Instelling. Onderwerp. Datum

Vergelijkbare documenten
Imprimer le(s) document(s)

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

I. INLEIDING.


Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. Onderwerp

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. Onderwerp

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ;

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp


Titel : Circulaire 2018/C/106 met betrekking tot het arrest nr. 24/2018 van van het Grondwettelijk Hof inzake het

Home > Zoekresultaten > Circulaire AAFisc Nr. 27/2014 (nr. Ci.RH.331/ ) dd

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Home > Addendum dd bij de circulaire AAFisc 36/2008 (nr. Ci.RH.421/ ) dd

BESCHIKKING VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juli 2012 (*)

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE ROERENDE VOORHEFFING

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen

Voorafgaande opmerking bij de circulaire nr. Ci.RH.421/

Instelling. Onderwerp. Datum

De inkomsten uit de deeleconomie

Circulaire 2018/C/103 over over de terugbetaling van maatschappelijk kapitaal

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Circulaire 2018/C/118 over de vrijgestelde voorzieningen voor risico s en kosten in de VenB

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE ROERENDE VOORHEFFING

Circulaire 2017/C/14 betreffende de aangifteverplichting van betalingen verricht aan

CIRCULAIRE AOIF Nr. 27/2010

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. VP Accountants en Belastingsconsulenten. Onderwerp. Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Instelling. Onderwerp. Datum

1 Tariefwijzigingen inzake roerende voorheffing

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Federale Overheidsdienst FINANCIEN. Algemene Administratie van de Fiscaliteit Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE ROERENDE VOORHEFFING

Circulaire 2018/C/94 betreffende het vrijstellingsmechanisme in de internationale belastingverdragen

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

Circulaire 2018/C/116 over de wijzigingen die werden aangebracht aan de tarieven van de VenB en aan de aanvullende crisisbijdrage

Art. 132, eerste lid, 7 en 8, en tweede lid, WIB 92. zoals gewijzigd door art. 2, W en van toepassing vanaf aj. 2006

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

138 De Pensioenwereld in 2014

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding voor gepensioneerden. Copyright and disclaimer

Instantie. Onderwerp. Datum

TETRALERT FISCALITEIT HYBRIDE FINANCIËLE INSTRUMENTEN (PPL), KUNSTMATIGE CONSTRUCTIES EN EINDE VAN DE DBI-AFTREK

Directe belastingen >> Circulaires >> Personenbelasting / Vennootschapsbelasting. Aan alle ambtenaren INHOUDSTAFEL

Instantie. Onderwerp. Datum

Landbouwer. Premie. Subsidie. Aangifte. Belastingstelsel.

Instelling. Onderwerp. Datum

HOOFDSTUK IX BEDRIJFSLIQUIDITEITEN FISCAALVRIENDELIJK BELEGGEN

D. Antimisbruikbepaling

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

FAQ - TAX REFORM. 1. Hoe weet men of de drempel van de aan roerende inkomsten overschreden wordt?

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Circulaire Nr. Ci.RH.241/ (AAFisc 21/2011) dd

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

TWEEDE PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE REGERING VAN BELGIE DE REGERING VAN NIEUW-ZEELAND TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING

Auteur. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Transcriptie:

Instelling Federale Overheidsdienst Financiën www.minfin.fgov.be Onderwerp Circulaire nr. Ci.RH.233/609.568 (AAFisc Nr. 26/2013). Roerende voorheffing.vrijstelling van de RV. Vrijstellingsvoorwaarde. Dividend. Inhouding van de RV. Berekening van de RV. Roerende voorheffing op dividenden van Belgische oorsprong die worden verleend aan buitenlandse vennootschappen die niet worden bedoeld in art. 106, 5, KB/WIB 92: gevolgen van de beschikking van 12.7.2012 van het Europees Hof van Justitie (zaak C-384/11 "Tate & Lyle Investments Ltd. tegen de Belgische Staat") Datum 28 juni 2013 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. M&D Seminars 2013 M&D SEMINARS Eikelstraat 38 9840 De Pinte T 09 224 31 46 F 09 225 32 17 info@mdseminars.be www.mdseminars.be

