DE WERVELS VAN DE BORSTKAS. Hoofdstuk XVI.

Vergelijkbare documenten
DE ONDERKAAK. Hoofdstuk X.

DE SLEUTELBEENDEREN. Hoofdstuk XXII.

HET DIJBEEN. Hoofdstuk XXX

DE ACHT BEENDEREN VAN DE HERSENPAN EN DE naden die ze bijeenhouden. Hoofdstuk VI.

HET HEILIGBEEN EN HET STAARTBEEN. HOOFDSTUK XVIII. EERSTE FIGUUR VAN DE TWEEDE het achttiende hoofdstuk.

DE RUG, EN EEN ALGEMEEN OVERZICHT van zijn beenderen. Hoofdstuk XIV.

DE HUMERUS OF HET BEEN VAN DE ARM. Hoofdstuk XXIII. INDEX VAN DE LETTERTEKENS VAN DE TWEE FIGUREN VAN dit hoofdstuk (die de volgende pagina toont).

DE HALS- OF NEKWERVELS. Hoofdstuk XV.

OVER DE BEENDEREN DIE MET DE zijkanten van het sacrum samenkomen. HOOFDSTUK XXIX

HET SCHEENBEEN EN KUITBEEN. HOOFDSTUK XXXI. EERSTE FIG. DE TWEEDE DE DERDE DE VIERDE van hoofdstuk XXXI.

DE BEENDEREN VAN DE VOORARM, namelijk de ellepijp en het spaakbeen. Hoofdstuk XXIV.

ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL. DE NAMEN WAARMEE DE DELEN EN DE plaatsen van de beenderen worden aangeduid. Hoofdstuk III.

DE SCHOUDERBLADEN. Hoofdstuk XXI. EERSTE FIGUUR VAN DE TWEEDE DE DERDE HET EENENTWINTIGSTE hoofdstuk

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom

platte botten Langwerpige en smalle botten met aan één kant een gewricht, of botten met brede, platte kanten en een gewrichtskom.

DE BEENDEREN VAN DE THORAX. Hoofdstuk XIX. Index van de lettertekens van de zeven figuren van het negentiende hoofdstuk.

DE BOUW VAN DE SCHEDEL en enkele schedelvormen. Hoofdstuk V.

OVER DE TWAALF BEENDEREN VAN DE BOVENKAAK, WAARTOE OOK DE neusbeenderen gerekend worden. Hoofdstuk IX.

DE BEENTJES DIE TUSSENKOMEN bij de bouw van het gehoororgaan. Hoofdstuk VIII.

,B4(8TJJ4H genoemd wordt.

HET BOT, ZIJN FUNCTIE EN DE VERSCHILLENDE soorten. Hoofdstuk I.

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet.

DE VINGERS. Hoofdstuk XXVII.

DE BEENDEREN VAN DE VOET. Hoofdstuk XXXIII.

OVER DE TANDEN, DIE OOK TOT de beenderen gerekend worden. Hoofdstuk XI.

Wat is de som van de getallen binnen een cirkel? Geef alle mogelijke sommen!

1 e een anker op het onderbeen fig 5 2e anker op de voet

De voorkant van de boom. Dit is een Hanamaiko met een hoogte van 41 cm. De stam is recht gevormd als basis voor een chokkan stijl.

OVER DE GATEN IN DE BEENDEREN van de schedel en van de bovenkaak. Hoofdstuk XII.

De bouwonderdelen bij dit nummer

HOE IK EEN BALG MAAK

NAAIEN Alle onderdelen worden vastgezet met een overhandse steek. Kijk in het Voorwoord gedeelte voor meer info.

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen

Werkblad schedels groep 1

Zelf een kinderbed maken - HORNBACH

Checklist toestellen Commissie Agility, Raad van Beheer 1

Checklist toestellen 2016 Commissie Agility, Raad van Beheer 1

Afmetingen Aanzicht zie basistekening 3 van 2D tekenen. Afmetingen van gleuf voor V- riem

ALGEMENE TIPS RUIMTELIJKE BEGRIPPEN. (Begrippen die iets vertellen over de plaats en richting)

Vertaling van het December nummer 2014 van The Satsuki Kenkyu. Deze les wordt u gepresenteerd voor diegene die graag Satsuki bomen willen vormen in

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt.

OPGAVE A. Bijlagen Bijlage A1: brief van de cliënt Bijlage D1: gepubliceerde octrooiaanvrage

Bijlage 16: Handleiding

De basis van de ondervoet bij het paard! Inleiding:!

GEBRUIKSAANWIJZING BOUWPAKKET BEAR CHAIR BC201

Oefenbundel Einde. Opwarming beweeglijkheidsoefeningen en stretching 1. RUGLIG. Richtlijnen bij het verderzetten en onderhoud van uw rugprogramma

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

De bouwonderdelen bij dit nummer

3,7. Antwoorden door een scholier 706 woorden 15 april keer beoordeeld

Vertaling Uitgave maart 2014 Bonsaiblad Satsuki Kenkyu

Pagina 1 van 4 KNK CYNOPHILIA

DE ONDERLINGE SAMENHANGVAN DE beenderen en de structuur ertussen. Hoofdstuk IV.

2 Lijnen en hoeken. De lijn

Geraamte vmbo-b12. banner. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.


PECTUS REVALIDATIE. De pectoralisspieren. De rugspieren

De bouwonderdelen bij dit nummer

VERORDENING (EEG) Nr. 3440/84 VAN DE COMMISSIE. van 6 december inzake voorzieningen aan sleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) en

2012 Editie v1.0 EquestrianMassage.nl F.S.A. Tuinhof. Oefeningen voor een gezond lichaam en geest

Checklist toestellen 2018

wiskunde B havo 2015-II

Spreekbeurtpakket - het skelet

Patroon en werkbeschrijving grote en kleine tas

De plant is een Miki no mai van 52cm hoog en is vijf jaar oud. De stam heeft goede bewegingen naar rechts en links en veel scheuten.

