Jeugdenquête 0-12 jaar West-Friesland 2007

Vergelijkbare documenten
Jeugdenquête 0-12 jaar Kop van Noord-Holland 2007

Gemeentenotitie Heiloo Jong geleerd is oud gedaan Jeugdenquête 0 tot 4 jaar Noord-Kennemerland

Gemeentenotitie Schermer Jong geleerd is oud gedaan Jeugdenquête 0 tot 4 jaar Noord-Kennemerland

Gemeentenotitie Alkmaar Jong geleerd is oud gedaan Jeugdenquête 0 tot 4 jaar Noord-Kennemerland

Samenvatting Jong; dus gezond!?

Themarapport. Voeding en bewegen

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Kinderen in Centrum gezond en wel?

Kinderen in West gezond en wel?

Kinderen in Noord gezond en wel?

Jong geleerd is oud gedaan Jeugdenquête 0 tot 4 jaar Noord-Kennemerland

Kinderen in Zuid gezond en wel?

Kinderen in Oost gezond en wel?

Kinderen in Nieuw-West gezond en wel?

Ouderenenquête West-Friesland 2004

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Gezondheidsenquête Methode en respons

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Kinderen in Zuidoost gezond en wel?

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

GGD Zaanstreek-Waterland juni Tabellenboek gemeente Waterland Enquête 0 t/m 11 jarigen 2007 Zaanstreek-Waterland

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

GGD Zaanstreek-Waterland juni Tabellenboek gemeente Purmerend Enquête 0 t/m 11 jarigen 2007 Zaanstreek-Waterland

Tabellenboek gemeente Edam-Volendam Enquête 0 t/m 11 jarigen 2007 Zaanstreek-Waterland

Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin. Resultaten evaluatie JOGG December 2017

opleiding moeder midden

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

GGD Zaanstreek-Waterland juni Tabellenboek gemeente Zaanstad Enquête 0 t/m 11 jarigen 2007 Zaanstreek-Waterland

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Regio Gelderland Midden

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Tabellenboek gezondheidsmonitor 0-12 jarigen gemeente Landsmeer

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

= laag opl niveau is geen onderwijs tm mavo; = midden opl niveau is mbo, havo en vwo; = hoog opl niveau is hbo en wo. ***

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Zwolle

oinleiding 1 c oovergewicht en ernstig overgewicht (obesitas) in Nederlandd

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Hardenberg

Onderzoeksprotocol Gezondheidsmonitor 4-12 jaar april 2015

ONDERZOEKSOPZET, RESPONS EN ACHTERGRONDKENMERKEN

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Wageningen

Inkomenstatistiek 2008 Westfriesland

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Voeding en Bewegen bij Peuters

Ouderenmonitor Gezondheidsonderzoek 65-plussers regio Nijmegen. Gezondheidsonderzoek kinderen 0-12 jaar regio Nijmegen

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Olst-Wijhe

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Rijnwaarden

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Doesburg

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Ommen

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Lingewaard

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Renkum

Protocol Gezondheidsmonitor Noord-Holland Noord

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Zevenaar

V O LW A S S E N E N

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Overbetuwe

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Kampen

V O LW A S S E N E N

V O LW A S S E N E N

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2015

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Deventer

Bewegen en overgewicht in Purmerend

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Rozendaal

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Arnhem

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Ede

Figuur 1. Redenen van jongeren om zich thuis of in de woonomgeving bang of angstig te voelen (GGD Fryslân GO Jeugd 2004).

Broodmaaltijd. 0-3 dagen per week. 4-5 dagen per week. 6-7 dagen per week. kinderen Groep 7 schooljaar jongeren GO Jeugd 2004

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

Samenvatting Jeugdmonitor Utrecht

ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Raalte

Protocol Kindmonitor 0-12 jaar Onderzoeksprotocol. Kindmonitor 0-12 jaar Maart 2018

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Nijkerk

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Duiven

Zorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Westervoort

Leeswijzer Gezondheidspeiling tabellen Deze leeswijzer geldt ook voor tabellen van de Inwonersenquête van Interne Bedrijf Onderzoek, Gemeente Utrecht

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

Jeugdmonitor 2013 (0-11 jaar)

Gemeente Zaanstad en Molenwerf

5 Ouderen in de regio Gelre-IJssel

CIJFERS GENOTMIDDELEN NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER

Tabellenboek Hoe gezond ben jij?

Jeugdenquête 0- t/m 11-jarigen. Vergelijking 2005 en 2008

CIJFERS INKOMEN EN RONDKOMEN NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER

Samenvatting Twente. 2 van 6 Kernboodschappen Twente. Versie 2, oktober 2013

Inkomenstatistiek Westfriesland

JONGERENENQUÊTE NOORD-HOLLAND NOORD

Transcriptie:

Jeugdenquête -12 jaar West-Friesland 27

Jeugdenquête -12 jaar West-Friesland 27 Jeugdenquête -12 jaar West-Friesland 27

Colofon Auteurs: Mevr. M. Bot, epidemiologisch onderzoeker Mevr. L. Adriaensens, epidemioloog Mevr. C.L.A.J. Boom, projectmedewerker epidemiologie Mevr. G. Breebaart, beleidsmedewerker gezondheidsbevordering Administratieve en epidemiologische ondersteuning: Mevr. E.G.A.M. Duin - de Boer, medewerker epidemiologie Projectcoördinatie en eindredactie: Mevr. C.M. Waardenburg, epidemioloog Drukken, verzenden en scannen vragenlijsten Scan Serv BV, Nootdorp Kenmerk: GBO IN.28-117 Datum: Februari 28 Oplage: 65 Contactadres: GGD Hollands Noorden, sector GBO Postbus 324 174 AH Schagen telefoon: 229-25331 e-mail: epi@ggdhollandsnoorden.nl www.ggdhollandsnoorden.nl

VOORWOORD GGD en hebben een wettelijke taak op het gebied van het monitoren van de gezondheid van de inwoners in hun werkgebied. Vóór de fusie van de GGD en Noord-Kennemerland, Westfriesland en Kop van Noord-Holland tot GGD Hollands Noorden is in de afgelopen jaren de gezondheid van de volwassenen, ouderen en jongeren in de leeftijd van 12 tot 16 jaar in de betreffende regio s in kaart gebracht. Het voorliggende rapport geeft voor de eerste keer een omvattend beeld van de gezondheid van de jeugdigen in de leeftijd van tot 12 jaar. Dit rapport gaat over de gezondheid van de allerjongsten in de regio West-Friesland. Aan dit onderzoek hebben ouders van 3699 jeugdigen mee gewerkt. Driekwart van de ouders die benaderd zijn met het verzoek om deelname, hebben ook daadwerkelijk mee gedaan aan dit onderzoek. Dit is een ongekend hoge respons en geeft aan hoe betrokken ouders zijn bij de gezondheid en het welzijn van hun kind. Met dit rapport komt voor het eerst regionale informatie beschikbaar over de lichamelijke en psychische gezondheid, het zorggebruik en de leefstijl van -12 jarigen en gegevens over zwangerschap en ontwikkeling, opvoeden en opgroeien, opvang en school van de ouders. Doel van dit rapport is het leveren van een bijdrage aan de vorming en uitvoering van het lokale jeugdgezondheidsbeleid van de gemeenten in de regio West-Friesland. Daarnaast kan de informatie over de gezondheid van de jeugdigen de organisaties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg in de regio ondersteunen bij hun taak. De medewerkers van Omring Zorggroep en de sector JGZ van de GGD Hollands Noorden dank ik voor hun bijdrage aan deze rapportage. Tot slot wil ik, mede namens de onderzoekers, alle ouders en verzorgers bedanken voor hun deelname aan het onderzoek. Zonder hun bijdrage was het niet mogelijk om dit rapport te maken. R.L. Hössen, Sectormanager Gezondheidsbevordering, Beleid en Onderzoek

