mei 2014 vanaf 4 jaar Vogeltje, vogeltje tekst: Judith Nieken muziek: Ton Kerkhof -
Vogeltje, vogeltje 1 ben je gevallen? Boem, op je snavel, doet t ook pijn? waar is je mama? Waar is je mama? Waar zou ze zijn? tekst: Judith Nieken muziek: Ton Kerkhof Refrein: Tjiep Waar zou ze zijn? 2 ben je gevallen? Lig je daar piepend, koud en alleen? waar is je mama? Waar is je mama? Waar is ze heen? Refrein: Tjiep tjiepe tjiep tjiep Waar is ze heen? 3 ben je gevallen? Niks is gebroken, nergens is bloed. waar is je mama? Dáár is je mama! Alles komt goed. Refrein: Tjiep tjiepe tjiep tjiep Alles komt goed? Illustratie: Hans Meijer
Het vogeltje Babs Marian van Gog In de tuin van boer Willems staat een grote boom. In die boom zit een vogelnest en in dat nest zitten vier jonge vogeltjes: Brad, Bas, Brit en Babs. Eerst piepten de vogeltjes de hele dag. Met hun snaveltjes open, wachtten ze tot hun papa of mama aan kwamen vliegen met voer, bijvoorbeeld met een dikke worm. Daar groeiden de vogeltjes van. Nu zijn ze groot. Kom, zegt mama vogel. Jullie zijn groot en sterk. Het wordt tijd dat jullie leren vliegen. En ze doet voor hoe het moet. Je doet gewoon je vleugels wijd en je laat je naar beneden glijden. Brad en Bas zijn de eersten die het proberen. Ze klimmen op de rand van het nest, spreiden hun vleugels en laten zich vallen. Kijk, ik glijd naar beneden! roept vogeltje Brad. Joe-hoe, ik vlieg! juicht vogeltje Bas. Brit wil het ook proberen. Ook zij klimt op de rand van het nest en ook zij laat zich naar beneden glijden. Dan is Babs aan de beurt. Maar als Babs op de rand van het nest staat, durft ze niet meer. Het nest is heel hoog. Stel je voor dat het vliegen niet lukt en dat ze op haar billen valt. Brrr... Probeer het maar gewoon, zegt mama vogel. Je broertjes en zusjes kunnen het ook. Babs doet haar ogen stijf dicht. Ze spreidt haar vleugels. Dan laat ze zich vallen en ze vliegt. Ze VLIEGT! Ze doet haar ogen open en kijkt. Oh, wat ziet de wereld er mooi uit. En wat is het groot! Babs, kom terug. Ga niet zo ver! roept mama vogel, maar Babs weet niet hoe ze terug moet of hoe ze minder ver moet vliegen. Ze laat zich gewoon maar glijden en ze vliegt en vliegt. De tuin uit en het weiland over. Langzaam komt de aarde dichterbij en dan - boem - landt ze op haar billen in het groene gras. Dat was leuk. Even blaast ze uit, maar dan wil ze weer terug. Alleen... hoe moet dat? Ze gaat rechtop staan, maar alleen haar kopje komt boven het gras uit. Haar vleugels spreiden lukt al helemaal niet. Oeps, wat nu? Boe-hoe, wie ben jij? vraagt een zware stem. Naast haar staat een grote koe. Ik heet Babs, piept Babs met een klein stemmetje. Ik ben vandaag hierheen gevlogen, maar ik weet niet hoe ik terug moet. En ze vertelt hoe ze zich hoog uit de boom naar beneden heeft laten glijden en hier terechtgekomen is. Misschien moet je weer hoog beginnen, zegt de koe. Hij buigt zijn kop naar de grond. Klim op mijn kop, dan til ik je op. Babs klimt op de kop van de koe. Die doet zijn kop langzaam omhoog en jawel, Babs zit meteen een stuk hoger. Zoekend kijkt ze rond. Heel in de verte ziet ze een boom. Zou dat haar boom zijn. Moet ze zover vliegen? Bedankt, koe, zegt ze en ze laat zich van de kop van de koe over zijn hals en rug naar beneden glijden. Oei, nu vergeet ze helemaal haar vleugels uit te slaan en - boem - daar ligt ze weer in het gras. Knor-knor, wie ben jij? vraagt een vrolijk stemmetje. Naast Babs staat een groot roze varken. Ik ben Babs, zegt Babs en ze vertelt het hele verhaal. Hoe ze hier gekomen is en dat ze niet weet hoe ze terug moet. Tja, het helpt misschien als iemand je een zetje geeft, zeg het varken. Klim maar op mijn neus. Babs klimt op de neus van het varken. Die zwaait zijn kop met een ruk omhoog en Babs wordt de lucht in gezwiept. Ze schrikt daar zo van, dat ze helemaal vergeet om haar vleugels te spreiden en even later ligt ze - boem - weer in de wei. Tok-tok-tok. Wie ben jij? Naast haar staat een kip. Babs vertelt wie ze is en hoe ze hier komt. Nou, ik weet weinig van vliegen, zegt de kip. Ik ben wel een vogel, maar vliegen kan ik niet. Maar klim op mijn rug, dan breng ik je een eindje weg.
