Toespraak van Jan Franssen, Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, bij de nieuwjaarsreceptie van de provincie Zuid- Holland, 9 januari 2013. --------------------------------------------------------------------------------------------- Dames en heren, 2013 is onbestemd ontvangen. Veranderingen hangen in de lucht. Sommige bewust gewild, andere zijn moeilijker naar tijd en plaats te bepalen, maar worden gevoeld en geduid zonder dat meteen duidelijk is welke kant ze op gaan. Laat staan dat we weten wat we er precies mee moeten. Ons werelddeel Europa zal, als onderdeel van die veranderingen, waarschijnlijk wereldwijd positie verliezen. Dat komt deels door het sterker worden van andere landen en continenten. Het komt ook doordat velen grote moeite lijken te hebben met het sterker maken van Europa en het loslaten van nationale soevereiniteit. En toch is dat mijns inziens de onweerlegbare weg die we samen moeten afleggen wil Europa een krachtige rol blijven spelen op het wereldtoneel. Niet vanwege macht, maar wel omdat de waarden waar Europa voor staat - menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat - de wereld iets te bieden hebben. In het kielzog van deze ontwikkelingen schetsen velen de verdere marginalisering van de natiestaat als hechtpunt van ordening en bestuur. Steden en regio s lijken betere uitgangspunten te kunnen bieden om gewenste of noodzakelijke ontwikkelingen in goede banen te kunnen leiden. Daaronder zien we ook een andere trend. Burgers hebben zich los gemaakt van de oude instituties en zuilen. Ze zoeken - na het tijdperk met een overmatige en eenzijdige aandacht voor het individu - naar nieuwe vormen van zelfsturing én 1
medeverantwoordelijkheid, met een grotere nadruk op gemeenschappelijkheid. De marktgedreven organisatie van veel voorzieningen op het terrein van bijvoorbeeld onderwijs, zorg en energie maakt ruimte voor kleinschaliger vormen van burgerinitiatieven. Hierdoor is niet alleen meer autonomie en zeggenschap mogelijk, maar ontstaat ook ruimte voor maatschappelijke veranderingen, waartoe politiek en bestuurders op grotere schaal niet in staat bleken. Ik noem initiatieven op het gebied van coöperatieve opwekking van duurzame energie en de opkomst van kleinschalige coöperaties in de zorg. We zien - samenvattend - schaalvergroting én schaalverkleining in verschillende vormen en gedaanten optreden. Ik ben daar blij mee, want die twee horen bij elkaar. Er is schaalvergroting door economische en technologische ontwikkelingen en tegelijkertijd schaalverkleining doordat mensen pogen grip op die ontwikkelingen te behouden en terug te krijgen. Tegen die achtergrond verwelkomen we in dit nieuwe jaar twee nieuwe gemeenten in onze provincie: Goeree-Overflakkee en Molenwaard. De nieuwe gemeente Goeree-Overflakkee moet het eiland in staat stellen de noodzakelijke economische transitie vorm en richting te geven. We wensen hen daarbij veel succes en ook steun toe. Molenwaard heeft de lange aanloop naar de komst van deze nieuwe gemeente ten volle benut om als het ware een nieuw concept van lokaal bestuur' uit te broeden. Ook hier gaan de noodzakelijke schaalvergroting en de wil tot schaalverkleining, op terreinen waar dit kan, hand in hand. Ik complimenteer de bestuurders uit Molenwaard met hun visie, creativiteit en koene daadkracht. Ze zijn een voorbeeld voor velen. Ze zoeken de burger op om dienstbaar te zijn. Tegelijk sporen ze de burger aan zelf vorm en inhoud aan de gemeenschapsvorming te geven. Die wederkerigheid appelleert aan de verantwoordelijkheid van een ieder en niet aan die van enkelen. 2
De vraag is of wij, als bestuurders, deze ontwikkeling met een zekere genoegzame welwillendheid aanschouwen en deze daarmee vervolgens onvoldoende op waarde schatten of dat we er energie uit putten en deze ontwikkeling als basis gebruiken om meer fundamenteel na te denken over de inrichting en sturing van onze samenleving in de 21e eeuw. Dat betekent dat de overheid zich moet aanpassen en de burger de ruimte moet geven. Dat is duidelijk, op vele fronten. Ons land is een constitutionele monarchie in een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Daarbinnen gold lang het adagium dat een lagere overheid alle zaken naar zich toe kon trekken totdat een hogere overheid de regeling ervan tot zich nam. Daarvoor in de plaats is