INHOUDSOPGAVE blz. Samenvatting 11 Hoofdstuk 1 Inleiding 15 1.1 Gemeentelijk gezondheidsbeleid 15 1.2 Gezondheidsenquête 15 1.3 Doelstellingen jeugdenquête 15 1.4 Leeswijzer 16 Hoofdstuk 2 Onderzoeksopzet 17 2.1 Onderzoekspopulatie 17 2.2 Steekproef 17 2.3 Onderzoeksopzet 17 2.4 Vragenlijst 18 2.5 Gegevensverwerking en analyse 18 Hoofdstuk 3 Respons, representativiteit en weging 21 3.1 Respons 21 3.2 Representativiteit 21 3.3 Weging 22 Hoofdstuk 4 Achtergrondkenmerken van de onderzoekspopulatie 23 4.1 Relatie tot jeugdige 23 4.2 Gezinssituatie 23 4.3 Sociaal-economische status 23 4.3.1 Opleidingsniveau 24 4.3.2 Arbeidssituatie 25 4.3.3 Financiële situatie 25 4.4 Etniciteit 26 4.5 Samenvatting achtergrondkenmerken 26 Hoofdstuk 5 Gezondheid 27 5.1 Inleiding 27 5.2 Ervaren gezondheid 27 5.3 Kwaliteit van leven 28 5.4 Ingrijpende gebeurtenissen 28 5.5 Psychische gezondheid 29 5.6 Aandoeningen en allergieën 31 5.7 Geneesmiddelengebruik 32 5.8 Ongevallen 34 5.9 Landelijke gegevens over jeugdigen en gezondheid 35 5.1 Samenvatting gezondheid 36 Hoofdstuk 6 Leefstijl 37 6.1 Inleiding 37 6.2 Voeding 37 6.2.1 Ontbijt 37 6.2.2 Fruit en groente 38 6.2.3 Drinken 4 6.3 Beweging 4 6.3.1 Sporten en bewegen 4 6.3.2 Buitenspelen 42 6.3.3 Zwemvaardigheid 42 6.4 Genotmiddelen 43 6.4.1 Roken en passief roken 43 6.4.2 Alcohol 44 6.5 Vrijetijdsbesteding 45 6.6 Landelijke gegevens over jeugdigen en leefstijl 48

6.7 Samenvatting leefstijl 49 Hoofdstuk 7 Opvoeding en opgroeien 51 7.1 Inleiding 51 7.2 Opvoeden 51 7.3 Zindelijkheid 52 7.4 Slapen 54 7.5 Tanden poetsen 55 7.6 Landelijke gegevens over jeugdigen en opvoeding 56 7.7 Samenvatting opvoeding en opgroeien 57 Hoofdstuk 8 Opvang en school 59 8.1 Inleiding 59 8.2 Opvang 59 8.3 School 61 8.4 Landelijke gegevens over jeugdigen en opvang en school 62 8.5 Samenvatting opvang en school 62 Hoofdstuk 9 Zorggebruik 65 9.1 Inleiding 65 9.2 Huisartsbezoek 65 9.3 Tandartsbezoek 66 9.4 Ziekenhuisopname 66 9.5 Overige gezondheidszorgvoorzieningen 67 9.6 Landelijke gegevens over jeugdigen en zorggebruik 67 9.7 Samenvatting zorggebruik 68 Hoofdstuk 1 Zwangerschap en ontwikkeling 69 1.1 Inleiding 69 1.2 Alcohol en roken tijdens de zwangerschap 69 1.2 Zwangerschapsduur en geboortegewicht 71 1.4 Borstvoeding 72 1.5 Huilgedrag baby s 73 1.6 Landelijke gegevens over zwangerschap en ontwikkeling 73 1.7 Samenvatting zwangerschap en ontwikkeling 74 Hoofdstuk 11 Resultaten op gemeenteniveau 75 11.1 Inleiding 75 11.2 Andijk 75 11.3 Drechterland 76 11.4 Enkhuizen 76 11.5 Hoorn 77 11.6 Koggenland 78 11.7 Medemblik 79 11.8 Opmeer 8 11.9 Stede Broec 81 11.1 Wervershoof 82 Hoofdstuk 12 Conclusies en aanbevelingen 85 12.1 Inleiding 85 12.2 Algemeen 85 12.2.1 Bevordering van gezond gedrag 85 12.2.2 Integrale Jeugdgezondheidszorg -19 jaar 85 12.2.3 Lokaal gezondheidsbeleid 85 12.2.4 Algemene aanbevelingen 86 12.3 Risicogroepen 86 12.3.1 Conclusies risicogroepen 86 12.3.2 Aanbevelingen risicogroepen 88 12.4 Conclusies en aanbevelingen per thema 88 12.4.1 Gezondheid 88

12.4.2 Leefstijl 89 12.4.3 Opvoeding en opgroeien 9 12.4.4 Opvang en school 91 12.4.5 Zorggebruik 91 12.4.6 Zwangerschap en ontwikkeling 91 12.5 Samenvatting conclusies en aanbevelingen 92 Afkortingen en begrippen 93 Geraadpleegde literatuur 95 Bijlagen 99 Bijlage 1 Tabellenboek 99 Bijlage 2 Herkomst van vragen 113 Bijlage 3 Vragenlijst 115

1

SAMENVATTING Inleiding Op basis van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) moeten gemeenten inzicht hebben in de gezondheidssituatie van hun inwoners om het lokale gezondheidsbeleid vorm te geven. In het kader hiervan heeft de GGD Hollands Noorden in het voorjaar van 27 een onderzoek uitgevoerd naar de gezondheid van jeugdigen van -12 jaar in de negen gemeenten van de regio West-Friesland. Het hoofddoel van dit onderzoek is gemeenten inzicht verschaffen in de gezondheidssituatie van de jeugdigen van -12 jaar en de determinanten die de gezondheid beïnvloeden. De regio omvat de volgende negen gemeenten: Andijk, Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Stede Broec en Wervershoof. Jeugdenquête Per gemeente is een steekproef getrokken uit alle jeugdigen in de leeftijd van -12 jaar. De ouders of verzorgers van deze jeugdigen hebben een vragenlijst toegezonden gekregen met het verzoek deze in te vullen en terug te sturen. Van de 4.962 verzonden vragenlijsten, zijn er 3.699 teruggestuurd die geschikt waren voor analyse. Dit betekent een respons van 75%. De vragenlijst bestond uit 73 vragen verdeeld over dertien verschillende onderwerpen: achtergrondkenmerken, zwangerschap en ontwikkeling, gezondheid en welzijn, opvang, opvoeding, zindelijkheid, voeding, slapen, beweging, school, vrijetijdsbesteding, leefstijl en welbevinden. Een aantal vragen was alleen bedoeld voor ouders van 8-12 jarigen. Alle jeugdigen van 1 en 11 jaar uit de steekproef hebben daarnaast ook zelf een vragenlijst thuis gestuurd gekregen om in te vullen. Deze resultaten worden gepresenteerd in een aparte rapportage. Achtergrondkenmerken Driekwart (77%) van de jeugdigen woont bij beide eigen ouders, 17% van de jeugdigen woont in een eenoudergezin. Bijna een derde (3%) van de ouders of verzorgers is laag opgeleid, 46% heeft een opleiding gevolgd uit de middencategorie en 24% is hoog opgeleid. De meeste vragenlijsten (91%) zijn door de moeder of verzorgster ingevuld. Van de moeders werkt 74% en van de vaders werkt 98%. Eén op de vijf gezinnen (19%) heeft een maandelijks inkomen dat gelijk of lager is dan een modaal inkomen. In West-Friesland is 9% van de jeugdigen allochtoon: 4% is van westerse afkomst en 5% van niet-westerse herkomst. Resultaten Gezondheid Bij jeugdigen zijn voornamelijk fitheid en leefstijl van belang voor de ervaren gezondheid. 94% van de ouders beoordeelt de gezondheid van zijn of haar kind als goed of heel goed; 6% van de jeugdigen heeft een minder goede of slechte gezondheid. Kwaliteit van leven is een belangrijke indicator van gezondheid en welbevinden. Bijna de helft (48%) van de jeugdigen van 8-12 jaar heeft een hoge kwaliteit van leven, 43% van de jeugdigen scoort in het middengebied en 9% van de jeugdigen heeft een lage kwaliteit van leven. 68% van de jeugdigen heeft zelf of in het gezin waar hij of zij opgroeit één of meer ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt, zoals geboorte, overlijden of een verhuizing. De meest voorkomende gebeurtenissen zijn uitbreiding van het gezin door de geboorte van een broertje of zusje, verhuizing en conflicten binnen het gezin. Eén op de negen 8-12 jarigen (11%) heeft psychosociale problemen, jongens vaker dan meisjes (14% ten opzichte van 7%). Jeugdigen met laag opgeleide ouders hebben vaker psychosociale problemen dan jeugdigen die opgroeien in een gezin met een opleidingsniveau uit de middencategorie of een hoog opleidingsniveau. Een derde van de 8-12 jarigen (33%) heeft problemen op het gebied van emoties, concentratie, gedrag of het vermogen om met andere mensen op te schieten; bij de meeste jeugdigen (25%) gaat het om kleine problemen. 11

