Pro Memorie. Tax / Februari Alle fiscale feiten en cijfers op een rij

Vergelijkbare documenten
Pro Memorie. Alle fiscale feiten en cijfers op een rij. TAX / Februari meijburg.nl

Belastingadviseurs. Pro Memorie. Alle fiscale feiten en cijfers op een rij. februari 2015

Pro Memorie Alle fiscale feiten en cijfers op een rij. januari 2017

Pro Memorie Alle fiscale feiten en cijfers op een rij. januari 2018

Pro Memorie. meijburg.nl. Alle fiscale feiten en cijfers op een rij. januari 2016

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

Fiscale Feiten & Cijfers 2017 Alles op een rij

Pro Memorie Alle fiscale feiten en cijfers op een rij. meijburg.nl. januari 2019

Fiscale Feiten & Cijfers 2018 Alles op een rij

Overzicht Fiscale Cijfers 2013 en 2014 (per januari 2014)

Bijlage WFTNIVO examens Bijlage WFTNIVO examens Inhoud. Belastingtarief box 2 en 3

Belastingplan Vs

Cijfer- en percentageoverzicht LIJFRENTEVERZEKERING

D e fiscale inflatiecorrectie

Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van de schijven

algemeen 1.1 Belastingplichtige/partner/pleegkinderen / 17

pro memorie Een overzichtelijk naslagwerk ten behoeve van de administratievoering januari 2003

Hoofdstuk 52 Wijzigingen 2018 en later

Fiscale cijfers 2008

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2011


Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2012

Fiscale en sociale cijfers 2012 per 1 januari 2012

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2009

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

INHOUD. Lijst van afkortingen / Inkomstenbelasting / Belastingplichtige/partner/(pleeg)kinderen / 17

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2007

1.4 Toerekeningsregels/gemeenschappelijke inkomensbestanddelen

Belastingcijfers 2015

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2012

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2012

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2013

Cijfer- en percentageoverzicht Wet inkomstenbelasting Box 2 Box 3. Persoonsgebonden aftrek* 25% Gecombineerde heffingskorting

Kerncijfers Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

indejaarspersbericht belastingen Mi

Wijzigingen belastingheffingen per 1 januari 2013

Hoofdstuk 52 Wijzigingen 2019 en later

Quickscan Rapport. In opdracht van Rijksoverheid heeft Klinkende Taal op alle teksten op

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2011

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2004

Belastingplannen 2014

indejaarspersbericht belastingen Mi

indejaarspersbericht belastingen Mi

Belastingspecial 2014

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2008

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

,15% 27,65% 40,80% ,80% 40,80% % 52% ,15% 9,75% 22,90% 6.

geen max. 12% van de winst max. dotatie oudedagsreserve

Bijlage WFt Opleidingen

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2013

VNO-NCW. VNO-NCW December 2006

Inhoud Inkomstenbelasting algemeen

Belastingcijfers 2017

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2006

belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

Programma. Inleiding wettenbundel fiscaal. FFP opleiding Fiscaal. Inleiding Wettenbundel IB 2001, IWIB, UBIB, URIB. Box 1.

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2011

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2009 Inhoudsopgave 1. Inkomstenbelasting

Belastingcijfers 2016

Belastingen en premieheffingen, uitkeringen en minimumloon per 1 januari 2008 INHOUD

Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

Belastingspecial 2011

ASR Kerncijfers 2013

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2005

Fiscale cijfers Actuele financiële en fiscale informatie. Audit Tax Advisory

Als u 65 jaar of ouder bent

Werkstuk Economie Belastingstelsel 2001

Fiscale cijfers 2015 Praktisch belastingkompas

belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

Voorwoord. Fiscale cijfers 2013 ISBN NUR 783. Fiscale beloning 2013

Fiscale cijfers Praktisch belastingkompas. Index. Trefwoorden

Update Fiscale cijfers 2014

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2008

Heffingskortingen 2016

Aanpassingen bij de vierde druk boekhouden voor fiscaal juristen

Fiscale cijfers 2013 Praktisch belastingkompas

1 FISCALITEIT 1.1 INKOMSTENBELASTING Box 1. Tarieven Premiepercentages volksverzekeringen AOW 17,90% Anw 0,60% AWBZ 12,65% Totaal 31,15%

Fiscale cijfers Actuele financiële en fiscale informatie. Audit Tax Advisory

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2003

Wijzigingen op privégebied

Fiscale eindejaarstips

tarief belastingschijf 1 37% 36,25%* (5,1% belastingen en 31,15% premies) tarief belastingschijf 2 42% 42%* (10,85% belastingen en 31,15% premies)

Inhoudsopgave. Het Ondernemerszakboekje, I

Bijlage Lindenhaeghe Examens 2013 Wft Hypothecair Krediet Wft Levensverzekeringen

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2007 Inhoudsopgave Inkomstenbelasting

Bijlage Lindenhaeghe Examens 2013 Wft Pensioenverzekeringen

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2014

! Het is verstandig om vooraf een berekening te (laten) maken om te voorkomen dat de aangifte

De nieuwe cijfers voor het jaar Tarieven in box Tarief als u nog geen 65 jaar bent... 3 Tarief als u 65 jaar bent...

Wijzigingen minimumloon en sociale uitkeringen 2016

Fiscaal optimaal van start. P.M. (Marijn) Bremmer LL.M.

Transcriptie:

Pro Memorie Tax / Februari 2013 Alle fiscale feiten en cijfers op een rij

Realisatie: KPMG Marketing & Salessupport Tekstproductie: KPMG Accountants Belastinggroep en KPMG Meijburg & Co Meer informatie over onze dienstverlening vindt u op www.kpmg.nl en www.meijburg.nl

