Naar een vakdidactische kennisbasis voor het moedertaalonderwijs

Vergelijkbare documenten
Op zoek naar literatuurdidactisch meesterschap. Opvattingen van docenten en leerlingen over de kenmerken van de excellente literatuurdocent

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht

Naam:. Klas:. Schooljaar:..

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

Workshop zelfbeoordelingslijst PARTNERS IN PASSEND ONDERWIJS

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Zes literaire competentieprofielen voor de Tweede Fase 1

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

4 havo. 1

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

ALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013

Bekwaamheidseisen leraren

BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3

Lezen in het curriculum Nederlands. Expert-meeting Stichting Lezen 31 oktober 2018 Floor van Renssen, Windesheim

Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn Stageopdracht Effectief leren

Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep.

Hoe observeer je in de klas?

Competentievenster 2015

Samenvatting Nederlands Module 1 t/m 3

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

Organisatie Meesterschapsteams Nederlands, LOVN, VSNU

Competenties in relatie tot het Protocol Vermoedens van huiselijk geweld, mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbuik

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Samenvatting Nederlands Cursus 1,2 en 3

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

1 Interpersoonlijk competent

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F)

Beoordelen van boekverslagen met het Referentiekader Taal

POP Martin van der Kevie

beheerst de volgende vaardigheden, kan deze onderwijzen en vaardigheden

Omgaan met Bumpy Moments in de context van Technisch Beroepsonderwijs

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Aantekenformulier van het assessment PDG

6,2. Samenvatting door een scholier 1487 woorden 8 maart keer beoordeeld. Nederlands

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

Beoordelingsrapport. Keimaat is een product van b&t begeleiding en training B.V.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten

Thermometer leerkrachthandelen

CP Resultaten QuickScan

Zelfevaluatie. Inleiding:

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 12

Ronde 2. Intertekstueel lezen in de klas. Referenties. 1. Inleiding

Het weblog als instrument voor reflectie op leren en handelen: Een verkennende studie binnen de eerste- en tweedegraads lerarenopleiding 1

KPB Observeren en differentiëren

LESSON STUDY IN DE TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING

De volgende onderdelen moeten altijd in je boekverslag staan

Scholing Passend Onderwijs voor de Onderwijsassistent. Versie: De competenties.

Beroepsstandaarden docent Nederlands

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen:

Portfolio. Pro-U assessment centrum. Eigendom van:

Literaire competentiegroei in het technisch beroepsonderwijs

Ronde 5 6. Lezen voor de lijst. Referenties

Good practice Werken met leeruitkomsten in de onderwijspedagogische leerlijn FLOT

Docentevaluaties: zó geef je studenten een stem

bijvoorbeeld: Exemplarische opleidingsdidactiek voor taalonderwijs

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

kennisbasis vakdidactiek biologie auteurs Teresa Maria Dias Pedro Gomes, Stefan Bosmans en Marnix van Meer

De curriculum van de masteropleiding PM MBO kan op verschillende niveau s bekeken worden:

5. Product ontwikkeld binnen het KIGO project Doorlopende Coach Actieve coach ; penvoerder was Edudelta College.

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties :

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

Persoonlijk Ontwikkelingsplan Yosri Zijlstra

Ronde 1. Zes niveaus van literaire ontwikkeling. 1. Inleiding

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

Beoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse. Datum:

Kom voor Taal Aanbod leesbevordering

Onder de Wieken: altijd in beweging

Pendelen tussen stagepraktijk en opleiding

kempelscan K1-fase Eerste semester

Module Wereldgodsdiensten, Sekten & stromingen en bewegingen basisprogramma leerjaar 2 drs. J.J. Grandia

Nederlands ( 3F havo vwo )

de huidige generatie jongeren leest minder dan vroeger (Heesters e.a. 2007)

ASSESSMENT STARTBEKWAAM MINOR 2 HJK of HOK Beoordelingsformulier Criteriumgericht interview en reflectie

Beoordeling van de competenties stage bovenbouw

Titel interventie. Werkblad beschrijving interventie. Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad

Internationale leerresultaten in het curriculum. Workshop

Verslag Nederlands Cursus 1 en 2

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

15 16 Evaluatie Docentencursus Zuyd, juni Inhoudsopgave. 1 Algemeen...1

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

De mediawijze adolescent

Inhoudsopgave curriculum drama op de basisschool. 1. Definitie. 2. Visie. 3. Doelen. 4. Werkvormen. 5. Leerlijnen. 6. Materialen. 7.

