SOCIALE STAAT VAN DORDRECHT 2003

Vergelijkbare documenten
Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;

Een aantal gegevens over de wijken is bijeengebracht in het onderliggende rapport. Hierin zijn de volgende onderwerpen opgenomen:

Dordtse jeugd in cijfers

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Weinig mensen sociaal aan de kant

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen

Tabellenboek Wijkkranten

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2016

Dordt sport! Inhoud 2014 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Sporten

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

Leefbaarheid en Veiligheid in Dordrecht Partner voor beleid

Landelijke Leefsituatieindex

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

Ontwikkelingen in de Dordtse wijken. 15 mei drs Jan Schalk

Monitor Leefbaarheid en Veiligheid in Dordrecht 2007

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel

Wijkanalyses Assen. Inleiding wijkanalyse. Inleiding wijkanalyse

Analyse deelgebied Maaspoort 2016

Integratiemonitor Dordrecht 2005

Wijk- en buurtmonitor 2018 Muntel/Vliert

Dordrecht in de Atlas 2013

Sportparticipatie Volwassenen

WijkWijzer De tien Utrechtse wijken in cijfers.

Nuland. Wijk- en buurtmonitor 2016

Uitkomsten enquête regionaal woonbeleid Drechtsteden

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2018

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

De Amsterdamse Leefsituatie-index

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Graafsepoort. Wijk- en buurtmonitor 2016

Maatschappelijke participatie

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

WijkWijzer 2016 De 10 Utrechtse wijken en 5 krachtwijken in cijfers. Utrecht.nl/onderzoek

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015

Wijk- en buurtmonitor 2016 Opzet

Dordrecht D O. fl) EVALUATIE DORDTPAS Sociaal Geografisch Bureau (SGB) gemeente Dordrecht. drs. L. Mellema drs. J.M. Schiff dr. M. G.

Muntel/Vliert. Wijk- en buurtmonitor 2016

Noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Maaspoort. Wijk- en buurtmonitor 2016

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

FYSIEK-ECONOMISCHE DOELSTELLINGEN

Buurtprofiel: Limmel hoofdstuk 7

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Bijlagen hoofdstuk 13 De leefsituatie-index Jeroen Boelhouwer

Wijk- en buurtmonitor 2018 Nuland

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015

3.5 Voorzieningen in de buurt

West. Wijk- en buurtmonitor 2016

8. Werken en werkloos zijn

rapport WistUdata, Zuid bij de Hand In dit wijkbeeld worden gegevens van de wijk Zuid gepresenteerd over diverse onderwerpen.

Bijna een kwart van de mensen in Sterrenburg is lid van een sportvereniging. Qua participatie is Sterrenburg erg gemiddeld.

Sociale samenhang in Groningen

Lezen, bibliotheek en jongeren

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

BEHOEFTEONDERZOEK KINDEROPVANG DORDRECHT 2004

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2018

Zuidoost. Wijk- en buurtmonitor 2018

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

HOE DENKT NEDERLAND OVER SOCIAAL- ECONOMSICHE ZAKEN?

centrum voor onderzoek en statistiek

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Leefbaarheid in de buurt

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei Utrecht.nl/onderzoek

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Bijlage bij hoofdstuk 12 Leefsituatie En kwaliteit van leven

Politieke participatie

Binnenstad. Wijk- en buurtmonitor 2018

4.3 Veiligheidsbeleving

Politieke participatie

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

37% 43% Kerncijfers. Drechtsteden partner voor beleid

Maaspoort. Wijk- en buurtmonitor 2018

Acht vragen over de SCP leefsituatie-index voor gemeenten. Onderzoek naar maatschappelijke vraagstukken

Uitgevoerd door Dimensus Monitor Sociale Kracht Houten 2016

Schildersbuurt. Concept Maatschappelijk Index, versie Maatschappelijke index 6

Buurtprofiel: Pottenberg hoofdstuk 9

Atlas voor gemeenten 2014: de positie van Utrecht

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. Leefbaarheid, Veiligheid en welzijn 2007

Bijlage E: Aparte Overals analyses voor enkele sociale groepen

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Veiligheidsmonitor 2011

De Amsterdamse leefsituatie-index

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Transcriptie:

SOCIALE STAAT VAN DORDRECHT 2003 Sociaal Geografisch Bureau gemeente Dordrecht drs. J.M. Schiff dr. M.G. Weide juni 2004

Colofon Opdrachtgever: Tekst: Drukwerk: Informatie: Sector Onderwijs en Welzijn van de gemeente Dordrecht Sociaal Geografisch Bureau Stadsdrukkerij Gemeente Dordrecht Sociaal Geografisch Bureau (SGB) Postbus 8 3300 AA DORDRECHT telefoon: (078) 63 64 65 www.sociaalgeografischbureau.nl Het overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van duidelijke bronvermelding

INHOUD 0. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 1. INLEIDING 1 1.1 Kader 1 1.2 Inhoud en uitwerking monitor 2 1.3 Opzet rapportage 3 2. OPLEIDING, WERK EN INKOMEN Stand van zaken individuele hulpbronnen 5 2.1 Opleiding 5 2.1.1 Opleidingsniveau van de bevolking 5 2.1.2 Deelname peuterwerk 6 2.1.3 Deelname doelgroepleerlingen Voortgezet Onderwijs 6 2.1.4 Voortijdig schoolverlaten 7 2.2 Werk 8 2.2.1 Arbeidsmarktsituatie 8 2.2.2 Niet-werkende werkzoekenden 2.2.3 Uitkeringsgerechtigden 2.3 Inkomen 10 2.3.1 Inkomenssituatie 10 2.3.2 Opinie over eigen inkomenssituatie 13 2.3.3 Oordeel huidige inkomenspositie 13 2.3.4 Toekomstverwachting inkomenspositie 14 2.3.5 Bijzondere bijstand 15 2.4 Maatschappelijke positie 15 2.4.1 Lage maatschappelijke positie 15 2.4.2 Oordeel maatschappelijke positie 16 2.4.3 Toekomstverwachting maatschappelijke positie 17 2.5 Kerngegevens per wijk 17 3. WOONSITUATIE EN WOONOMGEVING Kwaliteit en leefbaarheid van de fysieke en sociale omgeving 1 3.1 Woonkwaliteit 1 3.1.1 Kwaliteit woningvoorraad 1 3.1.2 Woonsituatie 1 3.1.3 Oordeel woonsituatie 20 3.1.4 Waardering voorzieningen 21 3.2 Leefbaarheid en veiligheid 22 3.2.1 Geregistreerde criminaliteit 22 3.2.2 Ervaren (on)veiligheid 22 3.3 Sociale samenhang en binding 23 3.3.1 Sociale samenhang in de buurt 23 3.3.2 Binding aan de buurt 24 3.3.3 Verhuismobiliteit 24 3.4 Kerngegevens per wijk 25

