Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag S Reactie op verzoek 08-DEF-B-183

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

- Ten slotte berekende Lockheed Martin voor Portugal reeds wat de hard SLEP kost voor de blok 15, carrosserie én uitrusting

Straaljagers en politici; geen gelukkige combinatie. Hans Heerkens Faculteit Management & Bestuur

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling. h2>klacht

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A /K Uw Kenmerk : DB U Betreft : Inkoop ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Erven, belasting en rente. Rapport over een klacht over de voorlichting van de Belastingdienst.

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2 Vergaderjaar

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2015D08919 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

De Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissie DMO (hierna: de DMC)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Tweede Kamer der Staten-Generaal

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over doorstroming bij gesubsidieerde arbeid.

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Tweede Kamer der Staten Generaal

Commissie voor de Juridische Beoordeling van nieuwe wapens en nieuwe middelen of methodes van oorlogvoering. Tf Redactionele overheid DG Jur

ALGEMENE VOORWAARDEN TRAININGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Tweede Kamer der Staten- Generaal. Vergaderjaar

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raamovereenkomst inzake revisie van Caterpillar motoren en de componenten. Onder voorwaarden ARVODI 2011

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2017D25309 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

EU Commissie: CE markering van drainagesystemen in groene daken wel verplicht! Bouwproducten zijn geen speelgoed

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN Stichting SHL-Holding en rechtspersonen waarover de stichting het bestuur voert

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Datum 5 maart 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen lid Azough (GroenLinks) inzake het verlengen van beginseltoestemming bij adoptie

DMO\DB\ Vragen VCD aangaande lucht-grondwaarnemingscapaciteit ISAF III.

Reglement van het Verantwoordingsorgaan

Tweede Kamer der Staten-Generaal

18 DECEMBER 2008: Besluit project Atalanta ( project dierenpark / centrum / theater)

Informatie aan niet-opdrachtgever. Onjuiste oppervlakte in verkoopdocumentatie.

Klacht. p class="c2">rapport. Rapport over een klacht over gemeente Oldambt. Datum: 17 november Dossiernummer: 2011/342

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Collegialiteit. Contact opnemen met opdrachtgever van collega.

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

2016D22881 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

2. Verzoeker diende bij SenterNovem een subsidieaanvraag in voor de productie van energie door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen.

Correctievoorschrift HAVO

VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING. Ontvangen. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN KKamsterdam

Rapport. Datum: 1 september 2000 Rapportnummer: 2000/295

Eerste Kamer der Staten-Generaal

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere offerte, de website en de overeenkomst tussen Snelontruiming.nl, en u de opdrachtgever.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

Rapport. Datum: 29 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/262

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder k WMS (beleid t.a.v. uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders)

Versiebeheer. Datum 1 juli 1995

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2018D22525 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Aanpassingen aan rolstoel en scootmobiel teveel gevraagd Gemeente Almere Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 14 juli

College voor geschillen medezeggenschap defensie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1980-1981 Rijksbegroting voor het jaar 1981 16 400 Hoofdstuk X Departement van Defensie Nr. 10 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 15 oktober 1980 De vaste Commissie voor Defensie 1 heeft op 8 oktober 1980 mondeling overleg met de Staatssecretaris van Defensie, de heer Van Eekelen, over zijn brief van 22 september 1980 inzake actieve ECM-apparatuur F-16, welke brief hierbij is afgedrukt als bijlage I. Ter voorbereiding van het mondeling overleg waren schriftelijke vragen voorgelegd aan de bewindsman, welke als bijlage 2 hierbij zijn afgedrukt. De antwoorden zijn als bijlage 3 hierbij afgedrukt. Bij het mondeling overleg had de Staatssecretaris zich doen vergezellen van de directeur Materieel Koninklijke Luchtmacht, generaal-majoor ir. E. van der Kaa, het hoofd van de Afdeling Operationele Behoeften van de Luchtmachtstaf, kolonel A. Meulenbroek, en de Adjunct-Directeur Voorlichting Koninklijke Luchtmacht, kolonel A. P. de Jong. De commissie brengt als volgt verslag uit omtrent dit overleg. 1 Samenstelling: Wolff (CPN), Van der Stoel (PvdA), De Beer (VVD), Van Dis (SGP), Ter Beek (PvdA), Wisselink (CDA), Keja (VVD), Ploeg (VVD), ondervoorzitter. Kombrink (PvdA), Waltmans (PPR), De Vries (PvdA), voorzitter. De Kwaadsteniet (CDAi, Stemerdink (PvdA), J. de Boer (CDA), Brinkhorst (D'66), Gualthérie van Weezel (CDA), Van den Bergh (PvdA), De Hamer (PvdA), Korte-van Hemel (CDA), Frinking (CDA), Blaauw (VVD), Wuthrich-van der Vlist (PvdA), Couprie (CDA). De heer Couprie (C.D.A.) bracht in herinnering dat van de zijde van zijn fractie bij de afgelopen begrotingsbehandeling van Defensie reeds was aangedrongen op het aanschaffen van de ECM-apparatuur (dit is apparatuur voor elektronische oorlogvoering), gelijktijdig met aanschaf van het wapensysteem waar het voor bedoeld is. Gelukkig is dat thans voor de F-16 geschied. Toch had hij kritiek op het situatierapport. Allereerst betrof dat de datum van inzending. Na de inzending, 22 september, heeft de Kamer 14 dagen de gelegenheid volgens afspraak om nog van een oordeel blijk te geven. De Staatssecretaris echter meldde dat hij de bestelling per 1 oktober zou plaatsen. Gelukkig is het toch mogelijk thans op 8 oktober er nog over te spreken voordat een contract is afgesloten. Waarom echter heeft de Staatssecretaris zolang gewacht met inzending van het rapport? Ook op de inhoud van het rapport had hij kritiek. Er wordt gesteld dat aanschaf van het voorgestelde systeem bevorderlijk is voor de samenwerking met de Verenigde Staten, wat een goed ding is, en verder wordt gesteld dat het te kopen apparaat technisch het beste is om tal van redenen. Dat dit zo is, wordt echter wel gesteld maar niet beargumenteerd. Verder wordt niets gemeld over de mogelijkheden van compensatie of co-produktie. Ook het element van standaardisatie binnen Europa blijft onvermeld. Wil de Staatssecretaris toezeggen alsnog een kosteneffectiviteitsanalyse aan de commissie te zenden, met voor de kamercommissie verifieerbare gegevens? 5 vel Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 1