Verantwoordelijke opleidingsonderdeel

van, voor en door de leraar Discussienota Uitgangspunten Herijking Bekwaamheidseisen

Programma van Inhoud en Toetsing

Competentiekaarten Fontys Lerarenopleidingen. Hogescholen

De PLG-bril. De drie capaciteiten

CHECKLIST PASSEND ONDERWIJS EN OMGAAN MET VERSCHILLEN IN DE OVERGANG VAN PO NAAR VO

THEMA 1 PREVENTIE EN REMEDIËRING VAN ONTWIKKELINGS- EN LEERACHTERSTANDEN *

Inhoud: Opdracht 1 pagina 2 Opdracht 2 pagina 3 Opdracht 3 pagina 4 Opdracht 4 pagina 5 Opdracht 5 pagina 6

Transcriptie:

Ronde 2 Wim Maas (a) & Theo Witte (b) (a) Vrije Universiteit Amsterdam (b) Rijksuniversiteit Groningen Contact: w.maas@vu.nl t.c.h.witte@rug.nl Naar een vakdidactische kennisbasis voor het moedertaalonderwijs 1. Inleiding In het kader van de regeling Krachtig Meesterschap is door de Rijksuniversiteit Groningen een onderzoek gedaan naar de opvattingen van docenten Nederlands en leerlingen over de kenmerken van een excellente literatuurdocent. Naar aanleiding van dat onderzoek hebben Wim Maas (Vrije Universiteit Amsterdam) en Theo Witte (Rijksuniversiteit Groningen) voor de LOVN (Landelijk Overleg Vakdidactici Nederlands) een raamwerk ontwikkeld, waarin de belangrijkste componenten van de literatuurdidactiek zijn samengebracht. Met behulp van het raamwerk stelden zij een module literatuurdidactiek samen voor de universitaire lerarenopleiding in Nederland. Het raamwerk biedt mogelijk een blauwdruk voor de beschrijving van de andere domeinen van het schoolvak Nederlands. 2. Op zoek naar de excellente literatuurdocent De Stichting Beroepseisen Leraren (SBL) heeft de bekwaamheidseisen voor Nederlandse docenten beschreven in zes competenties: interpersoonlijke, pedagogische, vakdidactische, organisatorische, collegiale en professionele competentie. De eisen gelden voor alle vakken, schooltypen en leerjaren uit het secundair onderwijs in Nederland (12-18 jaar). Dat betekent dat die eisen heel algemeen zijn geformuleerd, zoals de eisen voor bijvoorbeeld de vakdidactische dimensie laten zien: 152

6. Literatuur Eisen voor de vakdidactische dimensie: Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, creëert een krachtige leeromgeving, onder andere door het leren in verband te brengen met realistische en voor de leerlingen relevante toepassingen van kennis in beroep, verdere studie en maatschappij. Zo n leraar: stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de leerlingen en houdt rekening met individuele verschillen; bepaalt met de leerling diens (individuele) leertraject; motiveert de leerlingen voor hun leer- en werktaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden; leert de leerlingen leren en werken, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen. De bekwaamheidseisen zijn het resultaat van een democratisch proces tussen vakbonden, schoolbesturen en de overheid, waardoor ze eerder een politieke dan een empirische basis hebben. Specifieke eisen voor het vak, waar volgens Beijaard (2006) veel docenten in het voortgezet onderwijs hun professionele identiteit en beroepstrots aan ontlenen, zijn zoals het citaat laat zien niet in de beroepseisen geoperationaliseerd. Het gevolg hiervan is dat docenten het hart van hun werk nauwelijks in de bekwaamheidseisen herkennen en lerarenopleidingen geen referentiekader tot hun beschikking hebben waarmee ze concrete doelen voor de opleiding in een bepaald vak kunnen stellen. De SBL-eisen schieten hierin dus tekort. 6 Een vraag die ons, literatuurdidactici, bezighoudt, is: wat kenmerkt nu een heel goede literatuurdocent en wie bepaalt wat goed is? Wij hechten veel waarde aan de ecologische validiteit van instrumenten waarmee docenten hun bekwaamheden kunnen onderzoeken. Daarom kozen wij ervoor om de vraag Welke bekwaamheden heeft een heel goede literatuurdocent? voor te leggen aan docenten die werkzaam zijn in de bovenbouw (leerjaar 4, 5 en 6) van het voortgezet onderwijs. We legden die vraag ook voor aan havo- en vwo-leerlingen, omdat we uit onderzoek weten dat leerlingen zeer betrouwbare oordelen geven over de bekwaamheden van docenten (Hattie 2009). Graag bespreken we met vakdidactici en docenten de voorlopige resultaten van het onderzoek naar de opvattingen van docenten (N = 262) en leerlingen (N = 598) over excellente literatuurdocenten. 153