ACHTERVLEUGEL VAN DE RACECARROSSERIE

Nodig: Het is belangrijk dat het genoemde materiaal gebruikt wordt, zodat de nachtegalen weersbestendig zijn!

Het leek ons wel een interessante opdracht, een uitdaging en een leuke aanvulling bij het hoofdstuk.

Wilgenhut bouwen Dieter Willems

Statische stretching

Cardioschema (50 minuten)

Geraamte vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I

rekken. Tel tot acht of tien en breng het hoofd weer in de uitgangspositie terug.

Rechtop staan vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Oefeningen nekklachten. Paramedischcentrum Landauer

Montage. handleiding. Maak de verpakking(en) per meubel open en sorteer de onderdelen. In de verpakking vindt u:

Haak- en breispullenorganizer

Laminectomie / lumbale kanaalstenose. Poli Neurochirurgie

Onmogelijke figuren. Geschreven door Judith Floor en Vivike Lapoutre. Herzien door Dieuwke van Wijk en Amarins van de Voorde

vogel en kikker in origami

FHN Reglementen. Behendigheid Toestellen

Opgemaakt door Arno Kanters Geplaatst

Patiënteninformatie. Wervelbreuken terTER_

1 Junior Wiskunde Olympiade : tweede ronde . (D)

Finse Lappenhonden Vereniging Nederland

Sum of Us 2014: Topologische oppervlakken

Rechtop staan hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Tech Card - TechBot 4 TechBot 4 is een waar genie! Zet een parcours uit en kijk of je hem kunt programmeren om de obstakels te vermijden.

Heb je vragen over dit patroon stuur dan een mailtje naar

Klankkast. Figuur 2. Figuur 3

Hand-out Portrettekenen verhoudingen

Happy Easter. Happy Easter Ca. 28 x 35 cm. Ellie s Quiltplace

De boom. De boom is ontworpen voor het Septemberspring ontwerp: Adventskalender. Maar natuurlijk kan de boom ook met iets anders versierd worden!

Voeg de vloerdelen samen en zorg dat de inkepingen goed aansluiten.

DE KAATSHANDSCHOEN: LASTENBOEK (jaar 2019) bestemd voor de handschoenfabrikanten 1. Handschoen die vervaardigd mag worden : Enkel de handschoen van

Het is wel passen en meten, want iedereen haakt anders en het moet echt strak om de kubus heen zitten.

Handleiding opzetten en afbreken shelter KSA Noordzeegouw:

= = (3 + 2) = 5 11

Dienst Orthopedie Stedelijk Ziekenhuis Roeselare LUMBALE KANAAL STENOSE WAARVOOR DECOMPRESSIE

Transcriptie:

DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I 173 DE WERVELS VAN DE BORSTKAS. Hoofdstuk XVI. DE EERSTE FIGUUR DE TWEEDE van hoofdstuk XVI. DE DERDE DE VIERDE

ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL 174 INDEX VAN DEZE VIER FIGUREN EN VAN HUN LETTERTEKENS. A 1, 2,3,4 M B1 C1 D3 E4 F4 G 2,3,4 VAN DE TWAALF thoracale wervels hebben wij hier déze afgebeeld, die wij voldoende oordeelden om hun beschrijving te tonen. De volledige reeks ruggewervels is immers voorgesteld door de figuur vooraan hoofdstuk veertien en verder door de drie, die aan het einde van dit boek de volledige samenhang van de beenderen tonen. Maar de wervels van de thorax worden, tesamen met de ribben die ermee gewricht maken, ook apart afgebeeld door de eerste twee figuren die vooraan in hoofdstuk negentien aangebracht zijn. De eerste figuur van dít hoofdstuk echter toont, afgebeeld van de voorkant, één van de middenste thoracale wervels, waarmee de bovenste tien thoracale wervels ongeveer overeenkomen. De tweede laat dezelfde wervel die in de eerste figuur werd afgebeeld van de achterkant zien. De derde toont de achterkant van de elfde thoracale wervel. Met de vierde hebben wij de twaalfde thoracale wervel afgebeeld, eveneens van de achterkant.// In alle figuren is er een A te zien, het bovenste gedeelte van het lichaam aanduidend, waarmee het samenkomt met de hoger gelegen wervel. Aangezien de onderkant overigens volledig beantwoordt aan de bovenkant, was er overigens geen reden om een thoracale wervel van de onderzijde af te beelden. De M geplaatst in de derde figuur, toont echter het bovenste aanhangsel van het wervellichaam, dat over het algemeen nog overblijft na het koken en reinigen van de beenderen. Het midden van de uitholling, waarvan wij zullen zeggen dat hij gemeenschappelijk is aan twee wervellichamen en waarmee het beginstuk van de rib gewricht maakt. Het gedeelte van een dergelijke uitholling dat onderaan in het wervellichaam uitgesneden is en dat des te kleiner is dan het bovenste met een B getekend gedeelte, naarmate de gemeenschappelijke sinus, gemaakt om met de rib te articuleren, meer tot de onderste wervel behoort dan tot deze die er boven gelegen is. De uitholling van de elfde wervel, waarmee de elfde rib van de rechter kant gewricht maakt. De uitholling van de twaalfde wervel, waarin de twaalfde rib van de rechter kant vast zit. De ruwe en diepe uitholling, waaruit het ligament komt dat de twaalfde rib met haar wervel verbindt. Het nogal grote gat, uitgesneden aan de achterzijde van het wervellichaam en dat voor het ruggemerg dient.

DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I 175 H&I1,2, K1 L1 M1 N,O,P 1,2 Q1 R3 S4 T,V1 X,Y 2,3 ab 2,3 C1 e,f 4 g,h 4 3,4 De dwarsuitsteeksels van de thoracale wervels. De uitholling waarmee de rib articuleert, te zien aan de punt van het dwarsuitsteeksel. De plaats op het dwarsuitsteeksel waarvan wij zullen zeggen dat zij bol is. De holle plaats van het dwarsuitsteeksel. Maar dat de dwarsuitsteeksels bij de overige drie figuren, die de achterzijde van de wervels afbeelden, ietwat schuin omlaag lijken te lopen, komt doordat bij deze afbeeldingen een groot stuk van het bovenste gedeelte van de wervel te zien is. De gezichtslijn werd immers met opzet niet op het midden van de achterkant gericht. De doorn of het achterste uitsteeksel. In de tweede figuur wordt namelijk het bovenste gedeelte van de doorn afgebeeld, waarbij de N, O en P de drie lijnen tonen die samen een driehoekige figuur vormen. De ruimte tussen N en O is het éne bovenste oppervlak, en de andere ruimte tussen N en P is het andere bovenste oppervlak. Doch de eerste figuur toont het derde oppervlak van dit uitsteeksel, dat het onderste is en zich bevindt tussen de O en de P bevindt. Nabij de beschaduwde N in de eerste figuur is er echter een stuk van één van de bovenste oppervlakken te zien. De ruwe en oneffen lijn die op het derde oppervlak uitstulpt. De doorn van de elfde wervel van de thorax. De doorn van de twaalfde thoracale wervel. De voorzijde van de opstijgende uitsteeksels, die zich boven de twaalfde thoracale wervel bevinden. De achterzijde van de opstijgende uitsteeksels van de thoracale wervels, waar deze uitsteeksels uitpuilen en met kraakbeen belegd zijn. De buitenkant van de afdalende uitsteeksels van de thoracale wervels. Hier is de voorkant te zien van het rechter afdalend uitsteeksel, dat uitgehold is, met kraakbeen bedekt en dat het knobbeltje ontvangt van het opstijgend uitsteeksel van de eronder gelegen wervel. De opstijgende uitsteeksels van de twaalfde thoracale wervel die onder de elfde wervel komen. De afdalende uitsteeksels van de twaalfde thoracale wervel, die gewricht maken met de holten van de opstijgende uitsteeksels van de eerste lendewervel.

a) De fig. van hst. 14 C,D. De overzichtsfig. K tot L. Verder fign. 1,2 v a n d e volledige s a m e n - hang der w e r v e l s, hst. 19. b) c) Dit verschil in articulatie evenals in g r o o t t e, toont de 1ste overz i c h t s f i - guur en de fig. van hst. 14. d) Fig. 9, hst. 15 0, 6, 2. e) fig. 1, 2, 3 A. f) Fig. 8, hst. 15 D en fig. 9. ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL R worden twaalf thoracale wervels geteld, a hoewel er soms, doch zeldzamer, bij sommigen één ontbreekt of er één méér is. Maar men ziet zeldzamer dat er één ontbreekt dan dat er één meer is. Te Padua trof ik immers twee lijken aan met dertien aparte thoracale wervels, terwijl ik nog nooit slechts elf wervels gezien heb. Tevens varieert het aantal wervels van de hals en van de lendenen niet zo dikwijls als dat van de thorax. Bovendien, zelfs al bestaan de thoracale wervels uit een gelijk aantal, toch vertonen zij niet allemaal hetzelfde soort gewricht. Want aangezien er één thoracale wervel is die met de opstijgende uitsteeksels in de erboven gelegen wervel schuift en insgelijks met de afdalende in de eronder gelegen [wervel], of door die twee wervels wordt opgenomen, dan doet dit zich (aangenomen dat er slechts twaalf wervels zijn) toch niet gelijklopend voor, aangezien soms nu eens de elfde, dan weer echter de twaalfde, of om het even welke andere door deze gewrichtssoort met de dichtstbij gelegen wervels verbonden is. Maar om hier op een voor iedereen gemakkelijk te begrijpen manier te beschrijven welke [wervel] dit precies is en op welke wijze hij aan de andere vastzit, is een nogal moeilijke taak, maar voor mij zeer gemakkelijk om te demonstreren, hetgeen ik op een zo zorgvuldig mogelijke wijze // zal doen: alle onderdelen van de thoracale wervels in volgorde besprekend opdat men vrij vlug zou kunnen terugvinden bij de welke zij tegen elkaar opstoten. Onder de thoracale wervels zijn de verschillen immers niet gering. Vooreerst dus verschillen de thoracale wervellichamen des te meer van elkaar in grootte naarmate het éne dichter bij de hals gelegen is dan het andere. b Het lichaam van de eerste thoracale wervel is immers veel kleiner dan het lichaam van de twaalfde. Verder is het lichaam van de eerste, aan zijn bovenkant waarmee hij met de zevende halswervel verbonden is, c niet volledig vlak, maar stulpt aan beide zijden lichtjes uit en bootst de halswervellichamen enigszins na. d Maar de onderkant van zijn lichaam bestaat uit een plat oppervlak net zoals de onder- en bovenvlakken van alle thoracale wervellichamen. e Want geen enkel thoracaal wervellichaam strekt zich met de onderkant ook maar in het minst over een zekere afstand benedenwaarts uit om te eindigen in een uitholling van het daaropvolgend wervellichaam (zoals bij de halswervels het geval is) f. Galenus legde dit ook enigszins anders uit, aan de thoracale wervels zowat hetzelfde gewricht toeken- 176 D a t e r m e e s t a l twaalf thoracale wervels zijn. D a t e e n b e p a a l d e w e r v e l boven- én o n d e r a a n door andere wordt opgevangen. De verschilpunten bij de t h o r a c a l e wervellichamen. In het boek beenderen', hoofdstuk 9.