4. SOCIALE PARTICIPATIE EN SOCIAAL NETWERK De leefsituatie: actief burgerschap versus sociaal isolement 27 4.1 Sociale participatie 27 4.1.1 Lidmaatschap van vereniging of organisatie 27 4.1.2 Vrijwilligerswerk 28 4.1.3 Vrijetijdsbesteding 2 4.1.4 Dordtpas 32 4.1.5 Oordeel deelname maatschappij 33 4.2 Politieke participatie 33 4.2.1 Stemgedrag 33 4.2.2 Waardering van de politiek 33 4.3 Sociaal netwerk 34 4.3.1 Aard en intensiteit sociale contacten 34 4.3.2 Beleving sociale contacten 35 4.3.3 Oordeel sociale contacten 35 4.3.4 Sociaal isolement 36 4.4 Kerngegevens per wijk 37 5. GEZONDHEID EN PERSOONLIJK WELBEVINDEN Waardering persoonlijk leven en maatschappelijke situatie 3 5.1 Gezondheid 3 5.1.1 Ervaren gezondheid 3 5.1.2 Aandoeningen 40 5.1.3 Klachten 41 5.2 Persoonlijk welbevinden 42 5.2.1 Oordeel persoonlijk geluksgevoel 42 5.2.2 Tevredenheid leven 43 5.3 Maatschappelijke achterstelling 44 5.3.1 Gevoel van maatschappelijke achterstelling 44 5.3.2 Gevoel van discriminatie 45 5.4 Kerngegevens per wijk 46 6. SAMENLEVEN IN DIVERSITEIT Beleving van de multiculturele samenleving 47 6.1 Visie op de multiculturele samenleving 47 6.2 Multiculturele contacten 47 6.3 Kerngegevens per wijk 4 7. LEEFSITUATIE-INDEX 51 7.1 Leefsituatie-index 51 7.2 De leefsituatie in Dordrecht 51 7.3 De leefsituatie met Nederland vergeleken 54 7.4 Kerngegevens per wijk 56 Bijlagen 1. Samenstelling van de bevolking 2. Onderzoeksmethode 3. Vragenlijst 4. Indicatoren Leefsituatie-index 5. Aanvullende tabellen

i 0. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 0.1 Inleiding De Sociale Staat van Dordrecht is een monitor waarmee de leefsituatie en participatie van Dordtse burgers in beeld wordt gebracht. Bovendien geeft de monitor zicht op de ontwikkelingen door de jaren heen. Aan de hand van thema s als onderwijs, werk, wonen, veiligheid, sociale participatie en gezondheid wordt de kwaliteit van leven van de bevolking in Dordrecht in kaart gebracht. De uitkomsten geven een algeheel beeld van het welzijn van de burgers en de mate waarin zij meedoen aan de samenleving. De Sociale Staat biedt de gemeente Dordrecht ondersteuning bij haar beleid. De monitor wordt tweejaarlijks door het Sociaal Geografisch Bureau uitgevoerd in opdracht van de Sector Onderwijs en Welzijn van de Gemeente Dordrecht. De gegevens worden onder meer verzameld via een enquête onder de Dordtse inwoners. De enquête waar deze rapportage betrekking op heeft, is gehouden in juni 2003. Overige bronnen zijn databestanden en andere monitoren. Van deze bronnen zijn de meest recente gegevens die beschikbaar zijn gebruikt. Nieuw in 2003 is de leefsituatie-index. Door middel van deze index worden de verschillende domeinen van de leefsituatie in één score gevat. In deze samenvatting worden de belangrijkste resultaten gepresenteerd. 0.2 Opleiding, werk en inkomen Opleiding Van de ondervraagde Dordtse inwoners heeft anno 2003 een zesde een laag opleidingsniveau. Het aandeel inwoners met een lage opleiding daalt gestaag en het aandeel met een middelbare of hoge opleiding neemt wat toe. Deze licht positieve trend die we in ook 2001 constateerden zet dus door. Van de 2- en 3-jarigen gaat 55% naar de peuterspeelzaal. Dit is een stijging van 10 procentpunten ten opzichte van 2002. Wanneer we kijken naar het onderwijsniveau van Dordtse leerlingen in het derde leerjaar, dan blijkt het onderwijsniveau iets gestegen. Het aandeel leerplichtige schoolverlaters in het voortgezet onderwijs bedraagt in het schooljaar 2002/2003 2,1%. Dat is iets hoger dan in 2001/2002 en iets lager dan in 2000/2001. De dalende trend in het aandeel voortijdig schoolverlaters lijkt dus niet door te zetten. Werk Ruim zes op de tien Dordtenaren verrichten betaald werk. Dit aandeel is even groot als in 2001. Het aandeel niet-werkende werkzoekenden is echter gestegen naar 10%, bijna een verdubbeling ten opzichte van 2001. Na een daling eind jaren 0 is er sinds een aantal jaren sprake van een stijging in het aandeel niet-werkende werkzoekenden.

ii Het aandeel uitkeringsgerechtigden bedraagt op 1 januari 2004 5%, een lichte stijging ten opzichte van 1 januari 2003. Aan de dalende trend die vanaf 18 is ingezet, is hiermee een einde gekomen. Inkomen Anno 2003 heeft één op de zeven Dordtenaren een netto maandinkomen lager dan 1000, terwijl ruim een kwart een inkomen heeft dat 2500 of hoger is. De situatie lijkt overeen te komen met de situatie in 2001. Vanwege een andere indeling zijn de twee jaren echter niet precies te vergelijken. Wat betreft de tevredenheid over de inkomenspositie zien we ook weinig verschillen tussen 2001 en 2003. De toekomstverwachting van de inkomenspositie is anno 2003 wel wat minder: verwachtte in 2001 nog één op de twaalf Dordtenaren verslechtering, in 2003 verwacht één op de zes dat de inkomenspositie de komende vijf jaar slechter zal worden. In hoeverre kunnen mensen rondkomen van het inkomen dat zij hebben? Het lukt 57% om (een beetje) geld over te houden en drie op de tien kunnen precies rondkomen. De overige Dordtenaren moeten spaarmiddelen aanspreken (%) of schulden maken (5%). Verhoudingsgewijs zijn dit vaak inwoners met een laag inkomen. In vergelijking met 2001 is het aandeel Dordtenaren dat geld kan overhouden met procentpunten gedaald. De financiële situatie van de Dordtse bevolking is in die zin dus wat verslechterd. Tot slot is het beroep op leenbijstand aanzienlijk gestegen. Maatschappelijke positie Net als in 2001 heeft 4% van de Dordtse inwoners een lage maatschappelijke positie. Het betreft mensen met én een laag opleidingsniveau én geen werk én met een laag inkomen. Vier op de vijf Dordtenaren zijn tevreden over hun maatschappelijke positie. Eén op de twintig is niet zo tevreden of ontevreden over diens positie in de maatschappij. 0.3 Woonsituatie en woonomgeving Woonkwaliteit De afgelopen jaren is de objectieve woonkwaliteit van de woningen in Dordrecht gestaag gestegen. Het aandeel koopwoningen is groter geworden. Tweederde van de ondervraagde inwoners geeft aan dat een lid van het huishouden eigenaar van de woning is. Verder blijkt dat zes op de tien Dordtenaren in een niet-vrijstaande eengezinswoning wonen en dat zeven op de tien in een woning wonen met minimaal vier kamers. De tevredenheid met de woonsituatie is gelijk aan voorgaande jaren. Over de woning is men behoorlijk tevreden (rapportcijfer 7,6), over de woonomgeving iets minder, maar toch nog tevreden (rapportcijfer 7,0). De voorzieningen in de buurt worden gemiddeld met een 6,6 beoordeeld. De winkels voor de dagelijkse boodschappen en het