Home > Circulaire nr. Ci.RH.233/609.568 (AAFisc Nr. 26/2013) dd. 28.06.2013 Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Vennootschapsbelasting Circulaire nr. Ci.RH.233/609.568 (AAFisc Nr. 26/2013) dd. 28.06.2013 Roerende voorheffing Vrijstelling van de RV Vrijstellingsvoorwaarde Dividend Inhouding van de RV Berekening van de RV Roerende voorheffing op dividenden van Belgische oorsprong die worden verleend aan buitenlandse vennootschappen die niet worden bedoeld in art. 106, 5, KB/WIB 92: gevolgen van de beschikking van 12.7.2012 van het Europees Hof van Justitie (zaak C-384/11 "Tate & Lyle Investments Ltd. tegen de Belgische Staat"). Aan alle ambtenaren van de niveaus A tot C (sector directe belastingen). 1. Deze circulaire bespreekt de gevolgen van diverse stellingnames van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HJEG) en de Europese Commissie met betrekking tot het belasten van dividenden van Belgische oorsprong die worden verleend aan buitenlandse vennootschappen die niet het stelsel zoals bedoeld in art. 106, 5, KB/WIB 92 (moeder-dochterrichtlijn) genieten en dit in het kader van de principes van het Europees Verdrag inzake het vrije verkeer van kapitaal. De circulaire bevat richtlijnen die nuttig zijn bij de behandeling van bezwaarschriften die ertoe strekken om de teruggave te verkrijgen van de RV die werd ingehouden op dividenden van Belgische oorsprong die zijn verkregen door dergelijke buitenlandse vennootschappen. Ze vormt tevens een aanvulling op de richtlijnen die werden opgenomen in de adm. circ. van 4.3.2013, ref. Ci.RH.233/623.711, met betrekking tot de inhouding van RV op dividenden van Belgische oorsprong die worden verleend aan buitenlandse beleggingsvennootschappen, in het geval dat de verkrijgende vennootschap die aanspraak maakt op het statuut van icbe gevestigd is in een land waarbij België over geen juridisch middel beschikt dat de uitwisseling van de nodige inlichtingen met dat land toelaat (zie nr. 11 van de voormelde circ. van 4.3.2013). De behandeling van die bezwaarschriften moet bij voorrang gebeuren. I. BRONNEN VAN HET EUROPEES RECHT 2. Het HJEG heeft al meermaals bepaalde lidstaten veroordeeld omdat hun nationale wetgeving dividenden die door binnenlandse vennootschappen worden toegekend zwaarder belast ten name van vennootschappen die gevestigd zijn in andere lidstaten van de EER dan ten name van vennootschappen die op hun grondgebied gevestigd zijn (zie inzonderheid de arresten C-170/05 van 14.12.2006 en C-540/07 van 19.11.2009). 3. In een gelijkaardige zaak (zaak C-384/11 "Tate & Lyle Investments Ltd. tegen de Belgische Staat", beschikking van 12 juli 2012 naar aanleiding van een prejudiciële vraag van de REA te Brussel), heeft het HJEG voor recht verklaard dat België een inbreuk pleegt wanneer "aan een bronheffing zijn onderworpen dividenden die door een ingezeten vennootschap worden uitgekeerd aan ingezeten en niet-ingezeten ontvangende vennoot-schappen (die een participatie van minder dan 10% maar met een aanschaffingswaarde van minimaal 1,2 miljoen EUR aanhouden in het kapitaal van deze uitkerende vennootschap), terwijl alleen voor ingezeten ontvangende vennootschappen wordt voorzien in een mechanisme ter vermindering van opeenvolgende

