens opvoedvragen. Soms voldoet een gesprek binnen het sociale netwerk (familie, vrienden en/of kennissen). Sociale steun is een zeer belangrijke vorm van informele opvoedingsondersteuning maar voldoet niet altijd. Veel ouders hebben behoefte aan steun, kinderen hebben behoefte aan begeleiding. Het grootbrengen van kinderen is een maatschappelijke taak kan gesteld worden. Om deze reden dient er naast informele ondersteuning ook formele ondersteuning te zijn. Daar moet bij gezegd worden dat ouders vaak toegerust zijn met een goed advies waarna zij de situatie zelf weer kunnen verbeteren. 2.2.2. Theoretische grondslag en uitgangspunten van opvoedingsondersteuning Er zijn verschillende theorieën, modellen en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan opvoedingsondersteuning. Verhegge en van den Berge (1998) erkennen het belang van opvoedingsondersteuning als preventie, primaire preventie in het bijzonder. Ook van de Meulebroecke (1995) sluit zich hierbij aan. Naast opvoedingsondersteuning als (primaire) preventie is de plaats waar opvoedingsondersteuning gegeven wordt ook van belang. Verhegge en van den Berge (1998) erkennen dit belang. Daarnaast vinden zij dat opvoedings- en gezinsondersteuning zo vroeg mogelijk geboden moet worden, het liefst al in de eerste levensjaren van het kind. Bakker, e.a.( 1998) vinden zich in deze visie. Pagina 11

Ecologisch model Psycholoog Urie Bronfenbrenner (1989 2000) is de grondlegger van het ecologisch model. Het ecologisch model is een theorie die belangrijk is binnen de opvoedingsondersteuning. Het model gaat uit van vijf verschillende omgevingsniveau`s welke elkaar gelijktijding beïnvloeden. Volgens Bronfenbrenner zouden we ontwikkeling niet volledig kunnen begrijpen als we niet in ogenschouw nemen hoe een persoon in elk van de niveau`s (meso-, exo-, macro-, chronosysteem) past. Het ecologisch model kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke, cognitieve, persoonlijkheid, en sociale wereld (Feldman 2005, p. 31). Een belangrijk voordeel van het ecologisch model is dat het deze kijkt naar samenhang. Het model belicht de onderlinge samenhang tussen verschillende factoren welke invloed kunnen op de ontwikkeling van het individu. De verschillende niveau`s staan in verbinding met elkaar, hierdoor heeft een verandering in het ene deel van systeem ook invloed op andere delen uit het systeem. Het transactioneel ontwikkelingsmodel Het transactioneel ontwikkelingsmodel (bijlage 1) gaat er vanuit dat de ontwikkeling van een kind een complex proces is en dat de ontwikkeling van een kind beïnvloed wordt door verschillende factoren. De factoren kunnen zich in het kind zelf, in het gezin, als in de omgeving laten zien en kunnen elkaar wederzijds beïnvloeden. Een kenmerkend punt is dat deze visie er vanuit gaat dat het kind zelf actief invloed heeft op het ontwikkelings-, en opvoedingsproces. Een uitgangspunt van opvoedondersteuning is dat de kwaliteit van de opvoeding niet alleen afhangt van de opvoedingscompetenties van de opvoeder(s), maar ook van de omgeving (gezinssituatie) waarin opvoeders hun kind moeten opvoeden (Burggraaff-Huiskes, 2005, p.38). Levenslooptheorie De levenslooptheorie (bijlage 2) gaat ervan uit dat de ontwikkeling verloopt volgens duidelijk te onderscheiden fasen (ontwikkelingstaken). Binnen deze fasen moet een kind zich bepaald gedrag eigen maken. Wanneer een fase met succes wordt afgerond heeft dit een positieve invloed op het functioneren van het kind in een volgende (levens-)fase. Elke fase brengt voor de opvoeders ook specifieke opvoedingstaken met zich mee. Een opvoedingsondersteuner krijgt regelmatig te maken met vragen die betrekking hebben op het veranderen van opvoedingstaken van de ouder. De levenslooptheorie wordt in dergelijke gevallen vaak gebruikt als verklaringsmodel. Er wordt namelijk gekeken naar het gedrag van het kind vanuit de inzichten van de theorie. Gedrag dat het kind vertoont wordt verklaard vanuit één van de fases in de ontwikkeling. Pagina 12

Er zijn vier factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van de ondersteuning die de ouder aan het kind biedt, dit zijn: de opvatting die de ouder over zichzelf als opvoeder heeft, de sociale ondersteuning van een partner of het eigen sociale netwerk, de spanningen waaraan een opvoeder blootstaat en de kenmerken van het kind. (Riksen en Walraven, 1998) Er bestaan een aantal belangrijke begrippen binnen de levenslooptheorie, welke hieronder worden weergegeven Verwachtingen ten aanzien van de beschikbaarheid van anderen (vertrouwen) en van de eigen effectiviteit, die een persoon vanaf zijn geboorte opbouwt (zelfvertrouwen) op basis van de ondersteuning, die hij in de interactie met anderen ervaart; Veerkracht, gedefinieerd als het vermogen om flexibel en vasthoudend te reageren, speciaal in probleemsituaties Centrale ontwikkelingopgaven waarmee een persoon in de loop van zijn ontwikkeling geconfronteerd wordt, zoals de hechting aan de ouders. De kwaliteit van de oplossing van ontwikkelingsopgave (de mate waarin de hechting is gelukt) is een belangrijke in deze voor de persoonlijke ontwikkeling op dat moment van de levensloop en is tevens van belang bij de aanpak van nieuwe opgaven. Meestal komen ontwikkelingstaken voor een kind in een bepaalde cultuur overeen. Voor sommige kinderen gelden extra ontwikkelingstaken. (Burggraaff-Huiskes, 2005, p.43) Het balansmodel Het balansmodel (bijlage 3) van Bakker is ontworpen om beschermende factoren en de risicofactoren voor de ontwikkeling van een kind in kaart te brengen. Met dit model kan de gezinssituatie (en eventueel benodigde hulp of steun) geanalyseerd worden. Met het balansmodel kun je nagaan of de draagkracht en draaglast in balans zijn. Het model helpt een inschatting te maken of er al dan niet een risicosituatie is voor het kind. Het balansmodel wordt veelal gebruikt als aanvulling op het transactionele ontwikkelingsmodel. Het balansmodel is voor te stellen als een weegschaal. Aan de ene zijde zijn er risicofactoren die zwaar wegen en die de balans kunnen verstoren. Aan de andere zijde zijn er de beschermende factoren, welke de balans kunnen herstellen. Het doel van opvoedingsondersteuning is de competenties en draagkracht van opvoeders te versterken en de draaglast te verminderen om zo de situatie van het kind te optimaliseren (Burggraaff-Huiskes, 2005, p.39) Pagina 13