iii basisonderwijs stemmen de bewoners het meest tot tevredenheid. Over de voorzieningen voor jongeren is men veruit het minst tevreden. We zien dan ook dat slechts een kleine groep jongeren (8%) vindt dat er genoeg te doen is in hun buurt. Ruim de helft vindt van niet en volgens een derde gaat het wel. De helft van de jongeren mist iets in de buurt. Leefbaarheid en veiligheid De criminaliteitsdruk het aantal geregistreerde aangiften op het aantal inwoners van 15 jaar en ouder bedraagt in 2003 12% en is gelijk aan de druk in 2002. Ook de onveiligheidsgevoelens zijn sinds 2001 niet gewijzigd. Zo n vier op de tien Dordtenaren voelen zich in het algemeen wel eens onveilig. Landelijk ligt dit percentage lager, namelijk op 24%. In de eigen buurt voelt 28% van alle Dordtse inwoners zich wel eens onveilig. Jongeren (18 t/m 34 jaar) voelen zich vaker onveilig dan ouderen. Van de jongeren van 12 t/m 22 jaar voelt ruim een derde zich overdag wel eens onveilig. s Avonds voelen ruim zes op de tien jongeren (12 t/m 22 jaar) zich wel eens onveilig. Met name meisjes voelen zich vaak onveilig. Dit geldt zowel overdag als s avonds: vier op de tien voelen zich overdag wel eens onveilig en acht op de tien heeft die onveiligheidsgevoelens s avonds wel eens. Sociale samenhang en binding De sociale samenhang en binding aan de buurt zijn niet veranderd sinds 2001. Zes op de tien bewoners zijn (zeer) gehecht aan hun buurt. Hun buurtgenoten geven zij gemiddeld een 6,. De mate waarin men actief deelneemt aan buurtactiviteiten kan ook een illustratie zijn van de binding die men heeft met de buurt. Ruim eenderde van de Dordtenaren doet soms of vaak mee aan activiteiten in de buurt. Ook wat betreft de verhuismobiliteit is er weinig veranderd ten opzichte van 2002: in 2003 is 7% van de inwoners verhuisd, in 2002 was dit 8%. 0.4 Sociale participatie en sociaal netwerk Sociale participatie Vier op de vijf Dordtenaren zijn in 2003 lid van een organisatie of vereniging. Men is het vaakst lid van de bibliotheek en sportvereniging. Het lidmaatschap lijkt sinds 2001 wat teruggelopen. Met name het aandeel inwoners dat lid is van de bibliotheek, een sportvereniging of een kerkgenootschap is lager geworden. Informele hulp, dat wil zeggen hulp aan buren, bejaarden en gehandicapten, wordt door zes op de tien Dordtenaren wel eens gegeven. Verder is 45% actief als vrijwilliger. Dit komt overeen met landelijke cijfers.

iv Van de Dordtenaren sport bijna tweederde wel eens, bijna de helft van alle Dordtenaren sport minstens één keer per week. Zwemmen is veruit het meest populair, gevolgd door skeeleren, fitness of aerobics. Ruim eenderde sport echter (vrijwel) nooit. In hun vrije tijd brengen de Dordtenaren het liefst een bezoek aan de film en het café. Ook de bibliotheek en musea genieten aardig wat bezoekers. Een kleine groep (8%) heeft het afgelopen jaar van geen enkele vrijetijdsvoorziening gebruik gemaakt. Ruim driekwart van de Dordtse inwoners heeft een hobby. Doe-hetzelven in en rond het huis is de meest voorkomende hobby. Eén op de twintig Dordtenaren maakt gebruik van de Dordtpas. In 2001 was nog één op de tien inwoners in het bezit van een Dordtpas. Het is gebleken dat 70% van de Dordtenaren, die op grond van hun inkomen recht hebben op de pas, geen Dordtpas hebben. Onbekendheid met de voorziening is hier voornamelijk debet aan. Van de Dordtenaren is ruim eenderde van mening dat hij of zij voldoende deelneemt aan de samenleving. Volgens een tiende is de eigen participatie onvoldoende. Politieke participatie Als er op dit moment gemeenteraadsverkiezingen zouden worden gehouden, dan zou bijna tweederde van de Dordtenaren zeker gaan stemmen. De stemintentie ligt wat hoger dan in 2001. Eén op de zes burgers vindt de eigen denkbeelden in geen enkele politieke partij terug en eenderde is van mening geen echte invloed te hebben op de politiek door te stemmen. Tot slot vindt ruim eenderde niet dat er in Dordrecht rekening wordt gehouden met de wensen van de burgers. Sociaal netwerk Van de verschillende sociale contacten die mensen kunnen hebben, zien ouders en uitwonende kinderen elkaar het meest frequent. Ook met collega s en buurtgenoten heeft men vaak contact. Daarnaast zien we dat de helft van de Dordtenaren wekelijks contact heeft met vrienden. Volgens vier op de vijf Dordtenaren hebben zij, buiten werk, school en het huishouden om, voldoende contacten. Voor 6% is het aantal contacten dat zij hebben te weinig. In Dordrecht is 5% van de inwoners sociaal geïsoleerd en verkeert % enigszins in een sociaal isolement. Ruim een kwart van de inwoners is niet sociaal geïsoleerd.

v 0.5 Gezondheid en persoonlijk welbevinden Gezondheid De meeste Dordtenaren ervaren de eigen gezondheid als goed tot uitstekend. Eén op de zes is van mening dat de gezondheid matig of slecht is. Gezondheid hangt samen met maatschappelijke participatie. In slechte gezondheid verkerende inwoners zijn vaker sociaal geïsoleerd. Andersom kan het gebrek aan sociale participatie leiden tot een gezondheid die als minder wordt ervaren. Van de sociaal geïsoleerde Dordtenaren beoordeelt ruim een kwart de gezondheid als matig of slecht. De afgelopen 12 maanden heeft bijna tweederde van de Dordtse inwoners met minstens één aandoening te maken gehad. Hardnekkige rugaandoeningen, gewrichtsslijtage en bijholte-ontsteking zijn de meest voorkomende aandoeningen. Het (psychosomatisch) welbevinden van de Dordtenaren is eveneens onder de loep genomen, waarbij is gekeken naar het vóórkomen van klachten (zoals maagklachten, moeheid, rugpijn, pijn in de borst etc.) in de afgelopen periode. Gemiddeld hebben Dordtse inwoners de afgelopen periode 3,5 klachten ervaren. Persoonlijk welbevinden Vier op de vijf Dordtenaren zijn (erg) gelukkig. Een kleine groep van 4% is niet zo gelukkig of zelfs ongelukkig. Landelijk ligt het geluksgevoel wat hoger: anno 2002 is 88% van de inwoners van 12 jaar en ouder (erg) gelukkig. Met het leven dat ze leiden is 84% van de Dordtse inwoners tevreden tot buitengewoon tevreden. Eén op de twintig inwoners is niet zo tevreden met zijn of haar leven. In Nederland is in 2002 88% van de bevolking vanaf 12 jaar (meer dan) tevreden. Maatschappelijke achterstelling In hoeverre voelen Dordtse inwoners zich achtergesteld of gediscrimineerd? De meeste Dordtenaren vinden dat zij het even goed hebben als anderen en voelen zich niet gediscrimineerd: 6% voelt zich achtergesteld bij anderen met dezelfde maatschappelijke achtergrond en 7% voelt zich wel eens gediscrimineerd. In 2001 lag het aandeel met gevoelens van discriminatie nog op 15%. 0.6 Samenleven in diversiteit Visie op de multiculturele samenleving Bijna de helft van de Dordtenaren vindt anno 2003 de aanwezigheid van allochtonen overwegend positief, een kwart ziet dit vooral als

vi problematisch en één op de zes heeft een neutrale houding. Dit beeld komt overeen met dat in 2001 en 1. Multiculturele contacten Bijna tweederde van de Dordtse inwoners koopt wel eens iets in een allochtone winkel. Dit aandeel is gestegen sinds 2001. Verder heeft ruim eenderde van de Dordtenaren geen bezwaar tegen een buurman met een andere culturele achtergrond. Bijna één op de vijf zou dat minder prettig vinden of zich er zelfs tegen verzetten. Wat betreft contacten met mensen van een andere cultuur heeft 13% een positieve houding, bijna drie op de tien hebben daar echter geen behoefte aan of willen minder contact. Ten opzichte van 2001 is het aandeel Dordtenaren dat moeite wil doen voor interculturele contacten gedaald. Dat het van belang is dat mensen met verschillende culturen met elkaar samenleven wordt door tweederde van de Dordtse burgers onderschreven. Deze visie is sinds 2001 niet veranderd. Net als in voorgaande jaren staan allochtone inwoners positiever tegenover contacten met mensen die een andere culturele achtergrond of herkomst hebben. 0.7 Leefsituatie-index De leefsituatie in Dordrecht Met de leefsituatie-index kunnen de verschillende domeinen van de leefsituatie in één score worden gevat. Het betreft de acht domeinen gezondheid, wonen, consumptiegoederen, mobiliteit, vrijetijdsactiviteiten, sociale participatie, sport en vakantie. Per domein is een aantal vragen gesteld. Vervolgens is de leefsituatie-index voor de inwoners van Dordrecht berekend. De leefsituatie van sommige bevolkingsgroepen is slechter dan gemiddeld. Het betreft 65-plussers, allochtonen en alleenstaanden (met of zonder kinderen). Op basis van opleiding en arbeids-marktsituatie scoort ook een aantal groepen lager: laag opgeleiden, arbeidsongeschikten, werkzoekenden en gepensioneerden. Ook de financiële situatie is van invloed op de leefsituatie. Dordtenaren met een laag inkomen en/of die financieel niet rond kunnen komen hebben een slechtere leefsituatie dan de gemiddelde Dordtenaar. De leefsituatie met Nederland vergeleken De gemiddelde indexscore voor de Nederlandse leefsituatie bedraagt in 2002 102 (17=100). De leefsituatie in Dordrecht komt anno 2003 gemiddeld tot een score van 103 en is dus vrijwel gelijk aan die van Nederland. Voor een aantal groepen zijn er wat verschillen waarneembaar tussen Dordrecht en Nederland. Dordtenaren van 18 t/m 24 jaar, alleenstaande ouders en inwoners met een opleiding op MAVO-niveau of lager hebben een wat slechtere leefsituatie dan dezelfde groepen landelijk. Dordtse 75-plussers zijn echter beter af wat betreft de leefsituatie dan hun