belastingheffingen. Beroept een lidstaat zich op een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting dat zij heeft gesloten met een andere lidstaat, dan staat het aan de nationale rechter om vast te stellen of in het bij hem aanhangige geding rekening moet worden gehouden met dit verdrag en, in voorkomend geval, na te gaan of met dit verdrag de gevolgen van de beperking van het vrije kapitaalverkeer kunnen worden geneutraliseerd". II. TOEPASSELIJKE PRINCIPES 4. De dividenden die door een binnenlandse vennootschap aan zowel binnenlandse vennootschappen als aan buitenlandse vennootschappen worden betaald of toegekend, zijn in principe aan de inhouding van de RV onderworpen (zie de art. 261 en volgende, WIB 92). 5. Er wordt evenwel voorwaardelijk verzaakt aan de inning van de RV in de gevallen zoals bedoeld in art. 106, 5 en 6, KB/WIB 92 (moeder-dochterrichtlijn). Wanneer die verzaking niet van toepassing is, doet zich de volgende situatie voor. Ten name van binnenlandse vennootschappen 6. Overeenkomstig art. 202, 2, WIB 92, worden dividenden van de winst van het belastbare tijdperk afgetrokken, in zover zij erin voorkomen (DBI-aftrek) en in zoverre: - op de datum van toekenning of betaalbaarstelling van deze dividenden de ven-nootschap die de inkomsten verkrijgt in het kapitaal van de vennootschap die ze uitkeert, een deelneming bezit van ten minste 10% of met een aanschaffingswaarde van ten minste 2,5 miljoen euro (1,2 miljoen euro voor de inkomsten toegekend vóór 1.1.2010) en - deze dividenden betrekking hebben op aandelen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom worden of werden behouden. 7. Overeenkomstig art. 304, 2, tweede lid, WIB 92, en behoudens uitzonde-ringen (1), wordt de op die dividenden aan de bron ingehouden RV verrekend met de even-tueel verschuldigde Ven.B en wordt het overschot teruggegeven. (1) Zie de art. 281 tot 283, WIB 92. Ten name van buitenlandse vennootschappen 8. Bij buitenlandse vennootschappen die niet over een inrichting in België beschikken, komen de dividenden van Belgische oorsprong in aanmerking voor de vaststel-ling van de belastbare basis en is de op die inkomsten aan de bron ingehouden RV een defi-nitieve belasting (zie de art. 228, 2, 2 en 248, WIB 92). 9. Het standpunt van het HJEG in de zaak C-384/11 ("Tate & Lyle Investments Ltd. tegen de Belgische Staat", zie nr. 3) is van die aard dat België de inhouding van de RV op dividenden van Belgische oorsprong die worden toegekend aan buitenlandse vennootschappen vanuit een nieuwe invalshoek moet benaderen. Inderdaad, terwijl de binnenlandse vennootschappen die dergelijke dividenden verkrijgen de ingehouden RV kunnen verrekenen met de Ven.B (in geval van een deelneming van minder dan 10%, zie hiervoor) en bovendien eventueel het DBI-stelsel kunnen genieten (deelneming van minder dan 10%, maar met een aanschaffingswaarde van ten minste 2,5 miljoen euro), kunnen de nietingezeten vennootschappen zonder inrichting in België noch aanspraak maken op het DBI-stelsel, noch de ingehouden RV terugbetaald krijgen, waardoor die RV een definitieve belasting vormt. Die situatie kan aanleiding geven tot een beperking van het vrije verkeer van kapitaal, waarvan de gevolgen moeten worden geneutraliseerd. (2) Of 1,2 miljoen euro, voor de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld tot en met 31.12.2009.

