Semantiek 1 college 5. Jan Koster

Vergelijkbare documenten
Samenvatting in het Nederlands

Logica voor Informatica. Propositielogica. Syntax & Semantiek. Mehdi Dastani Intelligent Systems Utrecht University

Semantiek 1 college 4. Jan Koster

Hulpwerkwoorden (een selectie)

- werkwoord + ed ( bij regelmatige werkwoorden ) - bij onregelmatige werkwoorden de 2 e rij ( deze moet je dus uit je hoofd leren )

passive de lijdende vorm

voltooid tegenwoordige tijd

We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen.

Grammatica overzicht Theme 5+6

Semantiek 1 college 12. Jan Koster

Bijwoorden: meer informatie geven over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord een hele zin of een ander bijwoord - uitleg

Logic for Computer Science

1. will + hele werkwoord (Future Simple) 2. shall + hele werkwoord 3. to be (am/is/are) going to + hele werkwoord

Logica voor AI. Inleiding modale logica en Kripke semantiek. Antje Rumberg. 14 november 2012

Semantiek 1 college 10. Jan Koster

The 10 funniest apologies

Mooie Engelse zinnen vormen, hoe doe je dit?

Tip! Let op deze (of vergelijkbare) signaalwoorden: Past Simple. Wanneer gebruik je de past simple? Voorbeeld: Hele werkwoord + ed

Logica Les 1 Definities en waarheidstabellen. (Deze les sluit aan bij les 1 van de syllabus Logica WD_online)

(HULP)WERKWOORDEN VAN MODALITEIT

College 4: Gegeneraliseerde Kwantoren

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

betrekkelijke voornaamwoorden

Semantiek 1 college 3

Semantiek 1 college 8. Jan Koster

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

gerund or to+infinitive

Logica als een oefening in Formeel Denken

Het verschil met de zinnetjes uit les1 is dat deze zinnen ontkennende zinnen zijn.

Fans talking about Martin

1. TRADITIONELE LOGICA EN ARGUMENTATIELEER

Tegenvoorbeeld. TI1300: Redeneren en Logica. De truc van Gauss. Carl Friedrich Gauss, 7 jaar oud (omstreeks 1785)

Grammar Book 1KGT. Name: Class:

Dr. P.J. van der Voort BACKBONE GRAMMAR. Basisgrammatica Engels. Walvaboek

Listen. Twenty One Pilots Niveau 3a Song 4 Lesson B Worksheet. a Luister naar wat Leo, Tina en Martin vertellen. Omcirkel het juiste antwoord.

Logica voor Informatica. Propositielogica. Normaalvormen en Semantische tableaux. Mehdi Dastani

Als je zo'n zinnetje moet leren dan weet je best al wat woorden van dit zinnetje.

News: Tours this season!

Comics FILE 4 COMICS BK 2

ook (niet)

Logica voor Informatica

(4) [Rick op 16 mei:] Het tentamen dat jullie vandaag gaan maken is niet moeilijk.

possessive determiners

Formeel Denken. Herfst 2004

Grammatica uitleg voor de toets van Hoofdstuk 1

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 7

Semantiek 1 college 9. Jan Koster

THE LANGUAGE SURVIVAL GUIDE

Gegeneraliseerde Kwantoren

voegwoorden

Teksten van de liederen die gospelkoor Inspiration tijdens deze Openluchtdienst zingt.

Logica voor AI. Bisimulatie en niet-karakteriseerbaarheid. Antje Rumberg. 21 november Correspondentie.

Perfectum, imperfectum, perfectief, imperfectief

The secret key. Worksheet. flash info. Lees de tekst en kruis het juiste antwoord aan. Deze tekst hoort bij

adverbs & adjectives bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Woord en wereld Een inleiding tot de taalfilosofie

DE VOLTOOID TEGENWOORDIGE TOEKOMENDE TIJD

Logica 1. Joost J. Joosten

De naïeve betekenistheorie. De betekenis van een woord is het object waar dat woord voor staat.

3 vmbo-basis Theme 1 Grammar. Opfriscursus. 3 vmbo-basis Theme 1,2 en 3 Grammar. Noordhoff Uitgevers bv Stepping Stones, 5 e editie Pagina 1 van 8

Aantekening Engels Engels Grammatica

Vergelijken in het Engels

Opdrachten Werkcollege 4

Conventionele implicatuur

Samenvatting Engels Informele brief maken, grammatica

Toelichting bij geselecteerde opdrachten uit Betekenis en Taalstructuur

Malala Ken je Malala? Wat weet je al van haar?

Choices elementary GRAMMAR

Logica voor AI. Verschillende modale systemen en correctheid. Antje Rumberg. 30 november 2012.

Main language Dit is de basiswoordenschat. Deze woorden moeten de leerlingen zowel passief als actief kennen.

