COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS- SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Vergelijkbare documenten
COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS-, SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet en Hoger Beroepsonderwijs

De Commissie van Beroep voor het Protestants- Christelijk Basis-, Speciaal- en Voortgezet Speciaal Onderwijs

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS-, SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

De Commissie van Beroep voor het Protestants- Christelijk Basis-, Speciaal- en Voortgezet Speciaal Onderwijs

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS-, SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Bij de beoordeling van het beroep zal worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.

SAMENVATTING UITSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2017:1551

Commissie van Beroep PO

De Commissie van Beroep voor het Protestants- Christelijk Basis-, Speciaal- en Voortgezet Speciaal Onderwijs

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

De Commissie van Beroep voor het Protestants- Christelijk Basis-, Speciaal- en Voortgezet Speciaal Onderwijs

UITSPRAAK. inzake: R., appellante, gemachtigde: mr. P.P. Klokkers, advocaat te Amsterdam, tegen

Commissie van Beroep PO

Commissie als bedoeld in artikel 12.1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO PO)

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

ECLI:NL:RBBRE:2001:AD7056

SAMENVATTING UITSPRAAK. het bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

De Commissie van Beroep voor het Protestants- Christelijk Basis-, Speciaal- en Voortgezet Speciaal Onderwijs

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

Ontslag uit vast dienstverband wegens onbevoegdheid. Beroep gegrond

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

ECLI:NL:CRVB:2002:AE4462

Commissie van Beroep PO

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

Verweerster heeft op 19 oktober 2012 (ingekomen op 22 oktober 2012 bij het secretariaat) een verweerschrift ingediend.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY7449

ECLI:NL:RVS:2016:2861

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

BEZWARENCOMMISSIE FUNCTIEAARDERING VOOR HET CHRISTELIJK EN ALGEMEEN BIJZONDER PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

ECLI:NL:RBMNE:2017:3973

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:CRVB:2015:1291

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RVS:2016:3390

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

Commissie van beroep vo

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

Uitspraak /1/A1

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

VERSCHIL IN RECHTSPOSITIE WERKNEMERS OPENBAAR & BIJZONDER ONDERWIJS

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Commissie van Beroep BVE

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

Zaaknummer : 2013/136

ECLI:NL:RVS:2006:AZ4820

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

ECLI:NL:RBROT:2016:7322

vakbekwaamheid van appellant voor het vak maatschappijleer vanwege de voortdurende ontwikkeling van dit vak, is ongemotiveerd nu er geen enkel onderzo

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

ECLI:NL:RBDHA:2017:1591

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van 8

Wetsverwijzingen Wet marktordening gezondheidszorg, geldigheid:

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:CRVB:2017:95. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3509

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

U I T S P R A A K

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

ECLI:NL:CRVB:2016:1344

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBGRO:2009:BL7193

ECLI:NL:RVS:2015:3038

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

SAMENVATTING U I T S P R A AK

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

BINDEND ADVIES VASTE COMMISSIE CAO VOOR HET OMROEPPERSONEEL. Inzake: tegen:

ECLI:NL:CRVB:2017:2864

De Commissie van beroep Islamitische Scholen is een commissie van beroep als bedoeld in artikel 60 van de WPO en artikel 52 van de WVO.

De Examencommissie van de Academie voor Marketing en Business Management

Transcriptie:

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS- SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS Beroep tegen ontslag. Beroep richt zich niet op de onrechtmatigheid van het ontslag, maar tegen de opzegtermijn. De Commissie verklaart het beroep in zoverre gegrond, dat met handhaving van het overige van de beslissing tot ontslag, de ontslagtermijn wordt gecorrigeerd en het ontslag in plaats van op 1 augustus 2013 ingaat op 1 september 2013. UITSPRAAK CvBPO 2013.109 - U. 2013.17 heeft de navolgende beslissing gegeven in de zaak van: J., appellante, gemachtigde woordvoerder ter zitting: S. Wennekes tegen de Stichting *, verweerster, gemachtigde: mr. F. Scholten van Aschat 1. De procedure 1.1. Appellante heeft bij beroepschrift van 13 juni 2013 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 27 mei 2013 waarbij haar met ingang van 1 augustus 2013 ontslag is verleend. Bij brief van 28 juli 2013 heeft appellante haar beroepschrift aangevuld. 1.2. Namens verweerster is een verweerschrift d.d. 22 juli 2013 ingediend. 1.3. Het beroep is gelijktijdig met het beroep van mevrouw G. (2013-110) ter zitting van de Commissie d.d. 11 september 2013 behandeld. Hierbij zijn verschenen: appellante en G. l met hun gemachtigde woordvoerder, de gemachtigde van verweerster, alsmede mevrouw D., staffunctionaris P & O. De gemachtigde van verweerster heeft een pleitnota voorgedragen. 2. De feiten