De heer Ploeg (V.V.D.) was van mening dat te weinig en te laat informatie is verstrekt. Hij merkte op dat m het situatierapport in het geheel geen meiding is gemaakt van het bestaan van andere keuzemogelijkheden dan het Amerikaanse ALQ 131-systeem. Op welke wijze is belangstelling getoond voor het Loral-systeem, ook van Amerikaanse afkomst, dat ook door de Belgische luchtmacht is gekozen? Bekend is dat dit bedrijf jaren geleden eens een briefing heeft mogen verzorgen voor de luchtmacht. Nog in april 1980 heeft het bedrijf een brief geschreven aan de luchtmacht waarin o.a. is naar voren gebracht dat het Amerikaanse Congres nogal wat bedenkingen heeft tegen de benadering van de Amerikaanse luchtmacht ter 2ake van de elektronischestoringsapparatuur voor de F-16. Met name zou het ALQ 131-systeem de z.g. power management-functie niet kunnen vervullen. Als er in de Verenigde Staten nog geen absolute overeenstemming is, waarom moet Nederland dan reeds nu een beslissing nemen? Waarom is Loral niet recent toegestaan nog in een briefing de argumenten voor haar systeem naar voren te brengen? Ook dit lid drong aan op het verstrekken van meer informatie en net name het geven van een kosten-batenvergelijking, inclusief aspecten als compensatie en industriële participatie, tussen de beide mogelijke systemen. De heer Stemerdink (P.v.d.A.) merkte op dat er in het verleden goede afspraken gemaakt zijn over de inhoud en het moment van inzending van een situatierapport. Onder andere hield dit in dat alternatieven geheel besproken moeten worden en dat de gemaakte keuze toegelicht moet worden. Het thans ontvangen situatierapport voldoet hieraan in genen dele. Hij verzocht dan ook alsnog aan de commissie een goed rapport toe te zenden. Onbegrijpelijk achtte hij de haast waarmee de Staatssecretaris wil beslissen. Het tienjarenplan voor de aanschaffingen van de krijgsmacht en het bijbehorende financieringsschema zal de Kamer deze maand bereiken. Zonder zo'n overzicht is het de Kamer niet mogelijk een verantwoord beeld te vormen van deze investering. Met name kan niet beoordeeld worden welke andere mogelijke investeringen niet kunnen plaatsvinden omdat geld uitgetrokken wordt voor dit systeem. De heer Van den Bergh (P.v.d.A.) weest erop dat de beslissing die thans genomen wordt over ECM-apparatuur in totaliteit veel verder strekkend is dan de Staatssecretaris aangeeft. De Staatssecretaris spreekt van een eerste bestemming van 33 min. en een totaalbedrag in de orde van grootte van 150 min., maar spreker meende dat de totale aanschaf van ECM-apparatuur wel eens 500 a 600 min. bijeen zou kunnen gaan kosten. De keuze van een elektronisch afweersysteem is ook van buitengewoon groot belang voor het feitelijke gebruiksnut van een vliegtuig. Wat betreft de gegeven antwoorden op de gestelde vragen wilde dit lid slechts enkele hoofdpunten aanroeren. Wat betreft het antwoord 5 vroeg hij zich af of het opgegeven gewicht wel juist is. Verder worden de cijfers over vliegprestaties met gebruik van de externe pod onjuist genoemd. Deze cijferszijn afkomstig van de fabrikant van de F-16. Als de Staatssecretaris meent dat deze onjuist zijn, welke cijfers zijn dan naar zijn mening wèl juist? De F-16 heeft niet alleen eengrondsteunfunctie maar ook een functie voor handhaving van plaatselijk luchtoverwicht. In dat verband is het wel degelijk van buitengewoon belang hoe de vliegprestaties van het toestel worden beïnvloed door een externe pod. Wat betreft vraag 6 merkte spreker op dat de Belgische luchtmacht reeds thans heeft gekozen voor een systeem dat in staat is meerdere radarbronnen tegelijk te verstoren. Het door Nederland nu ogenschijnlijk gekozen systeem heeft deze mogelijkheid (nog) niet. Waarom moet Nederland zo vroeg kiezen? Noorwegen en Denemarken wachten ook op het moment dat beide systemen in een vergelijkbare vorm naast elkaar gezet kunnen worden. Israël neemt voorde F-16 hetzelfde engineering change proposal als de Belgen hebben gekozen voor interne aanbouw van een ECM-apparatuur, en zal niet de ALQ 131 aanschaffen. Ook het Verenigd Koninkrijk zoekt naar een ander systeem dan de ALQ 131. Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 2

Wat betreft het antwoord op vraag 7 deelde de heer Van den Bergh mee dat hem met grote zekerheid is gemeld dat General Dynamics wel degelijk mogelijkheden ziet om een ECM-systeem in te bouwen in de F-16-tweezitter. De tekeningen hiervoor waren hem door General Dynamics ter beschikking gesteld. Het antwoord op vraag 8 is merkwaardig. Er kan geen sprake van zijn dat in Amerika reeds studies zijn afgesloten. Nog op 11 september van dit jaar heeft het Amerikaanse Congres 9 min. ter beschikking gesteld voor verdergaande studies. Zou Nederland er niet goed aan doen de resultaten van deze verdergaande tests af te wachten alvorens te beslissen? Wat betreft vraag 10 merkte de heer Van den Bergh op dat er een tegenspraak te constateren is in de verschillende antwoorden. De noodzaak wordt uitgesproken dat de Nederlandse luchtmacht in 1982 beschikt over een systeem dat ook een power management-functie kan vervullen. Ook wordt echter gesteld dat de Amerikaanse tests van dergelijke apparatuur pas in 1983 gereed zijn. Het is duidelijk dat de Nederlandse luchtmacht, die zal moeten aansluiten achter Amerikaanse bestellingen, pas op zijn vroegst in 1984 of in 1985 over dergelijke apparatuurzal kunnen beschikken. Wat betreft de samenwerking met België, waarvan sprake is in antwoord 11, meende dit lid dat er in de laatste 2V2 jaar geen serieuze poging meer is gedaan om met België over deze aangelegenheid te spreken binnen of buiten het F-16-consortiumverband. De Belgen zijn tot een dergelijk gesprek wel degelijk bereid. Wat betreft de prijsvergelijking die opgenomen is in de bijlage bij de antwoorden, zei de heer Van den Bergh allereerst dat hem tijdens het werkbezoek van de vaste Commissie voor Defensie aan de luchtvaartshow in Farnborough een veel hoger bedrag was genoemd voor de ALQ 131 pod dan de 575 000 dollar die de Regering thans noemt. Als het inderdaad gelukt is deze pod voor dat bedrag te krijgen, dan wilde hij de luchtmacht complimenten maken voor de voortreffelijke onderhandelingen. Welke prijsgaranties zijn echter verkregen? De receiver processor voor de power management systems worden opgevoerd voor 180 000 dollar. Het was dit lid echter gebleken dat de fabrikant van dit systeem nog nimmer, ook niet tegen de Amerikaanse luchtmacht, enige prijs voor een dergelijk apparaat heeft genoemd. Hoe komt de Regering aan dit bedrag? Ten slotte zei hij dat het uitzonderlijk flauw is niet de volledige prijs op te nemen voor de ALR 69. Deze zijn weliswaar reeds gekocht en betaald voorde 102 F-16's die we al besteld hebben, maar om een eerlijke vergelijking te maken moeten die kosten dan wel mee in beschouwing genomen worden in het totaal. Wat betreft de kosten van het Rapport-lll-systeem merkte hij op dat hem was meegedeeld dat het pertinent onwaar is dat de inbouwkosten 400 000 dollar zouden moeten bedragen. Zelfs de Belgische luchtmacht, die de ontwikkelingskosten betaald heeft, komt op een veel lagere stuksprijs uit. De heer Van den Bergh meende dat voor Nederland de kosten niet boven de 125 000 a 150 000 dollar kunnen uitkomen. Voorts was hem niet kunnen blijken dat er enige aanleiding is om een bedrag van 50 000 dollar op te voeren voor bijdragen aan ontwikkelingskosten voor het Rapport-lll-systeem. Met nadruk wilde hij ook stellen dat hem gebleken was dat het bedrag van 400 000 dollar inbouwkosten nimmer genoemd is door het F-16-systems programoffice in Dayton, Ohio. Deze berekeningen zouden aantonen dat de kostenvergelijking tussen ALQ 131 en het Rapport-lll-systeem precies omgekeerd uitkomen als de Regering zegt. Hij vroeg de Staatssecretaris alle cijfers nog eens na te gaan en volstrekte duidelijkheid te geven over deze prijsverschillen. Bij het begin van zijn beantwoording maakte de Staatssecretaris allereerst de commissie zijn verontschuldigingen dat de brief over de ECM-aanschaffing zo laat was ingezonden. Het is zeker de bedoeling in de toekomst ruim de hand te houden aan deze termijn. Wat betreft de aard van het stuk meende hij dat in het verleden - en dat gaat jaren terug - al vele malen over de ECM- Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 3