vii leeftijdgenoten in den lande. Ook in sommige van de domeinen van de leefsituatie wijkt Dordrecht af van de landelijke gemiddelden. Dordtse inwoners scoren wat slechter wat betreft sociale participatie en wat beter betreft sport dan Nederlandse inwoners. 0.8 Kwetsbare groepen Samenstelling bevolking Per 1 januari 2004 telt Dordrecht zo n 120.000 inwoners. Eén op de zeven inwoners is 65 jaar of ouder, een even groot aandeel is van allochtone afkomst. Eén op de negen huishoudens betreft een eenoudergezin en eenderde van de huishoudens bestaat uit alleenstaanden zonder kinderen. Dit zijn zogenaamde kwetsbare groepen. De afgelopen jaren is er nauwelijks verandering opgetreden in deze samenstelling. Kwetsbare groepen op grond van achtergrondkenmerken Ouderen Ouderen (65-plus) vormen een kwetsbare groep in de samenleving. Zij werken niet meer en hebben vaker een lage opleiding. Desondanks is het aandeel ouderen met een laag inkomen niet hoger dan gemiddeld. Het vooruitzicht wat betreft de financiële en maatschappelijke positie is echter wat minder rooskleurig voor deze groep. Er is voor ouderen daarin geen vooruitgang meer te boeken. Ook de sociale participatie neemt met de jaren af. Ouderen sporten minder, maken minder gebruik van vrijetijdsvoorzieningen en vinden vaker dat hun maatschappelijke participatie onvoldoende is. Ze zijn echter niet vaker sociaal geïsoleerd dan gemiddeld en vinden ook niet vaker dat zij onvoldoende contacten hebben. Vanzelfsprekend is het met de gezondheid van 65-plussers wat minder gesteld. Zij beoordelen hun gezondheid vaker als matig of slecht en hebben vaker te maken met aandoeningen. Het aantal (psychosomatische) klachten dat zij hebben is opvallend genoeg niet hoger dan gemiddeld. Al met al is de leefsituatie van 65-plussers slechter dan gemiddeld. Dit geldt vooral voor inwoners van 75 jaar en ouder (indexscore 85 bij een gemiddelde van 100 voor de hele bevolking). Allochtonen Hoe staat het anno 2003 met de allochtone inwoners van Dordrecht? Wat betreft opleiding is er sprake van een positieve ontwikkeling onder allochtone inwoners. Sinds 2002 is de deelname aan peuterwerk van allochtonen en autochtonen evenredig. En het opleidingsniveau van de ondervraagde allochtonen stijgt meer dan dat van de autochtone bevolking. De arbeidsmarktsituatie van allochtonen is iets minder gunstig. Op 1 januari 2004 is één op de zes allochtonen niet-werkend werkzoekend. Wat betreft de inkomenspositie blijven allochtone Dordtenaren ver achter: ruim een derde heeft een laag inkomen en drie op de tien zeggen schulden te moeten maken. Eén op de acht allochtone inwoners heeft een lage maatschappelijke positie. Opvallend

viii genoeg zijn allochtonen wel vaak ontevreden over hun financiële positie, maar niet over hun maatschappelijke positie. Op het vlak van sociale participatie zien we dat allochtone Dordtenaren minder vaak lid zijn van een organisatie, minder vrijwilligerswerk doen en minder vaak een hobby beoefenen. Aan vrijetijdsactiviteiten nemen zij wel even vaak deel. Opmerkelijk is dat allochtonen anno 2003 niet vaker dan gemiddeld sociaal geïsoleerd zijn. Dit was in 2001 wel het geval. Een andere vraagstelling en de betrekkelijk kleine onderzoeksgroep zijn hier waarschijnlijk debet aan. Wel is ruim één op de vijf allochtonen van mening dat zij buiten het huishouden, werk en school te weinig contacten hebben. De gezondheid van allochtonen verschilt weinig van die van autochtonen. Ze ondervinden wat minder aandoeningen en wat meer (psychosomatische) klachten. Het persoonlijk welbevinden van allochtonen is echter wat minder. Vaker zijn zij niet zo gelukkig of ongelukkig en niet zo tevreden met hun leven. Ook voelen zij zich vaker achtergesteld of gediscrimineerd. Samengevat is de leefsituatie van allochtone inwoners (indexscore 1) slechter dan die van de autochtone Dordtenaren (indexscore 101). Alleenstaanden (met of zonder kinderen) Mensen die alleen een huishouden runnen hebben het vaak zwaarder dan koppels. Dit zien we terug in de kwaliteit van het leven van alleenstaanden, met of zonder kinderen. Over alleenstaanden zonder kinderen kunnen we het volgende constateren. De financiële situatie is ongunstig: ze hebben vaker met een laag inkomen en schulden te maken. Van een lage maatschappelijke positie is bij één op de negen alleenstaanden sprake. Wat betreft sociale participatie doen alleenstaanden het niet minder dan gemiddeld. Wel zijn zij vaker sociaal geïsoleerd. Ook de gezondheid en het persoonlijk welbevinden zijn minder. Alleenstaanden ervaren hun gezondheid vaker als matig of slecht en hebben meer klachten. Ook zijn ze minder gelukkig, minder tevreden en voelen ze zich meer achtergesteld. Uitgedrukt in een leefsituatiescore komen alleenstaanden tot een gemiddelde van 0. De situatie van alleenstaande ouders lijkt veel op die van alleenstaanden. Op een aantal vlakken zien we verschillen. Zo lijkt er bij alleenstaande ouders wat betreft de financiële positie sprake van een positieve ontwikkeling. In vergelijking met 2001 hebben zij minder vaak een laag inkomen en zeggen minder vaak schulden te moeten maken. Het gaat hier wel om een kleine onderzoeksgroep. Verder nemen alleenstaande ouders op sociaal vlak minder deel aan de samenleving. Ze zijn minder vaak lid van een organisatie en maken minder gebruik van vrijetijdsvoorzieningen. Nog meer dan alleenstaanden zijn alleenstaande ouders vaker sociaal geïsoleerd. Maar liefst 16% is sociaal geïsoleerd en % is dat enigszins. De leefsituatiescore van alleenstaande ouders bedraagt gemiddeld 3. Kwetsbare groepen op grond van beschikbare hulpbronnen Naast kwetsbare groepen op basis van achtergrondkenmerken zijn er kwetsbare groepen op grond van de hulpbronnen die men tot zijn/haar beschikking heeft. Voor een deel overlappen deze groepen elkaar. Lage opleiding en/of laag inkomen Een lage opleiding en een laag inkomen gaan verhoudingsgewijs vaak samen. Zonder een goede opleiding is het moeilijk een goede positie op de arbeidsmarkt te verwerven en om een goed inkomen te genereren is