1 Inkomstenbelasting 2 1.1 Loon en bijtelling privégebruik auto van de zaak 3 1.1.1 Bijtelling op jaarbasis 3 1.1.1.1 Bijtelling afhankelijk van CO 2 -uitstoot 3 1.1.1.2 Bestelauto van de zaak 4 1.1.2 Aftrek eigen bijdrage privégebruik auto 4 1.2 Winst uit onderneming 4 1.2.1 Bijtelling privégebruik auto 4 1.2.2 Bijtelling privégebruik woning 4 1.2.3 Forfaitaire winstbepaling zeescheepvaart 5 1.2.4 Bijzondere fiscale waarderingsvoorschriften 5 1.2.4.1 Beperking fiscale afschrijving 5 1.2.4.2 Willekeurige afschrijving 6 1.2.4.3 Waarderingsvoorschrift onderhanden werk/ opdrachten 6 1.2.5 Mkb-winstvrijstelling 6 1.2.6 Van winst aftrekbare kosten privévervoermiddel 6 1.2.7 Investeringsaftrek 7 1.2.7.1 Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 7 1.2.7.2 Energie-investeringsaftrek 8 1.2.7.3 Milieu-investeringsaftrek 8 1.2.7.4 Research- & developmentaftrek (RDA) 9 1.2.8 Ondernemersaftrek 9 1.2.8.1 Urencriterium 9 1.2.8.2 Zelfstandigenaftrek, startersaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid 10 1.2.8.3 Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek) 11 1.2.8.4 Meewerkaftrek/partnervergoeding 11 1.2.8.5 Stakingsaftrek 12 1.2.9 Fiscale oudedagsreserve (FOR) 12 1.3 Eigen woning 12 1.3.1 Eigenwoningforfait 12 1.3.2 Kapitaalverzekering eigen woning 14 1.4 Reisaftrek 14 1.5 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 15 1.5.1 Premies voor lijfrenten 15 1.5.2 Extra lijfrentepremieaftrek bij stakende ondernemers 15 1.6 Inkomen uit sparen en beleggen 16 1.6.1 Forfaitair rendement 16 1.6.2 Rendementsgrondslag 16 1.6.2.1 Vrijstellingen box 3 17 1.6.2.2 Drempel schulden box 3 17 1.7 Heffingvrij vermogen 18 1.7.1 Ouderentoeslag 18 1.8 Uitgaven voor monumentenpanden 18 1.9 Verliesverrekening 19 1.9.1 Verliesverrekening 19 1.9.2 Verliesverdamping 19 1.10 Tarieven in de boxen 19 1.10.1 Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning 19 1.10.2 Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 20 1.10.3 Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen 20 1.11 Heffingskortingen 21 1.11.1 Heffingskortingen in verband met beleggingen 23 2 Toeslagen 24 2.1 Zorgtoeslag 24 2.2 Kindgebonden budget 24 2.3 Kinderopvangtoeslag 24 2.3.1 Maximumuurtarief kinderopvang 25 2.4 Huurtoeslag 25 2.5 Vermogenstoets voor zorg- en huurtoeslag 25 3 Vergoedingen, verstrekkingen en aftrekposten 26 3.1 Beperking van aftrekposten en belastingvrije vergoedingen 26 3.1.1 Vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen werkruimte eigen woning 28 3.1.2 Normbedragen maaltijden in bedrijfskantines 29 3.2 Eindheffing op belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen 29 3.3 Werkkostenregeling 30 3.4 Schematisch overzicht werkkostenregeling 32 4 Loonbelasting 33 4.1 Loonheffingskorting 33 4.2 Afdrachtvermindering loonheffing 33 4.3 Gebruikelijk loon 33 4.4 Pseudo-eindheffing voor hoge lonen 34 4.5 Modelstaat voor loonberekening 2013 35 4.6 Bestanddelen van het loon vanaf 1 januari 2013 35 4.7 Werknemersverzekeringen 36 4.7.1 Premieheffingen 36 4.7.2 Uitkeringen ZW/WW/WIA 37 5 Vennootschapsbelasting 38 5.1 Aftrekfaciliteiten en waarderingsvoorschriften 38 5.2 Verliesverrekening 38 5.3 Tarieven 38 5.3.1 Reguliere tarieven vennootschapsbelasting 38 5.3.2 Boxtarieven vennootschapsbelasting 39 6 Dividendbelasting 40 7 Omzetbelasting 41 7.1 Tarieven en regelingen 41 7.2 Forfaitaire correctie privégebruik auto van de zaak 41 8 Belastingen van rechtsverkeer en kansspelbelasting 42 9 Erf- en schenkbelasting 43 9.1 Vrijstellingen schenkbelasting 43 9.2 Vrijstellingen erfbelasting 43 9.3 Tarieven 44 9.3.1 Tarief erf- en schenkbelasting 2013 44 9.3.2 Tarief erf- en schenkbelasting 2012 44 9.3.3 Tarief erf- en schenkbelasting 2011 44 10 Uitkeringen op grond van sociale wetten 45 10.1 AOW/Anw 45 10.1.1 Inkomensafhankelijke toeslag 46 10.2 Bijstandsuitkeringen en normbedragen 46 10.2.1 IOAW-uitkering per maand 46 10.2.2 WWB-nettonormbedragen per maand 47 10.3 Minimumloon per maand 47 10.4 Kinderbijslag (AKW) 48 10.4.1 Uitkeringen per kwartaal 48 10.4.2 Maximale nettobijverdiensten per kwartaal 48 11 Zorgverzekeringswet 49 12 Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) 50 12.1 Verpakkingenbelasting 50 12.2 Afvalstoffenbelasting 50 12.3 Belasting op leidingwater 50 12.4 Kolenbelasting 50 12.5 Grondwaterbelasting 51 12.6 Energiebelasting 51 12.6.1 Aardgas (per m 3 ) 51 12.6.2 Elektriciteit (per kwh) 51 13 Discontopercentages en wettelijke rente 52 13.1 Wettelijke rente, belastingrente en invorderingsrente 52 13.2 Heffings- en invorderingsrente bij belastingen 52 13.3 Rentetarieven ECB 53 13.4 Discontovoet 54 14 Koersen 55 14.1 Valutakoersen 55 15 Lijst met afkortingen 56 Pro Memorie februari 2013 1

1 Inkomstenbelasting Inkomsten Aftrekposten Loon (incl. auto van de zaak), pensioen Reisaftrek Winst uit onderneming Premies voor lijfrenten en andere Resultaat uit overige werkzaamheden uitgaven voor Periodieke uitkeringen inkomstenvoorzieningen Ontvangen alimentatie Aftrekposten van de eigen woning Eigenwoningforfait Inkomsten Aftrekposten Reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang Aftrekbare kosten Vervreemdingsvoordelen uit aanmerkelijk belang Gemiddeld vermogen Spaargeld, tweede woning, aandelen e.d. minus schulden (voor zover dit meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen) Vast X rendement (4%) Aftrekposten Alimentatie en andere onderhoudsverplichtingen Uitgaven weekendbezoek gehandicapten Studiekosten en andere scholingsuitgaven Levensonderhoud kinderen jonger dan 21 jaar Uitgaven monumentenpanden Uitgaven voor specifieke zorgkosten Giften Box 1 Belastbaar inkomen 37% X tot = 52% Box 1 Belasting Box 2 Box 3 Voordeel uit sparen en beleggen Aftrekken in box 1, eventueel = ook in box 3 en box 2 = Box 2 Inkomen uit aanmerkelijk belang Box 3 Belastbaar inkomen Te verrekenen _ verliezen uit aanmerkelijk = belang Box 2 Belastbaar inkomen X X 25% 30% = = Box 2 Belasting Box 3 Belasting Heffingskortingen Algemene heffingskorting Arbeidskorting Totaal belasting Werkbonus Inkomensafhankelijke combinatiekorting Ouderschapsverlofkorting Box 1 Persoonsgebonden Inkomen _ verliezen uit werk Box 1 Te verrekenen _ = = aftrek uit werk en en woning woning Heffingskorting (Aanvullende) alleenstaande-ouderkorting Jonggehandicaptenkorting (Alleenstaande) ouderenkorting Levensloopverlofkorting Korting groene beleggingen Te betalen bedrag + _ Pro Memorie februari 2013 2