III. ONDERZOEK VAN DE BEZWAARSCHRIFTEN 10. Bij de behandeling van de bezwaarschriften die ertoe strekken om de teruggave van de RV te verkrijgen die werd ingehouden op dividenden van Belgische oorsprong die zijn verkregen door in nr. 1 bedoelde buitenlandse vennootschappen, moet rekening worden gehouden met de hierna uiteengezette elementen. Vermits het gaat om het vrije verkeer van kapitaal, kan de inhouding van de RV in vraag worden gesteld ongeacht het land waar de buitenlandse vennootschap is gevestigd (met inbegrip van de landen buiten de EER). A. Te vervullen voorwaarden 11. Er moet een gedeeltelijke teruggave van de RV worden toegestaan in de mate dat de nietingezeten verbonden vennootschap die verkrijger is van de dividenden aantoont dat de hierna vermelde voorwaarden zijn vervuld. Voorwaarde 1: Verrekening of teruggave van de RV in de woonstaat 12. De niet-ingezeten vennootschap moet aantonen dat zij noch een bedrag gelijk aan de aan de bron ingehouden RV heeft kunnen verrekenen met de in haar woonstaat ver-schuldigde belasting, noch een daarmee overeenstemmend bedrag heeft terugbetaald ge-kregen overeenkomstig het interne recht van die staat. Er zal eveneens, in voorkomend geval, rekening moeten worden gehouden met de maatregelen tot afzwakking van de dubbele belasting voorzien in de tussen België en die staat gesloten overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting. 13. Enkel de RV die of het gedeelte daarvan dat niet effectief in rekening werd gebracht om de in het buitenland verschuldigde belasting te bepalen, overeenkomstig de bepalingen van het interne recht of van het verdragsrecht, komt in aanmerking om aan de vennootschap te worden terugbetaald. Voorwaarde 2: DBI-stelsel 14. In voorkomend geval, moet de niet-ingezeten vennootschap aantonen dat zij het DBI-stelsel, zoals bedoeld in de art. 202 tot 204, WIB 92, zou kunnen genieten indien ze een binnenlandse vennootschap was geweest. Bijgevolg is inzonderheid vereist dat de in art. 202, 2, WIB 92, gestelde voorwaarden met betrekking tot de minimumdeelneming (aanschaffingswaarde van ten minste 2,5 miljoen euro (3)) en de behoudsduur (volle eigendom gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar) vervuld zijn. (3) Of 1,2 miljoen euro, voor de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld tot en met 31.12.2009. Voorwaarde 3: Volle eigendom van de effecten 15. De niet-ingezeten vennootschap moet eveneens aantonen dat de verrekening van de RV niet zou worden beperkt door de toepassing van de art. 281 en 282, WIB 92, in-dien ze een binnenlandse vennootschap was geweest. Dat betekent: - dat zij de volle eigendom van de effecten had op het ogenblik waarop de dividenden zijn toegekend of betaalbaar gesteld; - dat de toekenning of betaalbaarstelling van de dividenden geen waardevermindering of minderwaarde tot gevolg heeft gehad van de aandelen waarop ze betrekking hebben, tenzij zij de volle eigendom ervan heeft gehad tijdens een ononderbroken periode van 12 maanden vóór de toekenning van de dividenden of dat, tijdens de bewuste periode, de aandelen, in volle eigendom, op

