INSTRUCTIEBOEKJE Jaguar Land Rover Limited All rights reserved. Onderdeelnummer van de publicatie LRL

Vergelijkbare documenten
Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Veiligheidsgordels ALGEMENE INFORMATIE

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

INSTRUCTIEBOEKJE. Jaguar Land Rover Limited All rights reserved. Onderdeelnummer van de publicatie LRL

RANGE ROVER EVOQUE INSTRUCTIEBOEKJE. Onderdeelnummer van de publicatie LRL

DISCOVERY SPORT INSTRUCTIEBOEKJE Onderdeelnummer van de publicatie LRL

DISCOVERY INSTRUCTIEBOEKJE. Jaguar Land Rover Limited Onderdeelnummer van de publicatie LRL

Inleiding Inleid ing OVER DIT BOEKJE Neem de tijd om de bedieningsinstructies voor uw voertuig te lezen zodra u daartoe in de gelegenheid bent. BELANG

F-PACE INSTRUCTIEBOEKJE. Jaguar Land Rover Limited Onderdeelnummer van de publicatie JJM

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

DISCOVERY SPORT INSTRUCTIEBOEKJE. Jaguar Land Rover Limited Onderdeelnummer van de publicatie LRL

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

INSTRUCTIEBOEKJE. Jaguar Land Rover Limited All rights reserved. Onderdeelnummer van de publicatie JJM

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

F I A T NL S N E L G I D S

Verwarming en ventilatie

Veiligheid van kinderen

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS

INSTRUCTIEBOEKJE SUPPLEMENT

Veiligheid van kinderen

Verkorte gebruiksaanwijzing

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Verkorte gebruiksaanwijzing

Wielen vervangen GEREEDSCHAPSSET HET RESERVEWIEL VERWIJDEREN AFSLUITBARE WIELMOEREN

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

Renault TRAFIC. Instructieboekje

Vehicle Security System VSS3 - Vehicle original remote

Inhoud van de handleiding

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

Climate control VENTILATIEOPENINGEN

HANDLEIDING! " # $ %! & ' ' ' % $ %! & ( % ) * +, -. +/ ". +/

Dit instructieboekje gebruiken

Powerpack. gebruikshandleiding

Gebruikershandleiding kort

LCD scherm va LCD scherm

Verwarming en ventilatie

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

Verkorte gebruiksaanwijzing

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Gebruiksaanwijzing Autostoel Vigo

Zekeringen LOCATIES VAN DE ZEKERINGKASTEN. Zekeringkast in de motorruimte

AluTech 500 Series Gebruikershandleiding.

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

LCD scherm ve LCD scherm

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Dit beveiligingssysteem voor uw auto is getest en goedgekeurd door

AYGO. Instructieboekje

Achterkant ipod Classic Installatie handleiding

Trekken AANBEVOLEN TREKGEWICHTEN ELEKTRISCHE AANSLUITING VAN DE AANHANGER

Gebruikershandleiding kort

Mitsubishi - Cobra Alarm CO4627. Gebruikers Handleiding

Renault CLIO. Instructieboekje

StyleView Envelope Drawer

HANDLEIDING. Radiofrequentiebediening Synchro 3-4 VFF/CDL-C-2G4

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

GEBRUIKSAANWIJZING. SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm. SCM goedkeuringsnr. AA030037

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Accu ipod Classic Installatie handleiding

Handleiding Morgan Plus 8

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

Pagina. Paragraaf. 1.1 Openen. 1.2 Starten. 1.3 Uitschakelen. 1.4 Afsluiten. 2.1 Tanken. 3.1 Openen kap. 3.2 Sluiten kap. 1.

Click wheel ipod Classic Installatie handleiding

TRAFIC INSTRUCTIEBOEKJE

gebruikershandleiding Elektronisch slot met noodsleutel think safe

OPEL Vivaro Gebruikershandleiding

MODEL S GEBRUIKERSHANDLEIDING

Montagehandleiding Screens screenstotaalshop.nl 1. Instructie plaatsen screen. 1.1 Aftekenen montage gaten

AR280P Clockradio handleiding

LAGUNA INSTRUCTIEBOEKJE

installatiehandleiding Alarmlicht

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP3011. Vragen? Vraag het Philips

Het NESS L300 Plus-systeem instellen

MEGANE COUPE CABRIOLET INSTRUCTIEBOEKJE

Handleiding Code Combi B 30

Lcd scherm ipod Classic Installatie handleiding

AirPort-kaart. Opmerking: U kunt instructies op het internet vinden op

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , ,

GT909NL. Gebruikershandleiding

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

lief! autostoeltjes gebruiksaanwijzing Cato (meisjesversie) Casper (jongensversie) geschikt voor kinderen van 9-36 KG

DT-120/DT-180V/DT-180. NL Version 1

ES-K1A. Draadloze keypad.

Uitschakelen in noodgevallen Doe de touch-key kort in de opening op het bedieningspaneel. Het alarm zal uitgaan.

Montagevoorschriften

Handleiding van het elektronisch slot DFS SB

MODEL S GEBRUIKERSHANDLEIDING

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP6011. Vragen? Vraag het Philips

SCdefault. 900 Montagerichtlijn. Accessories Part No. Group Date Instruction Part No. Replaces :88-15 May Jun 02

Packard Bell Easy Repair

SmartHome Huiscentrale

Transcriptie:

INSTRUCTIEBOEKJE Onderdeelnummer van de publicatie LRL 12 02 60 121

Inleiding Inleid ing BELANGRIJKE INFORMATIE De informatie in dit instructieboekje behandelt alle modelvarianten en eventuele extra uitrusting. Mogelijk is niet alle extra uitrusting op uw voertuig voorzien. Als gevolg van drukcycli kan dit instructieboekje beschrijvingen bevatten van extra uitrusting voordat deze op de markt komt. De opties, hardware en software in uw voertuig zijn ontworpen voor de markt waarvoor het voertuig voor de originele verkoop is bedoeld. Als uw voertuig wordt geregistreerd of gebruikt in een ander geografisch gebied, kan het noodzakelijk zijn de voertuigspecificaties te veranderen overeenkomstig de plaatselijke omstandigheden. Land Rover is niet aansprakelijk voor de kosten van dergelijke wijzigingen. Dit kan gevolgen hebben voor de garantievoorwaarden. De informatie in deze publicatie was correct op het moment van ter perse gaan. Bij latere wijzigingen in het voertuigontwerp kan er een supplement aan het documentatiepakket worden toegevoegd. De updates kunnen ook worden bekeken op de website van Land Rover: www.ownerinfo.landrover.com. In het kader van de voortgaande productontwikkeling behoudt Land Rover zich het recht voor te allen tijde wijzigingen aan te brengen aan de specificatie, het ontwerp of de uitrusting zonder voorafgaande kennisgeving en zonder dat dit enige verplichting met zich meebrengt. Niets uit deze publicatie mag zonder toestemming worden gereproduceerd of vertaald. Fouten en weglatingen onder voorbehoud. Symbolen in dit instructieboekje Waarschuwingen met betrekking tot de veiligheid duiden op een procedure die nauwkeurig moet worden opgevolgd of informatie die u uiterst zorgvuldig in overweging moet nemen om de kans op letsel te vermijden. Aanmaningen tot voorzichtigheid duiden op een procedure die nauwkeurig moet worden opgevolgd of informatie die u uiterst zorgvuldig in overweging moet nemen om de kans op schade aan uw voertuig te vermijden. Dit symbool geeft de onderdelen aan die u op een veilige manier als afval moet laten verwerken om onnodige milieuvervuiling te voorkomen. Dit symbool duidt de functies aan die een Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur kan aanpassen of in- of uitschakelen. Land Rover 2011. Alle rechten voorbehouden. Uitgegeven door Land Rover Technical Communications. 2