aanschaffing is gesproken. Toen bleek dat de in de brief van 22 september verstrekte informatie te mager werd bevonden, is besloten de gestelde vragen zeer uitvoerig te beantwoorden. De bewindsman meende dat thans een compleet overzicht voorligt. In het algemeen heeft het thans voor Defensie prioriteit reeds bestaande wapensystemen af te ronden. De investeringen zijn daar allereerst op gericht. De bestelling van ECM-apparatuur past in dit beeld. De ALQ 131 past voortreffelijk bij de ALR 69 die al in de F-16 is ingebouwd en die meegebruikt kan worden bij het ALQ 131-systeem. De Staatssecretaris noemde het Rapport-lll-systeem zeker niet slecht. Toch zijn er doorslaggevende bezwaren tegen. De merites van de systemen zijn met de Belgische regering op ministerieel niveau besproken. De Staatssecretaris zei zelf met de industrie gesproken te hebben in 1978. Het algemeen uitgangspunt bij bestellingen als deze is dat de krijgsmacht zich door de industrie laat voorlichten; in dit geval zijn daarna de verdere besprekingen gevoerd in het F-16-consortiumverband. Bilaterale contacten zouden deze multilaterale aanpak hebben doorkruist. Binnen de consortiumbesprekingen is gebleken dat het niet mogelijk is het Rapport-lll-systeem in detweezittervan de F-16inte bouwen. Dit is vooral voor de Nederlandse luchtmacht van belang omdat de Nederlandse tweezitters ook een operationele taak hebben, anders dan in de Belgische luchtmacht, waar zij uitsluitend voor opleidingsdoeleinden gebruikt worden. Een nadeel van het Belgische concept is dat niet met ECM-apparatuur geoefend kan worden in de tweezitter. Ongetwijfeld is een nadeel van een externe pod dat deze enige invloed heeft op sommige vliegcapaciteiten. Daartegenover staat dat niet bij alle missies de ECM-apparatuur meegevoerd hoeft te worden. De ECM-capaciteit is naar Nederlandse opvatting alleen nodig voor de grondsteunmissies, die Nederland wèl, maar Noorwegen en Denemarken niet als primaire taak hebben. Overigens meende de Staatssecretaris dat ook Noorwegen en Denemarken zeker nog niet afgestapt zijn van de mogelijkheid het ALQ 131-systeem aan te schaffen. Een voordeel van extern apparaat is dat slechts voor een aantal gelijk aan 70% van het totaal der vliegtuigen apparatuur hoeft te worden aangeschaft. In vredestijd zal deze apparatuur slechts zelden op oefeningen meegevoerd worden. De apparaten kunnen centraal worden opgeslagen, hetgeen de bewaking van deze hoogstgeclassificeerde apparaten bijzonder zal vereenvoudigen. Nu hoeft men slechts de centrale opslagplaats zeer scherp te bewaken, anders alle vliegtuigen. Bovendien zijn voor de externe pods weinig vredesverliezen te verwachten, terwijl bij ingebouwde apparatuur de hele apparatuur met een vliegtuig verloren zou gaan. Dit alles betekent een besparing van zeker 100 min. boven het Rapport-lll-systeem. Het LEOK heeft onlangs het Rapport-lll-systeem in een vergelijkende studie met de ALQ 181 onderzochten heeft geconstateerd dat het systeem grote nadelen heeft. Eender voordelen van het ALQ 131-systeem is dat de Verenigde Staten er zeker 1000 van zullen kopen. Dit betekent dat de Verenigde Staten een grote hoeveelheid z.g. software zullen ontwikkelen. Juist voor dit soort apparatuur is de software uiterst belangrijk. Overigens merkte de bewindsman op dat het Rapport-lll-systeem niet gereed is. België heeft thans het oudere Rapport-ll-systeem gekocht, dat net operationeel is geworden in de Belgische Mirage-V-toestellen. De bewindsman meende ten slotte wat dit betreft dat het onverantwoord is toestellen na 1982 zonder actieve ECM te laten vliegen. Wat betreft de industriële samenwerking meende de Staatssecretaris dat de aanbiedingen van Westinghouse, de ALQ 131-fabrikant, zeker de aanbiedingen van Loral evenaren. Concretisering kon hij wegens de classificatie van een en ander niet geven in een openbare vergadering. Wel deelde hij mee dat het oordeel van de zijde van de Minister van Economische Zaken is dat er sprake is van hoogwaardige compensatie. Er is met Nederlandse industrie zeker al gesproken over de omvang en de aard van deze compensatie. Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16 400 hoofdstuk X, nr. 10 4

Noodzaak om de compensatieorders contractueel gelijktijdig te regelen met de bestelling zag hij niet, omdat er voldoende zekerheid is verkregen. Wat de prijzen betreft gaf de Staatssecretaris een citaat uit een telex afkomstig van het hoofdkwartier van de Amerikaanse luchtmacht, waarin werd meegedeeld dat deze luchtmacht een power managementsysteem zal koppelen aan de ALQ 131 na februari 1982, waarvoorin die telex een «flyawayprijs» werd genoemd van 180 000 dollar. Voorts heeft de Amerikaanse luchtmacht meegedeeld voornemens te zijn meer dan 1000 stuks van de ALQ 131 aan te schaffen, voor gebruik inde 80-er jaren, totdat de ASPJ beschikbaar is. Er zijn programma's voorzien voor modernisering van de ALQ 131 naarmate de behoefte daaraan ontstaat. De Directeur Materieel KLu deelde mee dat het hoofdkwartier van de Amerikaanse luchtmacht een prijs van 400 000 dollar heeft geciteerd voor inbouw van de apparatuur in de F-16 en de daarbij vereiste modificaties, als geen gebruik gemaakt wordt van het remparachutecompartiment in een F-16. Dit compartiment wordt door de Noorse luchtmacht inderdaad gebruikt voor een remparachute; de andere luchtmachten hebben geen behoefte aan het gebruiken van de remparachute, gezien de andere klimatologische omstandigheden in Midden- Europa. Het Belgische systeem zit wel ingebouwd in een ruimte die veel gelijkenis heeft, extern, met het remparachutecompartiment. De Nederlandse luchtmacht wenst dit compartiment niet in de F-16 aangebracht te zien omdat ze het niet nodig heeften omdat dit een verstoring geeft van de luchtstroom rond het vliegtuig. Overigens meende hij dat installatie op de Belgische wijze van een intern systeem 250 000 dollar per toestel kost, waar dan de z.g. engineeringkosten nog bovenop komen. Dit bedrag is eveneens genoemd door de Amerikaanse luchtmacht. Het Hoofd van de Afdeling Operationele Behoeften van de Luchtmachtstaf zei dat de verminderde capaciteiten van de F-16 die in de bijlage bij deoorspronkelijke vragen opgenomen waren, een vergelijking maken tussen de configuratie voor een luchtgevecht en de configuratie met de externe pod. Dit is eigenlijk een irrelevante vergelijking, want de externe pod voor ECM zal vrijwel alleen gebruikt worden tussen de grondsteunmissies. De vergelijking moet dus gemaakt worden tussen de configuratie voor grondsteunoperaties met en zonder de externe ECM pod. Ten slotte zei de Staatssecretaris nog dat naar zijn inlichtingen Israël nog geen besluit heeft genomen over ECM-apparatuur en overigens doende is met een ontwikkeling ter zake. Ook Israël is van mening dat geen intern systeem als Rapport-lil in de tweezitter kan worden ingebouwd. De heer Couprie (C.D.A.) was van mening dat de thans verstrekte technische en financiële gegevens nog onvoldoende verifieerbaar zijn om op goed vertrouwen het groene licht aan de Regering te geven voor de voorgenomen bestelling. Hij drong er dan ook op aan dat de Staatssecretaris in een aanvullend situatierapport de thans ook nog gevraagde nadere gegevens en vergelijkingen aan de commissie zou meedelen. De heer Ploeg (V.V.D.) deelde de mening van de Staatssecretaris dat het onverantwoord is om onnodig lang te wachten met bestelling van ECM-apparatuur. Hij betreurde het dat de power managementsystem-functie nog in een experimenteel stadium verkeert en niet operationeel beschikbaar zal zijn vóór 1985. België heeft al een ander systeem gekozen. Noorwegen en Denemarken hebben andere taken, kunnen later kiezen en kunnen wellicht voor een ander systeem kiezen. Wat voor gevolgen zal dit in logistieke zin en ook voor wat betreft compensatie en dergelijke voor ons land hebben? Kan de Staatssecretaris overigens meedelen of ook Westinghouse al bezig is met de ontwikkeling van een intern ECM-systeem? Is het zo dat na 1990 alleen nog maar interne systemen op de markt zullen komen? De heer Stemerdink (P.v.d.A.) herhaalde zijn reeds in eerste termijn gemaakte opmerkingen, aangezien de Staatssecretaris daar niet op ingegaan was. Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 5