ix werk onontbeerlijk. En om te participeren in de samenleving heb je vaak geld nodig. Zo zien we dat Dordtenaren met een lage opleiding en/of een laag inkomen minder vaak lid zijn van een vereniging, minder vrijwilligerswerk doen, minder sporten, minder vaak van vrijetijdsvoorzieningen gebruik maken en minder vaak een hobby hebben. Ook vinden zij vaker dat hun maatschappelijke participatie onvoldoende is en dat ze te weinig sociale contacten hebben. Inwoners met een lage opleiding en/of een laag inkomen zijn dan ook vaker sociaal geïsoleerd. Daarnaast lijden de gezondheid en het persoonlijk welbevinden van deze groepen onder het gebrek aan hulpbronnen. De gezondheid wordt vaker als matig of slecht ervaren en er is vaker sprake van psychosomatische klachten. Ook het geluksgevoel en de tevredenheid met het leven zijn vaak minder. Bovendien voelen zij zich vaker achtergesteld en gediscrimineerd. De leefsituatie pakt voor beide groepen slechter uit dan gemiddeld. De gemiddelde indexscore voor Dordtenaren met alleen lager onderwijs bedraagt 82 en voor degenen met een opleiding op lbo-niveau 0. Inwoners met een laag inkomen hebben een gemiddelde score van 3. 0. Kerngegevens per wijk Samenstelling bevolking De wijken met een relatief hoog aandeel inwoners behorend tot de kwetsbare groepen zijn dezelfde als in voorgaande jaren: Wielwijk, Crabbehof/Zuidhoven en Oud-Krispijn. Wijken waar het goed gaat In de wijken Sterrenburg, Dubbeldam en Stadspolders kunnen we anno 2003 stellen dat de kwaliteit van leven hoog is. De woonsituatie en woonomgeving zijn in deze wijken gunstig en de bewoners zijn met ruim voldoende individuele hulpbronnen toegerust om een goede maatschappelijke positie in te kunnen nemen. Dit zien we ook terug in zaken als sociale participatie en persoonlijk welbevinden. De leefsituatie in de drie wijken is beter dan gemiddeld. Dit is niet anders dan voorgaande jaren. Specifiek voor de wijk Dubbeldam geldt dat er het aandeel 65-plussers hoog is. Dit heeft echter geen invloed op de sociale participatie van de bewoners in de wijk. Wel is het aantal aandoeningen en klachten in Dubbeldam hoger dan gemiddeld. De ervaren gezondheid en het persoonlijk welbevinden scoren echter niet slechter dan in Dordrecht. Het aandeel inwoners met een positieve visie op de multiculturele samenleving is in Dubbeldam relatief laag. De wijk bevat het laagste aandeel allochtone inwoners van Dordrecht. In Stadspolders zien we dat de objectieve en subjectieve woonkwaliteit hoog is maar dat relatief weinig inwoners gehecht zijn aan de buurt. Ook is het aandeel bewoners dat zich in de eigen buurt onveilig voelt met procentpunten gestegen sinds 2001. Tot slot Sterrenburg. Deze wijk scoort eigenlijk op alle aspecten net iets beter dan het gemiddeld van Dordrecht. Uitschieters in positieve of negatieve zin zijn er niet.

x Wijken waar het minder goed gaat Een drietal wijken scoort ongunstig als het gaat om de kwaliteit van leven: Oud-Krispijn, Staart en Wielwijk. Deze wijken herbergen relatief veel kwetsbare groepen. De problematiek in de drie wijken speelt zich voor een deel op verschillende terreinen af. Met Wielwijk is het op de meeste terreinen ongunstig gesteld. De bevolking kenmerkt zich door een hoog aandeel allochtonen en alleenstaanden (met of zonder kinderen). Er zijn veel inwoners met een lage opleiding, er is een hoge werkloosheid, en de financiële situatie van een aanzienlijke groep is beduidend slechter dan gemiddeld. De woonsituatie en woonomgeving van de bewoners van Wielwijk is weinig aangenaam te noemen. Wel is de situatie wat betreft subjectieve woonindicatoren licht verbeterd. Op het vlak van sociale participatie scoort de wijk op alle aspecten minder gunstig. Vooral valt op dat er in Wielwijk weinig gesport wordt, dat weinig van vrijetijdsvoorzieningen gebruik wordt gemaakt en dat een kwart (enigszins) sociaal geïsoleerd is. Qua aandoeningen en klachten scoren de bewoners van Wielwijk gemiddeld. Wel is het aandeel inwoners dat de gezondheid als matig of slecht ervaart in deze wijk het hoogst. Ook zijn Wielwijkers relatief vaak niet zo gelukkig of tevreden over hun leven. Het aandeel inwoners met gevoelens van achterstelling is relatief hoog, maar wel een stuk lager dan in 2001. Over het geheel genomen is de leefsituatie in Wielwijk veruit het slechtst van heel Dordrecht. Ook Oud-Krispijn is een wijk waar het minder goed gaat. Het aandeel allochtonen en alleenstaande ouders is hoog. Kijken we naar opleiding, werk en inkomen dan is de situatie beter dan in Wielwijk, maar toch nog redelijk ongunstig. De objectieve woonkwaliteit in de wijk is redelijk in orde, maar wat betreft de subjectieve woonindicatoren, veiligheid en sociale samenhang scoort Oud-Krispijn het slechtst. In vergelijking met 2001 zijn deze aspecten verslechterd. Wat betreft sociale participatie scoren de inwoners op de meeste aspecten gemiddeld. Oud-Krispijn herbergt een groot aandeel bewoners met aandoeningen. De bewoners zijn vaker niet gelukkig en voelen zich relatief vaak achtergesteld. Op de leefsituatie-index scoort Oud-Krispijn een fractie lager dan gemiddeld. De Staart valt vooral op wat betreft de geringe sociale samenhang en participatie. De deelname van de bewoners aan de maatschappij is op vrijwel alle fronten onvoldoende en lijkt verslechterd ten opzichte van 2001. Inwoners van de Staart zijn, na de inwoners van Wielwijk, relatief het vaakst (enigszins) sociaal geïsoleerd. Men is wat vaker niet zo tevreden over het leven dat men leidt en voelt zich relatief vaak achtergesteld. De gevoelens van achterstelling lijken wat toegenomen sinds 2001. De leefsituatie in de Staart is lager dan het gemiddelde van Dordrecht.