Inhoud Inleiding...2 Instappen...4 Uitstappen...13 Stoelen voorin...18 Stoelen achterin...25 Stuurwiel...27 Beveiliging van de inzittenden...28 Buitenverlichting...45 Binnenverlichting...49 Ruitenwissers en -sproeiers...51 Ruiten...54 Spiegels...56 Dode-hoekmonitor...59 Garagedeuropener...61 Instrumentenpaneel...65 Message centre...67 Waarschuwingslampjes...69 Verwarming en ventilatie...73 Opbergruimten...78 Beladen...80 Trekken...82 De motor starten...87 Versnellingsbak...92 Remmen...95 Cruise control...99 Stability control...102 Terrain Response...104 Afdalingsregeling...107 Vooruit- en achteruitrijbeveiliging...110 Parkeerhulp...113 Touch screen...116 Camerasystemen... 121 Audio-/video-overzicht... 123 Radio... 130 DAB-radio... 132 Draagbare media... 135 Televisie... 142 Videomediaspeler... 144 Dubbele weergave... 146 Multimediasysteem achterin... 149 Spraakbediening... 153 Telefoon... 156 Navigatiesysteem... 162 Brandstof en brandstof tanken... 176 Onderhoud... 182 Vloeistofpeilcontroles... 195 Voertuigaccu... 203 Zekeringen... 207 Technische specificaties... 215 Bewakingssysteem van de bandenspanningen... 221 Bandreparatieset... 224 Wielen vervangen... 229 Banden... 234 Berging... 239 Na een botsing... 242 Stickers op en in het voertuig... 243 Typegoedkeuringen... 244 Index... 257 Overzicht van de bedieningselementen... 266 3

Instappen Instappen HET VOERTUIG ONTGRENDELEN Laat de Smart-sleutel nooit in het voertuig achter als er kinderen of dieren in het voertuig achterblijven om te voorkomen dat de sleutel per ongeluk wordt bediend. Opmerking: afhankelijk van atmosferische omstandigheden en storing van andere zendapparatuur kan het werkbereik van de Smartsleutel aanzienlijk variëren. Opmerking: als u een van de portieren of de achterklep in korte tijd tien keer ontgrendelt, zal het systeem het betreffende slot ongeveer één minuut lang uitschakelen. 4

Instappen Bij het voertuig hebt u twee Smart-sleutels gekregen. De Smart-sleutel werkt als een afstandsbediening voor het vergrendel- en beveiligingssysteem en wordt gebruikt voor het vergrendelen en ontgrendelen van en het rijden met het voertuig, zonder dat er een conventionele sleutel hoeft te worden gebruikt. Raadpleeg 7, INSTAPPEN ZONDER SLEUTEL, 15, VERGRENDELEN ZONDER SLEUTEL en 87, DE MOTOR STARTEN. In elke Smart-sleutel bevindt zich een sleutelblad voor noodgevallen achter een verschuifbaar gedeelte. 1. Vergrendelen: Druk op deze toets om het voertuig te vergrendelen. Het voertuig heeft een functie voor enkelvoudig vergrendelen en dubbelvergrendelen. Raadpleeg 14, ENKELVOUDIG VERGRENDELEN. Raadpleeg 14, DUBBELVERGRENDELEN. Raadpleeg ook 15, COMFORT- VERGRENDELING. 2. Ontgrendelen: Druk kort op deze toets als u het voertuig wilt ontgrendelen en het alarm wilt uitschakelen. Raadpleeg 6, AAN ÉÉN KANT INSTAPPEN OF ONTGRENDELEN VAN MEERDERE PORTIEREN. De alarmknipperlichten knipperen twee keer om aan te geven dat het voertuig is ontgrendeld en het beveiligingssysteem is uitgeschakeld. De binnenverlichting en de uitstaplichten gaan branden om het instappen te vergemakkelijken. Raadpleeg ook 6, COMFORTONT- GRENDELING. De elektrisch inklapbare buitenspiegels worden uitgeklapt (indien u ze hebt ingeschakeld). 3. De achterklep openen: Druk kort op de toets om de achterklep te openen. Als het voertuig vergrendeld en beveiligd is, blijft het beveiligingssysteem ingeschakeld terwijl de achterklep open staat, maar de inbraak- en hellingshoekdetectiesystemen worden uitgeschakeld. Als u de achterklep vervolgens sluit terwijl het voertuig reeds vergrendeld en beveiligd is, zullen de alarmknipperlichten na enkele seconden gaan knipperen om te bevestigen dat het voertuig het volledige beveiligingssysteem weer heeft ingeschakeld. Als u het voertuig hebt dubbelvergrendeld, hoort u tevens een geluidssignaal. Raadpleeg 9, DE ACHTERKLEP BEDIENEN. Zorg dat de Smart-sleutel niet in het voertuig achterblijft wanneer u het afsluit. Als het voertuig zich in een gebied met lokale radiofrequentiestoringen bevindt of als de Smart-sleutel wordt afgeschermd door metalen voorwerpen, kan het voertuig worden afgesloten en vergrendeld zonder enige mogelijkheid om weer toegang te verkrijgen. 4. Paniekalarm: Houd de toets drie seconden lang ingedrukt (of druk binnen drie seconden drie keer op de toets) om de claxon en de alarmknipperlichten in te schakelen. Als het alarm langer dan vijf seconden is afgegaan, kunt u het annuleren door de toets drie seconden lang ingedrukt te houden of binnen drie seconden drie keer op de toets te drukken. Het systeem zal het paniekalarm tevens annuleren als er een geldige Smart-sleutel in het voertuig aanwezig is of wanneer u op de start-/stopknop drukt. 5

Instappen 5. Naderingsverlichting: Wanneer u terwijl het donker is dichter bij het voertuig komt, kunt u hierop drukken om de naderingsverlichting in te schakelen. Druk nogmaals op de toets om de naderingsverlichting weer uit te schakelen. In de fabriek is de periode dat de naderingsverlichting brandt op 30 seconden ingesteld. Deze periode kan worden ingesteld tussen 0 en 240 seconden. Raadpleeg 66, INFORMATIE- EN INSTELLINGSMENU. Opmerking: in sommige markten kunt u door een tweede keer op de toets te drukken zowel de koplampen als de achteruitrijlichten inschakelen. Als u een derde keer op de toets drukt, gaan de lichten uit. 6. Toegang tot het sleutelblad voor noodgevallen: Schuif de zijkant eraf. 7. Verwijder het sleutelblad voor noodgevallen en vouw het uit. 8. Als de Smart-sleutel het voertuig niet kan ontgrendelen, steekt u het sleutelblad in de sleuf onder in het kapje van het portierslot en trekt u het voorzichtig omhoog. Verdraai het sleutelblad voorzichtig om de klemmetjes van het kapje los te maken. Steek het sleutelblad daarna in het slot dat nu zichtbaar is en draai om de portieren te vergrendelen of ontgrendelen. Het alarm gaat af. Opmerking: wanneer u het portier linksvoor met het sleutelblad ontgrendelt, gaat het alarm af totdat u de Smart-sleutel op de juiste plaats houdt. Opmerking: een nieuwe Smart-sleutel is alleen verkrijgbaar bij uw Land Rover dealerbedrijf. Het Land Rover dealerbedrijf heeft hiervoor uw identiteitsbewijs en het eigendomsbewijs van het voertuig nodig. Breng uw Land Rover dealerbedrijf onmiddellijk op de hoogte als u uw Smart-sleutel kwijt bent of als deze is gestolen. 9. Instappen/uitstappen zonder sleutel: Portierkrukken met vergrendelsensors. AUTOMATISCH OPNIEUW VERGRENDELEN Als u geen van de portieren, de achterklep of de motorkap opent binnen 40 seconden nadat u het voertuig met de Smart-sleutel hebt ontgrendeld, worden alle portieren automatisch opnieuw vergrendeld in de eerder vergrendelde status en wordt het beveiligingssysteem opnieuw ingeschakeld. AAN ÉÉN KANT INSTAPPEN OF ONTGRENDELEN VAN MEERDERE PORTIEREN Wanneer u op de ontgrendeltoets drukt, zal uw voertuig op een van de volgende twee manieren ontgrendeld worden: 1. Aan één kant instappen: hiermee ontgrendelt u alleen het bestuurdersportier en de brandstofvulklep. U moet nogmaals drukken om de overige portieren te ontgrendelen. 2. Ontgrendelen van meerdere portieren: hiermee ontgrendelt u alle portieren, de brandstofvulklep en de achterklep. Om te wisselen tussen de ontgrendelfuncties voor aan één kant instappen of meerdere portieren of vice versa, houdt u de vergrendel- en ontgrendeltoetsen allebei tegelijkertijd drie seconden lang ingedrukt. De alarmknipperlichten zullen twee keer knipperen om te bevestigen dat de functie is gewijzigd. U kunt deze functie tevens instellen in het instellingsmenu. Raadpleeg 66, INFORMATIE- EN INSTELLINGSMENU. Opmerking: als u na het ontgrendelen van het voertuig een geluidssignaal hoort, duidt dit op een vergrendelfout. Er kan zich een storing hebben voorgedaan in een of beide alarmsensors. Neem zo snel mogelijk contact op met uw Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur. COMFORTONTGRENDELING Houd de ontgrendeltoets van de Smart-sleutel drie seconden lang ingedrukt om het voertuig te ontgrendelen en alle ruiten te openen. Druk op een willekeurige toets van de Smart-sleutel om de bewerking te annuleren. 6