De heer Van den Bergh (P.v.d.A.) wenste allereerst te benadrukken dat hij niet bezig was aanschaf van een ander systeem te bepleiten dan de Staatssecretaris heeft voorgesteld. Hij achtte het slechts van groot belang dat een behoorlijke vergelijking tot stand komt tussen de beschikbare systemen. Het was hem opgevallen dat de Staatssecretaris het Rapport lll-systeem en het ALQ 131-systeem bespreekt alsof zij gelijke capaciteit zouden hebben. Dit is niet het geval. Het Rapport lll-systeem heeft een power managementfunctie en voor de ALQ 131 moet dit nog ontwikkeld worden. Wat betreft de Israëlische voornemens meende hij te weten dat Israël zeer binnenkort een contract zal sluiten met een andere leverancier dan Westinghouse. Overigens zal Israël niet het Rapport lll-systeem aanschaffen, maar wel wordt nauw samengewerkt met België ten aanzien van het z.g. engineering change proposal om interne inbouw mogelijk te maken in de Israëlische F-16's. Niet duidelijk is geworden hoe de Staatssecretaris het rijmt dat hij enerzijds zegt dat het onverantwoord is na 1982 zonder actieve ECM te opereren, terwijl duidelijk is dat pas in 1983 of 1984 een goed systeem ter beschikking komt. Dit is van belang omdat het terugslaat op het gewenste moment van bestelling van de apparatuur. Hoogst verbaasd was dit lid dat een bedrag van 180 000 dollar genoemd was door de Amerikaanse luchtmacht voor de z.g. receiver processor voor PMS. De fabrikant ontkende tegenover dit lid ooit een prijs genoemd te hebben. Het system program office voorde F-16, in Dayton, Ohio, heeft het bedrag van 400 000 dollar voor inbouw van de apparatuur in de Nederlandse toestellen een pertinente onwaarheid genoemd. Gegeven dit alles sloot het lid Van den Bergh zich aan bij de opmerkingen van de heer Couprie over het onvoldoende zijn van het voorliggende rapport en de bijkomende gegevens. De Staatssecretaris van Defensie zei in zijn antwoord zeker niet uit te sluiten dat aan het eind van de tachtiger jaren geavanceerdere systemen beschikbaar zullen komen die geheel ingebouwd kunnen worden. Dit neemt niet de noodzaak weg ook in de tachtiger jaren andere bruikbare systemen te hebben. De Regering heeft, wat de financiering van de investeringen betreft, bepaalde prioriteiten vastgesteld die maken dat aan de actieve ECM thans voorrang wordt verleend. De bewindsman achtte het niet zeer waarschijnlijk dat Noorwegen en Denemarken een keuze zullen maken voor een intern systeem. Noorwegen gebruikt de remparachute en heeft dus niet de daarvoor benodigde ruimte beschikbaar om een Rapport lll-systeem in te bouwen. Denemarken heeft de standaardconfiguratie, waarin de remparachute niet voorkomt. Op een tussenvraag van de heer Stemerdink (P.v.d.A.) antwoordde de Staatssecretaris dat de Nederlandse F-16's in de toekomst wel degelijk zullen blijven oefenen in Noorwegen, maar dan, anders dan de Noorse luchtmacht, geen gebruik zullen kunnen maken van de remparachute. Uit besprekingen in het Steering Committee van het F-16-consortium is wel gebleken dat de kans dat Noorwegen en Denemarken het Loral-systeem zullen nemen, uitzonderlijk klein is. Het is de Staatssecretaris bekend dat het power management system in de ALQ 131 nog in ontwikkeling is. Dit komt in 1981 gereed en het systeem is daarna gelijk aan Rapport III wat capaciteiten betreft. De heer Van den Bergh (P.v.d.A.) meende dat dit onjuist was. De directeur Materieel KLu deelde mee dat het Rapport lll-systeem pas in 1983 en later beschikbaar is voor installatie in de toestellen die er dan nog op gemodificeerd moeten worden. De ALQ 131 is door de modulaire opbouw aan te passen aan het beschikbaar komen van het power management system. In de tussentijd heeft men dan reeds gebruik kunnen maken van de beperktere maar niettemin reële mogelijkheden van de huidige ALQ 131, terwijl men voor het Rapport lll-systeem moet wachten tot het geheel gereed is. Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16400 hoofdstuk X, nr. 10 6

Op een tussenvraag van de heer Ploeg (V.V.D.), die meende dat het Rapport lll-systeem reeds in 1981 operationeel zou vliegen, deelde de directeur Materieel Klu mee dat in 1981 test gevlogen zal worden met het Rapport lllsysteem. Pas enige tijd daarna komt de produktie op gang. In deze vergelijking is het ALQ 131-systeem met power managementfunctie ook in 1981 beschikbaar, zij het dan wederom alleen voor tests. Wat betreft de prijsverschillen voor inbouw van het Rapport lll-systeem, merkte de bewindsman op dat het bedrag van 400 000 dollar wel degelijk relevant is voor de Nederlandse luchtmacht omdat de reeds geleverde en zeker nog vele van de te leveren toestellen geen remparachutecompartiment of iets dergelijks zullen hebben voor de inbouw, zodat dus inbouw op andere wijze zou moeten geschieden. Latere toestellen zouden gebouwd kunnen worden als die voor de Belgische luchtmacht, met wel zo'n compartiment. Toch kost dat dan nog 250 000 dollar per exemplaar. De heer Van den Bergh stelde hier tegenover vernomen te hebben dat inbouw eenvoudiger mogelijk was, terwijl ook de Amerikaanse luchtmacht de dan overtollig geworden ALR 69-apparatuur zou kunnen terugnemen. De Staatssecretaris achtte dit uiterst speculatieve gegevens, zeker waar het gaat over de eventuele bereidheid van de Amerikaanse luchtmacht om bij ons overtollig geworden apparatuur terug te nemen. Hij toonde zich verheugd dat vanuit de commissie belangstelling getoond was voor de industriële compensatieproblematiek; hij was ervan overtuigd dat dit in dit geval uiterst redelijk geregeld kan worden. Afsluitend zei hij te menen dat er operationeel en financieel voldoende redenen zijn om te kiezen voor het ALQ 131-systeem. Hierna besloot de vaste Commissie voor Defensie in overleg met de Staatssecretaris van Defensie, de heer Van Eekelen, dat de commissie op korte termijn nadere vragen aan de Regering zou voorleggen, welke zeer snel beantwoord zouden kunnen worden, waarna op 15 oktober 1980 wederom mondeling overleg zal volgen. 1 De Staatssecretaris zou ondertussen bewerkstelligen dat de beslissing niet vóór de aanvankelijk door hem genoerrv de datum van 15 oktober 1980 gefinaliseerd behoefde te worden. De voorzitter van de commissie, K. G. de Vries De griffier van de commissie, Hu bert 1 Inmiddels heeft de Staatssecretaris verzocht het mondeling overleg ui', te stellen tot 22 oktober 1980, omdat hij naar aanleiding van de gestelde vragen een synthese wil inzenden van alle beschikbare informatie ten aanzien van de te maken keuze, als aanvulling op het reeds ontvangen situatierapport Tweede Kamerzitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 7