Eén op de vijf jeugdigen (21%) heeft een chronische aandoening, jongens vaker dan meisjes. Van de voorgelegde aandoeningen komen eczeem (1%) en astma of bronchitis (7%) het meest voor. 14% van de jeugdigen is allergisch. Voedselallergie komt het meest voor, namelijk bij 7% van de jeugdigen. 21% van de jeugdigen heeft de voorafgaande twee weken een geneesmiddel of vitamine op recept gebruikt en 67% heeft een geneesmiddel of vitamine zonder recept gebruikt. Jeugdigen in de leeftijdscategorie -4 jaar gebruiken vaker geneesmiddelen dan oudere jeugdigen. 4% van de jeugdigen heeft in de voorafgaande drie maanden een ongeval gehad waarvoor medische behandeling noodzakelijk was. Jeugdigen van 8-12 jaar hebben vaker een ongeval gehad dan jongere jeugdigen. Ruim de helft van de ongevallen (58%) is ontstaan in de privé-situatie. De ervaren gezondheid, kwaliteit van leven en het percentage jeugdigen met psychosociale problemen en chronische aandoeningen lijken niet af te wijken van de landelijke gegevens. Het gebruik van geneesmiddelen en het percentage jeugdigen dat belemmert wordt door chronische aandoeningen lijkt in West-Friesland hoger te zijn dan landelijk. Leefstijl Voeding Bijna alle jeugdigen in West-Friesland ontbijten dagelijks; 2% van de jeugdigen ontbijt minder dan vijf keer per week. Minder dan een derde van de jeugdigen (3%) van 1-12 jaar eet dagelijks voldoende fruit. Minder dan de helft van de jeugdigen (47%) eet dagelijks groente. Jeugdigen uit gezinnen met een hoog opleidingsniveau eten vaker voldoende fruit en eten vaker dagelijks groente dan jeugdigen uit gezinnen met een laag opleidingsniveau. Meer dan zes op de tien jeugdigen (61%) drinken dagelijks frisdrank met suiker en 18% drinkt dagelijks zoet melk- of yoghurtdrankjes. Beweging Het percentage jeugdigen van 4-12 jaar dat elke dag minstens een uur beweegt is 31%. Jongens bewegen iets vaker voldoende dan meisjes. Bijna driekwart (72%) van de 4-12 jarigen is lid van een sportvereniging. Jongere jeugdigen en jeugdigen uit een gezin met een laag opleidingsniveau zijn minder vaak lid van een sportvereniging dan oudere jeugdigen en jeugdigen uit een gezin met een hoog opleidingsniveau. Van de 4-12 jarigen sport 38% meer dan twee uur per week. Een derde (33%) van de jeugdigen van 2-12 jaar speelt dagelijks buiten, 2% speelt nooit buiten. Van de 4-8 jarigen heeft 36% een zwemdiploma en van de 8-12 jarigen heeft 97% een zwemdiploma. Van de 4-8 jarigen zit 37% op zwemles. Genotmiddelen Minder dan één procent van de ouders geeft aan dat zijn of haar kind wel eens heeft gerookt. Uit landelijk onderzoek onder basisschoolleerlingen blijkt dat jeugdigen veel vaker wel eens hebben gerookt. Dit kan verklaard worden doordat ouders niet altijd op de hoogte zijn van het rookgedrag van hun kind. Passief roken vergroot bij jeugdigen de kans op en de ernst van luchtwegsymptomen. Bij 15% van de jeugdigen is in de voorafgaande week in huis gerookt in aanwezigheid van de jeugdige. Dit komt overeen met de landelijke cijfers. 16% van de ouders geeft aan dat hun kind wel eens alcohol heeft gedronken. Landelijk wordt geadviseerd om voor het zestiende levensjaar nog geen alcohol te drinken. Acht op tien ouders (81%) geven aan het eens te zijn met deze richtlijn. 19% van de ouders geeft echter een leeftijd onder de zestien jaar aan als geschikte leeftijd om alcohol te gaan drinken. Vrijetijdsbesteding Driekwart van de jeugdigen van 2-12 jaar (76%) kijkt dagelijks tv, video of dvd; 14% kijkt gemiddeld meer dan twee uur per dag. Jongens (16%) kijken vaker twee uur of meer naar tv, video of dvd dan meisjes (12%). Naarmate het opleidingsniveau van het gezin stijgt wordt er minder vaak televisie gekeken. 16% van de jeugdigen van 2-12 jaar zit dagelijks achter de computer, 25% doet dit nooit. 4% van de jeugdigen die computeren doet dit gemiddeld twee uur of meer per dag. 3% van de jeugdigen van 2-12 jaar besteedt dagelijks twee uur of meer aan tv kijken of computeren; deze jeugdigen worden beschouwd als veel inactief. Binnenactiviteiten die door veel jeugdigen dagelijks worden gedaan zijn lezen, binnen spelen en muziek luisteren. 1% van de jeugdigen (4-12 jaar) is lid van een zang-, muziek- of toneelvereniging, 5% is lid van een knutselclub en eveneens 5% is lid van een organisatie op gebied van natuur en milieu. Opvoeding en opgroeien 46% van de ouders heeft in de voorafgaande twaalf maanden wel eens zorgen of vragen gehad over de opvoeding of ontwikkeling van zijn of haar kind. Dit percentage komt overeen met het landelijke 12

