Gemeente Geldermalsen Naar een vitale 1 samenleving Visie op de veranderingen in het sociale domein 1 Coalitie-akkoord juni 2012 1
Inleiding De komende jaren vinden er grote veranderingen plaats in het sociale domein. Het kabinet Rutte besloot bij zijn aantreden in 2010 een drietal grote beleidsonderwerpen over te dragen naar de gemeenten. Omdat gemeenten het dichtst bij de burger staan, kunnen zij deze regelingen het best en het meest efficiënt uitvoeren. Het kabinet Rutte II heeft de plannen van haar voorganger in grote lijnen overgenomen. Het gaat om: De zorg voor de onderkant van de arbeidsmarkt (hervorming WWB, WSW en Wet Wajong 2 ); nu Participatiewet genoemd. De functies begeleiding, dagbesteding (inclusief vervoer) en persoonlijke verzorging voor mensen met een matige tot zware beperking uit de AWBZ 3 gaan over naar de Wmo. Jeugdzorg (preventie, jeugd-geestelijke gezondheidszorg, provinciale jeugdzorg, jeugdreclassering, jeugdbescherming) gaan van provincie en rijk naar gemeenten. Deze regelingen gelden niet in gelijke mate voor alle burgers, want een groot deel van de samenleving (85 %) kan goed voor zichzelf zorgen (eigen kracht en samenredzaamheid) en maakt zo nodig gebruik van algemene voorzieningen (dat noemen we de 0e lijn : samenleven). Een kleiner deel (zo n 10 tot 15 %) heeft tijdelijk ondersteuning nodig en kan daarbij gebruik maken van algemene voorzieningen (de 1e lijn: verbinden). Een kleine 5 % heeft een matige tot zware beperking en moet daarom ondersteund worden en gebruik maken van gespecialiseerde voorzieningen (2e lijn: ondersteunen). De regelingen zijn vooral bedoeld voor de burgers die tijdelijk of permanent ondersteuning nodig hebben. Door de val van het kabinet Rutte in april 2012 was het doorgaan van de decentralisaties onzeker geworden. Uitgezonderd de jeugdzorg zijn de decentralisaties controversieel verklaard en in de ijskast gezet. Inmiddels heeft het kabinet Rutte II de plannen in grote lijnen overgenomen. De decentralisatie van taken uit de AWBZ naar de Wmo zal nog groter worden dan door het vorige kabinet was voorzien. Ook de plannen met betrekking tot de arbeidsmarkt zijn gewijzigd en worden nu opgenomen in de Participatiewet. Op het gebied van de arbeidsmarkt zijn in de regio Rivierenland ontwikkelingen gaande om te komen tot een regionale infrastructuur voor de werkgelegenheid voor Werk en Inkomen (RIW). Het is voor het eerst dat één partij, de gemeente, zeggenschap krijgt over praktisch het gehele sociale domein. De ontwikkelingen geven de gemeente de mogelijkheid om het sociale domein te hervormen waarbij de behoeften van de burger (nog) meer leidend zijn. De ontwikkelingen betekenen een grote verandering met risicoʹs voor gemeenten. Maar ook veel kansen. De risico s zijn vooral van financiële aard; bij de plannen van het kabinet Rutte was in alle gevallen sprake van een forse bezuiniging bij overdracht naar gemeenten ten opzichte van de huidige budgetten. De kansen zitten vooral in een vereenvoudiging van de werkwijze en regelgeving, in integraal werken door verbindingen te leggen tussen enerzijds de jeugdzorg, de Wmo en de regelingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, en anderzijds andere gemeentelijke domeinen zoals 2 WWB: Wet Werk en Bijstand, Wajong: Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, WSW: Wet Sociale Werkvoorziening. 3 AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten 2
schuldhulpverlening, woonbeleid, re-integratie, bijstand etc. Gemeenten zijn daardoor in staat om in te zetten op preventie, om ondersteuning te bundelen en om efficiënter (en vaak ook goedkoper) aan te bieden. Hierdoor zijn, zo wordt verwacht, zowel voor de klant als voor de gemeente voordelen te behalen. De regelingen hangen nauw met elkaar samen. Voldoende reden om te komen met één visie voor de ontwikkelingen op het sociale domein. De visie geeft aan hoe wij deze drie decentralisaties in samenhang willen uitwerken en uitvoeren. Daarnaast dient de visie ook als onderlegger voor andere ontwikkelingen op het sociale domein, zoals de Kanteling van de Wmo en Welzijn nieuwe stijl. Bij al deze ontwikkelingen is er sprake van een overgang van de verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. De ontwikkelingen kunnen, in het verlengde van de Kanteling van de Wmo, een grote verandering voor de gemeente inhouden. Of dit gebeurt hangt vanzelfsprekend ook af van de keuzes die uw raad hierover nog moet maken. Het geeft in elk geval de mogelijkheid om de inzet van de gemeente op een andere manier vorm te geven en kritisch te kijken naar de rol van de gemeente ten opzichte van de burgers en de samenwerkingspartners. De rollen nader uitgewerkt Rol van de gemeente: Regisseur van de vraagverheldering. Regisseur van het ondersteuningsaanbod. Financier. Beloont de meest onderscheidende opdrachtnemer. Stuurt zoveel mogelijk op vertrouwen in plaats van op verantwoording. Rol van de burger: In de hoofdrol: burger is verantwoordelijk voor het eigen leven. Vrager en regisseur van ondersteuning. Verlener van ondersteuning, mantelzorger. Rol van de aanbieder / samenwerkingspartner: Onderscheiden door kwaliteit en flexibiliteit: de meest onderscheidende aanbieder krijgt de opdracht. Meer presteren, minder verantwoorden. De professional terug en de schotten tussen geldstromen weg. Levert ontschotte en vraaggestuurde ondersteuning. Visie Bij het ontwikkelen van de visie op het sociale domein gaan we uit van het Wmo-beleidskader maatschappelijke ondersteuning 2012-2015: Eigen kracht is goud waard, zoals vastgesteld door de raad in januari 2012. In het nieuwe collegeprogramma Vitale gemeente, vitale dorpen, vitale inwoners, coalitieakkoord juni 2012 wordt volop aandacht gevraagd voor de drie decentralisaties en de Wmo. Zo zegt het coalitieakkoord dat er een nieuw samenwerkingsspel tussen inwoners, gemeente en partnerorganisaties ontstaat, waarbij deze organisaties nieuwe en flexibele oplossingen bedenken om maatwerk voor iedere inwoner te kunnen leveren. In het akkoord wordt voorzichtig de conclusie getrokken dat de kanteling van de Wmo (die in 2012 is gestart met een traject van vraagverheldering en het ontwikkelen van nieuwe oplossingen) geslaagd 3
genoemd mag worden, omdat bij de burger de omslag in het denken succesvol verloopt. Dit beleid wordt dan ook voortgezet. De uitgangspunten van het Wmo-beleidskader zijn ook leidend bij de decentralisaties: De kern: eigen kracht en medeverantwoordelijkheid van de burgers. Wat kan de klant zélf en waar is aanvullend iets nodig? Maatwerk: een kanteling van aanbod- en claimgerichte uitvoering naar oplossingsgericht handelen. Kanteling van individuele voorzieningen naar eigen kracht van de inwoners. Een kanteling van individuele naar algemene voorzieningen. Alleen individueel als het niet anders kan. De rolverdeling: een kanteling van verantwoordelijkheid overheid naar verantwoordelijkheid van de inwoners. We gaan daarbij uit van drie pijlers Samenleven: versterken van de basis en de eigen kracht van de burger inzetten. Verbinden: steun bieden waar dat nodig is. Ondersteunen: speciale zorg als het niet anders kan. Deze pijlers vormen de basis voor de visie. Als we de 3 pijlers verder uitwerken, krijgen we het volgende beeld. Samenleven (0 e lijn) 85 % van de mensen kan goed voor zichzelf zorgen en maakt zo nodig gebruik van algemene voorzieningen. Eigen kracht van de burger: versterken van de basis. Bijvoorbeeld: 1. Uitgaan van de eigen kracht van de burger: de burger doet het zelf. 2. Versterken van eigen kracht van de burger. 3. Uitgaan van het eigen netwerk van de burger: Eigen kracht conferentie. 4. Samenredzaamheid : Wederkerigheid. 5. Burenhulp: buren helpen elkaar. 6. De gemeente is samenwerkingspartner, brengt partijen bij elkaar om waardevolle initiatieven uit de gemeenschap te ondersteunen (coalitie-akkoord juni 2012). 7. Inwoners, verenigingen, buurten en dorpen worden gestimuleerd om zelf verantwoordelijkheid te nemen: bv. dorpsraden, dorpsplannen (coalitie-akkoord 2012). Verbinden (1 e lijn) De burger maakt gebruik van algemene voorzieningen en waar dat nodig blijkt, wordt steun verleend. Bijvoorbeeld: 1. Infopunten CJG Geldermalsen (Wet jeugdzorg). 2. Welzijnsvoorzieningen: dorpshuizen, jeugdhonk, speelvoorzieningen, activiteiten in dorpen en buurten (wet jeugdzorg en Wmo). 3. Maatschappelijke voorzieningen, maatschappelijk werk, activiteiten: STMR, MEE (Wmo). 4. Vrijwilligerssteunpunt en steunpunt mantelzorg/vrijwillige zorg: WelzijnGeldermalsen (Wmo). 5. Preventieve schulddienstverlening: nieuwe manier van werken met meer eigen verantwoordelijkheid voor de burger (Wet schuldhulpverlening). 4