BIJLAGE I Ministerie van Defensie Aan de voorzitter van de vaste Commissie voor Defensie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 22 september 1980 Onderwerp: Actieve ECM-apparatuur F-16 In de memorie van toelichting op de Defensiebegroting voor 1981 wordt in het Hoofdstuk «Materieelplannen voor de Koninklijke luchtmacht» gesteld, dat naar verwachting vóór 1981 een contract zal worden afgesloten voor de verwerving van de zo noodzakelijke actieve elektronische beschermingsapparatuur (ECM) voor het eerste F-16 squadron. Het waarom en hoe van deze bestelling licht ik hierna nader toe. In de huidige situatie in het Centraaleuropese gebied is opereren met militaire vliegtuigen zonder goede ECM-apparatuur nauwelijks meer mogelijk. Zonder deze apparaten zouden de overlevingskansen uitermate gering zijn en de effectiviteit van de operaties zeer dubieus. Het zwaartepunt van de operaties van de Koninklijke luchtmacht zal in tijd van oorlog immers liggen op de uitvoering van gevechtsvluchten boven en in de onmiddellijke nabijheid van vijandelijk gebied. De luchtverdediging van de tegenstander zal in het operatiegebied bestaan uit moderne wapensystemen, die vooral op het gebied van de elektronische oorlogvoering voortdurend verbeteringen ondergaan. Ook is te verwachten dat deze systemen bij de Warschaupactstrijdkrachten steeds in aantal zullen toenemen. In die situatie zullen tactische zelfbeschermingsmaatregelen als bij voorbeeld ontwijkingsmanoeuvres, alsmede passieve elektronische afweermiddelen, onaanvaardbaar hoge verliezen door de vijandelijke luchtverdediging niet kunnen voorkomen. Daarom staat vast dat de F-16 vliegtuigen van de Koninklijke luchtmacht moeten worden uitgerust met een actief elektronisch zelfbeschermingssysteem. Alleen op die wijze kan de overlevingskans van vliegers en vliegtuigen op een aanvaardbaar peil worden gehouden, hetgeen op zich zelf ook weer een essentiële voorwaarde is voor het verzekeren van de doeltreffendheid van de gevechtsvluchten. De te kiezen actieve ECM-apparatuur zorgt ervoor dat de radars van de vijandelijke luchtverdediging langs elektromagnetische weg zodanig wordt gestoord of misleid dat een doeltreffende inzet van die systemen tegen onze vliegtuigen onmogelijk is of ernstig wordt belemmerd. De Koninklijke luchtmacht heeft de laatste tijd een aantal mogelijkheden op het terrein van de actieve ECM onderzocht en is nu op grond van operationele, technische en ^financiële overwegingen tot de conclusie gekomen dat de keuze van ECMapparatuur van het Amerikaanse type AN/ALQ 131 duidelijk de voorkeur verdient. Deze apparatuur is bovendien ook in gebruik bij de Amerikaanse luchtmacht, hetgeen aantrekkelijke standaardisatie-aspecten oplevert. Het gekozen systeem wordt in een gondel onder het vliegtuig meegevoerd en is - zoals dat heet - modulair opgebouwd, d.w.z. dat het uit een aantal afzonderlijke modules bestaat. Een voordeel hiervan is dat de groeimogelijkheden van het systeem maximaal zullen kunnen worden gebruikt; voorts kunnen wijzigingen in de modules op betrekkelijk eenvoudige en weinig kostbare wijze worden aangebracht en kan de logistieke ondersteuning doelmatig worden georganiseerd. Daarnaast is het systeem zodanig programmeerbaar, dat steeds de nieuwste gegevens over de vijandelijke radars tijdig kunnen worden verwerkt. Het is noodzakelijk de F-16 squadrons met het nieuwe actieve zelfbeschermingssysteem uit te rusten. Naar verwachting zal met dit programma in het totaal een bedrag in de orde van grootte van f 150 min. zijn gemoeid. De plannen voorzien in een gespreide invoering, waarbij telkens apparatuur voor één squadron zal worden aangeschaft. Deze spreiding is nodig op grond van financiële overwegingen. Voordeel van deze gespreide aanschaf- Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16400 hoofdstuk X, nr. 10 8

fing is dat steeds kan worden ingespeeld op de nieuwste tactische en technologische ontwikkelingen. Belangrijk nadeel is echter dat de apparatuur pas zal worden afgeleverd nadat het betreffende squadron al operationeel in dienst is gesteld. Om deze tussentijd zo klein mogelijk te houden moet de bestelling voor het eerste F-16 squadron, ten bedrage van circa f 33 min., vóór 1 oktober 1980 worden geplaatst. Hierbij kan dan nog worden aangesloten bij de zogenaamde «vijfde bestelling» van de Amerikaanse luchtmacht. Aflevering zal plaatsvinden vanaf 1982. Gezien het vorenstaande heb ik besloten nog vóór het eind van deze maand een eerste serie actieve ECM-systemen, bestemd voor het eerste F-16 squadron, te bestellen. De Staatssecretaris van Defensie, W. F. van Eekelen Tweede Kamerzitting 1980-1981,16400 hoofdstuk X, nr. 10 9