Instappen INSTAPPEN ZONDER SLEUTEL Met instappen zonder sleutel kunt u toegang tot het voertuig krijgen als een Smart-sleutel zich binnen 1,0 m (3 ft) bevindt van de portierkruk of de knop op de buitenkant van de achterklep. De Smart-sleutel wordt misschien niet gedetecteerd als hij in een metalen houder is geplaatst of wordt afgeschermd door een apparaat met een LCD-scherm met achtergrondverlichting (zoals een laptop, smartphone, spelconsole enz.). Houd de Smart-sleutel uit de buurt van dergelijke apparaten wanneer u zonder sleutel wilt instappen of starten. Opmerking: u hoeft de Smart-sleutel slechts bij u te dragen of in een niet-metalen tas of koffertje bij u te hebben. U hoeft hem niet tevoorschijn te halen of in uw hand te houden. Wanneer instappen zonder sleutel is ingeschakeld, wordt het beveiligingssysteem uitgeschakeld en worden de portieren ontgrendeld op basis van de huidige ontgrendel-/instapinstelling (aan één kant instappen of ontgrendelen van meerdere portieren). De alarmknipperlichten knipperen twee keer om het ontgrendelen te bevestigen. De elektrisch inklapbare buitenspiegels worden uitgeklapt (indien u ze hebt ingeschakeld). Opmerking: als het beveiligingssysteem op dat moment op de functie voor aan één kant instappen is ingesteld en u in plaats van het bestuurdersportier eerst een ander portier opent, zullen alle portieren ontgrendeld worden. CONTROLEREN OP AANWEZIGHEID VAN DE SMART-SLEUTEL Als het contact is ingeschakeld of de motor loopt en de Smart-sleutel zich niet in het voertuig bevindt wanneer het laatste portier wordt gesloten, wordt de mededeling SMART-SLEUTEL NIET GEVONDEN ZIE HANDBOEK weergegeven op het message centre. Zorg dat de Smart-sleutel zich in het voertuig bevindt voordat het voertuig wordt verplaatst. Als u het contact uitschakelt wanneer de Smart-sleutel zich niet in het voertuig bevindt, kunt u het niet meer inschakelen. Als alleen het contact is ingeschakeld en de Smartsleutel uit het voertuig wordt verwijderd en het bestuurdersportier als laatste wordt gesloten, wordt het contact uitgeschakeld. Opmerking: de motor kan niet worden gestart zonder dat de Smart-sleutel zich in het voertuig bevindt. 7

Instappen HET BEVEILIGINGSSYSTEEM UITSCHAKELEN ALS DE SMART-SLEUTEL EN DE FUNCTIE VOOR INSTAPPEN ZONDER SLEUTEL NIET WERKEN U kunt het voertuig nog steeds ontgrendelen en het beveiligingssysteem uitschakelen. Het voertuig ontgrendelen: 1. Ontgrendel het portier linksvoor met het sleutelblad. Het alarm gaat af. 2. Houd de Smart-sleutel tegen de onderkant van de stuurkolomkap, met de toetsen omlaag gericht. 3. Druk nu op de start-/stopknop. HET ALARM UITSCHAKELEN NADAT HET IS AFGEGAAN Als het alarm is afgegaan, kunt u het op een van de volgende manieren uitschakelen: Druk op de ontgrendeltoets van de Smartsleutel. Open een portier met de functie voor instappen zonder sleutel. Houd een geldige Smart-sleutel tegen de onderkant van de stuurkolomkap en druk op de start-/stopknop. Raadpleeg de voorgaande afbeelding. ZENDERS VAN HET SMART- SLEUTELSYSTEEM Personen met een geïmplanteerd medisch apparaat moeten zorgen dat ze dit apparaat op een afstand van minstens 22 cm (8,7 inch) van een in het voertuig gemonteerde zender houden. Hiermee wordt vermeden dat het systeem en het apparaat elkaar kunnen storen. Raadpleeg 220, ZENDERS VAN HET SMART-SLEUTELSYSTEEM. STUURKOLOMSLOT Gedurende het bergen van het voertuig moet de Smart-sleutel in het voertuig blijven, zodat de stuurkolom ontgrendeld blijft. Raadpleeg 239, BERGING. Uw voertuig is uitgerust met een elektronisch stuurkolomslot, dat vergrendelt en ontgrendelt in combinatie met het vergrendelsysteem van het voertuig. Het vergrendelt ook automatisch na een tijdsvertraging als u het contact uitschakelt en de Smart-sleutel uit het voertuig verwijdert. Bij een defect in het stuurkolomslot wordt de mededeling STUURKOLOM VERGRENDELD op het message centre weergegeven. Als dit gebeurt: 1. Vergrendel het voertuig met de Smart-sleutel en ontgrendel het daarna weer met de sleutel. 2. Probeer de stuurkolom nogmaals te ontgrendelen door het stuurwiel voorzichtig naar links en rechts te draaien. 3. Als dit probleem zich blijft voordoen, roept u onmiddellijk deskundige hulp in. 8

Instappen DE VALETFUNCTIE UITSCHAKELEN Als de valetfunctie is ingeschakeld wanneer u in het voertuig stapt, raakt u de schermtoets Valet aan om het scherm van de valetfunctie op te roepen. Voer uw PIN van vier cijfers in en raak de schermtoets OK aan. De mededeling Valetfunctie gedeactiveerd wordt weergegeven. De beveiliging van de achterklep zal nu op de eerder ingestelde functie worden teruggezet. Alle touch-screenfuncties worden ingeschakeld. Raadpleeg 16, DE VALETFUNCTIE INSCHAKELEN. Opmerking: als u de PIN kwijt bent of bent vergeten, kan de valetfunctie alleen worden uitgeschakeld door uw Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur. DE ACHTERKLEP BEDIENEN Zorg voor een minimale ruimte van 1,0 m (39 inch) boven de achterkant van het voertuig voordat u de achterklep bedient. Bij onvoldoende ruimte kan het voertuig beschadigd raken. Bedien de achterklep niet wanneer een fietsenrek is gemonteerd op de achterklep. Verwijder de fietsen en/of het fietsenrek voordat u de achterklep bedient. Er zijn twee soorten achterkleppen: elektrisch en handbediend. U kunt beide soorten achterkleppen ontgrendelen met: de betreffende toets van de Smart-sleutel; de ontgrendeltoets in de passagiersruimte; de ontgrendelknop op de achterklep. Opmerking: de achterklep gaat niet open wanneer het voertuig sneller rijdt dan 5 km/h (3,1 mijl/h). Opmerking: als u de ontgrendelknop op de achterklep wilt gebruiken, moeten alle portieren ontgrendeld zijn en moet de transmissie in de stand P (parkeerstand) staan. Opmerking: als u de Smart-sleutel per ongeluk in de kofferruimte laat liggen en het voertuig wordt vergrendeld en het beveiligingssysteem wordt ingeschakeld, hoort u een geluidssignaal en wordt de achterklep na drie seconden weer geopend. 9