g) Spierplaat 8 A, B. h) Fig. 1 B, C. M a a r duidelijker in Fig. 3 van hst. 19 X,d. i) Fig. 1, h s t. 1 4 Q,Q. j) Fig. 4, hst. 19, L. Zoek dit op in Fig. 4 E,F. DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I nend als wij in het voorgaande hoofdstuk uiteengezet hebben dat de lichamen van de halswervels aangaan. Bovendien steekt het lichaam van de eerste en de tweede thoracale wervel, met zijn voorste gedeelte, niet zo rond of cirkelvormig uit als de lichamen van de andere thoracale wervels, die veel meer dan de bovenste lichamen gelijken op een cirkel of op een afgeronde letter C en dieper in de borstholte uitsteken. De bovenste twee thoracale wervels zien er immers, net als de halswervels, aan de voorkant van hun lichaam wat ingedeukt uit en zijn (om zo te zeggen) veel breder dan diep en eerder als een rond haakje ( dan als een C gevormd. Hetgeen bij hen in het bijzonder veroorzaakt wordt zowel omwille van een geschikt gewricht voor een vlotte beweeglijkheid, als omwille van de spieren die de hals buigen. g Want deze spieren bedekken de eerste thoracale en alle halswervellichamen beiderzijds op zo een wijze, dat het duidelijk is, dat die lichamen erdoor samengedrukt worden. Er zijn echter geen dergelijke spieren vergroeid met de andere wervellichamen en zij liggen er evenmin op. Bovendien hebben alle thoracale wervellichamen met elkaar gemeen dat zij aan weerszijden een uitholling bezitten waarmee de kopjes van de ribben gewricht maken. Inderdaad, aangezien de kopjes van de ribben ter hoogte van dit gewricht verschillen, hebben bijgevolg niet alle wervels volledig dezelfde uithollingen. Want waar de eerste met de tweede thoracale [wervel] verbonden is, en de tweede met de derde en zo verder tot aan de verbinding van de negende met de tiende, is er een zekere uitholling h ingesneden aan de beide zijkanten, nabij de omwille van de zenuwen gemaakte gaten. i [Uitholling,] die gemeenschappelijk voorkomt op de beide onderling verbonden wervellichamen en die deels op het lichaam van de bovenste wervel, deels op de onderste uitgesneden wordt, ofschoon hierbij een groter stuk van deze uitholling hoofdzakelijk tot de onderste wervel behoort. Deze uitholling is bedekt met kraakbeen en is bijna in de vorm van een stompe hoek uitgesneden, net zoals het kopje van de ribben, j dat in de uitholling binnentreedt, als een wat stompe hoek vooruitsteekt, zoals wij bij de uiteenzetting over de ribben zullen aantonen. Verder heeft de eerste thoracale wervel dit gemeen met de elfde en de twaalfde, dat hij aan beide zijden een aparte uitholling heeft, die niet voorkomt bij de andere wervels en die enkel in zíjn lichaam zelf uitgesneden is. Tegen de bovenkant immers van het eerste thoracale wervellichaam is er aan weerskanten een ronde uitholling uitgesneden, nogal opvallend uitgehold en overal met kraakbeen belegd, waarin de wortel van de eerste rib van de borstkas met een rond kopje articuleert. Bovendien is er aan de onderkant van 177 Verschilpunten bij de holten waarmee de ribben gewricht maken.

k) De fig. 2,3,4 G. l) De fig. v ó ó r a a n hst. 6 van boek 3, de. tegenover de @. m) Dezelfde fig. F, verder G. n) De fig. 1, 2, 3, 4 H,I. ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL deze uitholling een andere opvallend diepe te zien, ruw en oneffen, vol zekere gaatjes en niet met kraakbeen belegd, van waaruit een zeer sterke band te voorschijn komt, die de rib zeer stevig in haar uitholling klemt. Op dezelfde wijze verkrijgt de uitholling in de twaalfde wervel, uitgesneden omwille van de twaalfde rib, aan haar onderkant ook een andere eveneens ruwe maar minder diepe uitholling dan de laatstgenoemde van de eerste wervel, uitgegraven omwille van de band die de twaalfde rib tamelijk stevig met de wervel verbindt. Vervolgens is er ook een zeker verschil in de substantie van de thoracale wervellichamen. Want hoe omvangrijker en groter het lichaam van een wervel is, hoe minder solide het er uitziet, maar wél zwamachtig, en ordeloos met talrijke, ongelijke en gevarieerde gaatjes bezaaid, waarlangs aders en slagaders naar binnen treden om het wervellichaam te voeden. Want tenzij zijtakken van dikke bloedvaten binnen in de beendersubstantie doordringen, ware het voor de middenste, diepste en de verst van het oppervlak verwijderde beendersubstantie onmogelijk om voedingsstoffen voor zich te winnen (aangezien zij zover af staat). Dit soort gaten is nergens groter dan aan de achterzijde van de wervellichamen, die kijkt naar het ruggemerg, k Daar is bij de meeste wervels een speciaal gat te zien, groot in verhouding tot de massa van de wervel, ruw en in talrijke kleine gaatjes eindigend. En alhoewel Galenus dergelijke gaten in het bijzonder aan de lendenwervels leek toe te schrijven, toch zal men zien, wanneer men ze maar aandachtig onderzoekt, dat de eerste lendenwervel en de twaalfde en de elfde thoracale en enkele wervels die er bovenop gelegen zijn, deze voor hun grootte nogal aanzienlijke, meervoudige en diepe gaten opeisen en dat hun wervellichaam zwamachtiger is dan bij alle andere. Want hoewel de wervels groot zijn, worden zij niet opgezocht door [takjes van] de stam van de holle ader l die er tegen aanleunt, maar zij worden alleen doordrongen door zijtakjes van de vene die haars gelijke mist. m // De thoracale wervels verschillen onderling ook in hun dwarsuitsteeksels, n maar niet zoveel als Galenus in het dertiende [boek] over 'De functie van de lichaamsdelen' mededeelde, de tiende en de twee daaropvolgende van dwarsuitsteeksels berovend. Elke thoracale wervel verkrijgt immers aan weerszijden één dwarsuitsteeksel dat bij de bovenste negen wervels nauwelijks iets in grootte verschilt. Maar de dwarsuitsteeksels van de tiende wervel steken minder uit dan bij de bovenste wervels, zoals ook de tiende rib die ermee verbonden wordt zeer klein en onecht is. De dwarsuitsteeksels van de elfde wervel zijn echter nog kleiner dan die van de tiende, en de uitsteeksels van de 178 Het verschil d o o r d e sa m enstelling van de lichamen. In het boek beenderen', h o o f d s t u k 10. Het verschil in de dwarsuitsteeksels. In het boek beenderen' en in het achtste van techniek van de lijkschouwing'.