BIJLAGEN LIJST VAN VRAGEN 1. Is het waar, dat in het algemeen luchtverdedigingssystemen bestaan uit a. door radar geleide en bestuurde projectielen; b. door radar bestuurde luchtafweerkanonnen; c. door vijandelijke vliegtuigen afgevuurde, door radar bestuurde of door warmtebronnen geleide projectielen en dat elektronische tegenmaatregelen dit verdedigingssysteem door middel van stoorsignalen zo moeten verwarren dat het ineffectief wordt? 2. Is het waar, dat elektronische tegenmaatregelen (ECM-systemen) bestaan uit a. een radarwaarschuwingssysteem; b. stoorzenders die proberen radar van een tegenpartij in verwarring te brengen; c. een systeem dat de resultaten van de signaalanalyse gebruikt om de stoorzenders op het juiste moment, voor de juiste tijdsduur en met het juiste stoorsignaal in te schakelen (Power Management System)? 3. Is het waar, dat de luchtmacht van de VS het z.g. ALR-46 radarwaar schuwingssysteem niet geschikt acht tegen radar van de WP-landen en dat de pogingen om dit systeem te moderniseren mislukt zijn m.n. om de ALR-46 geschikt te maken voor het zo belangrijke Power Management System dat de stoorzenders eveneens in staat stelt meerdere radars tegelijk te storen? 4. Is het waar dat de luchtmacht van de VS zich nog beraadt over het systeem dat aan het einde van de jaren '80 de functie van het Power Management System moet vervullen en dat daartoe op dit ogenblik verschillende studies worden verricht? 5. Is het waar, daat de Nederlandse luchtmacht op het punt staat de buiten het vliegtuig opgehangen ± 400 kg wegende ALQ-131-POD te bestellen terwijl de POD een zeer nadelige invloed heeft op de vliegeigenschappen (versnelling, actieradius, wendvermogen) in vergelijking met een intern aangebracht systeem, zoals een studie door de leverancier van de F-16 General Dynamics heeft aangetoond (1)? 6. Is het waar, dat de luchtmachten van België, Engeland en Israël dit systeem voor de F-16 hebben gekenschetst als ongeschikt, terwijl bovendien dit systeem de noodzakelijke PMS-functie niet zou vervullen? 7. Is het de Regering bekend dat er op dit ogenblik ook mogelijkheden zijn voor een geheel intern systeem met betrekking tot de in vraag 2 genoemde alle drie de functies en dat dit interne systeem tevens nauwelijks de vliegeigenschappen van de F-16 zou beïnvloeden en dat bovendien de luchtmacht van de VS werkt aan de ontwikkeling van een intern systeem voor het einde van de jaren '80? 8. Is het de Regering bekend, dat zowel de regering van de VS alsook de Amerikaanse Senaat opdracht hebben gegeven een bestaand intern systeem te bestuderen zoals blijkt uit: a. een opdracht aan de luchtmacht van de VS op 25 januari 1980 gegeven door Robert J. Hermann, staatssecretaris voor Defensie voor Research Development and Logistics, b. uit het recente rapport van het Armed Services Committee van de Senaat (2), c. uit het Conference rapport bij de «Department of Defence Authorisation Act 1980»? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 10

9. Moet daaruit niet de conclusie worden getrokken dat er in de VS grote twijfel bestaat over de aanschaf van een onvoldoende effectief systeem als de ALQ-131 en dat men er de voorkeur aan geeft voorlopig slechts op een beperkte schaal tot aanschaf van dit overigens ook zeer kostbare apparaat over te gaan? 10. Waarom is de Nederlandse Regering nog steeds van plan dit jaar nog over te gaan tot de aanschaf van de ALQ-131, terwijl andere landen dit systeem inmiddels als onvoldoende hebben gekarakteriseerd? 11. Waarom heeft de Nederlandse Regering tot nu toe geen of nauwelijks belangstelling getoond voor het initiatief in 1975 van de luchtmacht van België voor een studie over een systeem dat alle nodige functies (zie vraag 2) vervult dat geheel geïntegreerd is, inwendig geïnstalleerd, waardoor nauwelijks verslechtering van de vliegeigenschappen plaatsvindt, dat door België in de Mirage-5 werd geïnstalleerd en ook nu wordt aangebracht in de serie Belgische F-16 vliegtuigen? Is het waar, dat dit Belgische systeem in staat is grondradars te verwarren en «aanvallende» vliegtuigen van zich af te schudden? 12. Is het waar: a. dat het door de Belgen in samenwerking met een Amerikaanse fabriek ontwikkelde systeem is gedemonstreerd in de European Program Group; b. dat door de Belgen indertijd is voorgesteld, gezamenlijk een consortiumstudie uit te voeren naar een intern systeem; c. dat de Belgische luchtmacht de partners voortdurend op de hoogte heeft gehouden van de vooruitgang in dat onderzoek; d. dat ervan Nederlandse zijde nooit enige bilaterale belangstelling is getoond voor het Belgische initiatief; e. dat de Nederlandse Regering zich bij voortduring uitsluitend heeft laten leiden door geldende opvattingen binnen de luchtmacht van de VS, dat nu ook de Noorse en Deense partners in het F-16 consortium belangstelling tonen voor een ander dan het tot nu toe door de luchtmacht van de VS aanbevolen ontoereikende systeem? 13. Waarom heeft de Nederlandse Regering tot nu toe ook elke poging van de producenten van dit Belgisch-Amerikaanse systeem om zelfs maar tot een serieus gesprek te komen van de hand gewezen ondanks herhaalde pogingen daartoe? 14. Is het niet te meer een ernstig feit, daar aangenomen moet worden dat een kostenvergelijking tussen enerzijds de door de Nederlandse luchtmacht voorgenomen bestelling van niet geheel geschikte systemen en anderzijds het door de Belgische luchtmacht aangeschafte systeem tot de conclusie leidt dat tussen de beide systemen per stuk een prijsverschil bestaat van ± 1,1 min. (3)? 15. Is het dan juist te veronderstellen dat dit op basis van de door de Regering voorgenomen bestelling voor 213 F-16 vliegtuigen leidt tot een totale kostenbesparing van ± 235 min., terwijl de Regering de totale kosten voor de Nederlandse luchtmacht voor de aanschaf van ECM-systemen voor de F-16 heeft begroot opf 550 min.? 16. Is het niet wat onzorgvuldig in een tijd van noodzakelijk financiële besparingen dit kostenelement niet nadrukkelijk mee te overwegen, afgezien nog van mogelijke kwaliteitsverbeteringen? 17. Waarom heeft de Regering geen acht geslagen op de mogelijkheid dat de Nederlandse industrie zoals vergelijkenderwijze ook in België is gebeurd voor een bedrag van ± 150 min. mee zou kunnen profiteren door coproduktie, de mogelijkheid van installatie en later in de operationele fase van onderhoud? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10

18. Is de Regering niet van mening dat de aanschaf van een effectief radarstoorsysteem niet alleen van essentiële betekenis is voor het functioneren van de F-16maar ook van grote betekenis is voorde vliegveiligheid van de F-16 vliegers? 19. Is de Regering bereid, de Kamer toe te zeggen dat zij haar voorgenomen beslissing over de aanschaf van het ALQ-131 systeem wil opschorten en de Kamer een vergelijkende nota voorleggen met betrekking tot de beide mogelijk aan te schaffen opties, waarin aandacht wordt besteed aan: a. technische voor- en nadelen van de tot het ECM-systeem behorende radarwaarschuwing, de stoorzenders en het systeem dat de vlieger in staat moet stellen meerdere radars tegelijk op de juiste frequentie met de juiste tijdsduur en het juiste signaal te storen; b. een kostenvergelijking van de mogelijke systemen; c. de mogelijkheden voor de Nederlandse industrie voor coproduktie en installatie? 20. Is de Regering bereid het initiatief te nemen tot het bespreken in beginsel van een gemeenschappelijke aanschaf door de partners in het F-16 consortium, waartoe ook België behoort en anderen, ten einde op deze wijze verdere kostenbesparingen te kunnen bewerkstelligen? Toelichting (1) Difference in F-16 performance with internal ECM system and external ALQ-131 POD (Air Superiority Mission, compared with F-16 baseline performance) external POD Internal Systems ALQ-131 Maximum Radius. loss of 19,3% 6,7% Combat Performance: Turning rate at 0.9 Mach/30 kft loss of 5,5% 2.4% Turning rate at 1.2 Mach/30 kft loss of 5,5% 1,7% Accelaration time f rom 0.9 Mach increases to 1.6 Mach by 26,4% 3,4% (Bron: General Dynamics) (2) Zie Report (to accompany H.R. 6974) on authorizing appropriation for fiscalyear 1981 etc. Together with additional views Committee on Armed Service United States Senate. June20,1980. (3) Een globale kostenvergelijking ziet er als volgt uit (per vliegtuig): ALR-69 $ 150000 ALQ-131 $ 750000 Het nog niet bestaande power management systeem S 300000 Totaal $1 200000 Belgisch/Amerikaans systeem (passief, actief en power management) $ 525000 Gemiddelde inbouwprijs (Gen. Dynamics) $ 125000 Totaal $ 650 000 De besparing per vliegtuig is dus ongeveer $ 550 000. Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 12

