BELEIDSARTIKEL 8 NAARS INKOMENSVOORZIENING VOOR KUNSTE- 8.1 Algemene doelstelling Het gedurende een beperkte periode (maximaal 48 maanden) bieden van een inkomensvoorziening aan kunstenaars die de ambitie hebben een renderende al dan niet gemengde beroepspraktijk als kunstenaar op te bouwen. De wet inkomensvoorziening geldt zowel voor aankomende kunstenaars (academieverlaters) die aan het begin staan van een carrière als beroepsmatig kunstenaar als voor gevestigde kunstenaars die te kampen hebben met een (tijdelijke) terugval in inkomsten en zich weer willen hervestigen als kunstenaar. Zonder deze specifieke voorziening zouden kunstenaars die de ambitie hebben om op termijn (weer) in de kosten van het levensonderhoud te voorzien middels een renderende, al dan niet gemengde beroepspraktijk als kunstenaar, maar nog niet zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud kunnen voorzien, een beroep moeten doen op een bijstandsuitkering. De aan een bijstandsuitkering verbonden voorwaarden gericht op een zo snel mogelijke inschakeling op de arbeidsmarkt maken echter dat beroepsmatig actieve kunstenaars alleen al om die (juridische) reden geen beroep op bijstand kunnen doen. Zij zijn immers niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Door beroepsmatig actieve kunstenaars het alternatief van de WIK te bieden wordt voorkomen dat deze groep een oneigenlijk beroep doet op de bijstand. Kunstenaars die een WIK-uitkering ontvangen kunnen een beroep doen op het «langszij» de WIK ontwikkelde flankerend beleid dat valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen. Tabel 8.1: Overzicht beleidsevaluaties Gedeelte van de algemene doelstelling startdatum einddatum onderwerp Geheel 2001 2002 Werking Wik Geheel 2008 2009Idem De WIK is in 2001 ex-post geëvalueerd. Uit de resultaten van de evaluatie blijkt dat de WIK vooral aankomende kunstenaars en gevestigde kunstenaars die een tijdelijk inkomensprobleem hebben een goede mogelijkheid biedt om te kunnen werken aan de opbouw van een beroepspraktijk als kunstenaar. Voor de kunstenaars die in 1999 rechtstreeks vanuit de Abw zijn ingestroomd in de WIK heeft de WIK in minder gevallen kunnen beantwoorden aan de doelstellingen. Uit de evaluatie blijkt ook dat de WIK vrij algemeen zowel op inhoudelijkals op uitvoeringsniveau als een ingewikkelde en bureaucratische regeling wordt ervaren. Daarnaast signaleren de met de uitvoering van de WIK belaste centrumgemeenten dat er van de WIK zelf nog te weinig activerende impulsen uitgaan. In vervolg op de resultaten van de evaluatie zal de WIK ingaande 1-1-2005 op een aantal onderdelen worden herzien. De in de WIK op te nemen activeringsmiddelen zullen meer dan nu het geval is gericht zijn op het bevorderen van uitkeringsonafhankelijkheid na de WIK-uitkering door inkomsten uit een renderende, al dan niet 89
gemengde beroepspraktijk als kunstenaar. Dit einddoel gaat doorklinken in de hoofddoelstelling van de WIK en wordt doorvertaald naar de operationele doelstellingen. Vier jaar na de voor 1-1-2005 geplande algehele herziening van de WIK, wordt de WIK opnieuw op doeltreffendheid en doelmatigheid geëvalueerd. 8.2 Operationele doelstellingen 1. 90% van de kunstenaars die behoren tot de doelgroep van de WIK is in 2007 van mogelijkheden van de WIK op de hoogte. 2. 100% van de sociale diensten (niet centrumgemeenten) en CWI s zijn in voldoende mate op de hoogte van de mogelijkheden die de WIK biedt voor de doelgroep en verstrekken voorlichting over de mogelijkheden van de WIK. 3. Beroepsmatig actieve kunstenaars die niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in de kosten van het bestaan doen een beroep op de WIK. 4. Fraude wordt zoveel mogelijk voorkomen. Gepleegde fraude wordt zo snel mogelijk aan het licht gebracht en afgehandeld. Operationele doelstelling 1: 90% van de kunstenaars die behoren tot de doelgroep van de WIK is in 2007 van de mogelijkheden van de WIK op de hoogte. De WIK kan als tijdelijke inkomensvoorziening een