Instappen DE ELEKTRISCHE ACHTERKLEP BEDIENEN 1. Druk op deze knop om de elektrische achterklep te openen. 2. Druk kort op deze knop om de elektrische achterklep te sluiten. Nadat de achterklep is geopend tot de ingestelde hoogte, kunt u hem met de hand omhoog of omlaag zetten. Als de achterklep niet correct wordt geopend of gesloten, sluit u hem met de hand en drukt u opnieuw op de ontgrendelknop op de achterklep. Wanneer de achterklep bijna gesloten is, valt hij langzaam dicht in de volledig gesloten stand. Als het voertuig eerder vergrendeld was, worden alle portieren automatisch opnieuw vergrendeld in de eerdere vergrendelde status en wordt het beveiligingssysteem opnieuw ingeschakeld. De alarmknipperlichten knipperen om de vergrendelstatus te bevestigen. Mogelijk hoort u ook een geluidssignaal. Opmerking: als u op een bedieningselement voor de achterklep drukt terwijl de achterklep bezig is met openen of sluiten, stopt de beweging van de achterklep. Als u echter op een bedieningselement voor de achterklep drukt terwijl de achterklep langzaam dicht valt, wordt het verzoek tot openen genegeerd. Zorg voordat u de achterklep bedient dat niemand lichaamsdelen op een plaats houdt waarin ze door de achterklep bekneld kunnen raken. Merk op dat de functie voor het langzaam dichtvallen van de achterklep niet is voorzien van een obstructiedetectie. Zelfs met een obstructiedetectie bestaat er een risico op ernstig letsel of zelfs de dood. Obstructiedetectie tijdens het openen: als een voorwerp wordt gedetecteerd dat het openen van de achterklep kan hinderen, stopt de achterklep met bewegen. Verwijder eventuele obstructies en druk nogmaals op de ontgrendelknop op de achterklep om deze te openen. Obstructiedetectie tijdens het sluiten: als een voorwerp wordt gedetecteerd dat het sluiten van de achterklep kan hinderen, stopt de achterklep met bewegen en gaat hij een klein stukje verder open. U hoort een geluidssignaal ter bevestiging dat het vergrendelen is mislukt. Verwijder eventuele obstructies en druk nogmaals op de vergrendelknop op de achterklep om deze te sluiten. Terwijl de achterklep open staat, zijn het vergrendelpaneel en het slot toegankelijk. Vergrendel het slot niet met de hand, omdat de achterklep daarna langzaam dicht kan vallen en voorwerpen of lichaamsdelen bekneld kunnen raken. 10

Instappen OPENINGSHOOGTE VAN DE ELEKTRISCHE ACHTERKLEP U kunt de maximale openingshoogte naar wens instellen. Dit is handig in parkeerruimtes met lage plafonds of gewoon voor het gemak. 1. Open de achterklep tot de hoogte die u wilt instellen als de openingshoogte. Druk op een bedieningselement voor de achterklep om de beweging te stoppen op de gewenste openingshoogte. U kunt de definitieve openingshoogte desgewenst met de hand aanpassen. 2. Zorg dat de achterklep gedurende ten minste drie seconden niet beweegt. 3. Houd de vergrendelknop op de achterklep gedurende tien seconden ingedrukt om de maximale openingshoogte van de achterklep in te stellen. 4. Sluit de achterklep en open hem weer om te controleren of deze tot de geprogrammeerde hoogte open gaat. Opmerking: als na het uitvoeren van stap 3 van de procedure de achterklep automatisch sluit, is de gewenste openingshoogte niet ingesteld. Herhaal de procedure en voer alle stappen nauwkeurig uit. U kunt de maximale openingshoogte weer terugstellen door de bovenstaande handelingen te herhalen, maar de achterklep met de hand helemaal te openen zodra hij de geprogrammeerde openingshoogte bereikt en daarna de vergrendelknop ingedrukt te houden. VERLIES VAN DE GEPROGRAMMEERDE OPENINGSHOOGTE De elektrische achterklep kan de geprogrammeerde openingshoogte uit het geheugen verliezen als meerdere voorwerpen worden gedetecteerd of als de accu bijna leeg is. De elektrische bediening kan worden geblokkeerd. De achterklep terugstellen: 1. Sluit de achterklep met de hand. 2. Druk op een bedieningselement voor ontgrendelen. 3. Laat de achterklep elektrisch volledig openen of openen tot de eerder ingestelde openingshoogte. 4. Druk kort op de vergrendelknop. 5. Laat de achterklep elektrisch volledig sluiten. Het geheugen voor de geprogrammeerde openingshoogte van de elektrische achterklep is nu teruggesteld. 11

Instappen DE BATTERIJ VAN DE SMART-SLEUTEL VERVANGEN Als de batterij vervangen moet worden, zal het effectieve bereik aanzienlijk kleiner zijn en zal het systeem de mededeling BATTERIJ SMART-SLEUTEL BIJNA LEEG op het message centre weergeven. Om de batterij te vervangen dient u als volgt te werk te gaan: 1. Schuif de zijkant eraf. 2. Verwijder het sleutelblad voor noodgevallen en steek het in de opening. 3. Wrik de behuizing van de Smart-sleutel open met het sleutelblad. 4. Verwijder de oude batterij en plaats een nieuwe batterij, type CR2032, in de batterijhouder met het plusteken (+) naar boven. De batterij is verkrijgbaar bij uw Land Rover dealerbedrijf. Opmerking: raak de nieuwe batterij zo weinig mogelijk aan, omdat vocht/vet op uw vingers de gebruiksduur van de batterij kan verkorten en contacten doen corroderen. Zet de onderdelen in de omgekeerde volgorde weer in elkaar en zorg dat ze goed op hun plaats vastklikken. De batterij weggooien: u dient lege batterijen op de juiste manier als afval te laten verwerken, aangezien ze schadelijke stoffen bevatten. Vraag uw Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur of de plaatselijke autoriteiten om advies over afvalverwerking. 12

Uitstappen Uitsta ppen HET VOERTUIG VERGRENDELEN EN HET BEVEILIGINGSSYSTEEM INSCHAKELEN U mag geen wijzigingen of toevoegingen uitvoeren aan het antidiefstalsysteem. Als gevolg van dergelijke wijzigingen kan het systeem defect raken. Er zijn twee beveiligingsniveaus: Enkelvoudig vergrendelen. Sluit alle portieren en de achterklep en druk één keer op de vergrendeltoets van de Smart-sleutel om het voertuig enkelvoudig te vergrendelen en het omtrekalarm in te schakelen. Het controlelampje van het beveiligingssysteem op het instrumentenpaneel knippert en de alarmknipperlichten knipperen één keer om het vergrendelen te bevestigen. De elektrisch inklapbare buitenspiegels worden ingeklapt (indien u ze hebt ingeschakeld). Dubbelvergrendelen. Als u binnen drie seconden nogmaals op de toets drukt, wordt het voertuig dubbelvergrendeld en het groot alarm ingeschakeld. De alarmknipperlichten zullen nogmaals knipperen om de verhoogde dubbelvergrendelstatus van het beveiligingssysteem aan te geven. Mogelijk hoort u ook een geluidssignaal. U kunt dit geluidssignaal in-/uitschakelen onder Vergrendelsignaal in het menu Voertuiginstellingen. Raadpleeg 66, INFORMATIE- EN INSTELLINGSMENU. U kunt het voertuig niet vergrendelen als een portier, de achterklep of de motorkap open staat of het contact is ingeschakeld. De alarmknipperlichten knipperen niet en u hoort een geluidssignaal om aan te geven dat het vergrendelen is mislukt als het vergrendelverzoek afkomstig was van de Smart-sleutel. Zorg dat de Smart-sleutel niet in het voertuig achterblijft wanneer u het afsluit. Als het voertuig zich in een gebied met lokale radiofrequentiestoringen bevindt of als de Smart-sleutel wordt afgeschermd door metalen voorwerpen, kan het voertuig worden afgesloten en vergrendeld zonder enige mogelijkheid om weer toegang te verkrijgen. Verwijder eventuele extra Smart-sleutels uit het voertuig voordat u het vergrendelt. Opmerking: u kunt de brandstofvulklep alleen openen wanneer het beveiligingssysteem is uitgeschakeld. 13