1.1 Loon en bijtelling privégebruik auto van de zaak Het voordeel van het privégebruik van de (bestel)auto van de zaak wordt belast als loon. Werkgevers moeten hierover loonbelasting, premies volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) inhouden. Per 1 januari 2013 is het voordeel ook loon voor de werknemersverzekeringen. 1.1.1 Bijtelling op jaarbasis 1.1.1.1 Bijtelling afhankelijk van CO 2 -uitstoot Bijtelling 1, 2013 2012 1 januari 3) 2012 1 juli 4) 2011 Alle brandstoffen met uitzondering van diesel Gram/km Gram/km Gram/km Gram/km 0% bijtelling 5) <51 <51 <51 0 14% bijtelling 51-95 51-110 51-102 <111 20% bijtelling 96-124 111-140 103-132 111-140 25% bijtelling >124 >140 >132 >140 Diesel 0% bijtelling 6) <51 <51 <51-14% bijtelling 51-88 51-95 51-91 <96 20% bijtelling 89-112 96-116 92-114 96-116 25% bijtelling >112 >116 >114 >116 De bijtelling voor privégebruik is ten minste het vermelde percentage van de cataloguswaarde van de auto (inclusief btw en bpm). Afhankelijk van het daadwerkelijke privégebruik kan een hoger percentage van toepassing zijn. Voor auto s die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen geldt de waarde in het economisch verkeer als grondslag en, met ingang van 1 januari 2010, een bijtelling van 35% in plaats van 25%. De bijtelling is nihil als een auto niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. In beginsel is een rittenadministratie nodig om te bewijzen dat sprake is van 500 privékilometers of minder. De woon-werkkilometers tellen hierbij als zakelijke kilometers. De werknemer kan ook een verklaring geen privégebruik aanvragen om de bijtelling door de werkgever achterwege te laten. Voor de bestelauto gelden verder nog specifieke regels. Zie het aanvraagformulier verklaring geen privégebruik dat via de site van de Belastingdienst is te downloaden. 3) Auto s met een 20%- of 14%-bijtelling waarvan het kenteken vóór 1 juli 2012 op naam is gesteld, houden dat lagere bijtellingspercentage totdat de auto een andere eigenaar én andere gebruiker krijgt. In dat geval zal het bijtellingspercentage met ingang van 1 juli 2017 worden aangepast overeenkomstig de dan geldende normen. 4) Auto s met een 20%- of 14%-bijtelling die vanaf 1 juli 2012 op naam worden gesteld, houden dat lagere bijtellingspercentage voor een periode van 60 maanden. Die periode van 60 maanden begint op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld. Aan het eind van die periode wordt bekeken of de auto tegen de dan geldende CO 2 -grenzen opnieuw voor een 60-maandenperiode voor een verlaagd bijtellingspercentage in aanmerking komt. 5) Voor auto s met een CO 2 -uitstoot van niet meer dan 50 gr/km die in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 worden aangeschaft, geldt gedurende 60 maanden een 0%-tarief voor de bijtelling. Op auto s die al voor 1 januari 2012 zijn aangeschaft en niet meer dan 50 gr/km CO 2 uitstoten, is voor zover ze daar nog geen recht op hadden vanaf 1 januari 2012 het 0%-tarief van toepassing tot 1 januari 2017. Pro Memorie februari 2013 3

6) Per 1 januari 2012 is de categorie auto s met 0% bijtelling uitgebreid. Auto s met een CO 2 -uitstoot van maximaal 50 gram per kilometer vielen vanaf die datum ook onder deze categorie. De uitbreiding was alleen aan de orde voor auto s met een benzinemotor. Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 geldt de bijtelling van 0% ook voor auto s met een dieselmotor die per kilometer maximaal 50 gram CO 2 uitstoten. 1.1.1.2 Bestelauto van de zaak Een werknemer die een bestelauto van de zaak uitsluitend zakelijk (dus: 0 kilometer privé) gebruikt, kan vanaf 1 januari 2012 gebruikmaken van de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto. Er vindt dan geen bijtelling auto van de zaak plaats en er hoeft geen rittenregistratie te worden bijgehouden. Dit is een nieuwe regeling naast bijvoorbeeld de bestaande mogelijkheid om met behulp van een rittenregistratie aan te tonen dat het privégebruik niet meer dan 500 km per jaar bedraagt. 1.1.2 Aftrek eigen bijdrage privégebruik auto Betalingen aan werkgever voor privégebruik aftrekbaar aftrekbaar aftrekbaar De betalingen aan de werkgever kunnen per saldo niet leiden tot een negatieve bijtelling. 1.2 Winst uit onderneming 1.2.1 Bijtelling privégebruik auto Zie de tabel bij 1.1.1 voor de bijtelling als gevolg van de onttrekking wegens privégebruik van een tot het ondernemingsvermogen behorende auto. 1.2.2 Bijtelling privégebruik woning De bijtelling als gevolg van de onttrekking voor het privégebruik van de tot het ondernemingsvermogen behorende woning wordt bepaald aan de hand van de onderstaande tabel: 2013 Woningwaarde meer dan maar niet meer dan Bijtelling op jaarbasis EUR EUR % 12.500 0,85 12.500 25.000 1,05 25.000 50.000 1,20 50.000 75.000 1,30 75.000 1.040.000 1,50 1.040.000-1,90 3) 2012 Woningwaarde meer dan maar niet meer dan Bijtelling op jaarbasis EUR EUR % 12.500 0,80 12.500 25.000 1,00 25.000 50.000 1,15 50.000 75.000 1,25 75.000 1.040.000 1,40 1.040.000-1,75 3) Pro Memorie februari 2013 4

2011 Woningwaarde meer dan maar niet meer dan Bijtelling op jaarbasis EUR EUR % 12.500 0,80 12.500 25.000 1,00 25.000 50.000 1,10 50.000 75.000 1,20 75.000 1.020.000 1,35 1.020.000-1,60 3) Onder woning wordt ook verstaan een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen. Een werkruimte maakt deel uit van de woning, tenzij de werkruimte een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van de woning is (voldoende te onderscheiden van de woning) en het inkomen hoofdzakelijk in of vanuit de werkruimte wordt verdiend. De woningwaarde(n) is/zijn de volgens de Wet WOZ voor die woning vastgestelde waarde of waarden voor het tijdvak waarbinnen het kalenderjaar valt. 3) 2013: EUR 15.600 plus 1,75% van de woningwaarde boven de EUR 1.040.000 2012: EUR 14.560 plus 1,75% van de woningwaarde boven de EUR 1.040.000 2011: EUR 13.770 plus 1,60% van de woningwaarde boven de EUR 1.020.000. 1.2.3 Forfaitaire winstbepaling zeescheepvaart Tonnage in nettoton Winst uit zeescheepvaart per dag per 1.000 nettoton Tot en met 1.000 9,08 9,08 9,08 Voor het meerdere tot en met 10.000 6,81 6,81 6,81 Voor het meerdere tot en met 25.000 4,54 4,54 4,54 Voor het meerdere tot en met 50.000 2,27 2,27 2,27 Voor het meerdere boven 50.000 0,50 0,50 0,50 De tabel wordt toegepast op het op 1.000 ton naar beneden afgeronde nettotonnage van een schip. Het tarief van EUR 0,50 per 1.000 nettoton per dag is slechts van toepassing op schepen die na 31 december 2008 een vlag zijn gaan voeren en sindsdien onder het tonnageregime vallen, of op schepen die ten minste gedurende de laatste vijf jaar voor hun toetreding tot de tonnageregeling onder de vlag van een land waren geregistreerd dat geen EU-lidstaat is of niet tot de EER behoort. 1.2.4 Bijzondere fiscale waarderingsvoorschriften 1.2.4.1 Beperking fiscale afschrijving Vastgoed Goodwill 2, 3) Overige Vastgoed in eigen gebruik Beleggingsvastgoed bedrijfsmiddelen 2,3) Afgeschreven kan worden tot 50% van de WOZ-waarde Afgeschreven kan worden tot 100% van de WOZ-waarde Op jaarbasis ten hoogste 10% van de aanschafkosten Op jaarbasis ten hoogste 20% van de aanschafkosten Er geldt overgangsrecht voor vastgoed waarop voor 1 januari 2007 nog niet gedurende ten minste drie jaar is afgeschreven. De huidige regeling geldt dan pas in het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarin die periode van drie jaar is geëindigd. Pro Memorie februari 2013 5