o) Fig. 1 K en fig. 3 van hst. 19 c,b. p) Fig. 4 van hst. 19, M. DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I twaalfde zijn nog kleiner dan bij de elfde zelf: omdat deze uitsteeksels natuurlijk niet zo nuttig zijn als de uitsteeksels van de bovenste wervels. Al de andere maken immers gewricht met de ribben, omwille van dewelke de thoracale wervels de stevigste en dikste dwarsuitsteeksels voor zich opeisen. Er maken echter geen ribben gewricht met de dwarsuitsteeksels van de twaalfde en de elfde [wervel]. De onderste twee ribben zijn immers aan weerszijden alleen door een enkelvoudig gewricht met het wervellichaam verbonden, terwijl de andere evenwel met de wervellichamen én met de top van de dwarsuitsteeksels articuleren. Aan de toppen van de dwarsuitsteeksels o vertonen de negen bovenste thoracale wervels immers een met kraakbeen belegde uitholling, waarmee de ribkopjes p gewricht maken. Dergelijke uithollingen zijn echter ofwel niet ofwel soms onduidelijk te zien bij de dwarsuitsteeksels van de tiende wervel, maar bij de uitsteeksels van de twee onderste komen zij helemaal niet voor. Verder bezetten alle uithollingen, uitgesneden in de toppen van de dwarsuitsteeksels, wel degelijk de voorzijde van de uitsteeksels, maar de ene bezetten de bovenkant, de andere meer het midden. De uithollingen van de dwarsuitsteeksels van de eerste wervel kijken immers omlaag, maar van de negende omhoog, terwijl de middenste zich op een tussenwijze gedragen. Hetgeen Galenus beslist onvoldoende schijnt bestudeerd te hebben, aangezien hij, de ribverbindingen uitleggend, beweert dat al deze uithollingen naar beneden kijken en aan de onderkant van de top van de dwarsuitsteeksels uitgesneden zijn. Hij diende de tiende thoracale en de twee daaronder gelegen wervels hierom helemaal niet van hun dwarsuitsteeksels te beroven, [zogezegd] omdat deze de zijdelingse beweeglijkheid van de ganse rug zouden belemmeren. Indien de Natuur immers voor deze beweeglijkheid had gewild dat de dwarsuitsteeksels bij deze wervels ontbraken, dan had zij niet meer reden om de wervels gelegen ónder de tiende (waarvan Galenus beweerde dat hij zowel bovenaan als onderaan opgevangen wordt) dan deze die er boven liggen van hun dwarsuitsteeksels te ontdoen. Want wanneer de dwarsuitsteeksels van de onderste wervels een hinderpaal zouden vormen voor de zijdelingse beweging, dan zouden de bovenste de beweeglijkheid zeker niet minder in de weg staan dan de onderste. Want zoals het gedeelte van de rug, dat onder de boven- én onderaan opgevangen wervel ligt, bij die beweging omhoog gebracht wordt, zo moet ook het daarboven gelegen gedeelte naar beneden gebracht worden, tenminste wanneer de rug opzij in een halve cirkel dient gebogen te worden, waarbij men zich terecht indenkt dat het middelpunt van de omtrek van deze halve cirkel [gevormd wordt] door deze wervel die boven- én 179 In het boek beenderen'. Zeer dikwijls elders maar vooral in het 8ste [boek] techniek van de lijkschouwing'.

q) Fig. 8, h s t. 1 5 >,B. r) Fig. 1,2 N,O,P. s) Fig. 2, N. t) Fig. 1,2 O,P. u) Fig. 2, de éne van O tot N, de a n d e r e van N tot P. v) Fig. 1, tussen O en P. w) Fig. 1, Q. x) Fig. 1, h s t. 1, boek 2, de a tussen E en I. y) Spierp l a a t 7 S,T,V. ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL onderaan opgevangen wordt, dewelke dit ook weze. Maar wat is het nut om in deze uiteenzetting verder uit te wijden over de moeilijk te begrijpen wervel die aan weerszijden opgevangen wordt, aangezien de tiende en de twee daaronder gelegen thoracale wervels dwarsuitsteeksels bezitten met een dergelijke omvang als nuttig voor het verschaffen van een oorsprong en aanhechting van de spieren? Hoe dan ook, Galenus beweerde - ik weet niet hoe dikwijls - dat alle ribben zonder onderscheid door middel van twee gewrichten articuleren, het éne namelijk met het wervellichaam maar het andere met het dwarsuitsteeksel. Indien dit zo ware (hetgeen zeker niet het geval is), moesten de tiende en de twee daaronder gelegen thoracale wervels dan ook niet noodzakelijkerwijze dwarsuitsteeksels verkregen hebben? In welke richting zij zich uitstrekken, omhoog dan wel omlaag, zullen wij pas uiteenzetten, wanneer wij de uitleg over de doornen van de thoracale wervels hebben laten volgen. De Natuur heeft immers aan alle thoracale wervels over het ganse verloop een enkelvoudige en zeer weinig gesplitste doorn q verschaft. Maar de vorm van deze doorn ziet er niet bij alle wervels gelijk uit. De bovenste negen eisen immers zeer lange doornen r op, niet zeer breed, maar vanaf een brede basis geleidelijk op een punt eindigend en zij doen zo denken aan een driehoekige figuur, alsof zij uit een driehoekige pyramide zouden bestaan. Aan de bovenkant immers vertonen zij een rechte en scherpe lijn, s zich volgens de lengte ervan uitstrekkend, en verder verkrijgen zij aan weerskanten opzij tegen hun onderkant t eveneens een gelijkaardige lijn, zodat de drie lange en scherpe boorden van één doorn drie oppervlakken vormen, waarvan er twee u de bovenzijde van de doorn vormen die naar de hoger gelegen wervel kijkt en waarvan er aan weerszijden één voorkomt. Het derde oppervlak v vormt de onderzijde die op de doorn van de eronder gelegen wervel ligt. Deze drie oppervlakken zien er bij de bovenste negen wervels bij dezelfde doorn meestal gelijk en even breed uit en de twee bovenvlakken zijn volkomen glad, maar het derde en onderste is ruw en wordt onderverdeeld door een lijn die als het ware volgens zijn lengte verloopt. w Vanaf deze lijn van het derde oppervlak ontstaat er een ligament, dat ingeplant wordt op de boord gemeenschappelijk aan de twee bovenvlakken en de doornen onderling verbindend en hun tussenruimte opvullend, de rechter spieren van de doorn scheidt van de linkse, overeenkomend met het ligament, waarvan ik zal zeggen dat het zich bevindt tussen het spaakbeen en de ellepijp, x en tussen het scheenbeen en het kuitbeen. y Soms zien de bovenste oppervlakken er breder uit dan het onderste en zijn deze 180 Verschillen v a n d e doorn.