Uitstappen BEVESTIGING VAN DE VERGRENDELING Als u niet zeker weet of het voertuig is vergrendeld en beveiligd (via enkelvoudig vergrendelen of dubbelvergrendelen), drukt u op de vergrendeltoets van de Smart-sleutel of raakt u een vergrendelsensor in een portierkruk aan (als de functie voor instappen zonder sleutel is voorzien). De alarmknipperlichten zullen één keer knipperen om de huidige vergrendelstatus aan te geven en te bevestigen. Opmerking: als het voertuig nog niet vergrendeld en beveiligd is, wordt het voertuig na een druk op de vergrendeltoets enkelvoudig vergrendeld. Druk zo nodig nogmaals op de toets om het voertuig dubbel te vergrendelen. ENKELVOUDIG VERGRENDELEN Met enkelvoudig vergrendelen sluit u het voertuig af en kunnen de portieren niet van buitenaf geopend worden. De portieren kunnen nog wel worden ontgrendeld en geopend met de portiersloten en de portierhendels aan de binnenkant. In deze stand wordt alleen het omtrekalarm (buitenkant) ingeschakeld. Wanneer het voertuig enkelvoudig vergrendeld is en het beveiligingssysteem is ingeschakeld, gaat het alarm af wanneer: de motorkap, de achterklep of een van de portieren wordt geopend. In sommige markten, waar een noodstroomsirene in het voertuig is gemonteerd, gaat het alarm ook af wanneer: de voertuigaccu wordt losgekoppeld; iemand de alarmsirene probeert los te koppelen. Opmerking: u dient enkelvoudig vergrendelen te gebruiken wanneer u bijvoorbeeld met een veerboot reist, wanneer u huisdieren in het voertuig moet achterlaten, wanneer u een portierruit open laat staan enz. DUBBELVERGRENDELEN Sluit het voertuig nooit met dubbelvergrendelen af wanneer er personen, kinderen of huisdieren in zitten. In een noodgeval kunnen zij dan niet ontsnappen en kan het personeel van hulpdiensten ze niet snel uit het voertuig halen. Met dubbelvergrendelen sluit u het voertuig af en kunnen de portieren noch van binnenuit noch van buitenaf worden geopend. Wanneer u het voertuig dubbelvergrendeld hebt, kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend. Dit geeft een extra beveiliging wanneer u het voertuig onbeheerd achterlaat. Het voertuig kan niet geopend worden door een ruit in te slaan en de portiersloten en portierhendels aan de binnenkant te gebruiken. Bovendien wordt het groot alarm met inbraakdetectie (afhankelijk van de markt) en hellingshoekdetectie ingeschakeld bij dubbelvergrendelen. Wanneer het voertuig dubbelvergrendeld is, gaat het alarm af wanneer: de motorkap, de achterklep of een van de portieren wordt geopend; het systeem binnenin het voertuig beweging detecteert; iemand een portierruit, de voor- of achterruit of het glas van het zonnedak inslaat; het voertuig wordt opgetild of gekanteld. In sommige markten, waar een noodstroomsirene in het voertuig is gemonteerd, gaat het alarm ook af wanneer: de voertuigaccu wordt losgekoppeld; iemand de alarmsirene probeert los te koppelen. Opmerking: in deze stand kan een open ruit ertoe leiden dat het alarm afgaat als gevolg van luchtstromen. Zorg daarom dat alle ruiten volledig zijn gesloten voordat u het voertuig dubbelvergrendelt. 14

Uitstappen NIET GOED DICHT Als een van de portieren, de achterklep of de motorkap niet geheel dicht zitten wanneer u het voertuig vergrendelt met de Smart-sleutel, of als het contact is ingeschakeld, wordt het voertuig NIET vergrendeld en hoort u een geluidssignaal om aan te geven dat het vergrendelen is mislukt. De alarmknipperlichten knipperen NIET en de elektrisch inklapbare buitenspiegels worden NIET ingeklapt (indien u ze hebt ingeschakeld). Controleer dat alle portieren, de motorkap en de achterklep goed dicht zitten. Controleer dat het contact is uitgeschakeld en vergrendel het voertuig opnieuw. Als u het voertuig nog steeds niet kunt vergrendelen, neemt u contact op met uw Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur. COMFORTVERGRENDELING Voordat u het voertuig met comfortvergrendeling afsluit, dient u eerst te controleren of er geen lichaamsdelen van kinderen of huisdieren, of obstructies in een opening zitten. Zorg dat alle portieren dicht zitten. Houd de vergrendeltoets van de Smart-sleutel drie seconden lang ingedrukt. Het voertuig wordt enkelvoudig vergrendeld en het beveiligingssysteem wordt onmiddellijk ingeschakeld. Na drie seconden worden alle open ruiten gesloten. VERGRENDELEN ZONDER SLEUTEL Sluit het voertuig nooit met dubbelvergrendelen af wanneer er personen, kinderen of huisdieren in zitten. In een noodgeval kunnen zij dan niet ontsnappen en kan het personeel van hulpdiensten ze niet snel uit het voertuig halen. De Smart-sleutel wordt misschien niet gedetecteerd als hij in een metalen houder is geplaatst of wordt afgeschermd door een apparaat met een LCD-scherm met achtergrondverlichting (zoals een laptop, smartphone, spelconsole enz.). Het voertuig wordt niet automatisch vergrendeld. Opmerking: vergrendelen zonder sleutel werkt alleen als het systeem detecteert dat de Smart-sleutel zich buiten het voertuig bevindt. Als er geen Smart-sleutel aanwezig is, wordt het voertuig niet vergrendeld. 15