2.2.3 Wat is de functie van opvoedingsondersteuning? Op veel verschillende plaatsen zijn verschillenden professionals bezig met opvoedingsondersteuning. Hoe een professional vragen in schat, signaleert en op welke manier of via welke weg hulpvragen worden aangepakt hangt van veel factoren af. Zoals hierboven te lezen is er een theoretische basis die ten grondslag ligt aan opvoedingsondersteuning. Maar daarnaast wordt de theorie ook in de praktijk gebracht. Het is belangrijk dat er bewuste keuzes worden gemaakt wanneer opvoedingsondersteuning geboden wordt aan ouders. Om de functies en de verschillende ideeën hierover goed weer te geven wordt er een beschrijving gegeven van verschillende functieomschrijvingen. Bekende personen hebben zich gedurende de tijd uitgelaten over hun ideeën van functies, deze worden hieronder weergegeven. Marga Burgraaff-Huiskes geeft in haar boek een functie-indeling weer welke voorgaan doorgaans gebruikt wordt: Informatie en voorlichting over ontwikkeling e opvoeding van kinderen en over voorzieningen in de wijk Pedagogische advisering, begeleiding en training, Bevorderen van sociale steun en zelfhulp, rondom omgaan met kinderen en opvoeding Vroegtijdige signalering en verwijzing (Burgraaff-Huiskes, 2005, p. 20) De functies van opvoedingsondersteuning zijn signaleren, adviseren, sociale en praktische hulp bieden, toe leiden naar zorg en zorg coördineren (Snijders, 2006, p.2). Verschillende functies van opvoedingsondersteuning weerspiegelen het werkveld van de opvoedingsondersteuning. Hermanns (1995) kent vier functies aan opvoedingsondersteuning toe, namelijk: preventie, voorlichting, advisering en signalering. In principe kunnen deze functies gezien worden als concrete activiteiten die bij moeten dragen aan de opvoedingssituatie van kinderen en de verbetering hiervan. Vandemeulebroecke (2000) onderscheidt ook een aantal functies van opvoedingsondersteuning, namelijk: het aanspreken en verrijken (gewone opvoedsituaties), preventie (opvoeding onder druk), optimaliseren (problematische opvoedingssituaties). Pagina 14

Kortom: er is een ontwikkeld kader voor de invulling van de functies die opvoedingsondersteuning heeft. Dit kader wordt ondermeer gedragen door het belangrijke punt dat opvoedingondersteuning een belangrijke preventieve functie heeft. Daarnaast zou opvoedingsondersteuning zich tot alle ouders zou moeten richten en dat het aangeboden dient te worden in algemene voorzieningen. Alle ouders moeten, wanneer zij dit willen (dus vrijwillig), een beroep moeten kunnen doen op opvoedingsondersteuning. Wanneer zij alledaagse vragen hebben, specifieke opvoedingsvragen of zelfs complexe problematieken hebben die zij bespreekbaar willen maken. Wil opvoedingsondersteuning erin slagen om dit te bereiken, is het belangrijk dat zij toegankelijk zijn en een gevarieerd aanbod bieden. Op deze manier kan opvoedingsondersteuning toegankelijk worden voor alle ouders. Dit betekent ook dat in een zogenaamd behoeftedekkend aanbod voorzien zal moeten worden (L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge & J. Janssens & H. Colpin (Red.) (2007). 2.2.4. Voor wie is opvoedingsondersteuning bedoeld? Opvoedingsondersteuning is bedoeld voor alle opvoeders; ouders en/of beroepsopvoeders. Het landelijke aanbod van basisvoorzieningen is afgestemd op alle ouders. Maar naast dit ondersteuningsaanbod kan opvoedingsondersteuning zich echter ook richten op een specifieke doelgroep(en). Wanneer er sprake is van een specifiek doelgroep kan er een specifiek aanbod aangeboden worden. Wanneer dit het geval is wordt er ook wel gebruik gemaakt van een onderverdeling en/of specifieke categorieën, namelijk: Wanneer er sprake is van een specifiek ondersteuningsaanbod wordt in de praktijk gebruik gemaakt van diverse indelingen die verband houden met de doelstellingen van het aanbod. Gebruikte onderverdelingen of specifieke categorieën zijn: alle gezinnen of gezinnen en kinderen in risicosituaties. Dit houdt in: ouders met kinderen in een bepaalde leeftijd, ouders die gebruik maken van een bepaalde voorziening (de peuterspeelzaal of basisschool), ouders die wonen in een bepaalde plaats, wijk of achterstandsgebied, ouders met specifieke kenmerken (zoals vluchtelingenouders, tienermoeders, ouders met een verstandelijke beperking, ouders levend rond het bestaansminimum, ouders met verslavingsproblemen, homoseksuele ouders, gedetineerde ouders). Vervolgens vallen de volgende categorieën ook binnen deze onderverdeling; ouders in specifieke gezinssituaties (zoals gescheiden ouders, eenoudergezinnen of ouders in nieuw samengestelde gezinnen ofwel stiefgezinnen), ouders die een kind hebben met specifieke problemen (zoals drukke kinderen, kinderen met probleemgedrag, kinderen die spijbelen, kinderen die gepest worden, kinderen met een verstandelijke beperking of ontwikkelingsstoornis of chronische zieke kinderen). Pagina 15

Ook autochtone of allochtone ouders of ouders met een specifieke etnische achtergrond, ouders met een bepaalde geloofsovertuiging, ouders met een bepaald opleidingsniveau en tot slot moeilijk bereikbare ouders. Bron: www.nji.nl 11 mei 2010 2.2.5 Aanbod in opvoedingsondersteuning, welke vormen bestaan er? Opvoedingsondersteuning kan bestaan uit individuele ondersteuning en uit groepsgerichte ondersteuning. Daarnaast is opvoedingsondersteuning op verschillende manier beschikbaar, namelijk via: persoonlijk contact, internet, telefoon, brochures en/of folders, boeken, televisie e.d. Een gevarieerd basisaanbod is een voorwaarde om (risico) groepen te kunnen bereiken. Naast een vrij aanbod voor alle ouders is het ook belangrijk nodig dat organisaties actief en volhardend contact zoeken met gezinnen die extra steun nodig hebben. Een gevarieerd basisaanbod is vaak ook een voorwaarde voor het bereiken van (risico) groepen. De interventie bij interventie bij risicogroepen kan intensiever worden naarmate de ernst van de situatie toeneemt. Bijvoorbeeld: van advies tot training van opvoedingsvaardigheden, van informatie tot hulpverlening. Onderzoek toont daarnaast aan dat een gelijktijdige aanpak van alle betrokkenen (en omgevingsfactoren) het meest effectief is. Dit zou een aanbod voor zowel kinderen, hun ouders als medeopvoeders inhouden. Deze vorm van hulpverlening krijgt gestalte in zogenaamde multimodale programma`s http://www.nji.nl/ecache/def/7/155.html 28 juni 2010. 2.3 Het CJG, hoe is het ontstaan? In de politiek zijn er jarenlange voorbereidingen geweest om de jeugdzorg te verbeteren. In 2004 is Operatie Jong gestart, dit is een samenwerkingsverband van verschillende ministeries. Operatie Jong is in het leven geroepen met één doel, namelijk: een sterk en resultaatgericht jeugdbeleid http://dossierjeugdzorg.nl/operatie-jong/ 28 april 2010. In 2006 blijkt uit verschillende rapportages en publicaties dat er nog steeds (te) weinig samenhang is in het lokale jeugdbeleid. Gemeenten een belangrijkere rol moeten gaan spelen bij het jeugdbeleid. De wijze waarop het jeugdbeleid is ingericht en de overheidstaken zo veel mogelijk gebundeld aangeboden worden, is de verantwoordelijkheid van de gemeente. Ook ligt bij de gemeente de taak om de visie en de doelen van het jeugdbeleid in dialoog met instelling te bepalen (van Eijck, 2006, p. 82). Pagina 16