Er geldt overgangsrecht voor goodwill en overige bedrijfsmiddelen waarop al is afgeschreven voor 1 januari 2007. De boekwaarde op 1 januari 2007 kan niet eerder worden afgeschreven dan over 120 maanden (goodwill) respectievelijk 60 maanden (overige bedrijfsmiddelen) minus het aantal maanden waarover al is afgeschreven voor 1 januari 2007. 3) Omstandigheden die ten tijde van het investeren in een bedrijfsmiddel al bekend waren, geen aanleiding geven voor een afwaardering naar een lagere bedrijfswaarde. 1.2.4.2 Willekeurige afschrijving De willekeurige afschrijving is een tijdelijke maatregel (van 2009 tot en met 201 in het kader van de economische crisis en geldt voor nieuw aangeschafte bedrijfsmiddelen. Investering in kalenderjaar % % % Willekeurige afschrijving in investeringsjaar maximaal N.v.t. N.v.t. 50 Ingebruikname bedrijfsmiddel uiterlijk voor N.v.t. N.v.t. 1 januari 2014 Willekeurige afschrijving is mogelijk zodra in het betreffende kalenderjaar een investeringsverplichting is aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt. Het bedrag van de willekeurige afschrijving kan echter niet hoger zijn dan de gemaakte voortbrengingskosten of het bedrag dat ter zake van de investeringsverplichting is betaald. Een aantal bedrijfsmiddelen is uitgezonderd. De belangrijkste uitzonderingen zijn: gebouwen, grond-, weg- en waterbouwkundige werken, dieren, immateriële activa (waaronder software), bromfietsen, motorrijwielen en personenauto s. Uitgesloten zijn ook bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk zijn bestemd voor terbeschikkingstelling aan derden. Taxi s en zeer zuinige personenauto s mogen wel willekeurig worden afgeschreven. 1.2.4.3 Waarderingsvoorschrift onderhanden werk/opdrachten De winstneming mag niet meer worden uitgesteld tot de oplevering van het werk. Er moet voortschrijdend winst worden genomen. 1.2.5 Mkb-winstvrijstelling % % % Aftrek van de winst 14 12 12 1.2.6 Van winst aftrekbare kosten privévervoermiddel Gebruikt een ondernemer een tot zijn privévermogen behorende of door hem in privé gehuurd vervoermiddel voor zijn onderneming, dan zijn de kosten beperkt aftrekbaar. Aftrek per kilometer 0,19 0,19 0,19 Woon-werkkilometers zijn zakelijke kilometers. Pro Memorie februari 2013 6

1.2.7 Investeringsaftrek 1.2.7.1 Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 2013 Bij investeringsbedrag in kalenderjaar van: meer dan maar niet meer dan bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek: EUR EUR 2.300-2.300 55.248 28% van het investeringsbedrag 55.248 102.311 EUR 15.470 102.311 306.931 EUR 15.470 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de EUR 102.311 te boven gaat 306.931-2012 Bij investeringsbedrag in kalenderjaar van: meer dan maar niet meer dan bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek: EUR EUR 2.300-2.300 55.248 28% van het investeringsbedrag 55.248 102.311 EUR 15.470 102.311 306.931 EUR 15.470 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de EUR 102.311 te boven gaat 306.931-2011 Bij investeringsbedrag in kalenderjaar van: meer dan maar niet meer dan bedraagt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek: EUR EUR 2.200-2.200 54.324 28% van het investeringsbedrag 54.324 100.600 EUR 15.211 100.600 301.800 EUR 15.211 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat de EUR 100.600 te boven gaat 301.800 - Indien de onderneming van de belastingplichtige deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer andere belastingplichtigen die daarbij winst uit onderneming genieten of met belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting, dan worden voor de bepaling van het investeringsbedrag hun investeringen voor het samenwerkingsverband opgeteld. Ook zeer zuinige personenauto s, waaronder elektrische personenauto s, kwalificeren voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Bedrijfsmiddelen waarvoor het investeringsbedrag minder is dan EUR 450 komen niet voor de investeringsaftrek in aanmerking. Pro Memorie februari 2013 7

1.2.7.2 Energie-investeringsaftrek Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Energieinvesteringsaftrek Energieinvesteringsaftrek Energieinvesteringsaftrek EUR EUR % EUR EUR % EUR EUR % 2.300 2.300 2.200 2.300 118.000.000 41,5 2.300 118.000.000 41,5 2.200 116.000.000 41,5 Bij een samenwerkingsverband worden de investeringen voor het hele samenwerkingsverband opgeteld. Investeringen kunnen in aanmerking komen voor zowel de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek als de energie-investeringsaftrek. Indien voor een investering bij de aangifte wordt gekozen voor energie-investeringsaftrek, dan blijft toepassing van de milieu-investeringsaftrek achterwege. Dit is een tijdelijke verlaging. Vanaf 2014 zal de aftrek weer 44% bedragen. 1.2.7.3 Milieu-investeringsaftrek Categorie I Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Milieuinvesteringsaftrek Milieuinvesteringsaftrek Milieuinvesteringsaftrek EUR EUR % EUR EUR % EUR EUR % 2.300 2.300 2.200 2.300 36 2.300 36 2.200 36 Categorie II Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Milieuinvesteringsaftrek Milieuinvesteringsaftrek Milieuinvesteringsaftrek EUR EUR % EUR EUR % EUR EUR % 2.300 2.300 2.200 2.300 27 2.300 27 2.200 27 Pro Memorie februari 2013 8

Categorie III Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Investeringsbedrag Meer dan maar niet meer dan Milieuinvesteringsaftrek Milieuinvesteringsaftrek Milieuinvesterings-aftrek EUR EUR % EUR EUR % EUR EUR % 2.300 2.300 2.200 2.300 13,5 2.300 13,5 2.200 13,5 De milieu-investeringsaftrek is van toepassing naast de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Indien voor een investering bij de aangifte wordt gekozen voor energie-investeringsaftrek, dan blijft toepassing van de milieu-investeringsaftrek achterwege. Dit is een tijdelijke verlaging. Vanaf 2014 zal de aftrek weer respectievelijk 40%, 30% en 15% bedragen. Ook de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (Vamil) wordt voor de jaren 2011 tot en met 2013 tijdelijk verlaagd, namelijk van 100% naar 75%. De resterende 25% volgt het normale afschrijfregime. 1.2.7.4 Research- & developmentaftrek (RDA) % % % http://www.agentschapnl.nl Research- en developmentaftrek 54% 40 - De RDA is gericht op de S&O-uitgaven die niet betrekking hebben op arbeid, bijvoorbeeld investeringen in apparatuur en materialen. De RDA wordt als extra aftrekpost in aanmerking genomen bij de fiscale winstbepaling. De aftrek bedraagt een percentage van de door Agentschap NL vastgestelde kosten en uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan S&O dat is erkend in een S&O-verklaring. 1.2.8 Ondernemersaftrek 1.2.8.1 Urencriterium Onder het urencriterium wordt verstaan dat een ondernemer in het kalenderjaar ten minste 1.225 uren besteedt aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit winst wordt genoten. Bovendien moet van de totaal beschikbare tijd voor winst uit onderneming, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden meer dan de helft worden besteed aan het drijven van een of meer ondernemingen. Voor de startende ondernemer die in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was, geldt alleen de eis van minimaal 1.225 uren. Zwangere ondernemers worden geacht gedurende hun periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof hun werkzaamheden voor de onderneming niet te hebben onderbroken. Pro Memorie februari 2013 9