z) Fig. 3, R. a) Fig. 4, S. b) Fig. 2, h s t 1 7 C, D, E, - F,G. Te zien in de fig. van hst. 14 en de 2de en 3de overzichtsfig. DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I opzij van de doorn sterker ingedeukt (zoals bij viervoeters te zien is). De tiende thoracale wervel heeft een niet zo sterk vooruitstekende doorn als de bovenste wervels en vertoont ook niet // zo mooi deze driehoekige vorm. De twee bovenste oppervlakken zijn immers zeer breed, maar het derde of onderste ziet er smal uit, niet sterk ingedeukt, maar opvallend ruw en oneffen. Bovendien is de punt van deze doorn stomp en breed en niet zo scherp en smal als bij de doorn van de bovenste wervels. De doorn van de elfde wervel z is nog minder uitgerokken dan van de tiende en is aan weerszijden nog meer ingedrukt en breder uitgebouwd (wanneer gij hem van boven en van onder zult bekijken). Verder puilt zijn ondervlak uit met een opvallende boord en ziet er niet breed ingedeukt uit, maar opeengedrongen en ruw, en de top van deze doorn is zeer stomp en dik. De doorn van de twaalfde a verschilt nog meer van de doorn van de bovenste wervels, grotendeels gelijkend op het uitzicht van een doorn b van de lendenwervels, die aan weerszijden sterk ingedrukt is, en wanneer gij hem langs boven en onder bekijkt zeer breed en wijd is. Overigens zoals niet alle wervels doornen hebben met dezelfde vorm, zo verschillen zij ook onderling in het verloop van de doorn. De doornen van de negen bovenste thoracale wervels immers zijn net zoals deze van de hals opvallend neerwaarts gericht of strekken zich uit van boven naar beneden. De doorn van de tiende thoracale wervel kijkt echter minder naar omlaag dan de doornen van de bovenste en loopt meer recht naar achteren. De doorn van de elfde is nog rechter gericht en dit rechte verloop wordt nog overtroffen door de doorn van de twaalfde. Maar toch verloopt geen enkele ervan werkelijk recht, aangezien hun punt steeds meer naar beneden dan naar boven buigt, hetgeen tevens het geval is bij de doornen van alle lendenwervels, die meer naar beneden dan naar boven kijken. Maar dit mag alleen aangenomen worden voor de rug van de mens. Want bij honden, apen, hazen en bijna alle viervoeters is deze verhouding volledig anders, mooi in overeenstemming met de leer van Galenus. Bij hen immers buigt de doorn van de tiende thoracale wervel zich noch naar omlaag, noch naar omhoog en verder hebben de twee die onmiddellijk onder de tiende liggen, een doorn die lichtjes met zijn top naar boven kijkt. De overige echter die daar nog op volgen eisen doornen op die zich van onder naar omhoog uitstrekken; inderdaad totaal anders dan bij de mens waarvan niemand terecht zal beweren dat de doorn van ook maar één enkele wervel méér naar omhoog dan naar beneden buigt. De dwarsuitsteeksels van de halswervels zouden zich, volgens Galenus' opvatting, net zoals die van de bovenste negen thoracale 181 De richting van de doornen. In het boek beenderen' en in het 13de boek functie van de lichaamsdelen'.