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS 3. De lerarenopleiding: school voor goed literatuuronderwijs Op basis van het hierboven genoemde onderzoek en geïnspireerd door een groep Amerikaanse literatuurdidactici zoals Richard Beach, Judith Langer en Jeffrey Wilhelm, hebben we het Raamwerk Literatuurdidactiek ontwikkeld, waarmee lerarenopleiders cursussen kunnen samenstellen voor beginnende en gevorderde docenten in het secundair onderwijs. Het raamwerk beoogt een verbinding te leggen tussen de vakdiscipline, de vakdidactische theorie en de praktijk. Met behulp van het raamwerk ontwierpen we drie modules voor de universitaire lerarenopleiding: een introducerende startmodule van 2 ECT, een kernmodule van eveneens 2 ECT en een verdiepingsmodule van 4 ECT. De startmodule heeft als doel om de student te laten nadenken over wat- en waaromvragen : Waarom literatuuronderwijs? Wie zijn mijn leerlingen? Welke literatuur onderwijzen op school? Wanneer wat onderwijzen aan wie? Bij het eerste onderdeel van de module komen vragen aan de orde als: Welke functies heeft literatuur in het algemeen en welke in het bijzonder voor school? Welke visies en stromingen zijn er te onderscheiden in het literatuuronderwijs? Welke visie spreekt de student aan? We stellen het leren en de ontwikkeling van leerlingen voorop. Daarom staan we in de introductie stil bij de vraag wat literatuur voor adolescenten in de loop van hun schoolloopbaan kan betekenen en welke literaire ontwikkelingsniveaus hierin kunnen worden onderscheiden. Studenten leren onder meer om op basis van de response en reflecties van leerlingen diagnoses te stellen en te reflecteren over interventies in de zone van nabije ontwikkeling. Het derde onderdeel is gewijd aan de genres en het vierde aan het formele curriculum voor het secundair onderwijs. De kernmodule staat in het teken van hoe-vragen. Het doel van deze module is de studenten uit te rusten met didactisch gereedschap voor de literatuurlessen: Hoe verschillende groepen leerlingen betrekken bij literatuur? Hoe literatuur onderwijzen (in de klas)? Hoe evalueren? 154

6. Literatuur In deze module besteden we veel aandacht aan de literatuurdidactische verkenning van teksten, omdat we gemerkt hebben dat net dat docenten bewust maakt van de moeilijkheden die leerlingen met de tekst kunnen hebben en tegelijkertijd het didactische potentieel van de tekst laat zien (zie bijlage). Bij het onderdeel hoe verschillende groepen leerlingen betrekken bij literatuur staan we uitgebreid stil bij zaken zoals (lees)motivatie, docent- versus leerling-sturing, begeleidingsstrategieën en differentiatie in de klas. Het andere deel gaat in op boekkeuzebegeleiding, de rol van literatuurtheorie (begrippenapparaat) en literatuurgeschiedenis. Uiteraard besteden we ook aandacht aan werkvormen en aan de evaluatie en toetsing. De verdiepingsmodule ten slotte gaat deels dieper in op onderdelen uit de kernmodule en bevat daarnaast onderwerpen die nog niet aan de orde geweest zijn. We besteden aandacht aan de vraag hoe docenten de sprong van het ontwerpen van lessen naar het ontwerpen van het curriculum kunnen maken en staan ook uitgebreid stil bij de relaties die het onderdeel literatuur en/of fictie heeft met andere onderdelen van het schoolvak Nederlands en met andere schoolvakken. De meeste aandacht in deze module gaat uit naar onderzoek naar het literatuuronderwijs en de literaire ontwikkeling, waarbij uiteraard eigen vragen vooropstaan. 6 4. Tot slot Wanneer deze literatuurdidactische kennisbasis door de collega s wordt erkend, biedt het raamwerk mogelijk een blauwdruk waarmee de andere domeinen van het schoolvak Nederlands kunnen worden beschreven. Ook de wijze waarop het zelfevaluatieinstrument tot stand is gekomen, biedt gesprekspunten voor een discussie. In dat verband willen we ook de wenselijkheid bespreken van een website/webpagina voor moedertaaldidactici (onder- en bovenbouw; tweede en derde graad), waar dit soort raamwerken en modelmodules ter beschikking worden gesteld aan collega vakdidactici. Op die wijze kunnen we elkaar inspireren en maken we gebruik van elkaars deskundigheid. Wellicht legt het de basis voor een nieuw didactisch handboek voor het moedertaalonderwijs. Referenties Beijaard, D. (2006). Dilemmas and conflicting constraints in teachers development and perception of professional identity. Paper presented at the EARLI SIG Professional Learning and Development Conference. Heerlen, The Netherlands. Hattie, J. (2009). Visible Learning. A Synthesis of over 800 Meta-analyses Relating to Achievement. London and New York: Routledge. 155