1.2.8.2 Zelfstandigenaftrek, startersaftrek en startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid De zelfstandigenaftrek voor niet-starters kan niet worden verrekend met ander box 1-inkomen. De niet-verrekende zelfstandigenaftrek kan maximaal negen jaar vooruit worden gewenteld. Dan kan worden verrekend met toekomstige winsten. Deze regeling geldt niet voor starters. Zelfstandigenaftrek 7.280 7.280 zie tabel 4) Startersaftrek 2.123 2.123 2.123 Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid: 3) eerste jaar 12.000 12.000 12.000 tweede jaar 8.000 8.000 8.000 derde jaar 4.000 4.000 4.000 De ondernemer moet voldoen aan het urencriterium (zie 1.2.8.. De zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt, bedraagt 50% van de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die dan nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt. De AOWleeftijd is 65 jaar en 1 maand (2012 en 2011: 65 jaar). Als de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met de startersaftrek. De startersaftrek voor de ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt, bedraagt 50% van de startersaftrek voor de ondernemer die dan nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt. 3) De ondernemer moet recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in het kalenderjaar en mag bij het begin van het kalenderjaar nog niet de AOW-leeftijd hebben bereikt. Daarnaast hoeft hij niet te voldoen aan het urencriterium van 1.225 uur (zie 1.2.8., maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De aftrek is het genoemde bedrag, maar niet meer dan de winst. Onder winst wordt verstaan het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen. 4) Tabel: zelfstandigenaftrek. Met winst in de tabel wordt bedoeld het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer uit een of meer ondernemingen geniet. Winst Zelfstandigenaftrek van tot 14.045 9.484 14.045 16.295 8.817 16.295 18.540 8.154 18.540 53.070 7.266 53.070 55.315 6.633 55.315 57.565 5.931 57.565 59.810 5.236 59.810 4.602 Pro Memorie februari 2013 10

1.2.8.3 Aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-aftrek) Aantal uren besteed aan S&O Bedraagt de S&O-aftrek S&O-aftrek 0 0 0 Minder dan 500 uur 0 0 0 Ten minste 500 uur 12.310 12.310 12.104 Aanvullende S&O-aftrek Minder dan 500 uur 0 0 0 Ten minste 500 uur 6.157 6.157 6.054 De ondernemer moet voldoen aan het urencriterium (zie 1.2.8.. Zwangere ondernemers worden geacht gedurende de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof hun werkzaamheden voor de toepassing van de S&O-aftrek niet te hebben onderbroken. Verder moet aan de werkzaamheden een S&O-verklaring van Agentschap NL ten grondslag liggen. Indien de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de S&O-aftrek is toegepast, bestaat recht op de aanvullende S&O-aftrek voor starters. 1.2.8.4 Meewerkaftrek/partnervergoeding 1, Meewerkaftrek als percentage van de winst Aantal uren meewerken Meewerkaftrek Meewerkaftrek Meewerkaftrek Vanaf tot % % % 525-525 875 1,25 1,25 1,25 875 1.225 2,00 2,00 2,00 1.225 1.750 3,00 3,00 3,00 1.750 4,00 4,00 4,00 De meewerkaftrek geldt voor de ondernemer die voldoet aan het urencriterium (zie 1.2.8. en van wie de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht in een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet. Winst is het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit ondernemingen waarin de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht, verminderd met onteigeningswinst, stakingswinst en eindafrekeningswinst. Partnervergoeding Beloning voor meewerkende partner minimaal 5.000 5.000 5.000 Een lagere vergoeding is niet aftrekbaar van de winst. De ontvangende partner hoeft in dat geval niets aan te geven. Pro Memorie februari 2013 11

1.2.8.5 Stakingsaftrek Stakingsaftrek 3.630 3.630 3.630 De stakingsaftrek geldt voor de ondernemer die in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van een of meer gehele ondernemingen waaruit hij als ondernemer winst geniet. De in voorafgaande jaren genoten stakingsaftrek wordt hierop in mindering gebracht. 1.2.9 Fiscale oudedagsreserve (FOR) De FOR maakt deel uit van de fiscale winst en van het ondernemingsvermogen. Indien er meer ondernemingen zijn, mag de ondernemer zelf bepalen aan welk ondernemingsvermogen hij de FOR toerekent. Dotatie 12% van de als ondernemer genoten winst uit een of meer ondernemingen voor mutaties FOR, maar maximaal: 9.542 9.542 11.882 Dotaties zijn alleen mogelijk als de ondernemer voldoet aan het urencriterium (zie 1.2.8. en hij bij aanvang van het kalenderjaar nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt. De toevoeging is ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen aan het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve aan het begin van het kalenderjaar te boven gaat. De toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremies. 1.3 Eigen woning 1.3.1 Eigenwoningforfait 2013 Eigenwoningwaarde Meer dan maar niet meer dan Bijtelling op jaarbasis EUR EUR % 12.500 nihil 12.500 25.000 0,20 25.000 50.000 0,35 50.000 75.000 0,45 75.000 1.040.000 0,60 1.040.000 1,55 3) Pro Memorie februari 2013 12

2012 Eigenwoningwaarde Meer dan maar niet meer dan Bijtelling op jaarbasis EUR EUR % 12.500 nihil 12.500 25.000 0,20 25.000 50.000 0,35 50.000 75.000 0,45 75.000 1.020.000 0,60 1.020.000 1,30 4) 2011 Eigenwoningwaarde Meer dan maar niet meer dan Bijtelling op jaarbasis EUR EUR % 12.500 12.500 25.000 0,20 25.000 50.000 0,30 50.000 75.000 0,40 75.000 1.020.000 0,55 1.020.000 1,05 5) De eigenwoningwaarde(n) is/zijn de volgens de Wet WOZ voor die woning vastgestelde waarde of waarden voor het tijdvak waarbinnen het kalenderjaar valt. De periode tussen het gebruik van de WOZwaarde en de waardepeildatum is 1 jaar. Onder woning wordt ook verstaan een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen. Een aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld wordt verleend als het saldo van het eigenwoningforfait verminderd met de aftrekbare kosten, zoals hypotheekrente, positief is. De aftrek is gelijk aan het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten. Hierdoor kan het eigenwoningforfait nooit leiden tot een positief inkomensbestanddeel in box 1. 3) EUR 6.240 plus 1,55% van de eigenwoningwaarde boven de EUR 1.040.000. 4) EUR 6.240 plus 1,30% van de eigenwoningwaarde boven de EUR 1.040.000. 5) EUR 5.610 plus 1,05% van de eigenwoningwaarde boven de EUR 1.020.000. Pro Memorie februari 2013 13

1.3.2 Kapitaalverzekering eigen woning Onbelaste uitkering uit kapitaalverzekering 2013 2012 2011 Bij premiebetaling 15 tot en met 19 jaar 35.700 34.900 34.300 Bij premiebetaling 20 jaar of langer 157.000 154.000 151.000 Onbelast is het rentevoordeel begrepen in de uitkeringen uit een kapitaalverzekering eigen woning en een spaarrekening eigen woning en het rendement begrepen in de uitkering uit een beleggingsrecht eigen woning. De totale vrijstelling kan nooit meer bedragen dan EUR 157.000 (2012: EUR 154.000 en 2011: EUR 151.000) per belastingplichtige gedurende zijn leven. Per 1 januari 2013 vervalt de vrijstelling voor de kapitaalverzekering eigen woning, de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning voor mensen die op 31 december 2012 niet een dergelijk product hadden. Voor bestaande gevallen blijft het fiscale regime voor de kapitaalverzekering eigen woning, de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning bestaan. In die gevallen kunnen de kapitaalverzekering eigen woning, de beleggingsrekening eigen woning en de spaarrekening eigen woning echter niet meer worden verhoogd. 1.4 Reisaftrek Regelmatig woon-werkverkeer per openbaar vervoer Reisaftrek Bij een reisafstand per openbaar vervoer Meer dan maar niet meer dan km km 10 10 15 436 436 428 15 20 582 582 572 20 30 974 974 957 30 40 1.207 1.207 1.186 40 50 1.574 1.574 1.547 50 60 1.751 1.751 1.721 60 70 1.943 1.943 1.910 70 80 2.008 2.008 1.974 80 2.036 2.036 2.001 De belastingplichtige moet beschikken over een openbaarvervoerverklaring of een reisverklaring. Als op één, twee of drie dagen per week naar hetzelfde werkadres wordt gereisd, is de reisaftrek: a) bij een reisafstand van maximaal 90 kilometer: een kwart, de helft respectievelijk driekwart van het in de tabel aangegeven bedrag; b) bij een reisafstand van meer dan 90 kilometer: EUR 0,23 (2010: EUR 0,23 en 2011: EUR 0,2 per kilometer vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar niet meer dan EUR 2.036 (2012: EUR 2.036 en 2011: EUR 2.00 per jaar. Als naar verschillende werkadressen wordt gereisd, is de tabel afzonderlijk van toepassing op het reizen naar elk van deze plaatsen. De totale reisaftrek is maximaal EUR 2.036 (2012: EUR 2.036 en 2011: EUR 2.00 per jaar. Als op dezelfde dag naar verschillende werkadressen wordt gereisd, is het voorafgaande uitsluitend van toepassing op het reizen naar de meest bereisde plaats van werkzaamheden. Worden twee werkadressen even vaak bereisd, dan geldt de grootste afstand. Pro Memorie februari 2013 14