6. Thuisadministratie, maaltijdservice, personenalarmering, klussendienst: WelzijnGeldermalsen (Wmo). 7. Preventieve gezondheidsvoorzieningen: GGD, STMR (volksgezondheid, Wmo). 8. Kortdurende ondersteuning in de wijk: STMR (Wmo). 9. Jongerenwerk en opbouwwerk: Mozaïek (jeugdzorg en Wmo). 10. Lekker thuis wonen : comfortabel wonen voor 55+-ers: KleurrijkWonen, WelzijnGeldermalsen (Wmo). 11. Gebiedsgericht werken: dorpsgericht werken. 12. Bemoeizorg zorgmijders organiseren (zorg die bedoeld is voor mensen met psychische, psychiatrische en lichamelijke verslavings- en/of sociale problemen die niet zelf om hulp vragen ). Ondersteunen (2 e lijn) Speciale zorg als het niet anders kan door gespecialiseerde (individuele) voorzieningen. Bijvoorbeeld: 1. Jeugdzorg (wet jeugdzorg). 2. Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ): GGD (Awbz/Wmo). 3. Maatschappelijke opvang (Awbz/Wmo). 4. Dagbesteding en begeleiding (Awbz/Wmo). 5. Kortdurend verblijf (Awbz/Wmo). 6. Tussenvoorzieningen (Awbz/Wmo). 7. Individuele begeleiding (Awbz/Wmo). 8. Curatieve schulddienstverlening: nieuwe manier van werken met meer eigen verantwoordelijkheid voor de burger (Wet schuldhulpverlening). 9. Re-integratie- en onderwijstrajecten (Wwnv). 10. Sociale werkvoorziening beschut: Lander (Wwnv). 11. Plaatsingstrajecten: Lander (Wwnv). 5
Van visie naar uitvoeringspraktijk. De visie betekent een kanteling van aanbod- en claimgerichte uitvoering naar oplossingsgericht handelen gebaseerd op het compensatiebeginsel van de Wmo. Mensen worden gestimuleerd om te participeren in de samenleving. Iedereen moet zichzelf kunnen redden, zelfstandig of met behulp van zijn/haar eigen netwerk. Burgers die hun beperkingen niet zelf of in hun eigen netwerk kunnen oplossen, krijgen ondersteuning van de gemeente. De gemeente biedt voorzieningen om de beperking op te heffen en mensen in staat te stellen zichzelf te redden en te participeren (de compensatieplicht uit de Wmo). Iedereen moet op de volgende resultaatgebieden in staat zijn deel te nemen aan de samenleving, namelijk: o Wonen: wonen in een geschikt huis. o Huishouden voeren: wonen in een schoon en leefbaar huis. o Ontmoeten en meedoen: de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan activiteiten / verplaatsen per vervoermiddel. o Werken: verrichten van betaalde of onbetaalde arbeid. o Opgroeien: het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. o Rondkomen: beschikken over voldoende goederen en inkomen. o Vervoer: zich verplaatsen in en om de woning. In de handreiking die in opdracht van de VNG is gemaakt, wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende 4 thema s. Deze thema s worden gebruikt als kapstok bij het organiseren van de uitvoeringspraktijk en worden de komende tijd verder uitgewerkt. Toegang Uitgangspunten voor de toegang tot de zorg- en dienstverlening georganiseerd Uitgaan van de eigen kracht van de burger en zijn of haar netwerk. Een uniforme intake bij gemeente en samenwerkingspartners. De vraag achter de vraag wordt achterhaald aan de keukentafel thuis bij de klant of in het dorpshuis Arrangement Uitgangspunten voor mogelijke nieuwe arrangementen Creatief out of the box- denken over nieuwe arrangementen. Vraaggericht, stimulerend, activerend. Investeren in de eigen kracht van de burger en het eigen netwerk stimuleren. Contracteren Uitgangspunten bij het contracteren van aanbieders Van de partnerorganisaties wordt verwacht dat zij nieuwe en flexibele oplossingen bedenken om maatwerk voor iedere inwoner te kunnen leveren. Bij voorkeur wordt bij het contracteren gewerkt met beleidsgestuurde contractfinanciering (BCF). Verantwoorden Uitgangspunten voor een effectieve vorm van verantwoording De gemeente stuurt op resultaten en niet (meer) op producten die worden geleverd. Beperking van onnodige bureaucratie. Streng en rechtvaardig, kostenbewust. 6