geen enkel ogenblik toebehoord hebben aan een be-lastingplichtige die geen binnenlandse vennootschap is of aan een buitenlandse ven-nootschap welke deze aandelen op een ononderbroken wijze heeft belegd in een Belgi-sche inrichting. Voorwaarde 4: lidstaat van de EU of het bestaan van een DBV met uitwisseling van inlichtingen 16. De buitenlandse vennootschap moet gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat waarmee België een overeenkomst tot het vermijden van dub-bele belasting heeft gesloten op voorwaarde dat die overeenkomst of enig ander akkoord voorziet in de uitwisseling van inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van de nationale wetgeving van de betrokken landen (in onderhavig geval gaat het erom dat de 3 hiervoor vermelde voorwaarden kunnen worden nagezien). B. Berekening van de gedeeltelijke teruggave van de RV 17. Onder de hiervoor vermelde voorwaarden, kan een teruggave van RV worden verleend ten belope van het verschil tussen: 1. de ingehouden RV die niet kon worden verrekend of terugbetaald in de woonstaat van de buitenlandse vennootschap, rekening houdend met het interne recht en met het toepasselijk DBV, en 2. de belasting (berekend tegen het tarief zoals bedoeld in art. 215, eerste lid, WIB 92) op 5% van de belastbare grondslag, die in België zou verschuldigd geweest zijn, indien de buitenlandse vennootschap een binnenlandse vennootschap was geweest (overeenkomstig art. 204, WIB 92, is voor binnenlandse vennootschappen 95% van het bruto-dividend als DBI aftrekbaar van de belastbare grondslag). Voorbeeld Geïnde dividenden: 10.000 Ingehouden RV (25%): 2.500 In het buitenland verrekende RV overeenkomstig het DBV of het 1.500 interne recht: Terug te geven RV: 830 Detail: Ingehouden RV die niet kon worden verrekend in het buitenland: 1.000 (2.500-1.500 ) = - Belasting die in België zou verschuldigd zijn:(10.000 x 5% x 33,99%) = - 170 IV. BEROEPSMOGELIJKHEDEN 18. Wanneer tot op heden geen administratieve beroepsprocedure werd ingeleid om de teruggave te verkrijgen van de RV die werd ingehouden onder de bovenvermelde voor-waarden, kunnen zowel de schuldenaars als de verkrijgers een bezwaarschrift indienen overeenkomstig art. 366, WIB 92, binnen de termijn van zes maanden beoogd in art. 371, WIB 92. Daarenboven vormt naar analogie met de circ. van 4.5.2001, ref. Ci.RH.862/536.019 (gewijzigd door de circ. van 13.12.2005, ref. Ci.RH.861/573.445 - Ci.RH.862/536.019, Nr. AOIF 49/2005), de beschikking van 12.7.2012 (zaak C-384/11) van het HJEG een nieuw bewijskrachtig feit vanaf zijn publicatie en is het niet te beschouwen als een wijzi-ging van de rechtspraak beoogd in art. 376, 2, WIB 92. Het Hof van Justitie waarborgt de toepassing van het gemeenschapsrecht in de EU-lidstaten en zijn rechtspraak heeft recht-streekse werking op het nationaal recht. 19. Er wordt aan herinnerd dat, bij gebreke aan een kennisgeving van de inning, de vordering tot teruggave van ten onrechte in de Schatkist gestorte RV verjaart na 5 jaar, te rekenen van de 1ste januari van het jaar waarin die voorheffing werd gestort (zie de nrs. 30 tot 33 van de circ. van

26.6.2012, ref. Ci.RH.861/617.113, AAFisc Nr. 23/2012). Vóór de inwerkingtreding van art. 368, WIB 92(op 1.1.2011), bedroeg de verjaringstermijn die van toepassing was op de vordering tot terugbetaling van de RV die aan de Schatkist werd gestort (bij gebreke aan een verzending van een kennisgeving van de inning door de administratie) slechts 5 jaar (en niet 10 jaar (4)), in toepassing van art. 100, eerste lid van het KB van 17.7.1991 houdende de coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit (zie Cass. 3.9.2010, AR C.09.0339.N (5)). (4) Overeenkomstig de wet op de rijkscomptabiliteit had de gemeenrechtelijke termijn van 10 jaar, zoals bedoeld in art. 2262bis, 1, eerste lid, BW, toegepast moeten worden op vorderingen ten laste van de staat die ontstaan vanaf 1.1.2011 (zie het tweede lid van nr. 31 van de circ. AAFisc Nr. 23/2012). In elk geval niet van toepassing vóór 1.1.2011. (5) In dezelfde zin: Cass 14.4.2003; 12.6.2006, AR C050022N; 12.11.2009, AR F.08.0026.N, met advies van advocaat-generaal Thijs; 3.6.2010, AR C.09.0386.N; zie ook de voorbereidende werken met betrekking tot art. 20 van de wet van 28.12.2011 houdende diverse bepalingen (BS 30.12.2011, Ed. 4 blz. 81647), waar-door art. 368, WIB 92, werd hersteld (Parl. St. Kamer, nr. 53/1952). 20. De nog hangende administratieve of gerechtelijke geschillen moeten het voorwerp vormen van respectievelijk een beslissing van de directeur of conclusies die stro-ken met de hierboven uiteengezette richtlijnen. NAMENS DE MINISTER: Voor de Administrateur-generaal van de Fiscaliteit: Roland Rosoux Auditeur- generaal van financiën dd.