percentage. Over jongens zijn meer zorgen of vragen dan over meisjes. De meeste vragen of zorgen gaan over gedragsproblemen. Bijna één op de acht ouders (12%) heeft momenteel behoefte aan professionele opvoedingsondersteuning. 87% van de jeugdigen van 2 jaar en ouder is overdag zindelijk, 75% is eveneens s nachts zindelijk. Eén op de zes jeugdigen van één jaar of ouder (17%) heeft één of meer slaapproblemen gehad in de voorafgaande twee maanden. 6% van de jeugdigen kon vaak slecht in slaap komen, 9% van de jeugdigen was s nachts vaak wakker, 3% van de jeugdigen verzette zich bij het naar bed gaan en 5% van de jeugdigen sliep bij vaak bij volwassenen in bed. Om gaatjes en tandvleesontsteking te voorkomen is een goede mondzorg belangrijk. De richtlijn voor tandenpoetsen is twee keer per dag poetsen waarbij het gebit van jeugdigen jonger dan tien jaar minimaal één keer per dag moet worden nagepoetst door een volwassene. Bijna een derde van de jeugdigen (2-12 jaar) (32%) voldoet niet aan deze richtlijn voor tandenpoetsen. Opvang en school De meerderheid van de ouders (69%) maakt minstens één keer per week gebruik van een vorm van opvang. Van de -4 jarigen maakt 87% minstens één keer per week gebruik van opvang, van de 4-8 jarigen 69% en van de 8-12 jarigen 5%. Oppas door grootouders is de meest gebruikte vorm van opvang. In West-Friesland worden grootouders relatief vaker ingezet als oppas dan landelijk. Meer dan de helft van jeugdigen van 2-4 jaar (53%) gaat naar de peuterspeelzaal. Een kwart van de jeugdigen van 4-12 jaar (26%) heeft in de voorafgaande vier weken verzuimd van school vanwege ziekte. De meeste 4-12 jarigen (91%) vinden het (hartstikke) leuk op school. Meisjes en jongere jeugdigen vinden het iets vaker (hartstikke) leuk op school dan jongens en oudere jeugdigen. Zes op de tien 4-12 jarigen (62%) gaan dagelijks zelf lopend of fietsend naar school, 18% doet dit nooit. 12% van de 4-12 jarigen sport minder dan twee keer per week op school en 77% sport twee keer of vaker per week. Van de 4-12 jarigen is 92% nooit of minder dan één keer per week alleen thuis na schooltijd. Jongere jeugdigen zijn minder vaak alleen thuis (99%) dan oudere jeugdigen (84%). Zorggebruik Ruim een kwart van de jeugdigen (28%) heeft in de voorafgaande drie maanden de huisarts bezocht. Naarmate de leeftijd toeneemt, gaan minder jeugdigen naar de huisarts. 8% van de jeugdigen van 2 jaar en ouder gaat twee keer per jaar naar de tandarts voor een periodieke controle; 14% gaat één keer per jaar. Van alle jeugdigen is 6% het voorafgaande jaar in het ziekenhuis opgenomen geweest. Bijna een derde (33%) van de jeugdigen heeft het voorafgaande jaar contact gehad met het consultatiebureau en één op de vijf jeugdigen (21%) is bij een medisch specialist geweest. Zwangerschap en ontwikkeling 11% van de moeders heeft tijdens de zwangerschap (wel eens) alcohol gedronken en 14% heeft tijdens (een deel van) de zwangerschap gerookt. 5% van de moeders heeft dagelijks gerookt tijdens de zwangerschap. Moeders met een laag opleidingsniveau roken vaker tijdens de zwangerschap dan moeders met een opleidingsniveau uit de middencategorie of hoog opgeleide moeders. Echter, moeders met een hoog opleidingsniveau drinken vaker alcohol gedurende hun zwangerschap. Eén op de elf jeugdigen (9%) had een laag of zeer laag geboortegewicht; kinderen van moeders die tijdens de zwangerschap hadden gedronken of gerookt hadden vaker een laag geboortegewicht. 8% van de jeugdigen heeft na de geboorte in de couveuse gelegen. Ruim acht van de tien jeugdigen (83%) kregen direct na de geboorte borstvoeding. 17% van de jeugdigen heeft minimaal zes maanden uitsluitend borstvoeding gekregen. De ouders gaven aan dat 9% van de jeugdigen een huilbaby is geweest of nog is. Conclusies en aanbevelingen Uit de resultaten van de Jeugdenquête blijkt dat de meeste jeugdigen van -12 jaar in West-Friesland opgroeien in goede lichamelijke en psychische gezondheid. Het percentage ouders in West-Friesland dat de gezondheid van hun kind als goed of heel goed beoordeelt, komt overeen met het landelijke percentage jeugdigen met een goed tot heel goed ervaren gezondheid. Op tal van gebieden blijkt dat de gezondheid van de jeugdigen in West-Friesland overeenkomt komt met de gezondheid van jeugdigen in Nederland of zelfs op een aantal punten beter is. Jongens en jeugdigen uit een gezin met een laag opleidingsniveau (lage SES) vormen binnen de totale groep jeugdigen van -12 jaar een 13

risicogroep. Hun gezondheidssituatie is op een aantal aspecten beduidend slechter dan meisjes of jeugdigen uit een gezin met een hoog opleidingsniveau. Op grond van de resultaten uit de jeugdenquête West-Friesland -12 jaar zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd: De resultaten uit verschillende onderzoeken naar de gezondheid van jeugdigen en jongeren in de regio dienen in samenhang met elkaar in verschillende beleidsvoorstellen terug te komen, zoals in het Integraal Jeugdbeleid en het lokale gezondheidsbeleid van de gemeenten. De verschillende interventies gericht op jeugdigen op scholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven dienen te worden geïnventariseerd en zoveel mogelijk op elkaar te worden afgestemd. Er dient een preventieve aanpak van verschillende gezondheidsproblemen te worden ontwikkeld die specifiek gericht is op ouders en jeugdigen uit gezinnen met een lage SES. Jeugdigen uit een gezin met een laag opleidingsniveau (lage SES) verdienen een aparte plek binnen het (lokale) gezondheidsbeleid. Samenwerking voortzetten en uitbreiden tussen alle organisaties in de regio die preventieve interventies aanbieden gericht op jeugdigen in de leeftijd -19 jaar en/of specifiek gericht op - 4 jarigen. De GGD Hollands Noorden promoot de komende jaren de Gezonde School Methode van het NIGZ als methode in het basisonderwijs met als doel verschillende gezondheidsaspecten structureel op te nemen in het school(gezondheids)beleid. Er dienen specifieke preventieve activiteiten gericht op (ouders van) jongens te worden ontwikkeld. 14

1 INLEIDING 1.1 Gemeentelijk gezondheidsbeleid Gemeenten zijn op basis van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) verantwoordelijk voor de collectieve preventie op het gebied van volksgezondheid in hun gemeente. Zij hebben de taak de gezondheid van hun inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. De Wcpv bepaalt dat gemeenten een Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) in stand dienen te houden. In januari 23 is de Wcpv herzien en is elke gemeente verplicht gesteld iedere vier jaar een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast te stellen. In deze nota moeten de ambities, keuzes en prioriteiten op het gebied van volkgezondheid en preventie worden weergegeven. In 27 moet door de gemeenten een nieuwe lokale nota opgesteld worden. Voorafgaand aan het opstellen van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid, moet er inzicht worden verworven in de gezondheidssituatie van de bevolking. Op basis van de Wcpv worden eenmaal per vier jaar gegevens over de gezondheidssituatie verzameld en geanalyseerd. De gemeente is verantwoordelijk voor het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking, maar de uitvoering van deze taak wordt over het algemeen ondergebracht bij de GGD. Het inzicht in de gezondheid kan worden geworven door het opstellen van een gezondheidsprofiel. Een gezondheidsprofiel is een min of meer omvattend beeld van de gezondheidstoestand van de bevolking, gebaseerd op gegevens uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld demografische gegevens, sterftecijfers, gegevens met betrekking tot medische consumptie en de ervaren gezondheid. Hierbij wordt uitgegaan van het feit dat de gezondheidstoestand afhankelijk is van biologische factoren, de maatschappelijke omgeving, de fysieke omgeving, leefwijzen en de gezondheidszorg. 1.2 Gezondheidsenquête Om een gezondheidsprofiel te kunnen opstellen, voert de GGD Hollands Noorden (voorheen GGD West-Friesland) in opdracht van de gemeenten in West-Friesland gezondheidsenquêtes uit. In 22, 24 en 25 is er een gezondheidsenquête gehouden onder respectievelijk volwassenen (2-64 jaar), zelfstandig wonende ouderen (55 jaar en ouder) en jongeren in het voortgezet onderwijs. Dit rapport geeft een beschrijving van de gezondheid van jeugdigen van -12 jaar. Er is nog niet eerder een grootschalig onderzoek gedaan door de GGD naar de gezondheid in deze leeftijdscategorie in West-Friesland. De jeugdenquête is uitgevoerd in samenwerking met de voormalige GGD Kop van Noord-Holland (sinds 1 april 27 samen met GGD West-Friesland en GGD Noord-Kennemerland gefuseerd tot GGD Hollands Noorden) waar gelijktijdig hetzelfde onderzoek naar de gezondheid van jeugdigen is gedaan. Een vragenlijst is een waardevol instrument bij het in kaart brengen van de gezondheid van jeugdigen in de leeftijd van -12 jaar. In de bestaande informatiesystemen worden de gezondheidssituatie en de factoren die de gezondheid beïnvloeden namelijk niet in samenhang met elkaar geregistreerd. Een enquête geeft inzicht in de gezondheidsbeleving van jeugdigen en de factoren die de gezondheid beïnvloeden (o.a. leefstijl). Dit betreft zowel de gezondheidsbevorderende als -bedreigende factoren. Een belangrijke toegevoegde waarde is dat bij deze enquête informatie wordt verzameld over het gezonde deel van de bevolking. Door de enquête periodiek uit te voeren, kunnen er veranderingen in de gezondheid worden gevolgd. 1.3 Doelstellingen jeugdenquête Het hoofddoel van de jeugdenquête -12 jaar is inzicht verschaffen in de gezondheidssituatie van de jeugdigen van -12 jaar in West-Friesland en de determinanten die de gezondheid beïnvloeden. Dit inzicht is bedoeld om het lokale gezondheidsbeleid van de gemeenten en de GGD te ondersteunen. Uitgangspunt daarbij is dat er zoveel mogelijk inzicht wordt verkregen in die gezondheidsonderwerpen waarin GGD en/of gemeente een gezondheidsbevorderende rol (kunnen) spelen. 15