1.5 Uitgaven voor inkomensvoorzieningen 1.5.1 Premies voor lijfrenten Aftrekbedragen Jaarruimte (maximaal) 3) 27.618 27.618 27.156 Reserveringsruimte 17% van de premiegrondslag voor personen meer dan 10 jaar jonger dan de AOW-leeftijd (maximaal) 4) Reserveringsruimte 17% van de premiegrondslag voor personen ten hoogste 10 jaar jonger dan de AOW-leeftijd (maximaal) 4) 6.989 6.989 6.872 13.802 13.802 13.571 Of daarmee gelijk te stellen bedragen betaald voor een lijfrentespaarrekening of -beleggingsrecht. Premies zijn aftrekbaar voor zover sprake is van een pensioentekort. De hoogte van het aftrekbaar bedrag moet worden bepaald aan de hand van de jaarruimte of de reserveringsruimte. Aftrek is mogelijk voor personen die bij aanvang van het kalenderjaar de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt. De AOW-leeftijd is 65 jaar en 1 maand (2012 en 2011: 65 jaar). 3) Bij de berekening van de jaarruimte zijn het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. 4) Indien in de onmiddellijk aan het kalenderjaar voorafgaande periode van zeven jaar minder premies voor lijfrenten zijn betaald dan was toegestaan, kan dit tekort worden ingehaald in de reserveringsruimte. 1.5.2 Extra lijfrentepremieaftrek bij stakende ondernemers Extra ruimte aan premieaftrek bij: Overdrachten door ondernemers die ten hoogste 5 jaar jonger zijn dan de AOWleeftijd,overdrachten door ondernemers die voor 45% of meer arbeidsongeschikt zijn of het staken van de onderneming door overlijden Overdrachten door ondernemers met een leeftijd tussen de 15 en 5 jaar lager dan de AOW-leeftijd, of overdrachten door ondernemers indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan 443.059 443.059 435.652 221.537 221.537 217.833 In andere gevallen 110.774 110.774 108.922 Bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek zijn het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. Ondernemers mogen in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken op verzoek daarvan afwijken en bij de berekening van de lijfrentepremieaftrek ervoor kiezen om de gegevens van het kalenderjaar zelf te gebruiken. In het volgende kalenderjaar, waarin weer moet worden uitgegaan van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingswinst niet nogmaals in aanmerking worden genomen bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek. Pro Memorie februari 2013 15

1.6 Inkomen uit sparen en beleggen 1.6.1 Forfaitair rendement % % % Forfaitair rendement 4 4 4 Het forfaitair rendement wordt berekend over de grondslag sparen en beleggen, dat is de rendementsgrondslag voor zover deze meer bedraagt dan het heffingvrij vermogen. De peildatum voor de rendementsgrondslag is 1 januari van het kalenderjaar. 1.6.2 Rendementsgrondslag Belast Vrijgesteld Onroerende zaken Rechten die (indirect) betrekking hebben op onroerende zaken Bijvoorbeeld recht van erfpacht, recht van opstal, appartementsrecht, recht van vruchtgebruik/gebruik/ bewoning van een onroerende zaak Roerende zaken die niet worden gebruikt/verbruikt voor persoonlijke doeleinden Roerende zaken die wel worden gebruikt/verbruikt voor persoonlijke doeleinden maar hoofdzakelijk als belegging dienen Rechten op roerende zaken Bijvoorbeeld termijn- of optiecontracten Eigen woning Tot het ondernemingsvermogen behorende onroerende zaken Bossen Natuurterreinen Onbebouwde gedeelten van aangewezen landgoederen Roerende zaken die voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt/verbruikt Voorwerpen van kunst en wetenschap Tenzij zij dienen als belegging (bewijslast bij inspecteur). Het behoren tot een verzameling impliceert niet automatisch dat sprake is van een belegging Rechten op roerende zaken krachtens erfrecht, mits gebruikt voor persoonlijke doeleinden en niet hoofdzakelijk dienend als belegging (bewijslast bij inspecteur) Rechten die geen betrekking hebben op zaken Bijvoorbeeld chartaal en giraal geld, effecten, warrants, opties, schuldvorderingen (waaronder vorderingen inzake erfbelasting, winstrechten, kapitaalverzekeringen Overige vermogensrechten Dit is een restcategorie, waaronder bijvoorbeeld nietbedrijfsmatig geëxploreerde vergunningen vallen. Afgezonderd particulier vermogen (bijvoorbeeld vermogen dat in een trust is ondergebracht) wordt rechtstreeks toegerekend aan de inbrenger. Dat kan vermogen in box 3 zijn, maar ook in box 1 of 2 Rechten op kapitaalsuitkeringen uitsluitend ter zake van invaliditeit/ziekte/ongeval Rechten op termijnen van de overdrachtsprijs van een aanmerkelijk belang, indien de overdrachtsprijs uit een of meer termijnen bestaat waarvan op het vervreemdingstijdstip het aantal of de omvang onbekend is Overige vrijstellingen, zie tabel vrijstellingen box 3, 1.6.2.1 Pro Memorie februari 2013 16

Aftrekbaar Schulden Verplichtingen met waarde in het economisch verkeer, inclusief schulden waarvan de rente niet aftrekbaar is in box 1 of box 2, inclusief schulden inzake erfbelasting maar exclusief overige belastingschulden Niet aftrekbaar Drempel voor schulden, zie tabel drempel schulden box 3, 1.6.2.2 Contante waarde van verplichtingen, bijvoorbeeld op grond van periodieke giften of alimentatie, als deze al als persoonsgebonden aftrek in aanmerking kunnen worden genomen Vermogensbestanddelen die in box 1 of box 2 worden aangegeven, worden in box 3 niet in aanmerking genomen tenzij specifieke allocatieregels anders bepalen. 1.6.2.1 Vrijstellingen box 3 Rechten op overlijdensuitkeringen, mits maximaal 6.859 6.859 6.744 Contant geld en vergelijkbare vermogensrechten (bijvoorbeeld chipkaart, cadeaubonnen) Per belastingplichtige Gezamenlijk met partner 512 1.024 512 1.024 503 1.006 Geblokkeerde spaartegoeden/aandelenoptierechten/ aandelen/winstbewijzen op grond van een spaarloonregeling tot een gezamenlijk bedrag van maximaal 17.025 17.025 17.025 Groene beleggingen Per belastingplichtige Gezamenlijk met partner 56.420 112.840 56.420 112.840 55.476 110.952 Beleggingen in durfkapitaal Per belastingplichtige Gezamenlijk met partner 56.420 112.840 55.476 110.952 Op 14 december 1999 bestaande kapitaalverzekeringen, 123.428 123.428 123.428 maximaal 3) Vanaf 1 januari 2012 kan het hele tegoed van de spaarloonregeling belastingvrij worden opgenomen. Men kan er ook voor kiezen het tegoed op de spaarloonrekening te laten staan om gebruik te kunnen blijven maken van de vrijstelling in box 3. Elk jaar blijft dan een deel van het spaartegoed vrijvallen. Op dat deel is dan niet langer de vrijstelling van box 3 van toepassing. Voor het deel van het spaarloon dat op de spaarloonrekening blijft staan met uitzondering van het vrijgevallen tegoed blijft de vrijstelling van box 3 gelden tot 1 januari 2016. Met ingang van 2013 zijn alleen nog groene beleggingen (beleggingen in fiscaal erkende groene fondsen) vrijgesteld. Voor 2013 gold deze vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen (groene en sociaalethische beleggingen). 3) Partners kunnen bij de aangifte verzoeken om toepassing van tweemaal de (maximale) vrijstelling, ongeacht de mate waarin zij ieder zijn gerechtigd tot de polis. 1.6.2.2 Drempel schulden box 3 Drempel voor belastingplichtige zonder partner 2.900 2.900 2.900 Gezamenlijke drempel voor belastingplichtige met partner 5.800 5.800 5.800 Pro Memorie februari 2013 17