Op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (hierna te noemen: WMO) en de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (hierna te noemen WCPV) hebben de gemeentes een aantal taken in het jeugdbeleid gekregen. Gemeentes krijgen door deze taken een grotere verantwoordelijkheid voor het jeugdbeleid in de gemeente. En krijg ook een grotere verantwoordelijkheid als het gaat om taken die preventief van aard zijn. Staatssecretaris Ross stelt in oktober 2006 voor om CJG`s op te richten om gemeentes te helpen om hun taken op het terrein van jeugd en opvoeden te bundelen. Daarnaast wordt in de slotbijeenkomst van Operatie Jong door staatssecretaris Ross ook de hoop uitgesproken dat er een ministerspost voor een Minister van Jeugd gerealiseerd zal gaan worden. Op 22 februari 2007 wordt de uitgesproken hoop van staatssecretaris Ross waarheid, Mr. A. Rouvoet wordt benoemd tot (viceminister-president), minister voor Jeugd en Gezin in het vierde kabinet- Balkenende. De aanstelling van Minister Rouvoet moet zorgen voor meer samenhang in het jeugdbeleid. In datzelfde jaar, 2007, wordt een onderzoek gedaan door de DSP groep (bureau voor onderzoek, advies en management) met als doel inzichten en ervaringen te verzamelen van deelnemende gemeentes en provincies met betrekking tot het opstarten van CJG`s. Dit onderzoek is van belang omdat het een bijdrage zal leveren aan het tot stand komen van een kabinetsvoorstel voor het oprichten van CJG`s. Na goedkeuring van het kabinetsvoorstel komen de eerste CJG`s tot stand. Het doel van Minister Rouvoet is om in 2011 in elke gemeente een CJG te realiseren. 2.3.1 Wat is het CJG Het CJG is een Centrum voor Jeugd en Gezin. En kan als volgt beschreven worden: Een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is een herkenbaar inlooppunt in de buurt, waar ouders en jongeren terechtkunnen met hun vragen over opvoeden en opgroeien. Een centrum biedt advies, ondersteuning en hulp op maat. http://www.samenwerkenvoordejeugd.nl/nl/home/projecten/web_paginas_breed- Centrum_voor_Jeugd_en_Gezin.html 28 april 2010 Het CJG is voor iedereen die vragen en/of problemen over opvoeden en opgroeien heeft. Het CJG moet een herkenbare, laagdrempelige plek zijn welke een duidelijk loket heeft waar men gemakkelijk terecht kan. Een CJG hoeft niet perse een nieuw gebouw of nieuwe organisatie te zijn. Het CJG is een plek voor ouders, kinderen, jongeren en professionals. In het CJG kunnen vragen gesteld worden over opvoeden en opgroeien van kinderen in de leeftijd van -9 maanden tot 23 jaar. Het CJG wil zich profileren als een plek waar je niet alleen met problemen naar toe kunt gaan, maar ook juist met vragen. Een CJG moet een laagdrempelig inlooppunt zijn in de buurt. Daarnaast biedt het CJG licht pedagogisch hulp en verwijst door indien nodig. Pagina 17

Op deze manier bieden zij een aanknoping naar een netwerk van jeugdinstanties. Naast een vraagbaakfunctie moet het CJG bij problemen ook snelle, efficiënte hulp kunnen bieden en daarnaast moet zij zorgen voor coördinatie van deze hulp. Wanneer er bijvoorbeeld specialistische hulp nodig is, moet het CJG met bureau jeugdzorg samenwerken, zodanig dat snelle toeleiding plaatsvindt naar geïndiceerde jeugdzorg of Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zorg (AWBZ). Voor een goede uitvoering is het van essentieel belang dat het CJG samenwerkt met ondermeer eerstelijnszorg, zoals: verloskundige, kraamzorg, huisarts. Maar ook samenwerking met scholen, politie en Bureau`s Jeugdzorg is van groot belang. Hiernaast dient het CJG een partner te zijn in de zorgadviesteams. In een Zorgadviesteam, ook wel Zorg- en adviesteam of ZAT genoemd, werken diverse zorgverleners in en om de school samen om te zorgen dat elke jongere een diploma haalt http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/wat-is-eenzorgadviesteam.html 28 april 2010. Een CJG heeft als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning te verbinden, te verbeteren en te versterken. De uitgangspunten zijn: laagdrempelig, herkenbaar, dichtbij huis. http://www.samenwerkenvoordejeugd.nl/nl/home/projecten/web_paginas_breed- Centrum_voor_Jeugd_en_Gezin/Wat_is_een_Centrum_voor_Jeugd_en_Gezin.html 28 april 2010 Uit de beschikbare literatuur blijkt dat sommige jeugd tussen wal en schip valt. Dit ondanks dat er genoeg basisvoorzieningen aanwezig zijn om jongeren in hun ontwikkeling te stimuleren, ouders te ondersteunen en problemen te voorkomen en signalen aan te pakken. Het kabinet wil met de ontwikkeling van het CJG goed en gecoördineerd advies en hulp op maat vanzelfsprekend maken. De visie is één gezin, één plan. 2.3.2 Wat is de functie van het CJG? Wanneer een organisatie de naam CJG wil dragen is het een vereiste dat er een bundeling is van een aantal functies. Deze functies zijn opgenomen in een basismodel, het basismodel CJG gaat uit van het volgende: het CJG moet in verbinding staan met de jeugdgezondheidszorg, de vijf functies vanuit de WMO ondersteunen, een schakel vormen met bureau jeugdzorg en met de zorg en adviesteams. Het basismodel ziet er als volgt uit: Het Ministerie van Jeugd en Gezin geeft aan dat de insteek van het CJG is dat ouders en jeugdigen hier met alle mogelijke vragen over opvoeden en opgroeien en hulp terecht moeten kunnen. Dit centrum moet een laagdrempelige toegang hebben en een herkenbaar punt in een gemeente zijn. Het ministerie heeft een basismodel ontwikkeld voor een Centrum voor Jeugd en Gezin. Pagina 18