Babs klimt op de rug van de kip en die begint snel te lopen. Babs houdt zich goed vast aan de veren van de kip, maar halverwege valt ze er toch af. Daar ligt ze dan, maar niet meer in de wei, gelukkig. Ze is in haar eigen tuin aangekomen, vlak bij haar eigen boom. Mi-auw, wie ben jij? klinkt een gemene stem. En smaak je lekker? Naast Babs staat een kat. Hij lacht gemeen. Babs rilt ervan. Want dit is geen vriendelijk dier zoals de koe, het varken en de kip. Help! roept ze. Babs? Boven haar hoofd, op een tak, zit mama vogel. Babs? klinkt het nog eens. Je moet vliegen Babs, je kunt het. Rennen en vliegen! De kat sluipt naar Babs toe. Babs zet het op een lopen, maar de kat is snel. Hij rent achter Babs aan. Maar wat gebeurt er? Er vliegen drie kwetterende vogels om de kop van de kat en drie kleine snaveltjes beginnen hem venijnig te pikken. Het zijn Brad, Bas en Brit die hun zusje komen helpen. Vliegen Babs, roept mama vogel weer en ze komt zelf uit de boom naar beneden en vliegt voor Babs uit. Babs rent en rent en ze slaat haar vleugels uit. Ze rent naar mama toe, klapt met haar vleugels en jawel, dan vliegt ze, hoger en hoger, hoog boven de snuit van de gemene kat naar de onderste tak van de boom. Daar gaat ze zitten om uit te blazen en bij te komen van de schrik. In de tuin van boer Willems staat een grote boom. In die boom zitten naast elkaar vier flinke vogeltjes op een tak: Brad, Bas, Brit en Babs. Onder de boom zit een gemene kat. Ze kijkt likkebaardend omhoog. Sliep uit! roept vogeltje Babs. Je bent een gemene kat maar je krijgt ons lekker niet te pakken. Want wij kunnen vliegen! versje Pas op! Marian van Gog pas nou toch op. De kat komt eraan en straks eet hij je op! Vogeltje, vogeltje. Kijk bij de heg. Daar sluipt de gemenerd, dus hup en vlieg weg. vlieg naar een tak. Daar zit je heel veilig en op je gemak. En daar op je tak mag je fluiten. Heel luid. Dan zeg je: Dag kat! en dan lach je hem uit.
Extra bij Vogeltje, vogeltje Bij het liedje Zing het liedje samen. Praat er dan samen over. Wat is er gebeurd met het vogeltje? Waar denken de kinderen dat het vogeltje zat voordat het viel? (in een boom of struik, in elk geval hoog) Hoe zal het vogeltje zich voelen in couplet 1? En in couplet 2? En in couplet 3? Hoe voelen kinderen zich als ze gevallen zijn? Helpt het als mama je troost? Praten over vogels Vogels maken een nest. Dat doen ze vaak in een boom op een tak. Waarom daar? (hoog en veilig) Hoe maken ze hun nestje (van takjes, mos, veertjes) en wat doen ze als het nest klaar is? (eitjes leggen) Is het nest een soort huisje voor vogels? (nee, ze leggen er alleen hun eieren in) Vogelnest bekijken en maken Probeer een oud vogelnest te bemachtigen en bekijk dit samen. Pluis het helemaal uit. Waar is het van gemaakt? Hoe zitten de takjes in elkaar? Bedenk dan samen dat een vogel dit nest met zijn snavel heeft gemaakt. Is dat niet knap? Verzamel met de kinderen materiaal dat ze in het nest zijn tegengekomen. Laat de kinderen nu zelf van het materiaal een vogelnest maken, bijvoorbeeld in een doos. Tekenen en schilderen Kinderen kunnen ook een vogelnest schilderen (of tekenen). Laat ze takjes, veertjes, mos en ander materiaal op de tekening plakken, zodat het nest gaat leven. Tenslotte Vogels maken hun nest graag in een nestkastje. Bekijk plaatjes van nestkastjes en laat een echt nestkastje zien. Het is leuk om daarna met de kinderen nestkastjes te gaan timmeren.
Kleurplaat - illustratie: Hans Meijer