Tijd en aspect in L2

present perfect simple.

read beroepen in de toekomst. beroepen van vroeger.

LTX016B05. Nieuwe ontwikkelingen in de syntaxis. College 4

Deel I Hoofdstuk 4: Modelleren van Toestand

Connectieven, spreker-betrokkenheid en semantische lagen Hoe daarom en dus zich gedragen in niet-declaratieve omgevingen

Terugvalpreventie bij anorexia nervosa

Notatie van verzamelingen. Lidmaatschap. Opgave. Verzamelingen specificeren

they stay they are staying they will stay Past Simple Past Continuous Future Continuous

Help! FILE 1 HELP! BK 2

1 Logica a. tautologie -1-

Things to do before you re 11 3/4

Win a meet and greet with Adam Young from the band Owl City!

onvoltooid verleden tijd

Animals 1 - Describe your Pet

> hele werkwoord > werkwoord +s, als het onderwerp he, she of it is. bevestigend vragend ontkennend

Geest, brein en cognitie

Logica voor AI. Bewijstheorie en natuurlijke deductie. Antje Rumberg. 28 november Kripke Semantiek.

Logica voor AI. Responsiecollege. Antje Rumberg. 12 december Kripke Semantiek. Geldigheid. De bereikbaarheidsrelatie

Dichtbij de kerstboom. Dichtbij de kerstboom Zingen wij zacht Overal lichtjes in de donkere nacht

KHLIM MEDIA & DESIGN ACADEMIE C-MINE SITE - GENK

Toetsonderdeel R T1 T2 I Totaal aantal items Totaal aantal punten. Totaal percentage (%)

Pragmatiek. 6 juni 2009

Heb. 11,1-7 preek NGKE

Aan het einde van de unit kennen de leerlingen woorden in de woordvelden: kleding uiterlijk emoties landen

De Sinn van fictie. Wouter Bouvy March 12, 2006

Mededelingen. TI1300: Redeneren en Logica. Waarheidstafels. Waarheidsfunctionele Connectieven

Semantiek 1 college 1

Wat? Betekenis 2: lambda-abstractie. Boek. Overzicht van dit college. Anna Chernilovskaya. 7 juni 2011

Transcriptie:

Semantiek 1 college 5 Jan Koster 1

Vandaag (1) Vorige week: zinssemantiek gebaseerd op waarheid en gevolgtrekking, waarheidstafels, entailments, presupposities Vandaag: zinssemantiek gebaseerd op situering van de zin ten opzichte van tijd en andere modaliteiten 2

Vandaag (2) Situaties: statisch, dynamisch Tijd (Tense): heden, verleden, toekomst t.o.v. de spreeksituatie (deiktisch, coördinaten) Aspect: verloop binnen de tijd: aan een stuk door, in stukjes, met/zonder eindpunt Modaliteit: graad van feitlijkheid Evidentialiteit: feitelijkheid volgens bron 3

Waar je op moet letten Kennis van de wereld of van de taal(vormen) Flexibiliteit in interpretatie (polysemie) Gaat het om eigenschappen van (werk)woorden of van zinnen? Veel terminologische diversiteit en dwarsverbanden tussen situatie, tijd, aspect en modaliteit 4

Situaties Statisch: toestandswerkwoorden en adjectieven ( statives ) Dynamisch: duratief/punctueel, telisch/atelisch (begrensd/onbegrensd, (bounded/unbounded), inchoatief/resultatief), semelfactief (punctueel), iteratief (frequentatief) 5

Toestandswerkwoorden Statives Jan houdt van pizza Jan Modaal houdt van pizza Iedereen houdt van pizza Non-statives (dynamic verbs) Jan groeit snelt De mens groeit snel 6

Progressive -ing -vorm van werkwoord in Engels Mary is eating Nederlands equivalent: aan het Marie is aan het eten Bewering: geen progressive bij statives (?) Jan is aan het ziek zijn 7

Je kunt betekenis vaak afdwingen Bewering: werkwoord proberen vereist een complement dat niet-stative is: Marie probeert te werken?jan probeert het antwoord te weten Jan probeert ziek te zijn Marie probeert van Jan te houden Dit is te danken aan polysemie 8

Imperatieven (gebiedende wijs) Bewering: geen statives met imperatieven Learn Dutch!?Know Dutch Tegenvoorbeelden Know yourself! Ken uw stad! Wees morgen allen ziek (staking!) 9

Have is stative Maar soms met progressive: *I am having a car I am having second thoughts *She is having a sister in New York She is having a baby (cf. krijgen) Polysemie! 10

Inchoatief/resultatief Inchoatief Het ijs smelt Resultatief Piet bakte een cake Marie bouwde een jacht Bewering: niet resultatief bij onderbreking Tegenvoorbeelden (zelfs bij stoppen) Marie bouwde een jacht in haar avonduren Marie bouwde een jacht toen ze verongelukte 11