1.7 Heffingvrij vermogen Basisbedrag 21.139 21.139 20.785 Toeslag per minderjarig kind Vervallen Vervallen 2.779 Ouderentoeslag Zie 1.7.1 Zie 1.7.1 Zie 1.7.1 Indien de belastingplichtige aan het begin van het kalenderjaar als ouder het gezag over een minderjarig kind uitoefent, kan het heffingvrij vermogen worden verhoogd met de kindertoeslag. Als de belastingplichtige een partner heeft, dan geldt deze toeslag voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk. Als personen die geen (of niet het gehele jaar) partner van elkaar zijn ieder het ouderlijk gezag uitoefenen over hetzelfde minderjarige kind, geldt een toeslag van EUR 1.390 per persoon per desbetreffend kind (201. De toeslag is per 1 januari 2012 vervallen. 1.7.1 Ouderentoeslag Het heffingvrij vermogen wordt verhoogd met de ouderentoeslag als de belastingplichtige bij het einde van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt, en de grondslag sparen en beleggen voor vermindering met de ouderentoeslag maximaal EUR 279.708 (2012: EUR 279.708 en 2011: EUR 275.03 bedraagt. De AOW-leeftijd is 65 jaar en 1 maand (2012 en 2011: 65 jaar). Box 1-inkomen Meer dan maar niet meer dan Box 1-inkomen Meer dan maar niet meer dan Box 1-inkomen Meer dan maar niet meer dan Ouderentoeslag Ouderentoeslag Ouderentoeslag - 14.302 27.984-14.302 27.984 14.062 27.516 14.302 19.895 13.992 14.302 19.895 13.992 14.062 19.562 13.758 19.895 19.895 19.562 Voor inachtneming van de persoonsgebonden aftrek. Als de belastingplichtige een partner heeft, mag de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen voor vermindering met de ouderentoeslag niet meer zijn dan EUR 559.416 (2012: EUR 559.416 en 2011: EUR 550.064). 1.8 Uitgaven voor monumentenpanden 2013 2012 2011 Allocatie woning Box 1 Box 3 Box 1 Box 3 Box 1 Box 3 Aftrek onderhoudskosten Ja Ja Ja Ja Ja Ja Aftrek vaste lasten Neen Neen Neen Neen Ja Neen Aftrek afschrijvingslasten Neen Neen Neen Neen Ja Neen Aftrekdrempel als percentage van de WOZ-waarde Vervallen Vervallen Vervallen Vervallen 0,80% 4% Er geldt een overgangsregeling voor 2012 en 2013. Als kan worden aangetoond dat vóór 1 januari 2012 onherroepelijke betalingsverplichtingen zijn aangegaan waarvan de betaling pas in 2012 of 2013 wordt gedaan, kan alleen voor de onderhoudskosten voor de betalingen die hieruit voortvloeien nog een beroep worden gedaan op de regeling zoals die luidde in 2011. De onderhoudskosten zijn dan voor Pro Memorie februari 2013 18

100% aftrekbaar, rekening houdend met de drempel. De drempel bedraagt 0,8% van de WOZ-waarde als het monument een eigen woning is. In andere gevallen is de drempel dan 4% van de WOZ-waarde. 80% van de onderhoudskosten. 1.9 Verliesverrekening 1.9.1 Verliesverrekening Verliescompensatietermijnen voor inkomen uit werk en woning (box jaar jaar jaar Voorwaarts 9 9 9 Achterwaarts 3 3 3 Verliescompensatietermijnen voor inkomen uit aanmerkelijk belang (box Voorwaarts 9 9 9 Achterwaarts 1 1 1 Ondernemingsverliezen uit 2002 of eerder zijn nog te verrekenen tot en met 2011. Verliezen uit 2002 of eerder zijn nog te verrekenen tot en met 2011. 1.9.2 Verliesverdamping Verliezen uit belastingjaar Jaar van verdamping Verliezen uit 2002 of eerder 2012 Verliezen uit 2003 2013 Verliezen uit 2004 2014 Niet-ondernemingsverliezen uit werk en woning (box van voor 2002 zijn al met ingang van 2011 of eerder verdampt. 1.10 Tarieven in de boxen 1.10.1 Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning 2013 Belastbaar inkomen in box 1 Belastingtarief Tarief premies volksverzekeringen Totaaltarief Heffing over totaal van de schijven Meer dan maar niet meer dan EUR EUR % % % EUR 19.645 5,85 31,15 37,00 7.268 19.645 33.363 10,85 31,15 42,00 13.029 33.363 56.991 42,00 42,00 22.532 56.991 52,00 52,00 Pro Memorie februari 2013 19

2012 Belastbaar inkomen in box 1 Belastingtarief Tarief premies volksverzekeringen Totaaltarief Heffing over totaal van de schijven Meer dan maar niet meer dan EUR EUR % % % EUR 18.945 1,95 31,15 33,10 6.270 18.945 33.863 10,80 31,15 41,95 12.528 33.863 55.491 42,00 42,00 22.031 55.491 52,00 52,00 2011 Belastbaar inkomen in box 1 Belastingtarief Tarief premies volksverzekeringen Totaaltarief Heffing over totaal van de schijven Meer dan maar niet meer dan EUR EUR % % % EUR 18.628 1,85 31,15 33,00 6.147 18.628 33.436 10,80 31,15 41,95 12.358 33.436 55.694 42,00 42,00 21.706 55.694 52,00 52,00 AOW 17,90%, Anw 0,60%, AWBZ 12,65% (2012 en 2011: AOW 17,90%, Anw 1,10%, AWBZ 12,15%). Voor personen die de AOW-leeftijd hebben bereikt, bedraagt het premiegedeelte (Anw en AWBZ) in de eerste en tweede schijf 13,25% (2012 en 2011: eveneens 13,25%). Het totaaltarief van de eerste schijf is voor die personen 19,10% (2012: 15,20% en 2011: 15,10%) en van de tweede schijf 24,10% (2012 en 2011: 24,05%). De AOW-leeftijd is 65 jaar en 1 maand (2012 en 2011: 65 jaar). Voor personen geboren vóór 1 januari 1946 loopt de tweede schijf iets verder door, namelijk tot EUR 33.555 in plaats van EUR 33.363 (2012: EUR 34.055 in plaats van EUR 33.863 en 2011: EUR 33.485 in plaats van EUR 33.436). 1.10.2 Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang % % % Tarief 25 25 25 1.10.3 Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen % % % Tarief 30 30 30 Pro Memorie februari 2013 20

