Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.9 - Juni 2008-299- VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN FRANK VANDENBROUCKE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN WERK, ONDERWIJS EN VORMING Vraag nr. 256 van 14 mei 2008 van LAURENCE LIBERT Studiekeuze - Begeleiding Dat het TSO (technisch secundair onderwijs) en het BSO (beroepssecundair onderwijs) kampen met een negatief imago, is geen nieuw gegeven. Het watervalsysteem, waarbij de leerling het eerst probeert in het algemeen secundair onderwijs (ASO) en daarna trapsgewijs afdaalt naar het technische en beroepsonderwijs, is de grote boosdoener. De oorzaken hiervoor zijn divers. De ouders hebben een zeer grote en doorslaggevende invloed op de studiekeuze van hun zoon of dochter. Zij geloven, samen met de grootouders en de omgeving, dat hun kind steevast meer toekomstperspectieven heeft als het ASO volgt. Het kan dan later nog een andere richting volgen, als het de gekozen ASO-richting niet aankan. Dit blijkt een gegeven dat moeilijk kan worden omgebogen. De rol van de CLB s (centra voor leerlingenbegeleiding) in de studiekeuze mag zeker niet onderschat worden. De CLB s hebben onder meer als taak de ouders en leerlingen te begeleiden bij de studiekeuze. Deze studiebegeleiding doen zij vooral en soms uitsluitend op basis van studieresultaten in het lager onderwijs. Als de leerlingen goede punten halen, is het advies eenvoudig. De leerling kan het ASO aan en kan daar dan maar beter starten. Zijn de punten van de scholier in het lager veeleer aan de zwakke kant, dan volgt vaak het advies om TSO of zelfs BSO te starten. De interesse en competenties van de leerling spelen nauwelijks een rol bij het advies. De vraag kan natuurlijk ook gesteld worden of kinderen van 12 jaar weten wat ze later willen doen. Toch is een vaak gehoorde klacht dat de CLB s onvoldoende of zelfs geen toelichting geven aan ouders en kind omtrent mogelijke studierichtingen. Veel TSO- en BSO-richtingen mogen absoluut niet onderschat worden. Sommige richtingen zijn specifiek en uitdagend en voor veel leerlingen de juiste keuze. Zij kiezen helaas niet voor deze richtingen, omdat ze het bestaan ervan niet kennen, omdat de CLB s dit niet hebben toegelicht, of omdat ouders onterecht een negatief beeld hebben van het TSO en het BSO. Een bewuste keuze van zowel ouders als kinderen voor een bepaalde richting, kan veel tijd die ze anders verspelen besparen. Op die manier vermijdt men immers dat er veel negatieve energie wordt gestoken in een richting waar ze niet graag zitten (thuishoren), met slechte resultaten en verloren jaren als gevolg. 1. Hoeveel leerlingen veranderen na het eerste, tweede en derde middelbaar van onderwijsvorm (ASO, TSO en BSO)? 2. Bestaat er een gestandaardiseerd model waarbij de CLB's advies geven aan leerlingen en/of ouders betreffende de studiekeuze?
-300- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.9 - Juni 2008 3. Op welke manieren worden ouders op de hoogte gebracht van het scala van mogelijke richtingen voor hun kinderen? 4. Op welke manieren worden leerlingen op de hoogte gebracht van het scala van mogelijke richtingen? 5. Veel CLB s zijn zelf niet op de hoogte van het ruime aanbod. Welke stappen heeft de minister ondernomen om dit euvel te verhelpen? 6. Welke algemene maatregelen heeft de minister reeds genomen om studiekeuzebegeleiding beter te laten verlopen?
Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.9 - Juni 2008-301- FRANK VANDENBROUCKE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN WERK, ONDERWIJS EN VORMING ANTWOORD op vraag nr. 256 van 14 mei 2008 van LAURENCE LIBERT 1. De volksvertegenwoordiger vergeet dat er in de eerste graad slechts een A- en een B-stroom bestaat. Het is dus enkel zinvol te spreken over het veranderen van onderwijsvorm van het eerste jaar van de tweede graad naar het tweede jaar van de tweede graad secundair onderwijs. Er bleven tijdens het schooljaar 2006-2007 5276 leerlingen zitten in het eerste jaar van de tweede graad van het voltijds secundair onderwijs. Daarvan veranderden er 1143 van onderwijsvorm. Van de 65.964 leerlingen die in het schooljaar 2006-2007 in het tweede jaar van de tweede graad van het voltijds onderwijs zaten, waren er 4.503 in een andere onderwijsvorm ingeschreven in vergelijking met het jaar voordien. In het deeltijds onderwijs (beroepssecundair en zeevisserijonderwijs) zaten in het schooljaar 2006-2007 915 leerlingen die het jaar voordien nog waren ingeschreven in het voltijds onderwijs. 100 leerlingen stapten over naar het buitengewoon secundair onderwijs. Op een totaal van 72.255 leerlingen (schooljaar 2006-2007) die in het vorig schooljaar waren ingeschreven in het voltijds secundair onderwijs, waren er dus 6.661 die overstapten naar een andere onderwijsvorm of naar het deeltijds onderwijs of naar het buitengewoon onderwijs. 2. Er bestaat geen gestandaardiseerd model waarbij de CLB s advies geven aan leerlingen en/of ouders betreffende de studiekeuze. Wel geven CLB s op verschillende tijdstippen informatie over de mogelijkheden aangaande studie- en beroepskeuze. Advies wordt slechts vraaggestuurd verleend en dus alleen aan die leerlingen of ouders die hier expliciet naar vragen. 3. Het verstrekken van informatie aan leerlingen en hun ouders gebeurt door CLB en school in onderling overleg. De wijze waarop dit gebeurt wordt dan ook bepaald door het betrokken CLB en de school. Elke school sluit driejaarlijks een beleidsovereenkomst of beleidscontract af met een bepaald CLB waarin afspraken hier rond kunnen worden opgenomen. 4. Elk jaar organiseren de CLB's en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming de netoverschrijdende studie-informatiedagen (SID-in) in de vijf Vlaamse provincies. Alle onderwijsinstellingen hebben daar een stand. Het opzet van de Sid-in's is om de laatstejaars secundair onderwijs kennis te laten maken met de studiemogelijkheden na het secundair onderwijs en ze in contact te brengen met een zo volledig mogelijk aanbod uit het hoger onderwijs, dit om hen in hun studiekeuze(proces) te ondersteunen. De SID-in in Gent werd beschouwd als een proefproject om niet enkel studenten die verder willen studeren te bereiken maar ook jongeren die beslist hebben om de stap te zetten naar de arbeidsmarkt. Er werd dus een SID-in plus versie georganiseerd voor BSO en andere finaliteitsrichtingen waar ook een aantal sectoren vertegenwoordigd waren. Ook ouders worden uitgenodigd deel te nemen aan deze beurs. 5-6. In een antwoord op uw vraag om de maatregelen te verduidelijken die ik heb genomen om de studiekeuzebegeleiding beter te laten verlopen wil ik verwijzen naar de eerste van tien prioritaire acties in de Competentieagenda. In het kader van de Competentieagenda wordt het werken aan een geïnformeerde studie- en beroepskeuze namelijk als een prioriteit naar voren geschoven waarbij een pakket aan acties onder 3 actielijnen wordt uitgevoerd.