aantrekkelijke optie zijn voor kunstenaars die de ambitie hebben om op termijn via inkomsten uit een renderende, al dan niet gemengde beroepspraktijk als kunstenaar in het levensonderhoud te voorzien, maar dit is wel afhankelijk van de individuele situatie en de ambities. De kunstenaar moet daarom in de gelegenheid zijn om voor zichzelf een weloverwogen keuze te maken. Doel is dan ook dat kunstenaars die tot de doelgroep van de WIK behoren op de hoogte zijn van de mogelijkheden die de WIK biedt en van het feit dat hij hiervoor kan kiezen. Daar in principe iedere gevestigde kunstenaar en iedere academieverlater kan (gaan) behoren tot de doelgroep van de WIK zou idealiter op termijn iedere beroepsmatig actieve kunstenaar en iedere kunstenaar in het eerste jaar na beëindiging van een kunstenopleiding op de hoogte moeten zijn van het bestaan van de WIK en van de mogelijkheden die de WIK kan bieden. Uit een onderzoek in opdracht van het ministerie van OC&W blijkt dat in 2002 96% van de beeldend kunstenaars op de hoogte was van het bestaan van de WIK. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat het percentage kunstenaars dat globaal op de hoogte is van de mogelijkheden van de WIK lager ligt (31% van de respondenten had alle in het onderzoek opgenomen kennisvragen over de inhoud van de WIK correct beantwoord). Doelstelling is om dit percentage via een toename van ca. 10% in 2004 en vervolgens jaarlijks van ca. 15% in 2007 op ca. 85% tot 90% te brengen. De realisatie van deze operationele doelstelling zal vanwege kosten/ batenoverwegingen niet jaarlijks worden gemeten. Jaarlijks kan wel een grove indicatie worden gegeven aan de hand van een jaarlijks terugkerend onderzoek onder academieverlaters door het ROA (Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt). Als instrumenten worden ingezet voorlichting via het SZW-Publieksloket en voorlichting via Kunstenaars & CO. 90
Tabel 8.2: Streefwaarden operationele doelstelling Operationele doelstelling 2: Alle sociale diensten (niet centrumgemeenten) en CWI s zijn in voldoende mate op de hoogte van de mogelijkheden die de WIK biedt voor de doelgroep en verstrekken voorlichting over de mogelijkheden van de WIK Doelstelling 2 ligt in het verlengde van doelstelling 1. Alle sociale diensten (niet centrumgemeenten) en CWI s dienen over voldoende kennis en kunde te beschikken om te kunnen beoordelen of een aanvrager in beginsel behoort tot de doelgroep van de WIK, moeten op een juiste wijze kunnen doorverwijzen en moeten over de mogelijkheden die de WIK biedt gerichte voorlichting kunnen geven. In 2007 dient deze doelstelling te zijn gerealiseerd. Ter realisatie wordt voorlichting geboden via het Gemeenteloket. Bij de implementatie van de herziene WIK per 1-1-2005 zal brede schriftelijke voorlichting aan alle gemeenten gaan plaatsvinden. Operationele doelstelling 3: Beroepsmatig actieve kunstenaars die niet over voldoende middelen kunnen beschikken om te voorzien in de kosten van het bestaan doen een beroep op de WIK. Met de WIK wordt gewaarborgd dat beroepsmatig actieve kunstenaars (academieverlaters en gevestigde kunstenaars in tijdelijke financiële problemen) in de opbouw- of heropbouwfase van de renderende, al dan niet gemengde beroepspraktijk als kunstenaar geen beroep doen op bijstand, als zij zelf niet in staat zijn om in de kosten van het levensonderhoud te voorzien. Optimaal gebruik van de WIK betekent idealiter dat deze kunstenaars een beroep doen op de WIK en niet op de bijstand. In dat licht bezien kan doelstelling 3 worden opgevat als een indicatie voor het effect van de doelstellingen 1 en 2. Operationele doelstelling 4: Fraude wordt zoveel mogelijk voorkomen. Gepleegde fraude wordt zo snel mogelijk aan het licht gebracht en afgehandeld. Het voorkomen van fraude is van belang voor het maatschappelijke draagvlak van deze voorziening. De instrumenten die de centrumgemeenten daarbij kunnen inzetten zijn in beginsel dezelfde als door de sociale diensten worden ingezet bij de bestrijding van uitkeringsfraude bij andere inkomensvoorzieningen (Abw en IOAW/IOAZ). Voor de WIK zijn vanwege het relatief geringe aantal uitkeringsgerechtigden per gemeente geen aparte handhavingsindicatoren beschikbaar. 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 1. Percentage kunstenaars dat mogelijkheden van de WIK kent 31% 41% 56% 73% 90% 2. Percentage sociale diensten en CWI s dat in voldoende mate mogelijkheden WIK kent enz. 100% 91