BIJLAGE III Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor Defensie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 7 oktober 1980 Onderwerp: Toezending van antwoorden op de schriftelijke vragen over actieve ECM-apparatuur voorde F-16 Hierbij bied ik u en de leden van uw commissie aan een exemplaar van de beantwoording van de vragen over de actieve ECM-apparatuur voor de F-16, gesteld ter voorbereiding van het mondeling overleg over deze aangelegenheid op woensdagochtend 8 oktober om 10.30 uur. De Staatssecretaris van Defensie, W. F. van Eekelen Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 13

ANTWOORDEN OP DE SCHRIFTELIJKE VRAGEN 1. Ja, met dien verstande dat door warmtebronnen geleide projectielen door afleidende warmtebronnen (infrarode fakkels, waarmee ook de F-16 is uitgerust) worden misleid. 2. Elektronische tegenmaatregelen (ECM-systemen) kunnen geheel of gedeeltelijk bestaan uit: a. een radar-waarschuwingssysteem; b. een installatie waarmee radar-reflecterend materiaal kan worden uitgestoten met het doel vijandelijke radars te storen; c. stoorzenders die de effectiviteit van de vijandelijke radars degraderen. Bij opdrachten boven vijandelijk gebied met een sterke luchtverdediging bestaat behoefte aan alle bovengenoemde elementen. De stoorzenders kunnen zijn voorzien van een zogenaamd Power Management-systeem (PMS), een systeem dat automatisch de signalen van de vijandelijke radars (de dreiging) analyseert en dan de volgorde en de vorm bepaalt van de stoorsignalen waarmee de stoorzenders moeten reageren. Bij een grote dichtheid van vijandelijke radars kan een PMS een belangrijk hulpmiddel zijn om de doeltreffendheid van het stoorsysteem te verbeteren. 3. In opdracht van de luchtmacht van de Verenigde Staten zijn aan de radar-waarschuwingsontvanger van het type ALR-46 verbeteringen aangebracht, uitmondend in een nieuwe versie, de ALR-69; deze is in alle F-16's van de Consortiumlanden ingebouwd, behalve in die van België. De PMSfunctie, die de schakel vormt tussen de passieve radar-waarschuwingsontvanger en de actieve stoorzender zal bij de Nederlandse F-16's worden geïntegreerd in de stoorzender van het type ALQ-131, evenals zulks in de Verenigde Staten geschiedt. 4. Ja. De Amerikaanse luchtmacht zal Power Management gaan toepassen vooronder andere de ALQ-131, een modulair opgebouwd ECM-systeem, waarvoor inbouw achteraf van PMS is voorzien. Vliegbeproeving van de ALQ-131, voorzien van PMS, door de Amerikaanse luchtmacht begint in februari 1981. Na het beëindigen van het testen van de prototypen wil de Amerikaanse luchtmacht in februari 1982 de produktiebeslissing nemen, waarna dit PMS-systeem voor de ALQ-131 vanaf 1983 uit serieproduktie leverbaar is. 5. De ALQ-131 ECM-pod (gondel), waarvan de Nederlandse luchtmacht voornemens is binnenkort een eerste serie aan te schaffen, weegt ongeveer 270 kg. De negatieve invloed van de externe pod op de vliegprestaties is op de bij de Koninklijke luchtmacht uit te voeren operaties procentueel gering en komt niet overeen met de cijfers, gegeven in de toelichting bij de vragen. Tegenover dit kleine nadeel staan echter belangrijke voordelen, die doorslaggevend worden geacht, zoals zal blijken uit de beantwoording van de volgende vragen. 6. Nee. De Belgische luchtmacht heeft het ALQ-131-systeem niet als ongeschikt gekenschetst. België heeft echter al in 1975 een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de ECM-uitrusting van Belgische F-16-vliegtuigen, omdat België eerst wilde onderzoeken of het kort daarvoor aangeschafte interne ECM-systeem van de Belgische Mirage-5 geschikt zou zijn om ook in de F-16 te worden ingebouwd. Dit zogenaamde Rapport ll-systeem werd voor de Belgische Mirage-5 ontwikkeld door de Amerikaanse firma Loral. De produktie vindt gedeeltelijk in België plaats. Voor de Belgische F-16 is een gewijzigde versie, de Rapport III, in ontwikkeling, die onder meer een PMS zal omvatten. Nationale overwegingen hebben bij België kennelijk zwaarder gewogen dan de standaardisatie in Consortiumverband. Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 14

Van Engeland en Israël is slechts bekend dat zij de voorkeur geven aan in eigen land ontwikkelde systemen. 7. Op dit ogenblik is geen systeem beschikbaar dat geheel zowel in de eenpersoons F-16A als in de F-16B-tweezitter kan worden ingebouwd. Dat is voor de Nederlandse luchtmacht een onoverkomelijk bezwaar. Bij de Nederlandse luchtmacht is immers aan de F-16Been zelfde operationele taak toegekend als aan de F-16A. Bij de Belgische luchtmacht echter vliegt alleen de F-16A in een operationele rol, de F-16B niet, zodat dit probleem daar anders ligt. Wel zal bij de Belgische F-16A ook nog ten gevolge van ruimtegebrek een deel van de stoorzender van het Rapport lll-systeem in een apart, nog aan te brengen compartiment moeten worden geplaatst, hetgeen uiteraard ook kostenverhogend werkt. Het is bekend dat de Amerikaanse luchtmacht werkt aan een systeem voor het eind van de jaren tachtig. De ontwikkeling van ECM-systemen gaat ten gevolge van de steeds veranderende dreiging voortdurend verder. Zo wordt thans in de Verenigde Staten reeds gewerkt aan de ontwikkeling van de opvolger van de ALQ-131, namelijk de ALQ-165, ook bekend onder de naam «Advanced Self Protection Jammer» (ASPJ). Dit systeem is in eerste instantie intern, maar het is waarschijnlijk dat ook een pod-versie wordt ontwikkeld, met name omdat dit systeem toegepast moet kunnen worden bij meerdere typen vliegtuigen, waaronder ook typen die geen ruimte hebben voor een intern actief ECM-systeem. De luchtmacht van de Verenigde Staten zal de ALQ-131 echter in gebruik blijven houden voorde F-16, F-4, A-10 etc, ook na de eventuele invoering van ASPJ. Dientengevolge zal het ALQ-131-systeem, indien de dreiging hiertoe aanleiding geeft, ook in de toekomst hieraan aangepast blijven. 8. Ja. Deze studie is inmiddels afgesloten met als resultaat dat het huidige Rapport lll-systeem niet door de Amerikaanse luchtmacht in enig vliegtuigtype zal worden ingebouwd. 9. Neen. Van het ALQ-131-systeem, dat niet duurder is dan vergelijkbare andere systemen, heeft de Amerikaanse luchtmacht momenteel 288 exemplaren in bestelling en heeft zij een optie op nog ruim 800 stuks. Gefaseerde aanschaf behoort tot het gebruikelijke aankoopbeleid van de Amerikaanse luchtmacht. 10. Gelet op de dreiging die vijandelijke luchtverdedigingssystemen nu en in de toekomst zullen uitoefenen, is het noodzakelijk dat de Nederlandse F-16's zodra zij operationeel worden ingezet, beschikken over actieve elektronische zelfbeschermingsmiddelen. Gezien het tijdstip, waarop het eerste Nederlandse F-16-squadron de operationele status bereikt, dient dit squadron in de loop van 1982 met deze apparatuur te zijn uitgerust. Evaluatie van systemen die zowel voorde F-16A als de F-16B in aanmerking komen, heeft het ALQ-131-systeem als de beste oplossing aangewezen. Om in 1982 over de systemen voor het eerste F-16-squadron te kunnen beschikken, is het noodzakelijk nu aan te sluiten bij de vijfde Amerikaanse bestelling voor dit type. De bewerking zoals in het tweede deel van de vraag gesteld, wordt niet door feiten gestaafd, zoals ook al bleek uit de antwoorden op de vragen 6 en 9. 11. Het door België gelanceerde voorstel om de mogelijkheid te bestuderen de F-16's van de Consortiumlanden uit te rusten met een intern systeem, is zorgvuldig bestudeerd. In het Consortium stond België echter geheel alleen. De Nederlandse houding werd gebaseerd op de belangrijke voordelen die aan het externe actieve ECM-systeem zijn verbonden: a. Zowel de F-16A als de F-16B kunnen met een volledig en identiek ECMsysteem worden uitgerust. Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk X, nr. 10 15