Punctueel/duratief Punctueel (semelfactief): Jan hoestte Duratief: Marie sliep Iteratief (frequentatief) bij toevoegingen: Jan hoestte de hele nacht Marie sliep elke vijf minuten 12

Telisch/atelisch Telisch (begrensd, bounded) Harry was een vlot aan het bouwen Atelisch (onbegrensd, unbounded) Harry was uit het raam aan het staren Wereldkennis (geen eigenschap werkwoord) De goden zijn het universum aan het bouwen Harry staarde uit het raam tot hij er bij neerviel 13

Entailment Bewering: eerste zin impliceert tweede zin Mary has painted my portrait The portrait is finished Tegenvoorbeeld: eerste zin voortzetten met:...but we think it is not really finished (vgl. ook propositionele attitudes) 14

Indeling van Smith (1991) She hated ice cream (state) Your cat chased those birds (activity) Her boss learned Japanese (accomplishment) The gate banged (semelfactive) The cease-fire began at noon yesterday (achievement) 15

Smith (1991) 16

Tense (tijd) Tense is een deiktisch systeem, d.w.z. gedefinieerd t.o.v. spreeksituatie (moment van schrijven): verleden, heden, toekomst Werkoordsvormen (als voor verleden tijd ) hebben geen eenduidige betekenis en hebben complexe relatie met Tense 17

Voorbeelden Toekomst met tegenwoordige tijd Ik ga morgen naar Amsterdam Historisch-tegenwoordige tijd (narratief) Loop ik door de Kalverstraat, kom ik Moos tegen... In 1883 wordt zijn eerste dochter geboren Irrealis Vroor het nu, dan gingen we weer schaatsen 18

Hans Reichenbach (1947) Drie coördinaten: S: speech point (moment van spreken) R: reference point (psychologisch ankerpunt) E: event point (waarop gebeurtenis plaatsvindt Notatie: S > R = E gaat vooraf aan R en E Ezelsbruggetje: SiRE

Reichenbach s systeem (1) 20

Reichenbach s systeem (2) 21

Aspect Weegave niet van de tijdscoördinaten (als bij Tense) maar het soort verloop van handelingen en gebeurtenissen in de tijd. Twee soorten verschijnselen: Viewpoint: nadruk op begin, midden of eind handeling (perfectief-imperfectief) Situatietypen als punctueel/duratief, telisch/niet-telisch, inchoatief/resultatief, etc. Ook wel: Aktionsarten 22

Viewpoint Perfectief: nadruk op begin en/of eind gebeurtenis of handeling Imperfectief: gebied tussen begin en eind Onderscheid komt in zeer veel talen voor Jan was een huis aan het bouwen (imperfectief) Jan bouwde een huis (perfectief) 23

Vaak gecodeerd op werkwoord Russisch On čital pis mo (imperfectief) Hij las.imperf the brief Hij was de brief aan het lezen On pročital pis mo (perfectief) Hij PERF.las de brief Hij las de brief 24

Modaliteit Heeft betrekking op uitdrukkingen die gradaties aanbrengen in de mate van waarheid die aan een propositie (bewerende zin) gehecht wordt Modale logica: voegt operatoren toe aan proposities als: het is noodzakelijk dat... ( waar in alle mogelijke werelden ) en het is mogelijk dat... ( waar in sommige mogelijke werelden ) 25

Verschillende soorten Quasi-objectief: het is zeker, waarschijnlijk, mogelijk, noodzakelijk dat... Subjectief ( propositionele attitudes): ik geloof, denk, weet, meen dat... Verschillende uitdrukkingen: adjectieven, (hulp)werkwoorden, adverbia ( volgens mij, etc.), werkwoordsuitgangen, etc. 26

Modale hulpwerkwoorden Epistemisch: heeft betrekking op nuances in waarheidstoekenning Het kan morgen regenen ( is mogelijk volgens mij ) Deontisch: heeft betrekking op verplichting of toestemming Jan moet zijn huiswerk maken ( verplichting ) Marie mag weg ( toestemming ) 27

Modus Codering van modaliteit in werkwoordsmorfologie Belangrijkste vormen: irrealis, subjunctief/indicatief 28

Voorbeelden Irrealis Vroor het nog, dan gingen we weer schaatsen Indicatief (feitelijk, realiteit) I know he was better Subjunctief (geen realiteit, wensen, etc.) I wish he were better Optatief (wens) Uw wil geschiede 29

Evidentialiteit Relativering van waarheid volgens bron. In Amerikaanse Indianentalen vaak systematisch in werkwoordsmorfolgie of via zinspartikels (evidentiemarkers). Dit en dit is het geval, naar wij gezien hebben, naar wij gehoord hebben, naar wij vernomen hebben (via via), etc. 30