Het basismodel bevat de instellingen die in ieder geval deel uit moeten gaan maken van een CJG. Daarnaast bevat dit model de taken die het centrum moet gaan uitvoeren. Het basismodel ziet er als volgt uit: A. Integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar moet worden uitgevoerd in het centrum. Dit zijn de consultatiebureaus en de GGD s die collectieve preventietaken uitvoeren ten behoeve van de gezondheid van kinderen. B. Hiernaast dienen in het CJG de vijf taken te worden ondergebracht die de gemeenten op het gebied van het preventief jeugdbeleid via prestatieveld 2 van de WMO toebedeeld hebben gekregen. Goede uitvoering van deze taken moet er toe leiden dat kinderen niet tussen wal en schip raken. 1) Informatie en advies Dit gaat om informatie en advies aan ouders, kinderen en jongeren over opvoeden en opgroeien. 2) Signalering Duidelijk moet zijn welke afspraken gelden voor het melden van signalen over gezinnen door instellingen als JGZ, onderwijs, peuterspeelzalen, kinderopvang en jeugd- en jongerenwerk. 3) Toeleiding naar hulp Lokaal moet geregeld zijn hoe de toeleiding naar hulp plaatsvindt, dat wil zeggen naar lokale en regionale voorzieningen of Bureau Jeugdzorg. 4) Licht pedagogische hulp Voor gezinnen en jeugdigen met opvoed- en opgroeiproblemen moet er op lokaal niveau licht pedagogische hulp beschikbaar zijn. 5) Coördinatie van zorg Bij coördinatie van zorg gaat het om het afstemmen en indien mogelijk bundelen van zorg, in het geval dat meerdere hulpsoorten nodig zijn om een jeugdige of gezin te ondersteunen. C. CJG s vormen de schakel tussen de lokale/regionale voorzieningen en Bureau Jeugdzorg (geïndiceerde jeugdzorg). De schakel dient vorm te krijgen door een voorpost van Bureau Jeugdzorg onder te brengen in het CJG. D. Het CJG moet een duidelijke schakel vormen met de Zorgadviesteams (ZAT s) en via de ZAT s met het onderwijs. Hierin werken verschillende hulpverleningsinstellingen, het onderwijs en onder meer peuterspeelzalen nauw samen aan passende zorg voor kinderen. Deze samenwerking moet in stand blijven en kan als basis worden gebruikt voor de inrichting van een CJG. http://www.samenwerkenvoordejeugd.nl/nl/home/projecten/web_paginas_breed- Centrum_voor_Jeugd_en_Gezin/Wat_is_een_Centrum_voor_Jeugd_en_Gezin.html 28 april 2010 Pagina 19

2.3.3 Voor wie is het CJG bedoeld? In het CJG is bedoeld voor ouders met kinderen in de leeftijd van -9 maanden tot 23 jaar. Het CJG is ook bedoeld voor jongeren tot 23 jaar en voor professionals. Kortom: het CJG is bedoeld voor iedereen die vragen heeft over opvoeden van kinderen en het opgroeien van kinderen. 2.4 Het CJG en opvoedingsondersteuning 2.4.1 Wat houdt opvoedingsondersteuning in binnen het CJG? Het CJG kent een breed spectrum aan functies en taken die betrekking hebben op opgroeien en opvoeden. Opvoedingsondersteuning heeft een centrale plaats ingenomen in het CJG. De laagdrempeligheid van het CJG en aanbod van opvoedingsondersteuning hangen zeer nauw met elkaar samen. Het CJG moet namelijk een plek zijn waar men heen kan gaan met vragen en/of problemen. Om deze reden is laagdrempeligheid is een belangrijke term wanneer het gaat om het CJG. Het doel van het CJG is laagdrempelig te zijn, met als belangrijkst doel: ouders moeten gemakkelijk binnen kunnen lopen voor hulp. Het is daarom belangrijk dat het CJG een vertrouwde omgeving is voor de ouder en het moet makkelijk bereikbaar zijn. Ouders moeten advies en informatie krijgen wanneer zij dit nodig hebben. Wanneer er gekeken wordt de combinatie van opvoedingsondersteuning in het CJG, is vraaggerichtheid ook een belangrijke term. Het aanbod van opvoedingsondersteuning moet bepaald worden door de vragen, wensen en behoeften van de bezoekers. Voor effectieve opvoedingsondersteuning binnen het CJG moet de omvang van de problematiek optimaal zijn afgestemd op de doelgroep. Het allerbelangrijkste is dat de vraaggerichtheid aansluit bij de ouders. De opvoedingsondersteuning moet geboden worden op maat. Dit houdt in dat het aanbod van opvoedingsondersteuning zo licht- en zo zwaar als noodzakelijk zal zijn (M. van Dijk & B. Prinsen 2006). In het CJG dient opvoedingondersteuning aan te sluiten bij de deskundigheid van de ouders zelf. De aanwezige opvoedingskracht versterken en de ouders ondersteunen om zelf een oplossing te zoeken is belangrijk. Het CJG en zijn opvoedingsondersteuning is gericht op empowerment. 2.5 Wat zijn wensen en behoeften? Een wens is een bewust verlangen hebben naar al of niet te verkrijgen of te verwerkelijken zaken. Een wens is iets wat je hoopt te krijgen en/of wat je wilt http://www.encyclo.nl/begrip/wensen 10 juli 2010. Zoals, in het kader van het CJG, een gunstige openingstijd of manier van communicatie. De behoefte is de som van de biologische-, sociale-, psychologische- en fysieke elementen die voor het welzijn, het bestaan en zelfs overleving van individu of gemeenschap nodig zijn. Een behoefte is iets wat je nodig hebt http://www.encyclo.nl/begrip/behoefte 10 juli 2010. Zoals (in het kader van het CJG) een luisterend oor of advies. Pagina 20

De laatste jaren is er een groei geweest van methodieken, projecten en programma`s voor opvoedingsondersteuning, onderzoek vond echter nauwelijks plaats. Onduidelijk was dan ook hoeveel ouders daadwerkelijk gebruik maakten van het aanbod, of ze er wel behoefte aan hadden en hoe tevreden zij waren over de geboden ondersteuning. Daarnaast was er een gebrek aan goede, gestandaardiseerde instrumenten om de vragen en van ouders te inventariseren. Hierdoor ontbrak het, het aanbod aan duidelijke samenhang, kwaliteit of beleid (Hermanns en Vergeer, 2002). Uit het onderzoek De experimenten opvoedingsondersteuning (Leseman et al,. 1998), bleek dat er een gat bestond tussen wat ouders wensen aan opvoedingsondersteuning en wat zij daadwerkelijk krijgen. Uit dit onderzoek blijkt dat ouders behoefte hebben aan praktische steun. Ook naar voren dat zij deze praktische steun niet krijgen, in plaats hiervan krijgen ze informatie. De professionele opvoedingsondersteuners gaan blijkbaar niet op het gesignaleerde probleem of de gevraagde hulp. Duidelijk wordt dat het gat inderdaad onvervulde behoeften van ouders laat zien. Steeds meer lokale onderzoekers zijn hiernaar gaan kijken, uit de onderzoeken komen de volgende punten naar voren: Ouders vinden voorzieningen van opvoedingsondersteuning belangrijk Ouders hebben behoefte aan opvoedingsondersteuning maar weten niet waar ze deze ondersteuning kunnen krijgen Van de ouders die hier wel van op de hoogte is maakt maar een deel ook daadwerkelijk gebruik van de opvoedingsondersteuning. De meeste ouders krijgen hulp en steun van hun sociale netwerk. Het NJI geeft aan dat de informele steun die ouders (of het sociale netwerk) elkaar bieden de sterkste en tevens meest gewenste vorm van opvoedingsondersteuning is. http://www.nji.nl/publicaties/opvoedingsondersteuninginhetcjg.pdf 26 april 2010 2.5.1 Opvoedvragen Dat ouders vragen hebben over de opvoeding lijkt een feit. Of het nu gaat om regelmatige-, onregelmatige-, frequente vragen of vragen die er zelden zijn, ouders hebben vragen. In 2007 heeft Jeugdmonitor onderzoek gedaan naar opvoedvragen van ouders met thuiswonende kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. Uit dit onderzoek bleek dat 36% van de ouders met thuiswonende kinderen zich zorgen maakten over één of meerdere van hun kinderen of over de opvoeding die zij genoten. Van alle onderzochte alleenstaande ouders maakte 52% zich zorgen, tegenover 33% van de tweeoudergezinnen (jeugdmonitor, 2007). Pagina 21

