Productplan Schouderimpingement FNN. FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Doelgroep en doelstellingen 3. Programma 4. Vergoeding FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 2
H1 Inleiding In dit document wordt het productplan beschreven van de behandeling en training bij patiënten met een schouder impingement. Het productplan is bedoeld als document welke door deelnemende praktijken gebruikt wordt bij het uitvoeren van de behandeling en training van cliënten met een schouder impingement. Daarnaast wordt het productplan gebruikt om aan verzekeraars te laten zien op welke wijze wij de behandeling en begeleiding van cliënten met een schouder impingement vorm hebben gegeven. De FysioNetwerk Nederland praktijken die de langs deze weg vormgeven aan de behandeling en begeleiding zijn hiervoor specifiek geschoold. Het productplan is tot stand gekomen door bestudering van de hedendaagse literatuur betreffende de behandeling van impingementklachten. Naast eigen ervaringen binnen FysioNetwerk Nederland heeft hierbij het boek van Ann Cools en Marc Walravens: Oefentherapie bij schouderaandoeningen, een belangrijke rol gespeeld. Daarnaast zijn er vele artikelen uit internationale literatuur die ondersteuning geven aan een aantal opbouwprincipes bij deze klachten. In hoofdstuk 2 worden de doelgroep en de doelstellingen beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de inhoud van onderzoek en behandeling weergegeven. In hoofdstuk 4 wordt informatie gegeven over de mogelijke vergoeding van dit programma. FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 3
H2 Doelgroep Voor deelname aan het programma zijn de volgende criteria van belang: Inclusiecriteria: 1. De klachten zijn 3 maanden of langer aanwezig. 2. De klachten wijzen op klachten door inklemming van structuren tussen schouderkop en schouderkap. (vele diagnostische tests: echter geen absolute tests). 3. Veelal is er sprake van een painful arc ergens tussen 60 en 135 graden abductie. 4. Veelal verlichting van de klachten bij weerstandstest onder tractie tov weerstandstest zonder tractie. 5. De patiënt is gemotiveerd om gedurende het traject dagelijks thuis tijd te besteden aan specifieke training. Exclusiecriteria: 1. Duidelijke twijfel met betrekking tot differentiaal diagnostiek. In dat geval is aanvullend onderzoek vooraf van belang. 2. Eventueel bekende calcificatie, groter dan 2 cm.. 3. Eventuele ruptuur van een rotator cuff pees. 4. Duidelijke bewegingsbeperking in rotatierichting(en) 5. Toestand na schouderchirurgie / fractuur 6. Achterliggende interne pathologie R.A., Fibromyalgie. 7. Schouderoperatie minder dan 3 maanden geleden. 8. Acute / traumatisch ontstane klachten. Doelstellingen: 1. Komen tot een optimale functionele belastbaarheid van de cliënt. 2. Voorkomen van recidivering van klachten. 3. Hoge mate van tevredenheid bij de cliënt over het behandeling- en begeleidingstraject. Metingen vinden plaats op de volgende gebieden: Voor en nametingen op de volgende items: DASH-DV, PSK, VAS pijn. FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 4
H3 Het programma 1 Onderzoek Wanneer een cliënt met klachten in het gebied van de schouder zich aanmeldt zal uiteraard het gebruikelijke fysiotherapeutische onderzoek volgen waarin anamnese, inspectie, bewegingsonderzoek, testen, palpatie van belang zijn. Hieronder worden een aantal specifieke aspecten beschreven waar bij klachten in dit gebied extra op gelet wordt: STREFGIPS * S = Statiek: Kijk naar de houding van bovenrug en nek : specifieke aandacht voor versterkte thoracale kyfose en protractiestand van de scapulae. Kijk naar evt. afhangende schouders. Versterkte endorotatiestand armen * T = Trauma: b.v. val op de schouder of andere plotselinge belasting in de afgelopen maanden? mogelijkheid van fractuur / ruptuur. * Reflectoir: Maag?! * E = Eten / Energie: Denk aan evt. vitamine B12 deficientie (o.a. veel aanwezig in peulvruchten) * F = Functioneel: Inactiviteit algemeen? Zijn er duidelijke wijzigingen in de functionele belasting te constateren? Denk aan wijzigingen in belasting op het werk, in sport en/of thuis? * G = Gewoonte: B.v. Werptechniek, bij beeldschermwerk voorovergebogen houding e.d. * I = Intern: is er mogelijk sprake van achterliggende interne pathologie in de vorm van : R.A., Fibromyalgie? * P + S = Psychosociaal: Denkbeelden cliënt in relatie tot de klacht, langdurige stress, bewegingsangst, ziektewinst e.d. Specifieke diagnostiek: Kenmerkend voor het impingement syndroom zijn: Pijn rond de schouder, veelal met uitstraling in bovenarmgebied. Verlichting van de klachten bij weerstandstest abductie, onder lichte tractie Verlichting van de klachten bij passief sturen van de scapula bij schouderflexie. Veelal een painful arc tussen 60 en 135 graden abductie arm. Veelal langzame ontstaansgeschiedenis met door de tijd heen verergering FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 5