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS Bijlage: Sleutelopdracht kernmodule literatuurdidactiek Didactische en letterkundige analyse (800-1200 woorden) Analyseer volgens onderstaand schema de toegankelijkheid/moeilijkheid van het boek. Een boek dat is ingedeeld bij niveau 3 moet vooral vanuit het perspectief van een leerling met leesniveau 3 worden geanalyseerd. Aangezien de didactische bandbreedte van de meeste boeken ongeveer drie niveaus is, moeten ook de aanpalende leesniveaus in de analyse worden betrokken. Zie voor een mooi voorbeeld de docentinformatie bij Els Beerten, Allemaal willen we de hemel op www.lezenvoordelijst.nl. Om een idee te krijgen van wat leerlingen met een bepaald leesniveau wel of niet aankunnen, kun je voor een eerste, globale indruk gebruikmaken van het Niveauoverzicht en voor een iets minder globale indruk van de samenvatting van de competentieprofielen (Oog van de meester, p. 505-510). Voor een preciezere beschrijving van de literaire competentie op een bepaald leesniveau verwijzen we naar de competentieprofielen in het Oog van de meester (par. 4.3.3, p.132-140). Het is altijd goed om je bij de analyse enkele leerlingen voor te stellen die aan het competentieprofiel voldoen. Bij de analyse moet je ervan uit gaan dat de leerling het boek zelfstandig leest, dus zonder interventies van de docent of extra toelichting. Beperk je tot de hoofdzaken en houd je aan de lengte van 800 tot 1200 woorden. Dimensies Indicatoren Toelichting complicerende factoren Algemene vereisten Bereidheid Geef aan in welke mate leerlingen op dit leesniveau bereid (om de tekst te zijn om dit boek te gaan lezen en er zich in te verdiepen. kunnen begrijpen) Interesses Wat zullen leerlingen op dit leesniveau vooral interessant vinden aan de inhoud van dit boek. Houd hierbij rekening met sekse, leeftijd en de culturele achtergrond van leerlingen. Algemene kennis Op welke algemene kennis doet deze tekst een beroep? In welke mate beschikken leerlingen op dit leesniveau over deze kennis? Denk aan kennis over de wereld (maatschappelijk, politiek en historisch) en de mens (intercultureel, sociaal en psychologisch). Specifieke literaire Op welke culturele en letterkundige kennis doet het boek een kennis (theorie, beroep? In welke mate beschikken leerlingen op dit leesniveau stromingen, over deze kennis? Denk aan cultuurhistorische/literairhistorische auteurs, e.d.) kennis (Bijbel, mythologie, wereldliteratuur, filosofie, religie, stromingen) en specifieke literaire kennis (verteltechniek, structuuranalyse, stilistiek). Vertrouwd met Vocabulaire Op welk vocabulaire doet dit boek een beroep? In welke mate zijn literaire stijl leerlingen op dit leesniveau vertrouwd met dit vocabulaire. Denk aan abstractie, taalgebruiksregister, frequentie van woorden. Denk ook aan de mate van gedateerdheid van het taalgebruik. Zinsconstructies In hoeverre kunnen leerlingen op dit leesniveaus de zinnen gemakkelijk lezen en begrijpen. Denk aan lengte, inbedding, 156