De GGD heeft de volgende doelstellingen opgesteld voor de jeugdenquête -12 jaar: Inzicht bieden in de volksgezondheid zoals vermeld in de Wcpv. Inzicht geven in een aantal gezondheidsgerelateerde leefwijzen van de jeugdigen van West- Friesland Het bieden van een relevant inzicht in de regionale gezondheidstoestand ten behoeve van regionale instellingen betrokken bij de jeugdgezondheidszorg. Identificeren van groepen in de bevolking waarmee het in verhouding slechter gesteld is op het gebied van gezondheid en determinanten van de gezondheid. Identificeren van groepen in de bevolking die op grond van hun leefwijze naar verwachting in de toekomst gezondheidsproblemen kunnen ontwikkelen. Het bieden van concrete aangrijpingspunten voor preventie. Uitspraken kunnen doen over de gezondheid en gezondheidsgerelateerde leefwijzen van jeugdigen op gemeenteniveau. Onderbouwen van het gemeentelijk en GGD-gezondheidsbeleid. 1.4 Leeswijzer Deze rapportage beschrijft de resultaten van de gezondheidsenquête voor jeugdigen van -12 jaar die woonachtig zijn in West-Friesland. In dit rapport wordt het vóórkomen van gezondheidsproblemen en factoren die de gezondheid beïnvloeden voor West-Friesland gepresenteerd. De resultaten zijn weergeven in prevalenties (percentages) naar geslacht, leeftijdscategorie en opleidingsniveau van de ouders. Waar in dit rapport wordt gesproken van ouder(s) of moeder(s) of vader(s) worden in alle gevallen de ouder(s) en/of de verzorg(st)er(s) bedoeld. De resultaten van de afzonderlijke gemeenten worden in hoofdstuk 11 gepresenteerd. Elk hoofdstuk begint met een inleidende tekst. Per onderwerp worden daarna de resultaten van de jeugdenquête besproken. Het hoofdstuk eindigt (waar mogelijk) met een vergelijking met landelijke cijfers over het onderwerp en een samenvatting waarin de belangrijkste resultaten vermeld staan. Bijlage 1 vormt het tabellenboek waarin de regionale en gemeentelijke cijfers overzichtelijk te vinden zijn. In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet beschreven. De respons, representativiteit en de manier van weging staan vermeld in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 worden de achtergrondkenmerken van de onderzoekspopulatie vermeld, zoals het opleidingsniveau van de ouders, de arbeidssituatie van de ouders, de etniciteit van de jeugdige en de samenstelling van het huishouden waar de jeugdige opgroeit. De resultaten over de gezondheid (zowel lichamelijk als psychisch) worden behandeld in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft de resultaten weer over leefstijl: voeding, beweging, genotmiddelen en vrijetijdsbesteding. In hoofdstuk 7 wordt aandacht besteed aan de resultaten op het gebied van opvoeding en het opgroeien van de jeugdige. De resultaten met betrekking tot opvang en school worden in hoofdstuk 8 weergegeven. Zorggebruik komt in hoofdstuk 9 aan de orde. In hoofdstuk 1 worden de onderwerpen zwangerschap en ontwikkeling behandeld. In hoofdstuk 11 worden de resultaten voor de afzonderlijke gemeenten besproken. De conclusies en aanbevelingen staan in hoofdstuk 12 beschreven. Tot slot volgen een lijst met afkortingen, een overzicht van geraadpleegde literatuur en de bijlagen. 16

2 ONDERZOEKSOPZET 2.1 Onderzoekspopulatie De jeugdenquête -12 jaar is uitgevoerd om de gezondheidssituatie van jeugdigen van -12 jaar in West-Friesland te bepalen. Deze regio omvat de volgende negen gemeenten: Andijk, Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Stede Broec en Wervershoof. West-Friesland heeft 2.56 inwoners (peildatum 1 januari 27). Ongeveer 15% van de inwoners is jonger dan 12 jaar. In West-Friesland wonen iets meer jongens (51%) dan meisjes (49%). Deze verdeling komt overeen met de rest van Nederland. Tabel 2.1 Leeftijdsopbouw naar geslacht en gemeente (bron: GBA, 1 januari 27) -4 jaar 4-8 jaar 8-12 jaar Gemeente Jongen Meisje Jongen Meisje Jongen Meisje Andijk 171 135 181 18 186 146 Drechterland 423 434 558 49 494 57 Enkhuizen 417 392 433 364 421 399 Hoorn 1.717 1.679 1.86 1.774 1.75 1.625 Koggenland 545 513 647 634 587 568 Medemblik 688 632 75 75 716 651 Opmeer 282 322 342 34 317 325 Stede Broec 529 478 57 66 64 541 Wervershoof 212 21 257 28 258 237 Totaal 4.984 4.795 5.598 5.265 5.324 4.999 2.2 Steekproef De resultaten uit de jeugdenquête zijn bedoeld voor de onderbouwing van het gemeentelijke gezondheidsbeleid en het beleid van de GGD. Inzicht in de gezondheidssituatie van de gemeente vormt de basis voor de nota lokaal gezondheidsbeleid. Om deze reden is het noodzakelijk dat op grond van de gegevens uit de jeugdenquête betrouwbare conclusies kunnen worden getrokken op gemeenteniveau. Bij het trekken van de steekproef is hier rekening mee gehouden. De jeugdigen zijn geselecteerd uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Hierin staan alle personen die in de betreffende gemeenten wonen. De GGD is op grond van de Wet Gemeentelijke Basisadministratie geautoriseerd om gebruik te maken van de gegevens uit het GBA voor het uitvoeren van dit gezondheidsonderzoek in West-Friesland. Eind januari 27 zijn op basis van geboortedata de jeugdigen geselecteerd die -12 jaar oud zijn. Vervolgens is er per gemeente een aselecte steekproef getrokken waarbij rekening gehouden is met de geslachts- en leeftijdsopbouw van jeugdigen in de desbetreffende gemeente. Voorafgaand aan de steekproeftrekking is bepaald hoe groot de steekproef zou moeten zijn om betrouwbare resultaten te kunnen presenteren. Bij de bepaling van de steekproefgrootte is gerekend op een respons van 6%. 2.3 Onderzoeksopzet De jeugdigen uit de leeftijdscategorie -12 jaar zijn veelal te jong om zelf een vragenlijst in te vullen. Om deze reden is de vragenlijst uitgevoerd bij de ouders van de jeugdigen. Nadat de jeugdigen waren geselecteerd uit de GBA, is er half februari 27 naar de ouders van de geselecteerde jeugdigen een vragenlijst per post opgestuurd. Op het voorblad hiervan was een brief gedrukt waarin het doel van het onderzoek werd uitgelegd en waarin stond vermeld dat de vragenlijst vertrouwelijk verwerkt wordt. De vragenlijst kon naar een antwoordnummer worden teruggestuurd. Na drie weken is er per post een herinneringsbrief gestuurd waarin nogmaals werd gevraagd de vragenlijst ingevuld te retourneren. Drie weken na de herinneringsbrief is een tweede herinnering uitgegaan waarbij de vragenlijst opnieuw naar de ouders is verstuurd. 17