Uitstappen Om het voertuig enkelvoudig te vergrendelen raakt u de vergrendelsensor (1) in een portierkruk één keer aan. De alarmknipperlichten knipperen één keer om het vergrendelen te bevestigen. De elektrisch inklapbare buitenspiegels worden ingeklapt (indien u ze hebt ingeschakeld). Om het voertuig dubbel te vergrendelen raakt u de vergrendelsensor (1) binnen drie seconden twee keer aan. De alarmknipperlichten knipperen twee keer ter bevestiging (met een langere tweede knippering). De elektrisch inklapbare buitenspiegels worden ingeklapt (indien u ze hebt ingeschakeld). Mogelijk hoort u ook een geluidssignaal (indien u dit hebt ingeschakeld). Opmerking: als een van de portieren, de achterklep of de motorkap niet geheel dicht zitten wanneer u het voertuig vergrendelt zonder sleutel, of als het contact is ingeschakeld, wordt het voertuig NIET vergrendeld. U hoort GEEN geluidssignaal om aan te geven dat het vergrendelen is mislukt. De alarmknipperlichten knipperen NIET en de elektrisch inklapbare buitenspiegels worden NIET ingeklapt (indien u ze hebt ingeschakeld). Controleer dat alle portieren, de motorkap en de achterklep goed dicht zitten. Controleer dat het contact is uitgeschakeld en vergrendel het voertuig opnieuw. Als u het voertuig nog steeds niet kunt vergrendelen, neemt u contact op met uw Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur. COMFORTVERGRENDELING ZONDER SLEUTEL U kunt de comfortvergrendeling van de ruiten (indien u dit hebt ingeschakeld) bedienen door de vergrendelsensor (1) drie seconden lang aan te raken. Het voertuig wordt ook enkelvoudig vergrendeld en het beveiligingssysteem wordt ingeschakeld. Opmerking: de ruiten worden alleen gesloten zolang u de sensor (1) aanraakt. Als u het voertuig volledig wilt beveiligen, blijft u de sensor aanraken totdat alle ruiten volledig zijn gesloten. PORTIERVERGRENDELING BIJ HET WEGRIJDEN Portiervergrendeling bij het wegrijden vergrendelt automatisch alle portieren zodra het voertuig een bepaalde snelheid bereikt. U kunt deze functie in-/ uitschakelen onder Wegrijvergrendeling in het menu Voertuiginstellingen. Raadpleeg 66, INFORMATIE- EN INSTELLINGSMENU. DE VALETFUNCTIE INSCHAKELEN In de valetfunctie kunt u een parkeerwachter met het voertuig laten rijden, maar deze heeft geen toegang tot de kofferruimte en het touch screen. Hiermee wordt de toegang tot telefoonnummers, navigatiebestemmingen en de instellingen van de geluidsinstallatie geblokkeerd. Selecteer Valet in het hoofdmenu. Voer een zelfgekozen PIN (Personal Identification Number) van vier cijfers in. Na afronding raakt u de schermtoets OK aan. Als u de PIN wilt annuleren, selecteert u Verwijd. Nadat u een PIN hebt ingevoerd, wordt u verzocht deze PIN nogmaals in te voeren. Voer dezelfde PIN in en raak ter bevestiging de schermtoets OK aan. Er verschijnt een dialoogvenster waarin wordt bevestigd dat de valetfunctie is ingeschakeld. 16

Uitstappen BEVEILIGING VAN DE PASSAGIERSRUIMTE U kunt de beveiliging van de passagiersruimte (een functie van het groot alarm) tijdelijk uitschakelen onder Alarmsensors in het menu Voertuiginstellingen. Raadpleeg 66, INFORMATIE- EN INSTELLINGSMENU. Opmerking: als u de beveiliging van de passagiersruimte tijdelijk hebt uitgeschakeld, wordt deze automatisch ingeschakeld wanneer u het voertuig de volgende keer dubbelvergrendelt met de Smart-sleutel. NOODSTROOMSIRENE In bepaalde markten is een noodstroomsirene gemonteerd. Dit apparaat geeft een noodsignaal als de sirene of de accu worden losgekoppeld terwijl het beveiligingssysteem is ingeschakeld. HELLINGSHOEKDETECTOR De hellingshoekdetector detecteert iedere verandering in de hoek van het voertuig ten opzicht van de grond. Wanneer het beveiligingssysteem is ingeschakeld en het voertuig is dubbelvergrendeld, zal iedere verandering in de hoek van het voertuig ten opzichte van de grond het hellingshoekalarm doen afgaan. Opmerking: de hellingshoekdetector kan tijdelijk worden uitgeschakeld voor de volgende keer dat het voertuig wordt vergrendeld. Raadpleeg Alarmsensors onder 66, INFORMATIE- EN INSTELLINGSMENU. De detector wordt automatisch ingeschakeld wanneer u het voertuig de volgende keer dubbelvergrendelt met de Smart-sleutel. PORTIERSLOTEN EN PORTIERHENDELS 1. Druk op een vergrendelhendel om een portier te vergrendelen. Trek aan de vergrendelhendel om het portier te ontgrendelen. Wanneer u de vergrendelhendel van een van de voorportieren bedient, worden alle portieren ver- of ontgrendeld. 2. Trek aan een portierhendel om een voorportier te openen. Om een achterportier te ontgrendelen en openen bedient u eerst de vergrendelhendel en trekt u daarna aan de portierhendel. 3. Druk op de hoofdontgrendeltoets om alle portieren en de achterklep te ontgrendelen. 4. Wanneer alle portieren gesloten zijn, drukt u op de hoofdvergrendeltoets om alle portieren en de achterklep te vergrendelen. Opmerking: als u het voertuig met de Smart-sleutel hebt vergrendeld, zal het bedienen van een portierhendel aan de binnenkant alleen dat portier ontgrendelen. Zodra het portier wordt geopend, gaat het alarm af. Opmerking: als u het voertuig hebt dubbelvergrendeld, werken de portierhendels aan de binnenkant niet. U moet het voertuig ontgrendelen met de Smart-sleutel. 17

Stoelen voorin Stoelen voorin HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1. Verstelling naar voren/naar achteren 2. Hoogteverstelling 3. Verstelling van de rugleuning 4. Verstelling van de hoofdsteun 18

Stoelen voorin ELEKTRISCH VERSTELBARE STOELEN 19

Stoelen voorin 1. Afstelling van de lendensteun 2. Verstelling van de rugleuning 3. Verstelling van de hoofdsteun 4. Hoogteverstelling 5. Verstelling naar voren/naar achteren 6. Verstelling van de zitkussenhoek U kunt de stoelen alleen verstellen wanneer de Smart-sleutel zich in het voertuig bevindt. U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. VASTLOPEN TIJDENS HET VERSTELLEN Als de stoelbeweging onverwachts stopt tijdens het verstellen, moet u op eventuele obstakels controleren en deze verwijderen. Nadat u eventuele obstakels hebt verwijderd, kunt u het mechanisme voor het verstellen van de stoel als volgt terugstellen: Druk nogmaals op de schakelaar om verder te gaan met het verstellen. Zodra de stoel weer beweegt, houdt u de schakelaar ingedrukt totdat de stoel volledig in die richting is versteld. De stoel kan nu als normaal worden versteld. Opmerking: als er geen obstakels zichtbaar zijn, maar de stoel niet normaal kan worden versteld, neemt u contact op met uw Land Rover dealerbedrijf/ erkende reparateur. 20

Stoelen voorin IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN De bestuurder en de passagier voorin mogen de rugleuning van hun stoel tijdens het rijden niet helemaal achterover zetten. U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. De stoel, de hoofdsteun, de veiligheidsgordel en de airbags dragen bij aan de bescherming van de gebruiker. Het juiste gebruik van deze onderdelen zal u een betere bescherming geven. U dient daarom de onderstaande punten in acht te nemen: 1. Zit rechtop met de onderkant van uw ruggengraat zo ver mogelijk naar achteren en de rugleuning niet verder dan 30 graden achterover. 2. Zet de bestuurdersstoel niet te dicht bij het stuurwiel. Als beste stand raden wij een minimumafstand aan van 254 mm (10 inch) tussen het borstbeen en de afdekking van de stuurwielairbag. Houd het stuurwiel in de juiste positie, waarbij u uw armen iets buigt. Verstel de hoofdsteun zodanig dat de bovenkant van de hoofdsteun boven de hartlijn van het hoofd ligt. Doe de veiligheidsgordel zodanig om dat hij midden tussen uw nek en schouder loopt. Breng de gordel strak over uw heupen aan, niet over uw buik. Zorg dat uw rijpositie comfortabel is en u in staat stelt om de volledige controle over het voertuig te behouden. 21