langzaam aan het uitgangspunt gekomen dat iedere overheidslaag min of meer exclusieve eigen taken en verantwoordelijkheden heeft: de gemeenten de arbeid, zorg en veiligheid en de provincies de ruimtelijk-economische ontwikkeling. Een rolverdeling die ook door dit kabinet met omvangrijke decentralisaties wordt ondersteund. Dat is staatkundig een majeure verandering. Tegelijk rekenen de rijksoverheid en politiek Den Haag zich nog alle rechten toe om te oordelen en te sturen via met name de koorden van de financiën, zonder correcte of adequate geschillenbeslechting. Los van de risico s van gebrekkige samenhang door de 'exclusiviteit' van kerntaken zal het op termijn niet houdbaar blijken dat er een overheid is die over de inhoud gaat en een andere overheid over het geld. Dat is vragen om moeilijkheden. Het is onontkoombaar dat het decentrale belastinggebied wordt vergroot, onder gelijktijdige verlaging van de rijksbelastingen. Tegen die achtergrond roept de aanpak van het nieuwe kabinet op het terrein van de bestuurlijke vernieuwing vele vragen op. Een aantal bestuurlijke veranderingen is voorgesteld zonder een stevige inhoudelijke fundering en zonder dat duidelijk is welk einddoel wordt beoogd. Dit kabinet wil: minder en grotere gemeenten met een discutabel getalscriterium; 3
minder provincies die ineens landsdelen moeten heten zonder inhoudelijke motivatie; de waterschappen uit de grondwet halen zonder dat duidelijk is voor welk probleem dit een oplossing is; en deconstitutionalisering van de aanstelling van de burgemeester en commissaris van de Koningin zonder helderheid over de vorm waarin de gewenste nieuwe aanstelling moet worden gegoten, laat staan helderheid over de nieuwe rol, taken en bevoegdheden van deze bestuurders. Stuk voor stuk voorbeelden van in het duister tastend stapvoets voortgaan. Ook hier had een wat langere formatie wellicht een beter product opgeleverd. Het Huis van Thorbecke wordt aangepast terwijl het in wezen moet gaan over de vraag of het niet tijd is voor een algehele renovatie omdat in 2013 globalisering, de veranderende verhoudingen tussen overheden en de opkomst van meer burgerinitiatieven om een ander besturingsconcept vragen. Een fundamentele herbezinning op inrichting en functioneren van onze overheid is nodig. Ik bevind mij met dit pleidooi in het goede gezelschap van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Raad voor het Openbaar Bestuur en het Sociaal en Cultureel Planbureau die alle deze ontwikkelingen in recente rapporten hebben geanalyseerd. Ook minister Ronald Plasterk wil de rol en positie van het moederdepartement Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties versterken. Hij ziet dat de internationale ontwikkelingen de nationale autonomie steeds verder inperken. Hij ziet ook dat de verhouding van het rijk tot de medeoverheden fundamenteel verandert. Hij neemt ook waar dat burgers meer kunnen en maatschappelijke verantwoordelijkheid willen nemen waar overheden steeds meer tekort schieten. Hij zal tenslotte ook niet onder de conclusie uit kunnen dat het Huis van Thorbecke echt groot onderhoud nodig heeft; onderhoud dat fundamenteler moet zijn dan de aanpassingen die het huidige kabinet voor ogen heeft. 4
Hij kan geschiedenis schrijven als architect van het nieuwe Huis van Thorbecke. De minister kan dit momentum gebruiken door een zware commissie te verzoeken met een voorstel te komen over een bestuurlijke organisatie die zowel het burgerschap als het bestuur nieuwe bedding geeft. Zijn rol is draagvlak voor de noodzakelijke veranderingen te verwerven. Dames en heren, Terwijl een grondige verbouwing in voorbereiding lijkt, moet het werk wel door gaan. In navolging van het vorige kabinet heeft ook de nieuwe coalitie de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling primair bij de provincies neergelegd. Die keuze biedt de provincie als bestuurslaag grote kansen. Die meer exclusieve verantwoordelijkheid legt een grotere nadruk op het conceptueel vermogen van de provincie Zuid-Holland om richting te geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van één van de sterkere regio s in Europa. We zien op veel plaatsen krimp in plaats van groei. Het begrip duurzaamheid doordrenkt het denken op vele fronten. Veranderingen op gebieden als energie, klimaat en voedsel vragen om lange termijnontwikkelingen