2 2.1. Appellante, geboren op 26 oktober 1955, is in de functie van schoolassistent op 1 januari 1998 in het kader van de regeling extra werkgelegenheid langdurig werklozen voor de periode tot 1 augustus 1998 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van verweerster, de Stichting * Sinds 1 augustus 1998 betreft het een benoeming voor onbepaalde tijd in het kader van de regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen (ID-subsidie), laatstelijk bij verweerster. 2.2. Bij besluit van 13 juni 2012 is de functie van appellante met ingang van 1 augustus 2012 voor het schooljaar 2012-2013 in het risicodragend deel van de formatie (rddf) geplaatst. 2.3. Bij besluit van 27 mei 2013 is aan appellante ontslag verleend met ingang van 1 augustus 2013. 2.7. Bij brief van 6 juni 2013 heeft verweerster, in aansluiting op het gesprek met appellante op 31 mei 2013, bevestigd dat niet de volledige opzegtermijn in acht is genomen en dat verweerster appellante compensatie zal geven in de vorm van 78 % van het laatst genoten bruto maandsalaris indien zij hierdoor pas per 1 september 2013 een WW en BBWO-uitkering zou krijgen. 3. Standpunten van partijen 3.1. Appellant stelt zakelijk weergegeven - dat verweerster niet de wettelijke opzegtermijn in acht heeft genomen. Appellante is van mening dat de opzegtermijn in haar geval vier maanden bedraagt in plaats van de door verweerster gehanteerde twee maanden. Zij baseert zich daarbij op artikel 3.12, eerste lid, onder c, CAO PO 2013 dat bepaalt dat de opzegtermijn ten minste drie maanden is indien de arbeidsovereenkomst 5 jaar of langer heeft geduurd. Voorts baseert appellante zich op artikel 7:672, tweede lid, onder d, BW inhoudende dat de termijn van opzegging vier maanden bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die vijftien jaar of langer heeft geduurd. Appellante heeft immers sedert 1 januari 1998 een dienstverband. Appellante is van mening dat zij recht heeft op haar volledige loon inclusief bijbehorende rechten zoals bijvoorbeeld vakantiegeld, opbouw vrije dagen, eindejaarsuitkering tot het moment dat het ontslag conform de juiste opzegtermijn ingaat. Het beroep is niet gericht op de onrechtmatigheid van het ontslag. Het feit, dat appellante geen salaris heeft ontvangen over de maand augustus en evenmin een WWuitkering, heeft geleid tot een schrijnende financiële situatie omdat zij haar vaste lasten wel moest betalen. 3.2. Verweerster voert verweer en brengt onder meer het volgende naar voren. Appellante is aangesteld in een functie boven de structurele formatie, welke functie door beëindiging van de subsidieregeling noodzakelijkerwijs komt te vervallen zodra de bekostigingsgrondslag komt te eindigen. Bij besluit van 18 januari 2012 heeft het College van burgemeester en wethouders (hierna: het College) van de gemeente Rotterdam verweerster meegdeeld de persoonlijk gebonden loonkosten van appellante vanaf 1 juni 2012 af te bouwen en per 1 juni 2014 volledig te beëindigen.