6. Literatuur aaneenschakeling van betekeniselementen. Denk ook aan gedateer de zinsconstructies. Stijl In hoeverre kunnen leerlingen op dit leesniveau uit de voeten met de literaire stijl (beeldspraak, ironie, conventies) van dit boek? Denk ook aan de karaktertekening, de wijze waarop een bepaalde sfeer wordt opgeroepen en vooral aan de mate van expliciet- of implicietheid. In hoeverre zullen ze de stijl van dit boek appreciëren? Vertrouwd met Actie In hoeverre zal de aandacht van leerlingen op dit leesniveau worden literaire procedés vastgehouden door de spanning van dit boek. Denk aan het tempo van de handelingen (actie, wendingen, dialoog) en de opeenvolging en intensiteit van dramatische gebeurtenissen. Verhaalelementen die het handelingsverloop onderbreken, zijn voor lagere leesniveaus complicerend, bijvoorbeeld: gedachten (monoloog interieur), bespiegelingen (bijvoorbeeld in een dialoog), beschrijvingen (plaats en ruimte) en uiteenzettingen van de verteller. Voor de hogere leesniveaus is spanning door actie minder noodzakelijk. Chronologie In hoeverre kan de leerling op dit leesniveau de chronologie van dit boek hanteren? In welke mate doet de tekst een beroep op een zekere flexibiliteit ten aanzien van de chronologie en continuïteit van het handelingsverloop. Tijdsprongen, terugverwijzingen (flashbacks) en vooruitwijzingen compliceren het leesproces van leerlingen met een laag leesniveau, vooral als deze niet scherp zijn gemarkeerd. Verhaallijn(en) In hoeverre kan de leerling op dit leesniveau de verhaallijnen volgen en met elkaar verbinden? Het aantal verhaallijnen en de verbanden daartussen (hoofdlijn, zijlijn, inbedding) zijn van invloed op de complexiteit, vooral als die wisselingen niet scherp zijn gemarkeerd. Perspectief In hoeverre kan de leerling op dit leesniveau het perspectief van dit boek hanteren? Hierbij is de mate van betrouwbaarheid van het per spectief en het spel dat ermee gespeeld kan worden (manipulatie) een complicerende factor. In het algemeen zijn perspectiefwisselingen een complicerende factor (meervoudig perspectief). Ook de mate waarin de lezer door de vertelinstantie gedwongen wordt zich in een onbekende, vreemde verhaalwerkelijkheid te begeven en zich volledig met een personage te identificeren, is complicerend (ik-verteller). Doorgaans is een auctoriale verteller minder complex omdat deze als intermediair tussen de lezer en het verhaal optreedt. Betekenis In hoeverre kan een leerling op dit leesniveau tot een adequate interpretatie van deze tekst komen? Het gaat hier om de mate waar in de tekst een beroep doet op het vermogen om verschillende bete kenislagen en betekeniselementen te herkennen en met elkaar te verbinden. De complexiteit neemt toe naarmate er meer betekenislagen (werkelijkheid, psychologisch, politiek, filosofisch, literair ) en betekeniselementen (motieven, thema s, ideeën ) in verwerkt zijn. Vertrouwd met Karakters In hoeverre kan een leerling op dit leesniveau de karakters en de literaire personages ontwikkeling van personages doorgronden? Het betreft hier de mate waarin de personages al dan niet worden uitgewerkt en een ontwikkeling doormaken (type en karakter). Ook de mate van (on)voorspelbaarheid is een complicerende factor en de afstand 6 157

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS Verantwoording Relevante bronnen (van de lezer) tot de morele opvattingen en het gedrag van de personages, alsmede hun historiciteit (oude teksten) of abstractie (literaire personages). Hoeveelheid De mate waarin de tekst een beroep doet op het vermogen om verschillende hoofdpersonages en bijfiguren te onderscheiden. Hierbij is het aantal personages een complicerende factor. Verhoudingen In hoeverre kan een leerling op dit leesniveau de verhoudingen tussen de personages volgen en doorgronden. Hierbij zijn de aard van de verhoudingen (psychologisch, sociologisch, intercultureel) en de veranderingen complicerende factoren. Geef aan welke bronnen bij deze analyse zijn geraadpleegd Welke bronnen kan de docent raadplegen om zich verder in het boek en de achtergron den ervan te verdiepen (maximaal 5). Denk aan DBNL, het Letterkundig Museum, een goed uittreksel (bijvoorbeeld van Kees van der Pol op Scholieren.com), een scherpe recensie, een goed verzorgde auteurssite Verwerking en verdieping (200 à 300 woorden) Ter oriëntatie op het ontwerpen van opdrachten geef je een opsomming van het literatuurdidactisch potentieel. Hoe kan bij dit boek verdieping op drie verschillende leesniveaus plaatsvinden? Voor welke activiteiten en leerstof leent het boek zich vooral? Maak hierbij gebruik van het overzicht op p. 175-176 en van de samenvatting van de zes competentieprofielen op p. 505-510 van Het oog van de meester.