Stoelen voorin STOELEN MET GEHEUGENFUNCTIE De standen van de stoelen voorin kunnen worden opgeslagen in het geheugen van het voertuig. Zodra u de elektrisch verstelbare bestuurdersstoel en buitenspiegels hebt ingesteld, kunnen deze instellingen voor toekomstig gebruik door het voertuig worden opgeslagen. Raadpleeg 56, BUITENSPIEGELS. 1. Druk op de geheugenopslagtoets voor de bestuurdersstoel om de geheugenfunctie in te schakelen. Het lampje in de toets gaat branden. 2. Druk binnen vijf seconden op een van de voorkeuzetoetsen om de huidige instellingen op te slaan. Op het message centre wordt GEHEUGEN 1, 2 of 3 OPGESLAGEN weergegeven en hoort u een geluidssignaal om het opslaan van de instellingen te bevestigen. Opmerking: een stoelstand kan alleen in het geheugen worden opgeslagen gedurende de actieve periode van vijf seconden. Opmerking: alle bestaande instellingen worden overschreven wanneer een nieuwe stoelstand in het geheugen wordt opgeslagen. U kunt een opgeslagen stand terugroepen door op de betreffende voorkeuzetoets (2) te drukken. Op het message centre wordt de mededeling INHOUD GEHEUGEN 1, 2 of 3 weergegeven. Druk op de geheugentoets voor de passagiersstoel van een coupémodel om de huidige instellingen op te slaan. Als de stoel daarna is versteld, drukt u op de geheugentoets om de oorspronkelijke instellingen te herstellen. IN- EN UITSTAPFUNCTIE Als de in- en uitstapfunctie is geconfigureerd, gaat de bestuurdersstoel automatisch omlaag nadat u het contact hebt uitgeschakeld en de portierhendel hebt bediend. Nadat u weer in het voertuig bent gestapt, het bestuurdersportier hebt gesloten en de veiligheidsgordel hebt omgedaan, keert de stoel terug naar de eerder ingestelde stand. Opmerking: sommige voertuigspecificaties vereisen dat het contact moet zijn ingeschakeld. Raadpleeg 66, INFORMATIE- EN INSTELLINGSMENU. 22

Stoelen voorin HOOFDSTEUNEN Verstel de hoofdsteun zodanig dat de bovenkant van de hoofdsteun boven de hartlijn van het hoofd ligt. Een verkeerd ingestelde hoofdsteun vergroot het risico op ernstig letsel of zelfs de dood bij een botsing. U mag niet met het voertuig rijden terwijl uw hoofdsteun of de hoofdsteunen van de bezette stoelen verwijderd zijn. Het ontbreken van een juist ingestelde hoofdsteun vergroot het risico op nekletsel bij een botsing. Verstel de hoofdsteunen nooit tijdens het rijden. Berg een verwijderde hoofdsteun altijd goed op. 1. Beweeg de hoofdsteun omhoog of omlaag naar de gewenste hoogte. 2. Druk de vergrendeling in om de hoofdsteun omlaag te verstellen. U kunt handmatig verstelbare hoofdsteunen zo nodig verwijderen. Zet de hoofdsteun in de hoogste stand en druk de vergrendeling (3) in. Til de hoofdsteun uit de rugleuning. Opmerking: hoofdsteunen die zijn uitgerust met een scherm voor het multimediasysteem achterin mogen NIET worden verwijderd. Zorg dat de hoofdsteun weer wordt aangebracht voordat de stoel wordt gebruikt. U kunt de hoofdsteun weer aanbrengen door deze in de juiste richting te houden, de geleidestangen in de gaten te steken en de hoofdsteun omlaag te duwen totdat u een klik hoort. 23

Stoelen voorin GEÏNTEGREERDE HOOFDSTEUNEN Modellen met sportstoelen hebben niet-verstelbare, niet-verwijderbare hoofdsteunen. TOEGANG TOT DE STOELEN ACHTERIN (COUPÉMODELLEN) De stoelen voorin kantelen en schuiven elektrisch naar voren voor toegang tot de stoelen achterin. U bedient deze functie met een hendel en een schakelaar. 1. Til de vergrendelhendel op en kantel de rugleuning naar voren. 2. Druk op de voorkant van de schakelaar om de stoel naar voren te schuiven. 3. Om de stoel terug te plaatsen kantelt u de rugleuning naar achteren totdat deze wordt vergrendeld in zijn vorige stand en drukt u op de achterkant van de schakelaar om de stoel naar achteren te schuiven totdat hij op zijn plaats wordt vergrendeld. 24

Stoelen achterin Stoelen achterin DE STOELEN ACHTERIN IN- EN OPKLAPPEN U kunt de gedeelde inklapbare achterbank van modellen met vijf deuren helemaal inklappen of gedeeltelijk inklappen (60/40) voor een lading met grote afmetingen, terwijl er nog steeds ruimte voor passagiers overblijft. Zo klapt u de achterbank geheel of gedeeltelijk in: 1. Zet de hoofdsteunen helemaal omlaag. 2. Druk op een van de knoppen voor het loszetten van de rugleuning en klap de betreffende rugleuning vervolgens helemaal voorover. Om een ingeklapte stoel op te klappen volgt u de inklapprocedure in omgekeerde volgorde. Zodra de rugleuning helemaal omhoog is gezet en op zijn plaats is vergrendeld, springt de ontgrendel-/ vergrendelknop omhoog. Als u bij de coupémodellen met drie deuren de achterbank wilt inklappen, moet u het kleinere deel eerst inklappen. Daarna kunt u het grotere deel inklappen. Om een ingeklapte stoel op te klappen bij een coupémodel volgt u de inklapprocedure in omgekeerde volgorde. Controleer dat de ontgrendel-/ vergrendelknop terugkeert in de juiste stand. Zorg bij het omhoog zetten van de rugleuning dat het vergrendelmechanisme helemaal in het slot valt. Als de rugleuningen niet volledig worden vergrendeld, zijn er rode markeringen zichtbaar rond de ontgrendel-/ vergrendelknoppen van de rugleuning. 25

Stoelen achterin HOOFDSTEUNEN ACHTERIN Verstel de hoofdsteun zodanig dat de bovenkant van de hoofdsteun boven de hartlijn van het hoofd ligt. Een verkeerd ingestelde hoofdsteun vergroot het risico op ernstig letsel of zelfs de dood bij een botsing. U mag niet met het voertuig rijden terwijl uw hoofdsteun of de hoofdsteunen van de bezette stoelen verwijderd zijn. Het ontbreken van een juist ingestelde hoofdsteun vergroot het risico op nekletsel bij een botsing. Berg een verwijderde hoofdsteun altijd goed op. U kunt hoofdsteunen zo nodig verwijderen (bijvoorbeeld wanneer u een groter kinderzitje op de stoel wilt aanbrengen). Zet de hoofdsteun in de hoogste stand en druk de vergrendeling in. Til de hoofdsteun uit de rugleuning. U kunt de hoofdsteun weer aanbrengen door hem in de juiste richting vast te houden, de geleidestangen in de gaten te steken en de hoofdsteun omlaag te duwen totdat u een klik hoort. 1. Als u de hoofdsteun omhoog wilt zetten, trekt u hem omhoog. 2. Als u de hoofdsteun wilt laten zakken, drukt u de vergrendeling in en duwt u de hoofdsteun omlaag. 26

Stuurwiel Stuurwiel STUURKOLOM Verstel de stuurkolom nooit tijdens het rijden. 1. Zet de hendel helemaal omlaag om de stuurkolom te ontgrendelen. Zet de hendel helemaal omhoog om de stuurkolom weer te vergrendelen. 2. Verstel de stuurkolom omhoog of omlaag en naar voren of naar achteren in de gewenste stand. 3. Druk op de schakelaar om de stuurwielverwarming in te schakelen. De temperatuur wordt geregeld via een thermostaat. 27

Beveiliging van de inzittenden Beveiliging van de inzittenden DE VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIKEN 28