xi Tabel 0.1 Kerngegevens Sociale Staat per wijk, 2003 Bin Nf OK NK HR St Ww CZ Sb Dd Sp Dordt samenstelling bevolking % 65-plussers % allochtonen % alleenstaande ouders % alleenstaanden 14 7 48 10 30 13 35 8 31 16 28 21 23 13 40 11 13 11 33 1 24 12 3 18 32 1 43 24 21 12 45 17 8 2 22 2 7 21 6 11 18 14 15 11 32 opleiding, werk en inkomen % laagopgeleiden % niet-werk. werkzoekenden % uitkeringsgerechtigden % laag inkomen % moet schulden maken % ontevreden inkomen % ontevreden maatsch. pos. 8 5 14 7 10 18 16 26 13 15 4 31 17 21 5 1 5 27 15 7 16 7 6 17 4 10 2 12 7 30 14 5 21 15 35 24 13 3 16 21 18 1 18 8 13 11 16 7 10 6 3 10 3 5 3 14 3 1 0 2 0 6 2 5 1 4 2 17 10 5 14 5 5 woonsituatie en woonomgeving obj. indicator woonkwaliteit 1 subj. indicator woonkwaliteit 1 rapportcijfer woning rapportcijfer woonomgeving rapportcijfer voorzieningen criminaliteitsdruk 2 % onveilig in de buurt indicator sociale samenhang 1 % (zeer) gehecht aan buurt verhuismobiliteit 74 7,6 7,7 7,1 6, 32 43 5, 72 10 2 7,7 7,7 6,7 6,1 16 32 5, 60 10 5 6, 7,0 5,7 5,6 14 40 5,3 4 12 73 6,7 6, 6,4 5,7 14 31 5,6 60 8 8 7,3 7,3 7,1 6,7 14 23 6,4 61 8 86 7,1 7,1 6,6 5,8 30 5,4 50 11 5 6,7 6,8 6,2 6,3 17 38 5,7 54 11 56 7,3 7,6 7,0 6,5 13 35 5,8 62 11 8,0 7,8 7,3 7,0 7 22 6,3 64 5 12 8,3 8,0 7,8 7,0 6 11 7,2 85 4 161 8,0 7, 7,3 7,1 6 24 6,0 52 5 105 7,7 7,6 7,0 6,6 12 28 6,1 61 7 sociale participatie en netwerk % geen lid van organisaties % vrijwilligerswerk % nooit sporten % geen gebruik vrijetijdsvoorz. % m. participatie onvoldoende % geen stemintentie % (enigszins) sociaal geïsoleerd 17 46 32 2 7 0 20 42 38 12 16 18 26 38 37 8 16 17 24 44 32 7 1 18 15 14 55 35 7 8 15 8 28 36 46 15 22 14 20 2 37 62 25 16 23 26 25 38 46 10 1 12 18 4 34 8 11 14 17 54 36 6 10 12 14 42 28 5 17 14 20 45 36 8 10 14 14 gezondheid en welbevinden % gezondheid matig/slecht % minstens één aandoening gemiddeld aantal gezondheidsklachten (VOEG) % niet zo gelukkig/ongelukkig % niet zo tevreden eigen leven % voelt zich achtergesteld 13 62 3,3 4 4 7 23 71 3,6 6 6 21 74 3,7 11 8 12 17 70 4,2 4 6 6 12 56 3,0 2 4 7 18 6 3,2 4 11 27 64 3,7 10 13 10 25 72 4,4 0 3 11 12 58 3,0 2 3 3 17 77 3, 3 3 2 14 57 3,4 4 5 6 16 65 3,5 4 5 6 samenleven in diversiteit % pos. visie aanwezigheid all. % pos. houding meer multicult. contact % multicultureel samenleven belangrijk 54 15 83 52 22 77 45 15 68 48 20 56 4 15 71 53 16 54 28 15 58 50 22 68 51 66 40 65 4 8 68 48 13 68 leefsituatie indexscore 1 101 6 7 8 103 5 84 5 102 104 107 100 Rood = twee meest negatieve scores; blauw = twee meest positieve scores 1: hoe hoger hoe beter; 2: hoe hoger hoe slechter N.B.: Bin = Binnenstad, Nf = Noordflank, OK = Oud-Krispijn, NK = Nieuw-Krispijn, HR = Reeland, St= Staart, Ww = Wielwijk, CZ = Crabbehof/Zuidhoven, Sb = Sterrenburg, Dd = Dubbeldam, Sp = Stadspolders

xii Wijken die ertussen in zitten De overige wijken bevinden zich tussen de wijken waar het goed en waar het minder goed gaat in. De leefsituatiescores van Nieuw-Krispijn, de Binnenstad en Het Reeland liggen rond het gemiddelde, de scores van Crabbehof/Zuidhoven en Noordflank liggen iets lager. Eén voor één hebben de wijken hun eigen aandachtspunten. In de wijk Nieuw-Krispijn is voornamelijk de woonsituatie en woonomgeving een punt van aandacht. De wijk scoort vooral minder wat betreft objectieve en subjectieve woonkwaliteit. In vergelijking met 2001 is de subjectieve woonkwaliteit licht gedaald en het gevoel van onveiligheid in de buurt toegenomen. Daarnaast is de maatschappelijke participatie van de inwoners gelijk aan het gemiddelde van Dordrecht. Alleen de subjectieve maatschappelijke participatie is wat lager: in Nieuw-Krispijn vinden meer inwoners hun deelname aan de maatschappij onvoldoende. Gezien het relatief grote aandeel 65- plussers in Nieuw-Krispijn is dat niet verwonderlijk. De sociale participatie lijkt wel wat verbeterd ten opzichte van 2001. Afgezien van wat meer klachten, is de gezondheid van de inwoners niet slechter dan gemiddeld. Ook Crabbehof/Zuidhoven herbergt relatief veel ouderen. Dit uit zich onder meer in een slechtere gezondheid van de bewoners. Ook blijkt dat een aanzienlijk deel van de inwoners van Crabbehof/Zuidhoven nooit sport. Anders dan in Nieuw-Krispijn is de objectieve woonkwaliteit in Crabbehof/Zuidhoven laag, maar zijn de subjectieve woonindicatoren niet lager dan gemiddeld. Verder valt op dat inwoners van de wijk zich relatief vaak achtergesteld voelen. Tot slot zien we dat het aandeel sociaal geïsoleerde inwoners, in tegenstelling tot 2001, niet hoger is dan gemiddeld. In Noordflank is de financiële situatie van haar inwoners minder gunstig. Bovendien is het aandeel bewoners met een laag inkomen in deze wijk meer gestegen dan gemiddeld. Wellicht vloeit dit voort uit het feit dat het aantal niet-werkende werkzoekenden in Noordflank het hardst is toegenomen. Verder blijkt dat het aandeel inwoners met een positieve houding ten aanzien van multicultureel samenleven in Noordflank relatief hoog is. De Binnenstad scoort op slechts twee punten minder gunstig: criminaliteit en onveiligheidsgevoelens. Dit was ook het geval in 2001. Voor een groot deel is dit te verklaren door de aanwezigheid van het winkelgebied. Desondanks zijn de inwoner vaak gehecht aan de eigen buurt. Verder is opvallend dat inwoners van de Binnenstad relatief vaker ontevreden zijn over hun maatschappelijke positie, terwijl het aandeel inwoners met een lage opleiding, zonder werk en een laag inkomen gemiddeld of lager is. Wat betreft sociale participatie scoren de bewoners van de Binnenstad beter dan gemiddeld. Ook heeft men relatief vaak een positieve visie op de multiculturele samenleving. De wijk Het Reeland scoort op de meeste punten redelijk gemiddeld. Wat betreft sociale participatie en gezondheid gaat het met de bewoners op veel punten zelfs beter dan gemiddeld.