waar tijdig op moet worden geanticipeerd. Herstructureringen op menig terrein kunnen een impuls opleveren om meer op kwaliteit dan op kwantiteit te sturen. Een omslag die ons meer concurrentiekracht kan brengen. In onze volle provincie, met ook aan verandering onderhevige mainports waar over hergebruik van schaarse ruimte moet worden gewikt en gewogen, vraagt dat om een scherp debat waarin keuzes onontkoombaar zijn. Ik hoop dat de discussies over een nieuwe provinciale structuurvisie, waartoe het college van Gedeputeerde Staten heeft besloten, het profiel van de provincie politieker en sterker maken. Ik hoop ook dat het een debat wordt met een grote en brede maatschappelijke inbreng waardoor uiteindelijke keuzes een breed draagvlak kunnen krijgen die de Randstad als Europese topregio nieuw perspectief kan bieden. We hebben in Zuid-Holland sterke economische sectoren die elkaar steeds vaker opzoeken om samen te werken. 5
We hebben hoger onderwijsinstellingen die de handen meer en meer ineen slaan en bijdragen aan het vinden van oplossingen voor de grote uitdagingen waar we voor staan. Het is aan de provincie om de regierol te pakken, ook ten opzichte van de andere overheden, om de neuzen dezelfde richting uit te krijgen. Dit brengt mij tenslotte bij de positie van de provincie Zuid-Holland. Het kabinet wil op termijn de twaalf Nederlandse provincies omvormen tot vijf landsdelen. De argumentatie hiervoor is hoofdzakelijk dat minder en grotere gemeenten om minder provincies vragen. Hoewel ik aan deze redenering een zekere logica niet wil ontzeggen, is ze wel mager. Een landsdeel is echt iets anders dan een provincie. Wijlen Ad Geelhoed en zijn commissie hebben - in het onverminderd actuele advies over de toekomst van het middenbestuur uit 2002 - de vorming van landsdelen de meerwaarde van het regionaal opdrachtgeverschap meegegeven. Die rol zou uiteraard gevolgen hebben voor de relatie met de lokale overheid, maar nog meer voor de verhouding met het rijk. Aan een goed debat over de betekenis van dit Geelhoedadvies, waar het kabinet overigens naar verwijst, zijn we in ons land nog steeds niet toegekomen. Ik acht een dergelijke verdieping van het debat onontkoombaar, willen we de politieke en bestuurlijke betekenis van deze verandering - waar ik trouwens een hartelijk voorstander van ben - goed kunnen duiden en het begrip landsdeel zijn juiste lezing kunnen meegeven. Als eerste stap in de beweging naar landsdelen wil het kabinet voor maart 2015 de provincies Flevoland, Utrecht en Noord-Holland samenvoegen. De minister heeft de vorming van deze nieuwe, zogeheten FUNprovincie verdedigd door te zeggen dat dit landsdeel met straks 4,4 miljoen inwoners in redelijke verhouding staat tot de provincie Zuid- Holland met circa 3,6 miljoen inwoners. Achterliggend idee van de minister lijkt te zijn dat Zuid-Holland best zelfstandig zou kunnen blijven, althans voorlopig. Echter: als het kabinet een FUN-provincie wil vormen, moet het ook zeggen wat het met de rest van Nederland wil. Dat geldt a fortiori voor Zuid-Holland. 6
We zijn meer dan een buur van het nieuwe landsdeel. Zuid-Holland ligt in het hart van de Randstad en wil een sterke economische regio in Europa zijn. Ik herhaal mijn pleidooi voor een landsdeel Zuidwest Nederland, waarbij de huidige grenzen van Zuid-Holland niet heilig zijn. En als dat breder perspectief op dit moment niet haalbaar blijkt, is het raadzaam ook dit vraagstuk aan de eerder door mij bepleite commissie mee te geven. Dan is er een grotere kans dat nieuwe bestuursvormen en een andere inhoud harmonieuzer samen gaan. Juist in deze onbestemde tijd vragen alle ontwikkelingen en uitdagingen die op ons afkomen om vernieuwend denken en het verlaten van vaste posities. Ik wens ons allen daarbij veel succes en toost met u op een vernieuwend 2013. Voordat ik dat doe wil ik afsluiten met het volgende. Ook voor mij persoonlijk is de toekomst onbestemd. Dat heeft niets te maken met een snelle opheffing van de provincie Zuid-Holland. Wel staat vast dat dit mijn laatste nieuwjaarstoespraak is als Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland. Uiterlijk eind dit jaar zal ik het ambt van Commissaris neerleggen. Wat ik hierna ga doen weet ik nog niet, maar dit is een goed moment om het voornemen bekend te maken. Ik toost graag op een vernieuwend 2013. 7