Er is verschillende informatie beschikbaar over de aard en/of het voorkomen van opvoedvragen en problemen. Het registratieprogramma Registratie van Opvoedingsondersteuning (ROTS) maakt inzichtelijk welke ouders contact heeft gezocht opvoedbureau`s/opvoedtelefoons. De Peiling Jeugd en Gezondheid (PJG) geeft ook inzichten weer wat betreft zorgen die ouders hebben. Het PJG beschrijft echter de zorgen die ouders volgens de professionals hebben. Daarnaast zijn er landelijke gegevens gepubliceerd over zorgen van ouders over de opvoeding. Op regionaal niveau zijn er ook verschillende onderzoeken uitgevoerd. Uit verschillende onderzoek, zowel landelijk als regionaal, blijkt verder dat ouders de meeste vragen hebben over of problemen ervan met; de aanpak van de opvoeding en ouderschap in het algemeen, het omgaan met lastig gedrag of gedragsproblemen van hun kinderen en emotionele problemen. Ouders maken zich de meeste zorgen over de opvoeding in het algemeen (27% van de ondervraagden). 22% maakt zich zorgen om emotionele problemen, 22% maakt zich zorgen om schoolprestaties en 16% maakt zich zorgen om gedragsproblemen. Van alle ouders die zich in dat jaar, voorafgaande aan het onderzoek, zorgen maakte heeft 61% hulp of advies gezocht buiten het gezin, de familie, of vriendenkring (jeugdmonitor, 2007). Uit onderzoek van Ligtermoet & Pennings (2006) blijkt dat bellers naar de opvoedtelefoon in 2005 over de volgende onderwerken bellen: Aanpak van opvoeding of ouderschap 29,3%, opvallend gedrag 21,4%, emotionele ontwikkeling 17,2% en lichamelijke ontwikkeling 9,9%. Ligtermoet & Pennings hebben ook gekeken naar de zwaarte van vragen of problemen in de opvoeding. Uit de cijfers van 2005 blijkt dat 42,5% alledaagse opvoedvragen heeft. Bij 47,3% is er sprake van opvoedingsspanning, bij 7,2% is er spraken van opvoedingscrisis en bij 3% is er sprake van opvoedingsnood. Pagina 22

De top 10 (waar opvoedbureau`s het meest mee te maken krijgen) specifieke vragen en problemen ziet er in 2005 als volgt uit: Niet luisteren/ongehoorzaam Druk/hyperactief/onrustig gedrag Slaapproblemen Opvoedingsaanpak in het algemeen Claimgedrag/aandacht vragen Koppig/dwars/opstandig gedrag Moeilijk temperament Straf geven/grenzen stellen Driftbuien Omgangsregeling/echtscheiding (Ligtermoet & Pennings, 2006). Het GGD Holland Zuidwest heeft in 2007 ook onderzoek gedaan. In dit onderzoek is ook onderzoek gedaan naar problemen in de opvoeding. 72% gaf in dit onderzoek aan (bijna) nooit problemen te ervaren bij het opvoeden. 25% gaf aan soms problemen te ervaren en 3% gaf aan vaak problemen te ervaren bij het opvoeden. Ouders zijn over het algemeen tevreden over de opvoeding die zij hun kinderen geven. Zij vinden zichzelf warm, kindgericht, leggen regels uit en stimuleren de zelfstandigheid van hun kinderen. Uit onderzoeken blijkt dat ongeveer één op de tien ouders opvoeden vermoeiend en een zware verantwoordelijkheid vindt. Hoewel de meeste ouders tevreden zijn is er ook een bepaald percentage wat minder tevreden is over opvoeding. Ouders hebben allemaal wel eens zorgen of vragen over de opvoeding. Uit onderzoek van Zeijl e.a., 2005) blijkt dat bijna de helft van de ouders zich het afgelopen jaar zorgen heeft gemaakt over de opvoeding pof ontwikkeling van hun kinderen http://www.nji.nl/publicaties/oudersenhunbehoeftenaanopvoedingsondersteuning.pdf 18 juli 2010. Pagina 23

Het NJI heeft naar aanleiding van haar onderzoeken het volgende schema opgesteld: Top 5 van opvoedingsvragen per leeftijdsgroep van kinderen tot 12 jaar Ouders kinderen 0 4 jaar Ouders kinderen 4 8 jaar Ouders kinderen 8 12 jaar 33% eten 34% grenzen stellen 48% onzeker zijn 30% ziek zijn 30% driftig zijn 40% concentratie 29% driftig zijn 30% koppig zijn 24% regels handhaven 24% grenzen stellen 26% regels handhaven 23% straffen en belonen 22% slapen 22% straffen en belonen 20% grenzen stellen Figuur 2.1 Top 5 van opvoedingsvragen per leeftijdsgroep Bron: http://www.nji.nl/ecache/def/6/675.html 05 augustus 2010 Experimenten opvoedingsondersteuning Een toonaangevend onderzoek naar de behoeften van ouders aan opvoedingsondersteuning vond plaats in het kader van de landelijke experimenten opvoedingsondersteuning (Leseman,1998). In dit onderzoek zegt 93 % van de ouders een of meer vragen te hebben over de opvoeding van kinderen. Wanneer zij die vragen als belastend ervaren heeft 73 % van de ouders behoefte aan informatie of steun van anderen. Een belangrijk deel vindt die steun ook binnen het eigen netwerk, maar dat geldt niet voor iedereen. Voor 43 % van de ouders die behoefte hebben aan steun geldt dat zij die niet of onvoldoende vinden in hun eigen kring en ook niet bij professionals of voorzieningen in de wijk. Dat geldt ook voor de doelgroep allochtone ouders, die bovendien vaker ontevreden zijn over het professionele ondersteuningsaanbod omdat het te weinig aansluit bij hun eigen waarden en normen. De vragen van ouders betreffen uiteenlopende categorieën waarbij het omgaan met moeilijk gedrag het meest in het oog springt. De meeste vragen, zorgen of problemen bleken te bestaan op het terrein van: Door ouders genoemde opvoedingsmoeilijkheden Moeilijk gedrag Aanpak opvoeding in het algemeen Lichamelijke ontwikkeling en gezondheid Omgang met andere kinderen en emoties Vrijetijdsbesteding Percentage 69% 52% 50% 48% 46% Pagina 24