2.4 Vragenlijst De vragenlijst bestaat uit 73 vragen verdeeld over dertien verschillende onderwerpen: achtergrondkenmerken, zwangerschap en ontwikkeling, gezondheid en welzijn, opvang, opvoeding, zindelijkheid, voeding, slapen, beweging, school, vrijetijdsbesteding, leefstijl en welbevinden. De keuze voor de onderwerpen is bepaald in samenwerking met de voormalige GGD Kop van Noord- Holland, de thuiszorg en de jeugdgezondheidszorg. Bij het opstellen van de vragenlijst is gebruik gemaakt van de standaardvraagstellingen van de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid. De Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid wordt ondersteund door GGD Nederland, ActiZ, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) Kwaliteit van Leven en is opgericht om vergelijkingen op het gebied van de jeugdgezondheid in de tijd en tussen regio s mogelijk te maken. Naast de vraagstellingen uit de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid is er bij het opstellen van de vragenlijst gebruik gemaakt van de gezondheidsmonitor Hart voor Brabant. Bij de samenstelling van de vragenlijst is rekening gehouden met de volgende punten: Mogelijkheid tot vergelijking met vorig onderzoek en landelijke gegevens. Gebruik van door de vakgroep Epidemiologie GGD Nederland en elders gestandaardiseerde vragen (uniformiteit en vergelijkbaarheid). Raakvlakken met gemeentelijk gezondheidsbeleid. Aangrijpingspunten voor collectieve preventie door de GGD, zoals leefstijl. Aangrijpingspunten voor, of voortzetting van, samenwerking tussen diverse organisaties op het gebied van gezondheid(szorg), zoals psychosociale problematiek in het kader van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)-taken. Lengte van de totale vragenlijst en benodigde tijd om vragenlijst in te vullen (respons). Een aantal vragen hoefde niet beantwoord te worden voor jeugdigen die jonger waren dan een bepaalde leeftijd. Dit werd in de vragenlijst aangegeven. De complete vragenlijst is opgenomen in bijlage 2. Een compleet overzicht van de herkomst van de vragen is weergegeven in bijlage 3. 2.5 Gegevensverwerking en analyse De geretourneerde vragenlijsten zijn door het bedrijf Scan Serv in opdracht van de GGD ingescand en verwerkt in een databestand. De GGD heeft de gegevens in dit bestand geanalyseerd met behulp van het statistisch programma Statistical Package for the Social Sciences (SPSS) versie 15.. De resultaten zijn weergegeven in prevalenties (%) voor de gehele regio West-Friesland, per geslacht, per leeftijdscategorie en per opleidingsniveau van de ouders. De leeftijdscategorieën zijn onderverdeeld in -4 jaar, 4-8 jaar en 8-12 jaar. Hoewel alle jeugdigen ten tijde van het trekken van de steekproef -12 jaar oud waren, zijn er ook vragenlijsten geretourneerd door ouders van jeugdigen die 12 jaar oud zijn. Deze jeugdigen zijn jarig geweest in de periode tussen de steekproeftrekking en het invullen van de vragenlijst. Bij de analyse zijn deze jeugdigen ingedeeld in de leeftijdscategorie 8-12 jaar. De resultaten zijn per opleidingsniveau van de ouders weergegeven omdat opleiding een indicator is van de sociaal economische status (SES) en SES gerelateerd is aan gezondheid en leefstijl. Mensen met een lage SES hebben over het algemeen een slechtere gezondheid en vertonen vaker een gezondheidsrisicoverhogende leefstijl dan mensen met een hoge SES. Het opleidingsniveau van het gezin is gelijk aan de hoogst voltooide opleiding van de moeder of verzorgster waar de jeugdige de meeste dagen in de week woont. Wanneer het opleidingsniveau van de moeder of verzorgster ontbreekt, is het opleidingsniveau van de vader of verzorger hiervoor in de plaats genomen. Opleiding is ingedeeld in de categorieën laag, midden en hoog. De prevalenties zijn over het algemeen weergegeven in staafdiagrammen. Deze grafieken geven de percentages per geslacht, per leeftijdscategorie en per opleidingsniveau weer. De schaalverdeling op de y-as is niet altijd gelijk maar afhankelijk van de grootte van het percentage; staafjes met dezelfde lengte in verschillende grafieken kunnen dus andere percentages betekenen, afhankelijk van de schaal op de y-as. In de tekst staan de afgeronde percentages weergegeven. In de tabellen en figuren 18

staan de percentages met één decimaal vermeld. Door de afronding van percentages tellen niet alle percentages van een bepaald onderwerp exact tot 1% op. Bij de vaststelling van de prevalenties zijn de jeugdigen voor wie de betreffende vraag niet is ingevuld niet meegerekend. Dit betekent dat de prevalenties, afhankelijk van het aantal missende waarden, niet altijd betrekking hebben op de totale populatie. Om de verschillen in prevalenties tussen groepen vast te stellen, is gebruik gemaakt van de chikwadraattoets. Deze toets stelt vast of het gevonden verschil hoogstwaarschijnlijk berust op toeval of op een daadwerkelijk verschil (significant). Wanneer er in de tekst gesproken wordt over een verschil tussen geslacht, leeftijdscategorieën en opleidingsniveau wordt hiermee een significant verschil bedoeld. 19

2

3 RESPONS, REPRESENTATIVITEIT EN WEGING 3.1 Respons In totaal zijn er 4.962 vragenlijsten verzonden in West-Friesland. Hiervan zijn er 3.761 vragenlijsten teruggestuurd naar de GGD Hollands Noorden. Van deze vragenlijsten waren er 3.699 geschikt voor analyse. Dit betekent een respons van 75% voor de gehele regio West-Friesland. Uit landelijk onderzoek blijkt dat een enquête per post een respons van ongeveer 5% oplevert. De landelijke tendens van het steeds minder participeren in onderzoeken wordt niet onderschreven door de hoge respons in de jeugdenquête -12 jaar West-Friesland 27. De respons verschilt per gemeente. De gemeenten Drechterland, Stede Broec en Wervershoof hebben de hoogste respons, namelijk 77% en in de gemeente Enkhuizen is de respons het laagst, namelijk 69%. Tabel 3.1 Respons naar gemeente Gemeenten N Respons % Andijk 462 343 74,2 Drechterland 564 433 76,8 Enkhuizen 552 381 69, Hoorn 618 45 72,8 Koggenland 576 436 75,7 Medemblik 585 429 73,3 Opmeer 531 44 76,1 Stede Broec 573 439 76,6 Wervershoof 51 384 76,6 Totaal 4.962 3.699 74,5 3.2 Representativiteit Onder representativiteit wordt het volgende verstaan: vertegenwoordigen de jeugdigen voor wie gerespondeerd is in de jeugdenquête ook daadwerkelijk de jeugd van -12 jaar in West-Friesland? Met andere woorden: hebben de ouders van een bepaalde categorie jeugdigen uit de willekeurige steekproef vaker gerespondeerd dan een andere categorie? Uit de literatuur is bekend dat gezonde personen vaker responderen dan personen met minder goede gezondheid. Ook blijkt uit onderzoek dat jongeren en mannen minder vaak responderen dan ouderen en vrouwen. Tabel 3.2 Jeugdigen naar leeftijdscategorie en geslacht Werkelijke populatie Jeugdenquête -12 jaar Geslacht Aantal % Aantal % Jongens 15.96 51,4 1.871 5,6 Meisjes 15.59 48,6 1.828 49,4 Leeftijdscategorie Aantal % Aantal % -4 jaar 9.779 31,6 1.216 32,9 4-8 jaar 1.863 35,1 1.237 33,4 8-12 jaar 1.323 33,3 1.246 33,7 Totaal 3.965 1, 3.699 1, De totale bevolking in West-Friesland in de leeftijd van -12 jaar bestaat voor 51% uit jongens en voor 49% uit meisjes. De respons op de jeugdenquête geeft dezelfde verdeling van jongens (51%) en meisjes (49%); dit betekent dat de ouders van jongens net zo vaak gerespondeerd hebben als de ouders van meisjes. De leeftijdsverdeling van de -12 jarigen in West-Friesland is als volgt: 32% is -4 jaar, 35% is 4-8 jaar en 33% is in de leeftijd van 8-12 jaar. De respons op de jeugdenquête geeft de volgende leeftijdsverdeling: 33% is in de leeftijd van -4 jaar, 33% is 4-8 jaar en 34% is 8-12 jaar. Ouders met jeugdigen in de leeftijd van 4-8 jaar hebben iets minder vaak gerespondeerd dan ouders met jeugdigen in de leeftijd van -4 jaar en 8-12 jaar. Geconcludeerd kan worden dat er wat betreft geslacht en leeftijd slechts beperkt selectieve respons is opgetreden. 21