-302- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.9 - Juni 2008 De eerste actielijn betreft het ontdekken en ontwikkelen van talenten op verschillende leeftijden. Een goede studiekeuze veronderstelt immers het leren kennen van de eigen talenten van de leerlingen op jonge leeftijd (10-14 jarigen) en dit zal gebeuren via een aantal sensibiliseringsacties. Hierbij denken we aan de doe-beurzen georganiseerd door de VDAB. Aangezien jongeren te weinig een positieve keuze maken technische beroepen/richtingen worden deze doedagen voor de leerlingen van het 6de leerjaar georganiseerd. Een tweede actielijn betreft het verhogen van de kennis van het onderwijsaanbod in het secundair en hoger onderwijs en van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Het is in dit verband noodzakelijk dat betrokken actoren op het vlak van studie- en beroepskeuzebegeleiding meer met elkaar gaan samenwerken. Ter uitvoering van deze actie worden specialisten inzake studieen beroepsoriëntering samengebracht in de Taskforce CLB-VDAB waarbij onder meer wordt gestreefd naar het plaatsen van studiekeuzebegeleiding en loopbaanbegeleiding op één continuüm en naar de professionalisering van de studie- en beroepskeuzebegeleiding van eenieder die een rol heeft in het studiekeuze- en beroepskeuzeproces. Deze Taskforce werkt aan een aantal initiatieven die de studiekeuzebegeleiding voor alle actoren moet optimaliseren. Om een globaal zicht te krijgen op de reeds beschikbare materialen en reeds bestaande initiatieven inzake studie- en beroepskeuze werden deze geïnventariseerd door STOLB, ook vertegenwoordigd in de Taskforce CLB-VDAB. Dit heeft geleid tot een publicatie van een catalogus waar huidige onderwijsloopbaanmiddelen worden voorgesteld. Deze catalogus werd voorgesteld op het VIA-atelier op 16 mei waar ook de stand van zaken met betrekking tot de werkzaamheden inzake de geïnformeerde studie- en beroepskeuze voorgesteld. De Taskforce CLB-VDAB werkt daarnaast aan het afstemmen en integreren van bestaande en nieuwe materialen en werkvormen in een didactisch format, met name een geïntegreerde handleiding voor schoolteams gebaseerd op bestaand materiaal inzake studie- en beroepskeuze. Op 6 maart 2008 vond een infodag plaats georganiseerd door VDAB. Het doel van deze dag was om CLB-medewerkers te informeren over publicaties en instrumenten rond studie- en beroepskeuze in het aanbod van de VDAB. VDAB heeft de CLB s ook de mogelijkheid geboden om achteraf deel te nemen aan workshops waarbij CLB-medewerkers concreet leren omgaan met VDAB-producten. In december 2008 komt er een maandthema in Klasse rond studie- en beroepskeuze. Dit zowel in Klasse voor ouders, Klasse voor leerkrachten, Yeti, Maks Dit wordt gezien als een belangrijk middel om aan sensibilisering te doen bij alle betrokken actoren bij studie- en beroepskeuzebegeleiding. Daarnaast werkt mijn administratie binnen het kader van de keuzeproblematiek ook aan een beschrijving van de bestaande studierichtingen 2de en 3de graad secundair onderwijs om leerlingen in het secundair onderwijs een duidelijk beeld te geven van het studieaanbod en de uitkomst van hun schoolloopbaan en dit vanuit het oogpunt van talenten, interesses en competenties. De derde actielijn ten slotte betreft het realiseren van het dossier Mijn loopbaan doorheen onderwijs en arbeidsmarkt en heeft betrekking op het gezamenlijk inzetten van portfolio in studie- en beroepskeuzeprocessen. In dit kader werd door VDAB in samenwerking met DBO reeds het ontwikkelingsportfolio My Digital Me ontwikkeld binnen het VDAB-project Mijn Loopbaan. Het ultieme doel is dat jongeren een studiekeuze maken, niet door eliminatie van alles wat ik toch niet aankan', niet om louter mee te gaan met wat hun vrienden doen, niet omwille van kostprijs of imago van een studierichting. Wel op basis van een positief zelfbeeld en een positieve maar realistische kijk op de eigen talenten en op de competenties die nodig zijn in een
Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.9 - Juni 2008-303- bepaalde beroepensector. Daarom zijn er dit schooljaar nog een twintigtal proeftuinen rond studie- en beroepskeuze van start gegaan. Deze proeftuinen veranderen hun eigen onderwijs om nog beter de talenten van hun leerlingen te ontwikkelen.