xiii 0.10 Conclusies Welke conclusies kunnen we nu op basis van de resultaten trekken? Zoals verwacht is de situatie wat betreft individuele hulpbronnen opleiding, werk en inkomen van de Dordtse inwoners anno 2003 wat verslechterd. Het opleidingsniveau vormt daarop een uitzondering, dat blijft zich licht positief ontwikkelen. Een punt van aandacht is dat het aandeel voortijdige schoolverlaters niet is gedaald, maar licht gestegen. De groeiende werkloosheid in Nederland heeft ook zijn weerslag in Dordrecht. Na jaren van daling is het aandeel niet-werkende werkzoekenden verdubbeld sinds 2001 en het aandeel uitkeringsgerechtigden licht gestegen. Hoewel de inkomenspositie van Dordtenaren vanaf 2001 niet lijkt te zijn veranderd, kunnen in 2003 minder inwoners rondkomen van hun inkomen. Ook is er afgelopen jaar aanzienlijk meer gebruik gemaakt van leenbijstand bij de Sociale Dienst. Bovendien is het aandeel Dordtenaren met een negatieve toekomstverwachting wat betreft hun financiële positie gestegen. Wat betreft criminaliteit en onveiligheidsgevoelens is de situatie sinds 2001 niet gewijzigd. De positieve ontwikkelingen die we tot 2001 zagen, zijn dus gestagneerd. Ook de sociale samenhang in de buurt is niet veranderd. Veiligheid blijft een aandachtspunt: Dordtenaren hebben vaker onveiligheidsgevoelens in het algemeen dan het landelijke gemiddelde. Nieuw in 2003 is de leefsituatie-index. De gemiddelde Dordtse leefsituatie is gelijk aan de Nederlandse. Wel zijn bepaalde bevolkingsgroepen op allerlei domeinen slechter af dan de gemiddelde Dordtenaar. Dit zijn veelal de kwetsbare groepen die we reeds eerder hebben aangewezen: ouderen, allochtonen, alleenstaanden (met of zonder kinderen) en laag opgeleiden en/of inwoners met een laag inkomen. Voor sommige van deze groepen is het beeld dat in de Sociale Staat wordt geschetst waarschijnlijk nog een onderbelichting van het probleem. Deze groepen zijn namelijk ondervertegenwoordigd in de onderzoeksgroep. Met name de allochtone onderzoeksgroep is niet representatief voor de allochtone populatie in Dordrecht. Bovendien is vanwege de kleine aantallen een uitsplitsing naar de verschillende etnische groepen niet mogelijk. Om de situatie van deze groepen goed in kaart te brengen is breder onderzoek nodig. Op dit moment werkt het SGB in opdracht van de sector Onderwijs en Welzijn aan de ontwikkeling van een Integratiemonitor. Onderdeel hiervan is een enquête onder verschillende etnische groepen, waarmee aan dit probleem tegemoet wordt gekomen. Vergelijking we Dordrecht met Nederland dan valt op dat in Dordrecht de leefsituatie van 18 t/m 24 jarigen, alleenstaande ouders en inwoners met een lage of uitgebreide opleiding (maximaal MAVO) wat slechter uitpakt dan voor dezelfde groepen landelijk. Er zijn ook kwetsbare wijken in Dordrecht. Wielwijk is net als twee jaar geleden de wijk die er in ongunstige zin het meest uitspringt. Wel zijn er in deze wijk licht positieve ontwikkelingen waar te nemen wat betreft de beoordeling van de woonomgeving en gevoelens van achterstelling. Daarnaast verdienen Oud-Krispijn en de Staart aandacht. In Oud-Krispijn zijn de oordelen van de bewoners wat betreft leefbaarheid en veiligheid

xiv het slechtst. En in de Staart is de sociale participatie onvoldoende en achteruitgegaan sinds 2001. Een laatste conclusie betreft de cumulatie van negatieve scores en dus van mogelijke problemen. Het is in de Sociale Staat duidelijk naar voren gekomen dat de verschillende domeinen van de leefsituatie op allerlei manieren met elkaar in verband staan. Het is geen uitzondering dat minder gunstige individuele hulpbronnen, een slechte financiële situatie, een mindere woonomgeving, een hoge mate van sociale isolatie en een slechte gezondheid samengaan. Een integrale aanpak van de verschillende terreinen is dan ook van belang.

1 1. INLEIDING In de landelijke en gemeentelijke politiek is het ontwikkelen en onderhouden van sociaal beleid een belangrijk thema. Dit is niet anders in de gemeente Dordrecht. In een nota uit begin 2003 geeft de sector Onderwijs en Welzijn haar visie op het sociaal beleid 1. Dit beleid is erop gericht het voor alle Dordtse inwoners mogelijk te maken om mee te doen aan de samenleving. Het doel is de sociale pijler te versterken. Ter ondersteuning van het sociaal beleid van de gemeente Dordrecht is de monitor Sociale Staat van Dordrecht ontwikkeld. Met deze monitor wordt de leefsituatie en participatie van Dordtse burgers tweejaarlijks in beeld gebracht. Bovendien geeft het zicht op de ontwikkelingen door de jaren heen. Aan de hand van thema s als onderwijs, werk, wonen, veiligheid, sociale participatie en gezondheid wordt de kwaliteit van leven van de bevolking in Dordrecht in kaart gebracht. De uitkomsten geven een algeheel beeld van het welzijn van de burgers en de mate waarin zij meedoen aan de samenleving. De gegevens worden verzameld via databestanden, andere monitoren en een schriftelijke enquête onder inwoners. 1.1 Kader De Sociale Staat van Dordrecht is een instrument dat de gemeente Dordrecht ondersteuning biedt voor haar sociaal beleid. Het doel van de monitor is algemene informatie verschaffen over de leefsituatie van de Dordtse bevolking, van diverse groepen hierbinnen en van de ontwikkeling hiervan in de tijd, het op basis van deze informatie signaleren van maatschappelijke problemen en achterstanden, het analyseren van de achtergronden, oorzaken en gevolgen van deze problemen, het leveren van informatie over de mate waarin de doelstellingen van het beleid zijn bereikt. In de Sociale Staat van Dordrecht zijn verschillende levensdomeinen opgenomen en er wordt zowel gekeken naar objectieve kenmerken als naar belevingsaspecten en satisfacties. Hiermee sluit de monitor nauw aan bij de landelijke monitor de Sociale Staat van Nederland 2 en deze past dan ook goed in het voor deze monitor gehanteerde kader. In figuur 1.1 wordt dit, in vereenvoudigde vorm, schematisch weergegeven. 1 Deelname, samenhang en verantwoordelijkheid. Visie op sociaal beleid. Dordrecht: Gemeente Dordrecht, sector Onderwijs en Welzijn, januari 2003 2 De sociale staat van Nederland 2003. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2003.

2 Figuur 1.1 Kader Sociale Staat van Dordrecht overheidsbeleid individuele hulpbronnen leefsituatie omgeving fysiek/sociaal subjectieve beleving/ waardering In het schema staat de leefsituatie van de burger, de kwaliteit van zijn bestaan, centraal. Hierin zijn de volgende domeinen opgenomen: woonsituatie, sociale participatie, vrijetijdsbesteding en gezondheid. Individuele hulpbronnen zijn van belang om een goede leefsituatie te realiseren. Hierbij gaat het in eerste instantie om opleiding, werk en inkomen. Leeftijd, huishoudensituatie en etnische herkomst zijn van invloed op de hulpbronnen waarover men beschikt: ouderen, alleenstaanden en allochtonen bevinden zich op dit punt in een achterstandssituatie. Verder is de - fysieke en sociale- omgeving van belang voor de leefsituatie. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de leefbaarheid en veiligheid van de wijk. Behalve naar de feitelijke leefsituatie wordt ook naar de subjectieve beleving en waardering hiervan gekeken. De overheid ten slotte richt haar beleid op het scheppen van meer gelijke kansen door de beschikbaarheid van hulpbronnen te beïnvloeden (inkomensverdeling, scheppen van voorzieningen, stimuleringsmaatregelen) en op het verbeteren van de omgeving (b.v. via criminaliteitsbestrijding). Zij tracht daarnaast ook meer rechtstreeks de leefsituatie te beïnvloeden (bijvoorbeeld door het stimuleren van een gezonde leefstijl). 1.2 Inhoud en uitwerking monitor De kern van de uitgebreide Sociale Staat van Dordrecht bestaat uit gegevens die bij een representatieve steekproef van de Dordtse bevolking (Stadspanel Dordrecht) zijn verzameld met behulp van een schriftelijke vragenlijst (voor meer informatie over de onderzoeksmethode zie bijlage 1). Hen is gevraagd informatie te geven over hun opleiding, arbeidssituatie, inkomen, woonsituatie, sociale participatie en gezondheid. Tevens is hun eigen oordeel gevraagd over hun sociale contacten en maatschappelijke positie (zie voor de volledige vragenlijst bijlage 3). Voor deze rapportage wordt vooral gebruik gemaakt van gegevens die in juni 2003 bij het stadspanel zijn verzameld. Deze worden vergeleken met gegevens die in 2001 (en 1) zijn verkregen. 3 De enquête is in 2003 aangepast om een betere vergelijking met de landelijke situatie mogelijk te maken. Bij een aantal onderwerpen is vergelijking met voorgaande jaren daarom niet meer mogelijk. Een nieuw element in de Sociale Staat 2003 is de leefsituatie-index. Hiermee worden de verschillende domeinen van de leefsituatie in één indexscore gevat. Daarnaast zijn in de Sociale Staat van Dordrecht gegevens opgenomen uit verschillende andere monitoren die het SGB uitvoert: de Onderwijsmonitor, de Staat van het Wonen en de monitor Leefbaarheid en Veiligheid. 3 Zie hiervoor ook: De Sociale Staat van Dordrecht 2001/2002. Dordrecht: SGB, oktober 2003