c) Fign. 8, 10, hst. 15 x. d) Dezelfde fig. z. e) Fig. 1,2 L. f) Fig. 1, M. g ) F i g. 1,2,3 hst. 17 H. h) De fig. van hst. 14 N,O. i) Fig. 2, hst. 15: de N ontvangt B van fig. 1. j) Fig. 4 van hst. 15: de Y o n tvangt de c van fig. 5. k) De fig. van hst. 14 E en de 3de overz i c h t s f i - ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL [wervels] aflopend, of van boven naar beneden, moeten uitstrekken: maar dit is zo onduidelijk en licht uitgesproken dat het nauwelijks het melden waard lijkt. Maar wanneer gij de dwarsuitsteeksels van de halswervels niet oppervlakkig onderzoekt, zult gij zeggen dat zij met de buitenkant of met hun achterzijde c naar beneden kijken, maar met de binnenkant of de voorzijde, d die breder is dan de achterste, naar omhoog reiken. De dwarsuitsteeksels van de bovenste negen thoracale wervels, zijn met hun ganse massa meer naar achteren en omhoog dan naar beneden gericht. Maar hun bovenkant e ziet er rond uit, de onderkant hol f en een beetje uitgesneden, en zij gelijken met die manier van helling op het soort uitsteeksels dat daaronder gelegen is. Doch de dwarsuitsteeksels van de twaalfde thoracale [wervel] kijken niet alleen omhoog, maar zijn ook sterk naar achter gericht, evenals de uitsteeksels van de elfde en de tiende ietwat naar omhoog kijken. De dwarsuitsteeksels van de lendenwervels g zijn zeer onopvallend omhoog gericht, hoewel men de wervel die verbonden is met het heiligbeen zijn uitsteeksels iets duidelijker naar omhoog ziet richten. Bij de hond reiken de dwarsuitsteeksels van de halswervels zich zeer duidelijk en opvallend naar omlaag. Maar de uitsteeksels van de thoracale [wervels], zijn ofwel niet naar beneden gericht, ofwel zeer weinig. De uitsteeksels van de lendenwervels echter steken duidelijk schuin naar omhoog en passen nauwkeurig bij de beschrijving van Galenus, tenminste wanneer gij het áántal wervels buiten beschouwing laat, want honden en staartapen hebben méér lendenwervels dan de mens die door de hond meestal ook met één thoracale wervel worden overtroffen. Op deze wijze zijn dus de dwarsuitsteeksels en achterste uitsteeksels van de thoracale wervels samengesteld, deze echter die wij de opstijgende en afdalende h noemen zijn opgesteld in een reeks die nu zal volgen. Van alle wervels die zich boven het heiligbeen bevinden, ontstaat het gewricht dat uit de zopas genoemde uitsteeksels is samengesteld, op een tweevoudige manier. Want ofwel treedt de onderliggende wervel binnen in de bovenliggende en wordt hij door deze opgenomen, ofwel neemt de onderliggende de bovenste in zijn uithollingen op, zodat elke wervel, slechts twee uitgezonderd, met het éne deel opvangt en met het andere opgevangen wordt. De eerste halswervel neemt immers op met zijn boven- én ondergedeelte, met het bovenste namelijk de kopjes van het achterhoofdsbeen, i en de tweede halswervel met het onderste. j Maar de twaalfde thoracale [wervel] k (tenzij het soms een andere is) wordt aan beide kanten opgevangen, terwijl hij er geen enkele opneemt. Alle wervels dus boven deze, tot 182 De richting vd dwars-uitsteeksels. Zowel elders als in het boek 'Over de beenderen'. De verschillen bij de opstijgende en afdalende uitsteeksels en hun wijze om gewricht te maken.

DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I 183 guur bij rib 12. l) Fig. 7, hst. 15 $, vervolgens fig. 9 * en fig. 11 $, *. m) Fig. 1 T,V. n) De fig. 2,3 X,Y. o) Fig. 1 c. aan de eerste van de hals worden door de vorige gewrichtssoort verbonden: de bovenste vangt immers altijd de onderste op, zoals de tiende thoracale de elfde [opvangt]. Deze echter die onder de beiderzijds opgevangen [wervel] gelegen zijn nemen echter met hun bovenste gedeelte de bovenliggende op maar treden met hun onderste gedeelte in de onderliggende [wervel]. Zo wordt de eerste lendewervel dus door de tweede opgenomen. De thoracale wervels gelegen boven de beiderzijds opgevangen [wervel] verkrijgen dus dezelfde soort opstijgende en afdalende uitsteeksels als de halswervels. l Deze thoracale wervels zijn dus, volgens de mening van Galenus in zijn boek 'Over de beenderen', de negen bovenste; of elders in zijn boeken 'Over de functie van de lichaamsdelen' de tien [bovenste]. Hier beweerde hij immers dat de elfde, maar dáár [in 'Over de beenderen'] dat // de tiende thoracale [wervel] opgevangen wordt, zoals hij bij apen en honden zag. Bij de mens echter heb ik nooit gezien dat de tiende beiderzijds opgevangen wordt, maar meestal de twaalfde. Want toen ik eens een heiligbeen aantrof dat slechts uit vijf beenderen bestond, kwam de elfde wervel mij aan weerszijden opgevangen voor. Maar te Bologna hebben wij de beenderen in elkaar gezet van een Frans priester, waarbij de eerste lendewervel beiderzijds opgevangen werd, en tevens waren de uitsteeksels ervan gearticuleerd, wat ook het geval was met de twaalfde ribben ter hoogte van de twaalfde thoracale wervel. Aangezien dus de twaalfde thoracale [wervel] het meest frekwent beiderzijds lijkt opgevangen te worden, hebben wij onze uiteenzetting daarop gebaseerd. De opstijgende uitsteeksels van de elf thoracale wervels m steken uit en zijn aan de buitenkant of achterzijde n over een opvallend en rond oppervlak met kraakbeen belegd. De knobbel van deze uitsteeksels puilt evenwel zo lichtjes uit in een plat oppervlak, dat gij nauwelijks kunt onderscheiden of hij als een uitholling dan wel als een knobbel moet aanzien worden. De afdalende uitsteeksels echter, verkrijgen aan hun binnenzijde of voorkant, o waar zij kijken naar het gat uitgesneden voor het ruggemerg, eveneens een ruime en enigszins ronde uitholling, belegd met kraakbeen en nauwkeurig overeenstemmend met de zopas genoemde knobbel. Deze uithollingen en knobbels verschillen alleen in hun stand van de uithollingen en knobbels van de halswervels. Bij de halswervels immers zijn de uithollingen en knobbels schuin van voor naar omhoog gericht, of richten zich integendeel schuin naar omlaag. Het komt er immers niet op aan of gij beweert dat zij zich ofwel naar omhoog ofwel naar beneden uitstrekken, als gij hun schuin verloop maar begrijpt en vergelijkt met de richting van de uithollingen en knobbels van de thoracale wervels, die tot op een zeker