b. Aanschaf van een actief ECM-systeem kan voor de vliegtuigen die ter compensatie van vredesverliezen worden gekocht, grotendeels achterwege blijven. c. Bij een intern systeem moet het stoorzendersysteem voor ieder vliegtuig worden aangeschaft; bij een extern systeem bestaat de mogelijkheid de aanschafte beperken tot een gedeelte van het aantal ingedeelde vliegtuigen per squadron. Voorzien is momenteel een aanschaf voor 70 % van dit aantal vliegtuigen (zie verder antwoord op vraag 15). d. Indien het door de snelle ontwikkeling van de ECM-technologie noodzakelijk mocht zijn om tijdens de gebruiksduur van de F-16 een moderner of uitgebreider stoorzendersysteem aan te schaffen, dan wel dit systeem te wijzigen, dan is dit met een extern systeem eenvoudiger te verwezenlijken dan met een intern systeem. e. Omdat in vredestijd veelal zonder pod wordt geoefend, vereenvoudigt dit het onderhoud aanmerkelijk. Voorts zullen de pods veelal centraal kunnen worden opgeslagen, hetgeen de voor deze apparatuur vereiste zeer scherpe bewaking vergemakkelijkt. f. Door de standaardconfiguratie te kiezen wordt de «commonality» (eenvormigheid) met de Amerikaanse luchtmacht gediend, hetgeen zowel technisch als financieel en operationeel grote voordelen biedt. Wat betreft de laatste vraag kan worden gesteld, dat ieder type operationeel ECM-systeem deze eigenschappen dient te bezitten. 12. a. Ja, met dien verstande dat het hier een Rapport H-systeem inde Belgische Mirage-5 betrof. b. Ja. In het antwoord op vraag 11 werd al gesteld dat de andere Consortiumlanden hiertoe niet bereid waren. c. Ja. d. Er is van Nederlandse zijde tot op het hoogste niveau belangstelling getoond. e. Neen, zie het antwoord op vraag 11. De Deense en Noorse partners in het F-16-Consortium hebben nog geen beslissing genomen over de actieve ECM voor hun F-16 vliegtuigen. 13. Vertegenwoordigers van de fabrikant van het Rapport-systeem, de Amerikaanse firma Loral, hebben in het verleden meermalen gesproken met functionarissen van de Nederlandse luchtmacht. Zij hebben voor genoemde functionarissen tevens een briefing verzorgd. 14. De globale kostenvergelijking in de «toelichting» gevoegd bij de vragen is onjuist. Een kostenraming gebaseerd op gegevens verkregen van de Amerikaanse luchtmacht is bijgevoegd. Uit deze kostenraming blijkt dat de kosten per Rapport lll-systeem inclusief inbouw $ 975 000 bedragen. De kosten voor de ALQ-131 inclusief PMS-systeem alsmede de ALR-69 bedragen $ 807 500. Bij de bepaling van de systeemprijs van het Rapport lll-systeem voor de Koninklijke luchtmacht is nog geen rekening gehouden met het kapitaalverlies, veroorzaakt door het dan overbodig worden van de al aangeschafte ALR-69 radar-waarschuwingsontvangers. 15. Uit het voorgaande blijkt dat er bij de aanschaf van het Rapport lll-systeem geen sprake zou zijn van een kostenbesparing. Met het oog op de voorgenomen aanschaf van 213 F-16 vliegtuigen bestaat voorts een wezenlijk verschil tussen aantallen benodigde externe respectievelijk interne systemen. In het geval van het losse externe systeem («pod») kan aanschaf van systemen voor die vliegtuigen die dienen ter compensatie van vredesverliezen grotendeels achterwege blijven (de vliegtuigen vliegen in vredestijd slechts zelden met de «pod»); bovendien behoeven slechts voor 70% van de sterkte van 9 F-16 squadrons ECM-pods te worden aangeschaft (114 stuks). Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16400 hoofdstuk X, nr. 10 16

Het interne systeem vergt echter 100% aanschaf (213 stuks). Het behoeft geen verder betoog dat aanschaf van het Rapport lll-systeem om deze redenen een veel grotere financiële inspanning zou vergen dan de aanschaf van de externe ALQ-131 pod (respectievelijk 213 x $975 000 = $207 675 000 tegen 114 x $807 500 = $92 055 000, een verschil derhalve van ruim$ 115 min. ten gunste van de ALQ-131). 16. Uit het gestelde in de antwoorden 14 en 15 zal duidelijk zijn, dat uitermate zorgvuldig rekening is gehouden met de financiële aspecten. 17. In beide gevallen bestaan mogelijkheden tot industriële samenwerking. 18. Ja, met dien verstande dat een doeltreffend stoorsysteem van wezenlijke betekenis is voor de overlevingskansen in oorlogstijd, en niet voor de vliegveiligheid. 19. Op grond van het voorgaande en gelet op de operationele noodzaak zijn er geen termen aanwezig de aanschaf van de eerste serie ALQ-131-systeem op te schorten. 20. Gezien het voorgaande wordt de Nederlandse keus als de enig juiste beschouwd; verder uitstel zal niet leiden tot kostenbesparingen. Verder overleg met de partners in het F-16 Consortium wordt gevoerd in het F-16 Steering Committee waarin voortdurend wordt gestreefd naar een gemeenschappelijke configuratie voorde F-16. Toelichting bij de antwoorden op de vragen Kostenraming ALQ-131 versus Rapport III (prijspeil oktober 1980) 1. Kosten ALQ-131+ALR-69 ALQ-131 pod $575 000 Receiver processor voor PMS $ 180 000 ALR-69 (voor 102 F-16's al gekocht, zit in F-16NTE-prijs) 111/213 x 100 700= $ 52 500 $ 807 500 Kosten Rapport III Rapport lll-systeem $ 525 000 Inbouwkosten per F-16A (opgave USAF) $ 400 000 (deze prijs heeft betrekking op inbouw tijdens de produktie) Ontwikkelingskosten $ 50 000 $ 975 000 3. Bij de berekening is de prijs van de ALR-69 (in 1977 besteld voor 5 F-16 squadrons a $ 80 000) herleid tot 1980-prijzen. Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16400 hoofdstuk X, nr. 10 17