Tabel 8.3: Budgettaire gevolgen van beleid (x 1 000) 8.3 Budgettaire gevolgen van het beleid Nr. Artikelonderdeelomschrijving 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Totaal verplichtingen 53 858 52 488 38 232 35 758 35 703 35 703 35 703 Totaal uitgaven 53 858 52 488 38 232 35 758 35 703 35 703 35 703 1 Apparaatsuitgaven 74 79 304 Personeel 71 74 293 Materieel 3 5 11 2 Programmauitgaven 53 784 52 409 37 928 35 758 35 70 3 35 703 35 703 Operationele doelstelling 3 WIK 53 784 52 409 37 928 35 758 35 703 35 703 35 703 9 Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0 Tabel 8.4: Achterliggende volume en prijsgegevens WIK 2002 2003 2004 Volumina (in uitkeringen) Uitgaven (x 1 mln) 54 52 38 Uitkeringslasten (x 1 mln) 48 47 34 Volume 4 417 4 165 3 025 Gemiddelde uitkering (x 1) 10 780 11 169 11 163 Uitvoeringskosten gemeenten (x 1mln) 4 4 2 Volume per 31 12 4 287 4 000 2 370 Uitvoeringskosten p.p. (x 1) 998 998 998 UitvoeringskostenK&CO(x 1mln) 2 2 2 Aantal beroepsmatigheidstoetsen 3 944 3 700 2 790 Prijs per beroepsmatigheidtoets (incl. vaste kosten) 479 493 587 Tabel 8.5: Budgetflexibiliteit 8.4 Budgetflexibiliteit 2004 2005 2006 2007 2008 Totaal geraamde kasuitgaven 38 232 35 758 35 703 35 703 35 703 Waarvan apparaatsuitgaven 304 Programmauitgaven % % % % % Waarvan op 1 januari 2003 Juridisch verplicht Bestuurlijk maar niet juridisch gebonden Beleidsmatig gereserveerd ogv een regeling of beleidsprogramma 100% 100% 100% 100% 100% Beleidsmatig nog niet ingevuld De WIK is een open-einde-regeling. SZW is immers verplicht om voor alle rechthebbenden die een beroep op de regeling doen middelen ter beschikking te stellen. Er is wijziging van wet- en regelgeving noodzakelijk om het budgettaire beslag te kunnen beperken. De budgetflexibiliteit is dus gering. 92
8.5 Veronderstellingen In de raming wordt een onderscheid gemaakt tussen academieverlaters, zij-instromers en Abw-uitstromers (instroom van Abw-uitstromers kon slechts in 1999 plaatsvinden). De raming is gebaseerd op de realisaties uit het verleden. In de raming wordt geen invloed van de economische ontwikkeling verondersteld. Naar verwachting ingaande 1 januari 2004 zullen als gevolg van de evaluatie van de WIK en vooruitlopend op een herziening van de WIK per 1-1-2005 een aantal technische wijzigingen worden doorgevoerd. De wetswijzigingen per 1 januari 2004 hebben vooral tot doel om de uitvoering van de wet voor zowel de uitvoerende centrumgemeenten als de kunstenaars te vereenvoudigen. Gezien het karakter van de wijzigingen zal dit geen noemenswaardige consequenties hebben voor het volume. 8.6 VBTB-paragraaf Tabel 8.6: Beschikbaar en beschikbaar komende informatie in de begroting operationele doelstelling Informatie Stand van Zaken 8.1 1 Percentage doelgroep dat bekend is met de mogelijkheden van de WIK 8.2 2 Percentage GSD-en (nietcentrumgemeenten) dat bekend is met WIK Percentage CWI s dat bekend is met WIK 8.3 3 Aantal personen aan wie een WIK-uitkering wordt verstrekt Aantal rechthebbenden op WIK-uitkering zonder renderende beroepspraktijk die geen WIK-uitkering hebben aangevraagd Beschikbaar voor academieverlaters Beschikbaar in 2004 Beschikbaar in 2004 Beschikbaar Beschikbaar in 2007 Onderzocht wordt op welke wijze het best kan worden vastgesteld hoeveel kunstenaars die op grond de individuele omstandigheden aanspraak zouden kunnen maken op een WIK-uitkering geen WIKuitkering aanvragen. Naar verwachting is het mogelijk om de hiervoor noodzakelijke informatie uiterlijk in 2007 beschikbaar te hebben. 93