p) Fig. 2, h s t. 1 7 K,L,M. q) Fig. 2,3 van hst. 17 O. r) Fig. 4 e,f. s) fig. 4 g,h. De afbeelding op de f r o n t p a - gina toont ve rschillende bogen. ANDREAS VESALIUS UIT BRUSSEL punt een recht verloop kent, waardoor de thoracale wervels een steviger en minder vlot beweeglijke samenhang kennen. Aangezien de opstijgende uitsteeksels van de thoracale wervels dus net als van de hals met de achterkant uitsteken, terwijl de afdalende aan hun binnenkant uitgesneden zijn, treden de opstijgende uitsteeksels van de onderste wervel terecht binnen in de afdalende uitsteeksels van de bovenste wervel en wordt de onderste wervel door de bovenste opgevangen. De lendewervels zijn overigens op een andere manier samengeordend. De opstijgende uitsteeksels ervan p bezitten immers aan hun binnenkant, waarmee zij naar elkaar toekijken, een langwerpige en tamelijk brede uitholling. De afdalende uitsteeksels q echter steken met hun buitenkant (tevens lichtjes voorwaarts) vooruit met een langwerpig kopje, dat passend opgevangen wordt in de uitholling van het opstijgend uitsteeksel van de onderste wervel. Zodat bij de lendewervels de onderste wervel met zijn uithollingen de kopjes van de bovenste opvangt; anders dan ter hoogte van de hals en de borstkas, waar de bovenste met zijn uithollingen de knobbeltjes van de onderste wervel ontvangt. De twaalfde thoracale wervel echter draagt opstijgende uitsteeksels, r gelijkend op de opstijgende uitsteeksels van de halswervels en thoracale wervels, waarvan wij gezegd hebben dat zij aan de achterkant uitbulten. Maar zo treedt de twaalfde thoracale wervel met zijn opstijgende uitsteeksels binnen in de afdalende [uitsteeksels] van de elfde, en wordt deze zelf door elfde opgenomen. De afdalende uitsteeksels van de twaalfde s echter bulten eveneens uit, op de wijze van de afdalende uitsteeksels van de lendewervels. Deze treden vervolgens binnen in de uithollingen van de opstijgende uitsteeksels van de eerste lendewervel. Aangezien die de twaalfde opvangt, wat laat er dan vlugger toe te besluiten dan dat de twáálfde bovenaan en onderaan opgevangen wordt? Ondertussen doet het er inderdaad niet zoveel toe of de twaalfde, dan wel de elfde, of een andere beiderzijds opgevangen wordt, als de onuitsprekelijke ijver van de Natuur ons hier maar niet ontgaat, die in het midden van de rug een dergelijke stabiele en beiderzijds opgevangen wervel vormde, zoals wij bij gewelfde en boogvormige gebouwen zien dat er tussen de stenen van beide kanten één geplaatst is, die beiderzijds wordt opgevangen, terwijl deze zelf geen enkele opvangt, en alle andere één steen opvangen en door een andere opgevangen en ondersteund worden. Want opdat de rug op de bij haar gekende wijze zou kunnen bewegen, is het noodzakelijk dat deze beiderzijds opgevangen wervel onbeweeglijk en vast zou blijven, terwijl alle andere 184 Het verloop van de uitsteeksels van de halswervels wordt weergegeven van a tot b, maar van c tot d voor de thoracale.

t) De fign. 2,3,4 rond de G. u) De fig. 1, 2, 3, 4 H,I. v) Fig. 1 T, V. De fign. 2,3 X,Y. w) De fig. 2,3 a,b. x) De fig. 1,2 N,O,P. y) Fig. 2, hst. 17, door de K wordt namelijk een s i n u s a a n g e - duid, door M,L echter de knobbels. DE BOUW VAN HET MENSELIJK LICHAAM BOEK I ten opzichte van deze en ook onderling lichtjes verschuiven: want terwijl deze bewegingloos blijft terwijl wij de rug buigen, brengen wij de bovenste [wervels] naar beneden, maar de onderste draaien wij enigszins naar omhoog. Bij het rekken echter brengen wij de wervels dan weer in een tegenovergestelde beweging, aangezien de bewegingen van de rug cirkelvormig en helemaal niet met een hoekige vorm uitgevoerd worden. Hoe weinig deze dingen inderdaad overeenkomen met de stellingen van Galenus in het dertiende [boek] van zijn 'Over de functie van de lichaamsdelen' ziet gij onmiddellijk, wanneer gij de beide plaatsen onderling vergelijkt. Overigens zullen wij de bewegingen van de rug samen met de spieren ervan, die tot nu toe slecht gekend zijn, in het tweede boek bespreken. Nu echter terugkerend naar de thoracale wervels, vallen er door ons tussen de opstijgende en afdalende uitsteeksels van beide zijden opvallende ruwheden op te merken en ongelijkmatig uitstekende uitsteekseltjes, t gemaakt opdat er vanaf hier stevige ligamenten zouden ontspringen, die de thoracale wervels des te krachtiger en steviger verbinden naarmate de thoracale wervels minder dienen te bewegen dan de halswervels. Aangezien dit zo is, beschikken alle thoracale wervels over zeven uitsteeksels: twee dwarse u namelijk, twee opstijgende v en evenveel afdalende, w en één achterste of de doorn. x Maar indien de elfde of een andere die erboven gelegen is, beiderzijds opgevangen wordt, dan zou de twaalfde of elk lager gelegen dan deze die beiderzijds opgevangen wordt, twee uitsteeksels méér hebben, aangezien de opstijgende [uitsteeksels] wegens de uitholling die in de plaats ervan uitgesneden is, voor één enkel in de plaats van twee zouden gerekend worden. Want door sommige ouden werd deze sinus voor zo aanzienlijk gehouden, y dat zij elk opstijgend uitsteeksel van de lendewervels, dubbel schijnen geteld te hebben. // Maar dit zal hier volstaan daar aan deze wervels een speciaal hoofdstuk wordt gewijd en deze hieronder uitvoeriger besproken worden. 185 D e w i j z e waarop de lendewervels o n d e r l i n g g e w r i c h t maken. Om welke r e d e n e r midden in de rug één wervel beiderzijds diende opgevangen te worden. Het aantal uitsteeksels van de thoracale wervels.