3 Ten slotte zijn gegevens verzameld uit verschillende andere databestanden en bronnen. Voor deze rapportage is gebruik gemaakt van de meest actuele gegevens die op de verschillende indicatoren te verkrijgen zijn. 1.3. Opzet rapportage In zes hoofdstukken worden de volgende thema s beschreven: - Opleiding, werk en inkomen - Woonsituatie en woonomgeving - Sociale participatie en sociaal netwerk - Gezondheid en persoonlijk welbevinden - Samenleven in diversiteit - Leefsituatie Deze thema s worden voor geheel Dordrecht beschreven. Er worden ook vergelijkingen gemaakt naar verschillende groepen inwoners. Waar relevant wordt een onderscheid gemaakt naar geslacht, leeftijd, etniciteit, huishoudensituatie, inkomen en opleiding. De uitkomsten voor een specifieke groep worden uitsluitend daar beschreven waar de betreffende groep significant afwijkt van het gemiddelde. Verschillen tussen groepen zijn met statistische toetsen getest. Waar mogelijk worden vergelijkingen gemaakt met gegevens uit voorgaande jaren. Vanwege een andere opzet van de vragenlijst is dit op een aantal punten niet meer mogelijk. Daarnaast wordt waar mogelijk een vergelijking gemaakt met de landelijke situatie. Vooral de Leefsituatie-index leent zich er toe de situatie in Dordrecht te vergelijken met die in geheel Nederland. Aan het eind van elk hoofdstuk wordt aan de hand van de belangrijkste thema s ingezoomd op de verschillende wijken. Op wijkniveau wordt bekeken waar (potentiële) problemen zich voordoen. Het onderscheid betreft de elf wijken: Binnenstad, Noordflank, Oud-Krispijn, Nieuw- Krispijn, Het Reeland, Staart, Wielwijk, Crabbehof/Zuidhoven, Sterrenburg, Dubbeldam en Stadspolders. De bevolkingssamenstelling van de verschillende wijken en ontwikkelingen daarin worden in bijlage 1 beschreven.

5 2. OPLEIDING, WERK EN INKOMEN Stand van zaken individuele hulpbronnen Iemands positie in de maatschappij wordt voor een belangrijk deel afgeleid uit werk en inkomen. Aan de basis hiervan staat opleiding. Deze drie hulpbronnen zijn bepalend voor het verkrijgen van een goede maatschappelijke positie. Dit heeft op haar beurt weer impact op leefsituatie en participatie. Dit hoofdstuk gaat over opleiding (paragraaf 2.1), werk (paragraaf 2.2), inkomen (paragraaf 2.3) en maatschappelijke positie (paragraaf 2.4). In paragraaf 2.5 worden de belangrijkste kenmerken uitgesplitst naar wijk. 2.1 Opleiding Om een goede positie in de maatschappij te verkrijgen is een goede opleiding vaak onontbeerlijk. Met een goede opleiding zijn de kansen om te slagen op de arbeidsmarkt groter. In deze paragraaf gaan we in op het opleidingsniveau van de Dordtenaren anno 2003. Ook is er aandacht voor voortijdig schoolverlaten. 2.1.1 Opleidingsniveau van de bevolking Van de Dordtse inwoners heeft 17% een laag opleidingsniveau, dat wil zeggen basisonderwijs of LBO (figuur 2.1). Dat is 4 procentpunten lager dan in 2002 en 7 procentpunten lager dan in 2000 (figuur 2.1). Het aandeel lager opgeleiden in Dordrecht lijkt dus wat te dalen. Eveneens 17% heeft anno 2003 een uitgebreid opleidingsniveau (MAVO, MULO, etc.). Het aandeel Dordtenaren met een middelbare opleiding bedraagt 36% en is daarmee wat hoger dan in 2002 (32%). Het aandeel hoog opgeleiden is vrijwel gelijk aan dat in 2002 (31% versus 2%). Figuur 2.1 Opleidingsniveau* van de inwoners van Dordrecht, in 2000, 2002 en 2003 (in procenten) 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% laag uitgebreid middelbaar hoog 2000 2002 2003 * laag = lager of basisonderwijs, LBO; uitgebreid = MAVO, MULO e.d.; middelbaar = HAVO, VWO, HBS, MMS, MBO e.d.; hoog = HBO, WO Bron: Stadspanel Dordrecht juni en september 2003, juni en november 2002 en 2000 We zien op grond van geslacht en etnische afkomst geringe verschillen als het gaat om opleidingsniveau van de ondervraagde Dordtenaren. Opvallend is dat het aandeel allochtonen met een lage opleiding procentpunten lager is dan in 2002 (25% versus 34%). Daarmee samenhangend is het aandeel middelbaar en hoger opgeleide allochtonen met 11 procentpunten gestegen.

6 Tabel 2.1 Opleidingsniveau* van de inwoners van Dordrecht, naar geslacht en etniciteit (in procenten) kenmerk laag uitgebreid middelbaar hoog man 15 12 40 33 vrouw 1 20 35 26 autochtoon 17 16 37 30 allochtoon 25 17 34 25 Dordrecht 17 17 36 31 * laag = lager of basisonderwijs, LBO uitgebreid = MAVO, MULO e.d. middelbaar = HAVO, VWO, HBS, MMS, MBO e.d. hoog = HBO, WO Bron: Stadspanel Dordrecht juni en september 2003 2.1.2 Deelname peuterwerk en kinderopvang Van het aantal peuters (2- en 3-jarigen) in Dordrecht gaat anno 2003 55% naar de peuterspeelzaal. Nog eens een kwart (24%) van de peuters maakt gebruik van kinderopvang. Zo n vier op de vijf peuters nemen dus deel aan peuterwerk en kinderopvang. De GSBdoelstelling dat in 2004 70% van de 2- en 3-jarigen gebruik maakt van peuterwerk is daarmee ruimschoots gehaald. In hoeverre maken autochtone en allochtone peuters evenveel gebruik van peuterwerk? In 2002 en 2003 gaan gemiddeld evenveel autochtone als allochtone peuters naar een peuterspeelzaal. Deze evenredige deelname werd in 2000 nog niet gerealiseerd. Toen ging 2% van de allochtone en 43% van de autochtone peuters naar de peuterspeelzaal (figuur 2.2). Figuur 2.2 Aandeel 2- en 3-jarigen dat deelneemt aan peuterwerk, naar etniciteit, in 2000, 2002 en 2003 (in procenten) 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% allochtoon autochtoon totaal 2000 2002 2003 Bron: Monitor lokaal onderwijs Dordrecht, 2000 en 2002/2003 2.1.3 Deelname doelgroepleerlingen in het voortgezet onderwijs Hoe staat het met het onderwijsniveau van de middelbare scholieren in Dordrecht? Sinds 18 is er op de Dordtse scholen voor Voortgezet Onderwijs een lichte verschuiving in het onderwijsniveau waar te nemen (figuur 2.3). Als indicator van het onderwijsniveau is het derde leerjaar gebruikt. Het aandeel leerlingen dat onderwijs volgt op HAVO-niveau is gestegen van 14% naar 17%. Bij de beroepsgerichte leerwegen was er in die periode juist een daling van 33% naar 30%. Het aandeel leerlingen dat de opleiding gemengde en theoretische leerweg volgt is even groot als in 18 (31%); dit geldt ook voor het VWO (22%).