Beveiliging van de inzittenden 1. Een veiligheidsgordel omdoen: Trek de gordel soepel uit en zorg dat de gordelhoogte, de stoel en uw positie op de stoel juist zijn. Veiligheidsgordels oefenen hun werking uit via het beendergestel van het lichaam en horen laag over de voorkant van het bekken, de borstkas en de schouders gedragen te worden. Draag het heupgedeelte van de gordel nooit over de onderbuik. Er mogen geen modificaties worden uitgevoerd of toevoegingen worden aangebracht, die het strak trekken van de veiligheidsgordel door de verstelinrichtingen voorkomen, of waardoor de veiligheidsgordel niet aangepast kan worden, zodat hij strak komt te zitten. Doe veiligheidsgordels altijd zo stevig mogelijk om als comfortabel is, zodat ze de bescherming kunnen bieden waarvoor ze zijn ontworpen. Een losse gordel biedt de drager nauwelijks voldoende bescherming. Doe nooit een veiligheidsgordel om terwijl de gordelriem verdraaid zit. Elke veiligheidsgordel mag door slechts één persoon worden gebruikt. Het is gevaarlijk om een passagier met een kind op schoot één veiligheidsgordel om te doen. De inzittenden van de stoelen voorin mogen niet rijden terwijl de rugleuning meer dan 30 graden achterover staat. Als dit toch gebeurt, wordt de door de veiligheidsgordel gegeven bescherming verkleind. U mag nooit iets zachts tussen uzelf en de veiligheidsgordel plaatsen. Dit kan gevaarlijk zijn en vermindert de doeltreffendheid van de veiligheidsgordel bij het voorkomen van letsel. 2. Een veiligheidsgordel vastmaken: Steek terwijl de veiligheidsgordel goed om u heen zit de metalen gesp in het dichtstbijzijnde gordelslot. Druk erop totdat u een klik hoort. U kunt de veiligheidsgordel losmaken door op de rode knop te drukken. Opmerking: wanneer u de veiligheidsgordel losmaakt, raden wij u aan de riem vast te houden voordat u op de ontgrendelknop drukt. Hiermee voorkomt u dat de gordel te snel wordt opgerold. 3. Veiligheidsgordels gebruiken tijdens zwangerschap: Leg de heupgordel comfortabel over de heupen, onder de buik. Leg het diagonale deel van de veiligheidsgordel tussen de borsten en langs de zijkant van de buik. Doe de veiligheidsgordel voor de veiligheid van de moeder en het ongeboren kind altijd op de juiste manier om. Gebruik nooit alleen de heupgordel en gebruik nooit alleen de schoudergordel terwijl u op de heupgordel zit. Deze beide handelingen zijn uiterst gevaarlijk en kunnen de kans op ernstig letsel in geval van een verkeersongeluk of tijdens een noodstop vergroten. U mag nooit iets zachts tussen uzelf en de veiligheidsgordel steken om de stoot bij een eventueel ongeluk op te vangen. Dit kan erg gevaarlijk zijn en vermindert de doeltreffende werking van de veiligheidsgordel voor het voorkomen van letsel. Zorg dat de veiligheidsgordel niet los of verdraaid zit. 29

Beveiliging van de inzittenden 4. Hoogteafstelling van de veiligheidsgordels: Druk hierop om de sluiting te openen. Houd de sluiting ingedrukt en duw de mechanismeschuif omhoog of omlaag naar de gewenste hoogte. Zorg dat het vergrendelmechanisme op slot zit. Wanneer de veiligheidsgordel goed is gepositioneerd, moet hij over het sleutelbeen midden tussen de nek en het uiteinde van uw schouder lopen. De passagiers achterin dienen zo mogelijk ook hun zitpositie aan te passen om dezelfde veiligheidsgordelpositie te verkrijgen. Zorg dat de hoogte goed is afgesteld en het mechanisme op zijn plaats is vergrendeld voordat u met het voertuig gaat rijden. Wij raden het gebruik af van comfortklemmen of voorzieningen waardoor de veiligheidsgordel minder strak om het lichaam sluit. 5. Kindersloten: Wanneer u kinderen achterin laat meerijden, raden wij u aan om de portierhendels aan de binnenkant van de achterportieren te deactiveren. U kunt het kinderslot als volgt in- of uitschakelen: Doe het portier open, zodat u bij het kinderslot kunt komen. Steek het sleutelblad in de gleuf en verdraai het een kwartslag om de portierhendel aan de binnenkant naar wens te activeren of deactiveren. GORDELSPANNERS De gordelspanners werken samen met het SRS en bieden extra bescherming als zich een ernstige frontale botsing voordoet. Zij trekken de veiligheidsgordels automatisch strak, zodat de voorwaartse beweging van de inzittende voorin wordt verminderd. De gordelspanners werken slechts eenmalig en moeten daarna worden vervangen. Als u ze niet vervangt, verlaagt dit de effectiviteit van het SRS in het verlagen van het risico op ernstig letsel of zelfs de dood, mocht er een ongeval plaatsvinden. Laat na een botsing de veiligheidsgordels en de gordelspanners controleren en eventueel vervangen door een Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur. 30

Beveiliging van de inzittenden VEILIG GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Zorg dat er geen poetsmiddelen, oliën en chemicaliën, en vooral geen accuzuur op de veiligheidsgordels komen. Om de veiligheidsgordels op een veilige manier schoon te maken, kunt u milde zeep en water gebruiken. Vervang de gordel als hij gerafeld of vuil is of beschadigingen vertoont. Het is uitermate belangrijk dat u de volledige veiligheidsgordel door een Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur laat vervangen als u de gordel tijdens een zware botsing om hebt gehad, ook al is de schade aan de veiligheidsgordel niet zichtbaar. Wanneer u schade, slijtage, scheurtjes, defecten of een slechtere werking bij de veiligheidsgordels opmerkt, dient u het voertuig naar een Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur te brengen om het meteen te laten inspecteren. U mag het voertuig niet gebruiken wanneer de veiligheidsgordels niet goed werken. Draag nooit harde, breekbare of scherpe voorwerpen tussen uzelf en de veiligheidsgordel. Alle personen in het voertuig moeten een veiligheidsgordel omdoen, voor elke rit, hoe kort die ook is. U mag nooit alleen het heupgordel- of schoudergordelgedeelte van een heup-/ schoudergordel omdoen. Deze beide acties zijn uitermate gevaarlijk en kunnen de kans op letsel vergroten. Als u de veiligheidsgordels gebruikt om andere voorwerpen dan inzittenden vast te zetten, dient u erop te letten dat u de gordels niet beschadigt of over scherpe randen aanbrengt. CONTROLES VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Opmerking: als u het voertuig op een helling hebt geparkeerd, kan het gordelmechanisme blokkeren. Dit is geen defect en u dient de gordel voorzichtig uit het bovenste verankeringspunt te trekken. U dient de veiligheidsgordels regelmatig te controleren om te kijken of er in de riem losse draadjes, scheurtjes of slijtplekken zitten en of het mechanisme, de gordelsloten, afstellers en bevestigingspunten nog in orde zijn en goed vast zitten. Geef met de veiligheidsgordel om een snelle opwaartse ruk aan de riem in de buurt van de gesp. Het gordelslot moet goed vast blijven zitten. Terwijl de veiligheidsgordel niet is omgedaan, trekt u de veiligheidsgordel helemaal tot aan de aanslag uit de oprolautomaat. Controleer of de gordel soepel uitrolt, zonder haperingen. Laat de gordel helemaal oprollen, waarbij u nogmaals controleert of hij soepel loopt. Trek de veiligheidsgordel gedeeltelijk uit, houd de gesp stevig vast en geef een snelle ruk naar voren. Het mechanisme van de oprolautomaat moet vergrendelen en verder uittrekken onmogelijk maken. Als een van de veiligheidsgordels niet aan deze criteria voldoet, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw Land Rover dealerbedrijf/erkende reparateur. VEILIGHEIDSGORDELS NIET OMGEDAAN Als een inzittende voorin zijn/haar veiligheidsgordel niet heeft omgedaan terwijl het voertuig rijdt, hoort u een geluidssignaal en gaat het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel branden. Opmerking: op de passagiersstoel geplaatste voorwerpen kunnen het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels ook activeren. Wij raden u aan om eventueel op de passagiersstoel geplaatste voorwerpen met de veiligheidsgordel vast te zetten. Zorg altijd dat de voorwerpen die u in het voertuig meeneemt, goed vast zitten. 31