3 Verweerster heeft bij brief van 23 februari 2012 bezwaar ingediend tegen voornoemd besluit van het College. Overleg en onderhandeling met de gemeente Rotterdam hebben er uiteindelijk niet toe geleid dat de ID-subsidie is gehandhaafd. Uit de besluiten van het College van 19 juni 2012 en 23 januari 2013 blijkt dat er een een alternatieve afbouwregeling is overeengekomen waarbij de subsidie voor 100% doorloopt tot 31 maart 2013 en per die datum wordt beëindigd. Voortzetting van de dienstverbanden met deze medewerkers zou leiden tot een structureel tekort van 309.577,16. Verweerster betreurt dat haar financiën het niet toelaten dat er een reguliere functie voor appellante wordt gecreëerd. Verweerster stelt dat er sprake is van een rechtsgeldig ontslag. Verweerster erkent dat zij niet de geldende opzegtermijn in acht heeft genomen, maar dat doet niet af aan de rechtsgeldigheid van het ontslag en kan aldus niet leiden tot een gegrondverklaring van het beroep. Gelet op het feit dat appellante heeft opgemerkt dat het beroep niet is gericht op de onrechtmatigheid van het ontslag is verweerster van mening dat appellante geen belang in dezen heeft. Indien en en voor zover aan appellante niet reeds met ingang van 1 augustus 2013 een WW-uitkering wordt toegekend in verband met de opzegtermijn van appellante welke drie maanden behelst en waarvan verweerster twee maanden in acht heeft genomen is verweerster bereid appellante hiervoor volledig te compenseren conform de hiervoor geldende wettelijke bepalingen. In dit verband merkt verweerster nog op dat conform artikel 7:672, vijfde lid, BW de wettelijke opzegtermijnen bij CAO verkort kunnen worden. In de CAO PO 2013 geldt een opzegtermijn van drie maanden bij een arbeidsovereenkomst van vijf jaar of langer. Verweerster verzoekt de Commissie het beroep niet-ontvankelijk respectievelijk ongegrond te verklaren. 4. De beoordeling 4.1. Ingevolge artikel 12.1, eerste lid, onder e, CAO PO 2013 kan tegen een ontslagbesluit beroep worden ingesteld bij de Commissie. Appellante heeft het beroep binnen de gestelde termijn van 6 weken ingesteld, zodat appellante in haar beroep kan worden ontvangen. 4.2. Appellante is van mening dat verweerster geen juiste opzegtermijn in acht heeft genomen. De Commissie stelt vast dat verweerster bij brief van 27 mei 2013 heeft opgezegd tegen 1 augustus 2013 en dat appellante in ieder geval op 31 mei 203 kennis droeg van deze opzegging. Nu de arbeidsovereenkomst tussen appellante en verweerster meer dan vijf jaar heeft geduurd, heeft verweerster ten onrechte een opzegtermijn van twee maanden in acht genomen. Dit had op grond van artikel 3.12, eerste lid, onder c, CAO PO 2013 tenminste drie maanden moeten zijn.

4 Het argument van appellante dat de opzegtermijn op grond van artikel 7:672, tweede lid, BW vier maanden moet zijn, treft geen doel aangezien op grond van artikel 7:672, vijfde lid, BW de wettelijke opzegtermijnen bij CAO verkort kunnen worden. 4.3. Het hanteren van een andere dan de geldende opzegtermijn bij het verlenen van ontslag leidt niet tot gegrondheid van het beroep tegen het ontslag als zodanig, hetgeen appellante trouwens ook niet beoogt, maar het beroep is wel gegrond te achten voor zover het is gericht tegen een onderdeel van het besluit, te weten de bij het verleende ontslag gehanteerde onjuiste termijn. 4.4. De Commissie acht op grond van het voorgaande het beroep in zoverre gegrond, dat met handhaving van de beslissing tot ontslag voor het overige, de bij de beslissing gehanteerde opzegtermijn van twee maanden dient te worden gesteld op drie maanden, hetgeen meebrengt, dat het ontslag ingaat op 1 september 2013. 4.5. De Commissie overweegt nog dat verweerster ter zitting heeft toegezegd appellante zo spoedig mogelijk een voorschot voor de maand augustus te zullen betalen. De Commissie gaat ervan uit dat verweerster haar toezegging op dit punt gestand heeft gedaan. 5. De beslissing De Commissie van Beroep: verklaart het beroep in zoverre gegrond, dat met handhaving van het overige van de beslissing tot ontslag, de ontslagtermijn wordt gecorrigeerd en het ontslag in plaats van op 1 augustus 2013 ingaat op 1 september 2013.

5 Deze beslissing is gegeven door de Commissie van Beroep in de samenstelling mr. C. de Groot, voorzitter, mrs. A. Postma en J. Donner, leden, in bijzijn van mr. R.T. Steinvoort-de Groot, griffier. De uitslag van het beroep is bij brief van 24 september 2013 in verkorte vorm aan partijen medegedeeld, terwijl deze beslissing aan partijen is verzonden op 3 oktober 2013. (w.g. mr. C. de Groot, voorzitter) (mr. R.T. Steinvoort-Ge groot, griffier) Voor afschrift, mr R.T. Steinvoort-De Groot