2.6 Samenvatting Uit het literatuuronderzoek zijn verschillende zaken naar voren gekomen die belangrijk zijn voor de enquête. Opvoedingsondersteuning in wat voor vorm dan ook bestaat al bijna een eeuw. Maria Geisweit van Netten is hier het levende voorbeeld van. Echter opvoedingsondersteuning in hoe het tegenwoordig bestaat is iets van de laatste twintig jaar. Alle ouders hebben opvoedvragen, soms kan het sociaal netwerk voldoen door middel van een gesprek. Ondanks dat sociale steun een belangrijke vorm van informele opvoedingsondersteuning is voldoet dit altijd. Naast informele ondersteuning dient er ook formele ondersteuning te zijn. Opvoedingsondersteuning door professionals kan hierbij uitkomst bieden. Opvoedingsondersteuning kan uitkomst bieden wanneer ouders alledaagse vragen hebben. Maar ook als ouders specifieke opvoedvragen of als zij complexe problematieken hebben die zij graag bespreekbaar willen maken. Hiernaast is opvoedingsondersteuning van belang vanwege zijn preventieve aard. Bij opvoedingsondersteuning is preventie, primaire preventie, belangrijk. Daarnaast wordt aangegeven door verschillende specialisten op het gebied van opvoedingondersteuning dat opvoedings- en gezinsondersteuning dient zo vroeg mogelijk te worden aangeboden, het liefst al in de eerste levensjaren van het kind Bakker, e.a.( 1998) erkennen dit belang. Daarnaast zijn de theoretische modellen ook van belang. Het transactioneel-, balans-, ecologisch- en levensloop model zijn belangrijk voor opvoedingsondersteuning. Deze modellen liggen ten grondslag aan de opvoedingsondersteuning van tegenwoordig. Wanneer er gekeken wordt naar de combinatie van opvoedingsondersteuning en het CJG is vraaggerichtheid een belangrijke term. Het aanbod van opvoedingsondersteuning binnen het CJG dienst afgestemd te worden op de vragen, wensen en behoefte van zijn bezoekers. Het CJG kent een breed spectrum aan functies en taken die betrekking hebben op opgroeien en opvoeden. Een centrale plaats binnen het CJG is ingenomen door opvoedingsondersteuning. Daarnaast wil het CJG een laagdrempelige plaats zijn waar ouders kunnen aankloppen met al hun vragen over opvoeden, complex of niet complex. De plaats waar het CJG zich vestigt is van belang, het CJG wil voor ouders makkelijk te bereiken zijn, ouders moet de mogelijkheid hebben en de vrijheid voelen om binnen te lopen wanneer zij advies en informatie nodig hebben. Voor het opstellen van de enquêtes worden de volgende onderwerpen verwerkt: opvoedingsondersteuning, wensen en behoeften van ouders, opvoedvragen, CJG. Pagina 25

Hoofdstuk 3 Methode 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de methode van het onderzoek beschreven. Om antwoord te krijgen op de onderstaande centrale vraagstelling is literatuurstudie uitgevoerd en heeft empirisch onderzoek plaatsgevonden. De centrale vraagstelling van dit onderzoek luidt: Wat zijn de wensen en behoeften van ouders met betrekking tot opvoedingsondersteuning in het (nog nieuw te starten) Centrum Jeugd en Gezin in Leiden Zuidwest? 3.2 Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie bestaat uit ouders met kinderen in de leeftijd van 0 t/m 12 jaar, wonend in Leiden Zuidwest. Leiden Zuidwest (Bos- en gasthuisdistrict) bestaat uit 19.334 inwoners (9.246 = man/ 10.088 = vrouw). Waarvan 13.425 autochtonen, 3.249 allochtoon (eerste generatie) en 2.660 allochtoon (tweede generatie). Binnen deze populatie bevindt zich de te onderzoeken groep, ouders in Leiden Zuidwest. De statistische gegevens van de wijk, die nodig zijn voor dit onderzoek worden hieronder schematisch weergegeven. Alle cijfers zijn gebaseerd op gemeentelijk statistische gegevens van 2010. Aantal bewoners in 2010 (totaal 19.334) Cijfers Paar met kinderen 4.809 Eenoudergezin en inwonende 1.293 Eenoudergezin 1.38 Figuur 1: bewoners/ gezinssamenstelling. Bron: http://www.leidenincijfers.nl/tekst.asp 28 april 2010 3.3 Steekproef Op basis van de populatiebepaling heeft er een aselecte steekproef plaatsgevonden. Aanvankelijk was het de bedoeling een steekproef van N = 300 te nemen. Vanwege (onvoorziene) omstandigheden bleek dit niet haalbaar. Er is daarom gekozen voor een steekproef van N=150, met een verwachte respons van 20%, N=30 (Baarde & de Goede, 2001). Pagina 26

Vanuit een steekproefkader van het consultatiebureau heeft er een aselecte steekproef plaatsgevonden onder de ouders in Leiden Zuidwest. De verwachtte respons is N=30. Het onderzoek is vanwege de steekproef van N = 150 niet representatief voor het gehele district. Het onderzoek heeft namelijk niet iedereen bereikt of niet in de juiste mate, in hoofdstuk 5 wordt hier verder op in gegaan. De anonimiteit van de ouders is gewaarborgd door de manier waarop de adressen verkregen zijn. De adressen waren alleen inzichtelijk voor het consultatiebureau. 3.4 Dataverzameling en procedure 3.4.1 Enquête Er is gebruik gemaakt van een vragenlijst (enquête). Als manier van enquêteren is gekozen voor schriftelijke postenquêtes. Hierbij worden schriftelijke enquêtes aan personen gestuurd (Verhoeven, 2006). Het voordeel van deze manier van gegevens verzamelen is dat er in korte tijd veel mensen kunnen worden bereikt. Het nadeel van schriftelijke postenquêtes is dat het tijd kost om deze verzendklaar te maken (Baarde en de Goede, 2001). Een ander nadeel waar rekening mee dient te worden gehouden is het feit dat deze manier van informatie verwerven een minder hoge respons oplevert. De verwachting is over het algemeen dat slechts 20% van de enquêtes ingevuld retour komt. (Verhoeven, 2006). In de enquête is gebruik gemaakt van verschillende typen antwoordmogelijkheden, namelijk: enkelvoudig, lijst (de respondenten maken een keuze uit een lijst van antwoorden), meervoudige antwoorden (wanneer er meerder antwoorden mogelijk zijn), dichotoom antwoord (de respondent kan kiezen uit slechts twee antwoorden), meerpuntschaal (in deze enquête is gekozen voor een vijfpuntschaal (welke oplopend is, van positief naar negatief). Er is gekozen voor de verschillende antwoordmogelijkheden omdat deze manier van vragen stellen andere antwoorden kunnen uitsluiten (Baarda & de Goede, 2001).Door een veelvormigheid van antwoordmogelijkheden aan te bieden realiseer je de mogelijkheid om een genuanceerder antwoord te krijgen op de centrale vraagstelling. De enquête bestaat uit zestien vragen. Deze vragen zijn opgedeeld in een aantal categorieën, namelijk: Persoonlijke gegevens, algemeen (betreffende het onderwerp opvoedingsondersteuning) en tot slot een aantal vragen over het CJG. Pagina 27