1.11 Heffingskortingen Jonger dan AOWleeftijd AOWleeftijd en ouder Jonger dan AOWleeftijd AOWleeftijd en ouder Jonger dan AOWleeftijd AOWleeftijd en ouder Algemene heffingskorting 2.001 1.034 2.033 934 1.987 910 Inkomensafhankelijke combinatiekorting (maximaal) 2.133 1.101 2.133 980 1.871 857 Alleenstaande-ouderkorting 3) 947 489 947 435 931 427 Aanvullende alleenstaande-ouderkorting (maximaal) 4) 1.319 681 1.319 606 1.523 697 Ouderenkorting 5) 1.032 762 739 Alleenstaande ouderenkorting 6) 429 429 421 Jonggehandicaptenkorting 7) 708 708 696 Levensloopverlofkorting 8) 205 205 201 Ouderschapsverlofkorting, per verlofuur 9) 4,24 4,18 4,11 Geldt voor iedereen. Geldt voor minstverdienende partners en alleenstaande ouders tot wiens huishouden in het kalenderjaar gedurende ten minste zes maanden een kind behoort dat bij aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 12 jaar en dat op hetzelfde woonadres staat ingeschreven. Men moet met werken een arbeidsinkomen (winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit overige werkzaamheden) hebben van meer dan EUR 4.814 (2012: EUR 4.814 en 2011: EUR 4.734), of recht op de zelfstandigenaftrek. De heffingskorting bedraagt EUR 1.024 (2012: EUR 1.204 en 2011: EUR 780) plus 4 % (2012: 4% en 2011: 3,8%) van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan EUR 4.814 (2012: EUR 4.814 en 2011: EUR 4.734), maar maximaal het in de tabel opgenomen bedrag. Dit maximale bedrag wordt bereikt bij een arbeidsinkomen uit werk van EUR 32.539 (2012: EUR 32.539 en 2011: EUR 33.444). 3) Geldt voor degene die in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden geen partner heeft, die een huishouden voert met een kind dat in belangrijke mate wordt onderhouden en dat op hetzelfde woonadres staat ingeschreven, en die deze huishouding voert met geen ander dan kinderen waarvan de jongste bij aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 18 jaar (2011: geen ander dan kinderen die bij aanvang van het kalenderjaar jonger zijn dan 27 jaar). 4) Geldt voor degene die recht heeft op de alleenstaande-ouderkorting, tegenwoordige arbeid verricht en tot wiens huishouden in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden een kind behoort dat bij aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 16 jaar en dat gedurende die tijd op hetzelfde woonadres staat ingeschreven. De aftrek is 4,3% van de inkomsten uit tegenwoordige arbeid, maar maximaal het in de tabel opgenomen bedrag. 5) Geldt voor belastingplichtigen die aan het einde van het kalenderjaar de AOW-leeftijd hebben bereikt en die een verzamelinkomen hebben van niet meer dan EUR 35.450 (2012: EUR 34.450 en 2011: EUR 34.857). Vanaf 2013 bedraagt de ouderenkorting EUR 150 bij een inkomen boven de EUR 35.450. De AOW-leeftijd is 65 jaar en 1 maand (2012 en 2011: 65 jaar). 6) Geldt voor degene die in het kalenderjaar in aanmerking komt voor een AOW-uitkering voor alleenstaanden. 7) Geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. 8) De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenslooptegoed, met een maximum van EUR 205 (2012: EUR 205 en 2011: EUR 20 per jaar waarin is gestort in de levensloopregeling. Bedragen aan levensloopverlofkorting die in voorafgaande jaren al zijn Pro Memorie februari 2013 21

genoten, worden in mindering gebracht. De levensloopverlofkorting vervalt per 1 januari 2012, omdat de levensloopregeling per die datum is afgeschaft. De in het verleden opgebouwde levensloopverlofkorting blijft intact voor deelnemers die op 31 december 2011 een positief saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een saldo van minimaal EUR 3.000 hebben staan, kunnen doorgaan met de levensloopregeling. Bij een nieuwe inleg wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. 9) Recht op deze korting bestaat indien de belastingplichtige gebruikmaakt van zijn wettelijk recht op ouderschapsverlof. De korting wordt berekend door het aantal uren ouderschapsverlof in het kalenderjaar te vermenigvuldigen met het in de tabel opgenomen bedrag (dat is 50% van het bruto minimumuurloon) per opgenomen verlofuur. De korting bedraagt niet meer dan de terugval in het belastbaar loon ten opzichte van het voorafgaande kalenderjaar. Heffingskortingen in verband met arbeidsparticipatie: Jonger dan AOW-leeftijd AOW-leeftijd en ouder Jonger dan AOW-leeftijd AOW-leeftijd en ouder Jonger dan AOW-leeftijd AOW-leeftijd en ouder Arbeidskorting lage inkomens (maximaal) tot 57 jaar 1.723 1.611 1.574 57, 58 of 59 jaar 4) 1.723 1.611 1.838 60 of 61 jaar 4) 1.723 1.611 2.100 62, 63 of 64 jaar 4) 1.723 1.611 2.362 AOW-leeftijd en ouder 890 740 1.081 Arbeidskorting hoge inkomens (minimaal) tot 57 jaar 550 1.533 1.497 57, 58 of 59 jaar 4) 550 1.533 1.761 60 of 61 jaar 4) 550 1.533 2.023 62, 63 of 64 jaar 4) 550 1.533 2.285 AOW-leeftijd en ouder 284 704 1.046 Werkbonus 1.100 - - - - - Doorwerkbonus (maximaal) 3,4) 61 jaar (1,5%) - 719 2.354 62 jaar (6%) - 2.873 3.295 63 jaar (8,5%) - 4.070 4.708 64 jaar (2%) - 958 942 65 jaar (2%) - 958 942 66 jaar en ouder (1%) - 479 471 Geldt voor degene die met tegenwoordige arbeid inkomen geniet (winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit overige werkzaamheden). Per 1 januari 2012 is de verhoging van de arbeidskorting voor belastingplichtigen vanaf 57 jaar komen te vervallen. Geldt voor iedereen die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 64 en één van de volgende inkomsten heeft: loon, winst uit onderneming of resultaat overige werkzaamheden (arbeidsinkomen). Het maximum van de werkbonus bedraagt EUR 1.100 en wordt bereikt bij een inkomen vanaf 100% van het wettelijk minimumloon en loopt door tot 120% van het wettelijk minimumloon. Boven 120% van het wettelijke minimumloon wordt de werkbonus lineair afgebouwd tot nihil bij 175% van het wettelijk minimumloon. Pro Memorie februari 2013 22

3) De hoogte van de doorwerkbonus wordt berekend door het leeftijdsafhankelijk percentage (de percentages tussen haakjes in de tabel zijn de percentages voor 201 toe te passen op het inkomen uit tegenwoordige arbeid tussen EUR 9.295 (2012, 2011: EUR 9.209) en EUR 57.166 (2012, 2011: EUR 56.280). In 2011 waren voor de leeftijdscategorieën 61, 62 en 63 jaar de percentages respectievelijk 5, 7 en 10. 4) Leeftijden bij het begin van het kalenderjaar. 1.11.1 Heffingskortingen in verband met beleggingen Korting groene beleggingen (maximaal) 395 395 555 Korting directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen (maximaal) Vervallen 395 555 Met ingang van 2013 is deze heffingskorting alleen voor groene beleggingen (beleggingen in fiscaal erkende groene fondsen). Voor 2013 gold deze heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen (groene en sociaalethische beleggingen). De korting bedraagt 0,7% (2012: 0,7% en 2011: 1%) van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld in box 3, zie 1.6.2.1 Pro Memorie februari 2013 23