3.3 Weging Hoewel er slechts beperkte selectieve respons is opgetreden wat betreft geslacht en leeftijd, vormt de groep jeugdigen waarvoor de jeugdenquête is ingevuld geen goede afspiegeling van de werkelijke totale populatie jeugdigen in de leeftijd van -12 jaar in de regio West-Friesland. De steekproefgrootte is bepaald op basis van het aantal jeugdigen van de afzonderlijke gemeenten. Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen per gemeente is een minimum aantal respondenten nodig van rond de 385 personen per gemeente. Dit betekent dat in de totale groep jeugdigen voor wie gerespondeerd is de kleinere gemeenten oververtegenwoordigd zijn ten opzichte van de grotere gemeenten. Bij de analyses in deze rapportage is om bovengenoemde reden gebruik gemaakt van weging. Weging houdt in dat de responspopulatie in overeenstemming wordt gebracht met de daadwerkelijke populatie in de regio. Dit gebeurt door het toekennen van een vermenigvuldigingsfactor aan alle afzonderlijke respondenten op basis van de daadwerkelijke verdeling van het aantal jeugdigen in de regio naar geslacht, leeftijd en gemeente. Na weging geven de resultaten een representatief beeld van de totale regio. Voor de percentages per gemeente is er gewogen naar de daadwerkelijke geslachtsverdeling en leeftijdsverdeling binnen de gemeente. In dit rapport zijn de gewogen prevalenties gepresenteerd. Dit geldt echter niet voor hoofdstuk 4: hier staan de ongewogen percentages vermeld. 22

4 ACHTERGRONDKENMERKEN VAN DE ONDERZOEKSPOPULATIE 4.1 Relatie tot jeugdige Uit onderzoek blijkt dat de antwoorden die worden gegeven beïnvloed worden door de persoon die de vragen beantwoord. Zo rapporteren moeders bijvoorbeeld meer chronische aandoeningen en ongevallen bij hun kind dan vaders. Om deze reden is in de jeugdenquête aan de respondent gevraagd wat de relatie is tot de jeugdige voor wie de vragenlijst is ingevuld. Ruim negen van de tien vragenlijsten (91%) zijn ingevuld door de moeder van de jeugdige. 9% van de vragenlijsten is ingevuld door de vader van de jeugdige en minder dan een half procent door iemand anders, bijvoorbeeld opa, oma of een begeleider. Vaders van zoons hebben iets vaker de vragenlijst ingevuld dan vaders van dochters, namelijk 1% ten opzichte van 8%. Er is geen verband tussen leeftijd van de jeugdige en de invuller van de vragenlijst. Vaders met een laag of een hoog opleidingsniveau hebben vaker de vragenlijst ingevuld dan vaders met een opleidingsniveau uit de middencategorie. 4.2 Gezinssituatie Aan de respondent is gevraagd wie er bij de jeugdige in huis wonen in het huis waar de jeugdige de meeste dagen van de week woont. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat opgroeien in een eenoudergezin kan samenhangen met een slechter ervaren gezondheid en een ongezondere leefstijl. Bijna één op de zes jeugdigen (17%) woont bij één ouder. De meeste jeugdigen (77%) wonen bij twee eigen ouders en 3% van de jeugdigen woont in een gezin met twee ouders waarvan één van de twee ouders een stiefouder is. Bij minder dan 1% is er sprake van co-ouderschap, minder dan 1% van de jeugdigen woont bij pleeg of adoptief ouders en bij 2% is de gezinssituatie anders. Meisjes wonen vaker bij één ouder (19%) dan jongens (16%). Jongere jeugdigen wonen vaker bij één ouder dan oudere jeugdigen. Van de 8-12 jarigen woont 15% bij één ouder, bij de -4 jarigen is dit maar liefst 2%. Er zijn geen grote verschillen in het percentage jeugdigen dat bij één ouder woont tussen de verschillende opleidingsniveaus van de gezinnen. Tabel 4.2 Gezinssituatie jeugdigen (%) Twee ouders (beide eigen ouders) 77,1 Twee ouders (waarvan één stiefouder) 2,7 Eén ouder 17,3 Co-ouders (twee huizen),6 Pleeg/adoptief ouders,6 Anders 1,8 Totaal WF* 1, *West-Friesland 4.3 Sociaal-economische status Er bestaan in Nederland aanzienlijke verschillen in gezondheid tussen mensen met een verschillende sociaal-economische status (SES). SES is daarbij gemeten naar opleiding, inkomen of beroepsniveau. Laag opgeleide mannen en vrouwen leven gemiddeld respectievelijk 4,9 jaar en 2,6 jaar korter dan hoogopgeleiden. Het gemiddelde verschil in het aantal jaren dat in minder goede gezondheid wordt doorgebracht is zelfs 15 jaar. Deze verschillen nemen niet af in de tijd. De minder goede gezondheid van mensen met een lage SES komt voor een deel door het vaker vóórkomen van gezondheidsrisico's. Mensen met een lage SES hebben een minder gezonde leefstijl: zij roken en drinken meer, eten minder groenten en fruit en bewegen minder. Ook zijn de materiële omstandigheden (woon- en werkomstandigheden) in deze groep minder gunstig voor de gezondheid. Bij de resultaten van de jeugdenquête wordt uitgegaan van opleidingsniveau als belangrijkste indicator voor sociaal-economische status. 23

4.3.1 Opleidingsniveau In de jeugdenquête is gevraagd naar de hoogst voltooide opleiding van de ouder(s) of verzorger(s) die in het huis wonen waar de jeugdige de meeste dagen van de week woont. Voor opleidingsniveau is de volgende indeling gemaakt naar hoogst voltooide opleiding: laag (geen opleiding, lagere school/basisschool, mavo of een opleiding op lbo-niveau) midden (havo, vwo of een opleiding op mbo-niveau) hoog (een hbo- of academische opleiding). Slechts een kleine groep (2%) van de ouder(s) heeft geen opleiding of alleen lager onderwijs gevolgd. Van de moeders heeft 3% een laag opleidingsniveau, 47% heeft een opleidingsniveau uit de middencategorie en 24% heeft een hoog opleidingsniveau. 33% van de vaders heeft een laag opleidingsniveau, 43% heeft een opleidingsniveau uit de middencategorie en 24% is hoogopgeleid. De verschillen tussen het opleidingsniveau van de moeder en vader zijn klein. Vaders hebben iets vaker een laag opleidingsniveau dan moeders en moeders hebben iets vaker een hoog opleidingsniveau dan vaders. Ruim de helft van de ouders (57%) heeft hetzelfde opleidingsniveau als zijn of haar partner. In 24% van de gezinnen is de moeder hoger opgeleid dan de vader en in 2% van de gezinnen is de vader hoger opgeleid dan de moeder. Tabel 4.3.1.1 Opleidingsniveau ouders (%) Laag Midden Hoog Opleiding moeder 29,5 46,5 23,9 Opleiding vader 32,9 43,4 23,7 Voor het opleidingsniveau van het gezin waarin de jeugdige opgroeit, is het opleidingsniveau van de moeder gehanteerd. Wanneer dit ontbreekt, is het opleidingsniveau van de vader genomen. Tabel 4.3.1.2 Opleidingsniveau ouders naar geslacht, leeftijdscategorie en gemeente (%) Laag Midden Hoog Jongens 29,7 46,9 23,4 Meisjes 3,1 45,7 24,2-4 jaar 24,1 46,9 29, 4-8 jaar 29,1 48,2 22,7 8-12 jaar 36,2 43,8 19,9 Andijk 31,4 48,2 2,4 Drechterland 27, 46,4 26,6 Enkhuizen 34,6 38,8 26,6 Hoorn 26,1 44,1 29,8 Koggenland 3,3 46,2 23,4 Medemblik 28,7 47,6 23,7 Opmeer 3,9 49, 2,1 Stede Broec 3,4 48,3 21,3 Wervershoof 3,6 48, 21,4 Totaal WF 29,9 46,3 23,8 Oudere jeugdigen groeien vaker op in een gezin met een laag opleidingsniveau dan jongere jeugdigen. 36% van de jeugdigen van 8-12 jaar groeit op in een gezin met een laag opleidingsniveau, bij 4-8 jarigen is dit 29% en bij jeugdigen van -4 jaar is dit 24%. Jongere jeugdigen groeien vaker op in een gezin met een hoog opleidingsniveau. Van de -4 jarigen groeit 29% op in een laagopgeleid gezin, bij de 4-8 jarigen en 8-12 jarigen is dit respectievelijk 23% en 2%. In de gemeente Enkhuizen is het aantal jeugdigen dat opgroeit in een gezin met een laag opleidingsniveau het hoogst (35%), in de gemeente Hoorn is dit het laagst (26%). Het percentage gezinnen met een hoog opleidingsniveau is het hoogst in de gemeente Hoorn (3%) en het laagst in de gemeente Opmeer en Andijk (beide 2%). 24