3.4.2 Procedure Alvorens het veldonderzoek kon starten moesten er besluiten worden genomen over de inhoud en de lay-out van de enquête. Voordat de enquêtes gemaakt konden worden is er literatuur bestudeerd. Zo is er gekeken naar veelvoorkomende opvoedvragen en wensen en behoeften van ouders met betrekking tot opvoedingsondersteuning. Hierna is er een opzet te maken van de enquête door middel van het maken van verschillende categorieën. Binnen deze categorieën zijn vragen geformuleerd. Deze vragen zijn uiteenlopend van leeftijd/geslacht tot wat ouders missen in het huidige voorzieningsaanbod van opvoedingsondersteuning. De vragenlijst is meerdere malen bekeken door zowel opdrachtgever als afstudeerbegeleider. De hierdoor verkregen feedback is verwerkt in de enquête. Dit heeft ervoor gezorgd dat de enquête verfijnd is. Samen met de opdrachtgever is overeengekomen om het algemene logo van het CJG te gebruiken. Dit om te zorgen voor herkenning, maar ook om naamsbekendheid te verwerven. De enquêtes (bijlage 5) zijn gedrukt op briefpapier van het CJG, met het CJG logo. Bij de enquêtes is een inleidende brief (bijlage 4) bijgesloten. Het oorspronkelijke idee was om de campagne lancering van het nieuw te starten CJG tegelijk te laten verlopen met het versturen van de enquêtes. Dit om te zorgen voor herkenning bij de doelgroep. De enquêtes zijn uiteindelijk ook rond dezelfde tijd verzonden. De uiteindelijke respons is N = 35. 3.4.3 Meetinstrumenten Zoals hierboven omschreven is er gekozen voor schriftelijke postenquêtes. De vragen in de enquêtes zijn tot stand gekomen door zowel literatuuronderzoek als specifieke wensen van de opdrachtgever. De inleidende brief is de start van de enquête. In deze brief wordt een korte introductie gegeven met betrekking tot het CJG. Ook wordt het doel van het onderzoek beschreven. Daarnaast wordt er weergegeven wat er met de uitkomsten van het onderzoek zal gebeuren. De vragenlijst bestaat uit zestien vragen. In het eerste deel van de vragenlijst worden ouders gevraagd naar hun algemene gegevens. In het tweede deel van de enquête worden er vragen gesteld met betrekking tot het gebied opvoedingsondersteuning. In het laatste deel van de enquête wordt er afgesloten met een gedeelte betreffende het CJG. Pagina 28

Algemene gegevens De eerste zeven vragen van de enquête hebben betrekking op de algemene gegevens van de ouders. Zij worden gevraagd naar: geslacht, land van herkomst, leeftijd, gezinssamenstelling, hoogst genoten opleiding, hoeveelheid kinderen, leeftijd kinderen. Het middelste gedeelte (vraag acht tot elf) betreft de categorie algemeen/opvoedingsondersteuning. Als eerst wordt de ouder gevraag of hij/zij opvoedvragen heeft. De antwoordmogelijkheid loopt van zeer regelmatig tot nooit. Hierna wordt gevraagd op welke gebieden de ouder opvoedvragen heeft/had. De antwoordmogelijkheden zijn opgedeeld in vijf gebieden (gedrag, sociaal-emotionele ontwikkeling, gezondheid en lichamelijk ontwikkeling, gezinsomstandigheden en overig). Deze gebieden zijn opgesplitst in onderwerpen. Ouders hebben de mogelijkheid om meerder mogelijkheden aan te kruisen. De daarop volgende vraag inventariseert waar ouders heen gaan met opvoedvragen. De laatste vraag betreft de manier van informatie verkrijgen in de opvoeding. Ouders kunnen hier kiezen uit het zelf informatie opzoeken met de daarbij behorende mogelijkheden en informatie via een deskundige en de verschillende manieren waarop dit mogelijk is. De laatste sectie vragen betreft vragen met betrekking tot het CJG. De ouder geeft bij de eerste vraag of hij/zij het CJG zou benaderen met opvoedvragen. Daarnaast kunnen ouders aangeven op welke manier zij het liefst in contact zouden gaan met het CJG en welke openingstijden voor hen wenselijk is. De enquête wordt afgesloten met de vraag of er een gemis is van het huidige voorzieningsaanbod van opvoedingsondersteuning. 3.4.4 Betrouwbaarheid en validiteit Om de betrouwbaarheid van de enquête te vergroten is deze onderbouwd met literatuur. Daarnaast zijn er meerdere consulten geweest met de afstudeerbegeleider. Alvorens dit gesprek plaatsvond werd de enquête bekeken en tijdens het consult werd feedback gegeven op de enquête. Dit heeft minimaal vijf keer plaatsgevonden. Door de literatuuronderbouwing en de feedback van een deskundige in opvoedingsondersteuning is deze enquête meer betrouwbaar geworden. Het onderzoek geeft geen juiste afspiegeling van de populatie, wat betreft: sekse,land van afkomst, leeftijd ouders en leeftijd kinderen. Dit onderzoek is om deze reden niet generaliseerbaar en valide voor het gehele district. Daarnaast zijn de conclusies van het onderzoek alleen toe te schrijven aan de ouders die mee hebben gewerkt aan dit onderzoek. 3.5 Analysemethode De gegevens die worden verkregen vanuit de enquêtes worden verwerkt met het programma SPSS 15. Pagina 29

Hoofdstuk 4 Resultaten 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten van het (veld-)onderzoek weergegeven. De resultaten worden beschreven aan de hand van de voorafgestelde empirische deelvragen. Deelvragen empirisch onderzoek Op welke(e) gebied(en) hebben ouders behoefte aan opvoedingsondersteuning in Leiden Zuidwest Wat zijn de wensen en behoeften van respondenten in Leiden Zuidwest met betrekking tot het CJG? Wat missen respondenten in het huidige voorzieningsaanbod in Leiden Zuidwest? 4.2 Resultaten Demografische kenmerken van de respondenten In totaal hebben er 6 mannen (17,1%) en 29 vrouwen (82,9%) gereageerd op de enquête. Dit maakt een totaal van 35 (N = 35). 4.2.1 Resultaten persoonlijke gegevens Land van herkomst Uit de enquête komt naar voren dat het merendeel van geënquêteerde uit Nederland komt, namelijk 28 respondenten (80%). 2 respondenten zijn afkomstig uit Marokko (5,7%), 4 respondenten (11,4%) zijn afkomstig uit overige niet- Westerse landen, 1 respondent (2,9%) is afkomstig uit een Westers land. Leeftijd De leeftijdscategorie 26 tot 35 jaar is het meest vertegenwoordigd, namelijk met 23 respondenten (65,7%). De categorieën 18 tot 25 jaar en de categorie 46 jaar of ouder zijn het minst vertegenwoordigd, beide namelijk door 1 respondent (2,9%). De leeftijdscategorie 36 tot 45 jaar is bevindt zich in het midden, met 10 respondenten (28,6%). Pagina 30

Hoogst genoten opleiding 13 van de 35 respondenten (37,1%) heeft als hoogst genoten opleiding, een universitaire opleiding. Een HBO opleiding is binnen dit onderzoek vertegenwoordigd met 11 respondenten (31,4%). 8 van de respondenten (22,9%) hebben een MBO opleiding als hoogst genoten opleiding. Er zijn in totaal 3 respondenten voor wie HAVO of MAVO de hoogst genoten opleiding is, namelijk 2 (5,7%) en 1 (2,9%). Gezinssamenstelling Veruit de meeste respondenten hebben als gezinssamenstelling een kerngezin, namelijk 31 respondenten (88,1%). 3 respondenten (8,6%) hebben een samengesteld gezin en 1 respondent een eenoudergezin (2,9%). Aantal kinderen Van de respondenten heeft het merendeel twee kinderen in het gezin, namelijk 18 respondenten (51,4%). 10 respondenten (28,6%) hebben 1 kind, 5 respondenten (14,3%) hebben 3 kinderen en 2 respondenten (5,7%) hebben 4 of meer kinderen. Leeftijd kinderen Uit de enquête komt naar voren dat de respondenten (100%) allemaal een kind hebben binnen de categorie 0 tot 4 jaar. 12 van de 35 kinderen (34,3%) valt binnen de categorie 4 tot 8 jaar, 3 (8,6%) valt binnen de categorie 8 tot 12 jaar en 2 kinderen (5,7%) vallen binnen de categorie 12 jaar of ouder. 100 80 60 40 20 0 Leeftijd kinderen 100 34,3 8,6 5,7 0 tot 4 4 tot 8 8 tot 12 12 of ouder Figuur 4.1 Leeftijd kinderen Pagina 31

4.2.2 Resultaten opvoedingsondersteuning behoefte Uit de enquête komt naar voren dat 14 respondenten (40%) af en toe vragen heeft en 14 respondenten (40%) zelden vragen heeft over de opvoeding. 4 respondenten (11,4%) antwoord regelmatig vragen te hebben over de opvoeding. 2 respondenten (5,7%) heeft zeer regelmatig vragen en 1 respondent (2,9%) antwoord nooit vragen te hebben met betrekking tot de opvoeding. Respondenten hebben op verschillende gebieden opvoedvragen. Om deze gegevens helder weer te kunnen geven worden de gebieden opgesplitst in een aantal onderwerpen, welke op de volgende pagina worden weergegeven. Gebied gedrag 11 respondenten (31,4%) hebben aangeven vragen te hebben over de categorie straf geven/grenzen stellen en over de categorie driftbuien. 12 respondenten (34,3%) hebben een vraag over koppig/dwars /opstandig gedrag. 8 respondenten hebben een vraag over de categorie niet luisteren/ongehoorzaam gedrag hebben 8 respondenten (22,9%) een vraag. En tot slot hebben 6 respondenten (17,1%) andere vragen over het gebied gedrag. 1 respondent heeft een vraag over zelfstandigheid en stimuleren van vrijheid. 1 respondent heeft een vraag over in zichzelf gekeerd gedrag. 4 van de 6 respondenten hebben niet ingevuld welke vraag dit is. Gebied sociaal-emotionele ontwikkeling 11 respondenten (31,4%) hebben vragen over de emotionele ontwikkeling (bijv. weerbaarheid/ zelfvertrouwen). 6 van de respondenten (17,1%) hebben vragen over omgang met andere kinderen en/of leeftijdsgenoten en over de categorie bezorgdheid om de ontwikkeling van het kind (in het algemeen). 1 respondent (2,9%) kiest de categorie anders, namelijk. Er is echter niet ingevuld waar de vraag over gaat. Gebied gezondheid en lichamelijke ontwikkeling 12 respondenten (34,4%) hebben vragen over de categorie voeding en/of eetproblemen. 9 respondenten (25,7%) hebben vragen over ziekte. 7 respondenten (20%) hebben vragen over slaapproblemen, 4 respondenten (11,4%) hebben vragen over het gewicht en 3 respondenten (8,6%) kiest voor de categorie anders, namelijk. Zij geven hierbij aan vragen te hebben over: babyvoeding, allergie of motorische ontwikkeling. Pagina 32

Gebied gezinsomstandigheden Op het gebied gezinsomstandigheden hebben 4 respondenten (11,4%) een vraag over de relatie tussen ouder en kind. 1 respondent (2,9%) kiest voor de categorie anders, namelijk. Er is niet ingevuld waar deze vraag over gaat. Er zijn geen respondenten die vragen hebben over echtscheiding. Gebied overig 6 respondenten (17,1%) hebben een vraag over het opvoeden tussen twee culturen. 4 respondenten (11,4%) hebben een vraag over internet en/of gamen. 4 respondenten (11,4%) hebben gekozen voor de optie anders, namelijk. Bij 3 van deze keuzes is niet ingevuld welke vraag de respondent heeft. 1 respondent geeft aan vragen te hebben over inentingen en prematuriteit. 35,0% 34,0% 33,0% 32,0% 31,0% 30,0% 29,0% Top 5 meest gestelde opvoedvragen 34,3% 34,3% 31,4% 31,4% 31,4% 1 2 3 4 5 Figuur 4.2 Meest gestelde opvoedvragen 1 = Gebied gedrag: koppig/dwars/opstandig gedrag (34,3%) 2 = Gebied gezondheid en lichamelijk ontwikkeling: voeding en/of eetproblemen (34,3%) 3 = Gebied gedrag: straf geven/grenzen stellen (31,4%) 4 = Gebied gedrag: driftbuien (31,4%) 5 = Gebied sociaal/emotionele ontwikkeling: emotionele ontwikkeling (weerbaarheid en zelfvertrouwen) (31,4%) 4.2.3 Resultaten wensen/behoeften met betrekking tot het CJG Bekendheid CJG onder de respondenten Voor 27 van de respondenten (77,2%) is de enquête een eerste kennismaking met het CJG. 8 respondenten (22,9%) was voorafgaand aan deze enquête al bekend met het CJG. Pagina 33

Benaderen van het CJG Van de respondenten antwoordde 19 (54%) misschien op de vraag of zij zouden aankloppen bij het CJG. 14 van de respondenten (40%) antwoordt ja op de bovenstaande vraag. 1 respondent (3%) geeft aan niet bij het CJG aan te kloppen met opvoedingsvragen. 1 respondent (3%) heeft de vraag niet beantwoord. Benaderen van het CJG 3% 3% 40% 54% Misschien Ja Nee Geen mening Figuur 4.3 Benaderen van het CJG Waar gaan respondenten heen met vragen over de opvoeding Het merendeel van de respondenten geeft aan met vragen over de opvoeding naar de partner te gaan, 25 respondenten (71,4%) kiest voor deze optie. 22 respondenten (62,9%) kiezen voor het consultatiebureau, 20 respondenten (57,1%) kiezen voor familie, 17 respondenten (48,6%) kiezen voor vrienden en/of kennissen, 12 respondenten (34,4%) kiezen voor het internet, 9 respondenten (25,7%) gaat met vragen naar de huisarts. 3 respondenten (8,6%) kiezen voor de school en 1 respondent (2,9%) kiest voor de optie buren. 7 respondenten (20%) kiezen voor de mogelijkheid anders, namelijk. Waar ouders heen gaan met opvoedvragen 80,0% 60,0% 40,0% 20,0% 0,0% 71,4% 62,9% 57,1% 48,6% Partner Consultatiebureau Familie vrienden en/of kennissen 34,3% Internet Figuur 4.4 Top 5 waar gaan ouders heen met opvoedvragen Pagina 34