4.3.2 Arbeidssituatie In de jeugdenquête is gevraagd naar de arbeidssituatie van de moeder en de vader die in het huis wonen waar de jeugdige de meeste dagen van de week woont. Ruim negen op de tien vaders (92%) werken 32 of meer uur per week en 6% werkt minder dan 32 uur per week. 74% van de moeders werkt; 67% werkt minder dan 32 uur per week en 7% werkt 32 uur of meer per week. Ruim één op de vijf moeders (22%) is huisvrouw. Er zijn slechts enkele ouders werkloos, bijstandsgerechtigd, arbeidsongeschikt, met pensioen of VUT of studerend. Tabel 4.3.2 Arbeidssituatie ouders (%) Werk >= 32 uur Werk 19-32 uur Werk <19 uur Huisman/ vrouw Werkloos Bijstand Arbeidsongeschikt VUT Pensioen Studerend Arbeidssituatie vader 91,9 5,1,6,7,3,2 1,,1,1 Arbeidssituatie moeder 6,8 34,8 31,9 21,6 1,1,7 2,, 1,1 4.3.3 Financiële situatie Bij navraag naar het netto maandinkomen per huishouden geven de meeste respondenten (45%) aan een netto maandinkomen van 1.751 tot 3.5 euro te hebben. 1% van de respondenten geeft aan minder dan 85 euro te besteden te hebben, 3% heeft een gezinsinkomen tussen de 851 en de 1.15 euro en 11% heeft een gezinsinkomen tussen de 1.151 en de 1.75 euro. 21% van de respondenten heeft meer dan 3.51 euro te besteden. Eén op de zes respondenten (18%) geeft aan deze vraag niet te willen beantwoorden. Bij het in kaart brengen van de financiële situatie wordt vaak gerekend met een inkomen onder of boven modaal. Een inkomen onder modaal is een inkomen van 1.75 euro of minder per huishouden, een bovenmodaal inkomen is een inkomen van boven de 1.75 euro. Dit is gebaseerd op de cijfers van CBS uit 26 voor gezinnen. Bij een vijfde van de respondenten (19%) is het maandelijks inkomen gelijk aan of onder modaal en bij 81% is het inkomen boven modaal. Jeugdigen uit de oudste leeftijdscategorie (23%) wonen vaker in een gezin met een inkomen gelijk of onder modaal dan jeugdigen uit de jongste leeftijdscategorie (17%). Uiteraard neemt het percentage gezinnen met een boven modaal inkomen toe naarmate het opleidingsniveau van het gezin toeneemt. Het inkomen verschilt per gemeente. In de gemeente Wervershoof wonen de minste respondenten (14%) met een inkomen op of onder modaal. In de gemeente Enkhuizen heeft één op de vier respondenten (24%) een inkomen op of onder modaal, dit is de gemeente met het hoogste percentage in de regio. Tabel 4.3.3 Netto maandinkomen per huishouden naar geslacht, leeftijdscategorie en gemeente (%) Onder of gelijk aan modaal ( 1.75 of minder) Boven modaal (meer dan 1.75) Jongens 19,4 8,6 Meisjes 19,1 8,9-4 jaar 16,8 83,2 4-8 jaar 18,4 81,6 8-12 jaar 22,6 77,4 Laag opleidingsniveau 33,5 66,5 Midden opleidingsniveau 15,2 84,8 Hoog opleidingsniveau 9,1 9,9 Andijk 21,1 78,9 Drechterland 19,5 8,5 Enkhuizen 23,9 76,1 Hoorn 22,9 77,1 Koggenland 16,8 83,2 Medemblik 2,1 79,9 Opmeer 17,1 82,9 Stede Broec 17,2 82,8 Wervershoof 14,2 85,8 Totaal WF 19,3 8,7 25

4.4 Etniciteit Voor de indeling naar etnische herkomst van de jeugdigen is gebruik gemaakt van de standaarddefinitie van het CBS; een jeugdige is van Nederlandse herkomst als beide ouders in Nederland zijn geboren. Een jeugdige is van niet-nederlandse herkomst als minstens één ouder in het buitenland is geboren. Ontbreekt informatie over het geboorteland van beide ouders dan wordt aangenomen dat het geboorteland van deze ouders hetzelfde is als van de jeugdige. Bij het toekennen van etniciteit wordt onderscheid gemaakt westerse en niet-westerse herkomstlanden. De westerse herkomstlanden zijn de landen in Europa (m.u.v. Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Japan en Indonesië. De niet-westerse herkomstlanden zijn Turkije en alle landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (m.u.v. Japan en Indonesië). West-Friesland is een regio met relatief weinig allochtonen. In Nederland is ongeveer 19% van niet-nederlandse afkomst, in West-Friesland ongeveer 12%. 9% van de jeugdigen is van niet-nederlandse herkomst. 2% is van Antilliaanse/Arubaanse, Surinaamse, Turkse of Marokkaanse afkomst. De overige jeugdigen betreffen jeugdigen met een overig westerse herkomst (Australië, Duitsland, België en Frankrijk) (4%) en jeugdigen met overig niet-westerse herkomst (Afghanistan, Ethiopië, China, Brazilië en Colombia) (3%). Tabel 4.4 Etnische afkomst jeugdigen (%) Nederlands 91,1 Antilliaans/Arubaans,2 Surinaams,9 Turks,6 Marokkaans,5 Overig westers 3,9 Overig niet-westers 2,8 Totaal WF 1, Van de jeugdigen is 91% autochtoon en 9% allochtoon. 4% van de allochtone jeugdigen is van westerse afkomst en 5% van niet-westerse afkomst. Het percentage niet-westerse allochtonen is het hoogst in de categorie met een laag opleidingsniveau (9%). Van de jeugdigen uit een gezin met een opleidingsniveau uit de middencategorie is 3% een niet-westerse allochtoon en uit een gezin met een hoog opleidingsniveau 4%. Het percentage westerse allochtonen is iets lager in gezinnen met een laag opleidingsniveau (3%) dan in gezinnen met een opleidingsniveau uit de middencategorie of een hoog opleidingsniveau (respectievelijk 4% en 5%). In de gemeente Wervershoof wonen de meeste autochtonen (96%). Hoorn is de gemeente met zowel het hoogste percentage westerse allochtonen (7%) als het hoogste percentage niet-westerse allochtonen (14%). 4.5 Samenvatting achtergrondkenmerken Ruim driekwart van de jeugdigen (77%) woont bij de eigen ouders, 17% van de jeugdigen woont bij één ouder. De verdeling van het opleidingsniveau van het gezin waar de jeugdige opgroeit is als volgt: 3% heeft een laag opleidingsniveau, 46% heeft een opleidingsniveau uit de middencategorie en 24% heeft een hoog opleidingsniveau. Oudere jeugdigen groeien vaker op in een gezin met een laag opleidingsniveau dan jongere jeugdigen. De meeste vaders werken meer dan 32 uur in de week (92%), 6% werkt minder dan 32 uur per week. Van de moeders werkt 7% meer dan 32 uur per week en 67% minder dan 32 uur per week. Eén op de vijf moeders (22%) is huisvrouw. 19% van de gezinnen heeft een maandelijks inkomen gelijk of onder modaal (1.75 euro of minder). In West-Friesland is 9% van de jeugdigen allochtoon: 4% is van westerse afkomst en 5% van nietwesterse herkomst. 26