Vele diagnostische tests zijn beschreven en zijn te lezen via: http://www.weldoen.nl/schouder/test_imp.htm Hieronder worden er twee beschreven Neer test: Bij deze impingement test wordt gekeken of er een inklemmend moment is van de weke delen tussen het acromion ligamentum coracoacromiale complex en het tuberculum majus massief. Om foutieve uitkomsten te voorkomen wordt geadviseerd om de schoudergordel in depressie te houden zodat bijv het Artic. acromioclaviculare niet als pijnlijk gewricht kan opspelen en een foutieve uitkomst geeft. Het is een passieve test waarbij de arm door de onderzoeker in endorotatie positie naar de eindgrens van de flexie wordt gebracht. De test is positief als pijn optreed in de eindgrens van de beweging. Hawkinstest: Patiënt in zit, onderzoeker staand aan de aangedane zijde: Vanuit 90 graden flexie en lichte adduktie wordt passief een gedoceerde korte beweging gemaakt naar de eindgrens van de endorotatie vanuit deze 90 graden flexie positie. Het verdient aanbeveling met de ene hand de elevatie van de schoudergordel tegen te gaan. Deze stand is waarschijnlijk ivm het goed kunnen omvatten van de in dit geval re arm het best uit te voeren in stand met een zittende patiënt. Het is een impingement test die de weke delen tussen het acromion en het tuberculum majus humeri comprimeert. De test is positief als er pijn wordt aangegeven. Voer de test uit in verschillende posities rondom deze 90 graden, dit, omdat soms het getraumatiseerde of geïrriteerde ontstoken weke delen gebied bijzonder klein is, en het inklemmende moment gezocht moet worden. Herhaling is dan ook in het laatste geval belangrijk om het impingement te kunnen bevestigen. Start met kleine voorzichtige pulsen omdat het heel gemeen pijn kan doen. Veelal zal op basis van de onderzoeksgegevens een goede werkdiagnose kunnen plaatsvinden. Blijft er onduidelijkheid over de diagnose, dan is aanvullend onderzoek aan te bevelen. Objectiveringstesten (voor-nameting) Wanneer is vastgesteld dat het gaat om een impingement syndroom die aan de inclusiecriteria voldoet, dan wordt de score van de volgende testen in het testformulier vastgelegd: 1. DASH-DV 2. PSK 3. VAS score op pijn Deze 3 testen worden tevens in week 8 en in week 18 uitgevoerd. FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 6
2 Trainingsfase 1: tot max. 3 weken In de eerste week tot max. 3 weken is er sprake van een relatieve rustfase voor de pees. Dit betekent dat we in deze weken nauwelijks pijn willen provoceren. De schouder wordt zowel in therapie als thuis / werksituatie niet boven de 70 graden belast. In deze eerste 3 weken is er binnen de fysiotherapie (2 x/week) ruimte om de oefeningen goed aan te leren, voorlichting en advies te geven, programma goed door te spreken. Deelnemer te motiveren!!! Op basis van de uitkomsten van de intake is er hier ook ruimte voor specifieke fysiotherapeutische interventies (b.v. specifieke training van het scapulo-thoracale ritme, lokale trofiekverbetering, thoracale mobilisatie, neurodynamica. Bij het voorlichten van de patiënt wordt specifiek gebruik gemaakt van de voorlichtingsbrochure die bij dit product gemaakt is. 3 Trainingsfase 2: Belastingopbouwfase Na de relatieve rustfase worden de specifieke spieren die als synergist van het impingementsyndroom aan te wijzen zijn specifiek getraind, vanaf een lage intensiteit, naar steeds verder toenemende intensiteit. De volgende aspecten spelen regelmatig in meer of mindere mate een rol bij het impingementsyndroom: * Kyphosehouding van thoracale wervelkolom en de daarmee vaak gepaard gaande protractiestand van de schouders. * Afhangende schouders * Onvoldoende scapulothoracale controle, door verlies van coördinatie / disbalans van spieren/ bewegingsbeperking. * De humeruskop rolt/glijdt bij abductie/ flexiebewegingen teveel naar craniaal. In het trainingsprogramma worden specifiek de spieren getraind die bovenstaande aspecten positief kunnen beïnvloeden. In toenemende zwaarte gedurende het programma. Daarbij wordt uiteraard de bewegingscoördinatie van de oefeningen geschoold, met accent op goede scapulavoering. In het laatste deel van de training worden functionele belastingen tot max. niveau ingetraind. De patiënt traint zelf dagelijks (thuis of in de praktijk). De intensiteit van de begeleiding neemt af naar 1 keer per week. Controle, coaching, bijsturing en advisering zijn daarbij de belangrijkste zaken. 4 Thuistraining Het is duidelijk dat de training thuis een belangrijke plaats inneemt in het gehele programma. Hoe helderder we deze training voor de cliënt maken, des te groter is de kans op goede therapietrouw. Daarnaast is het motiveren van de cliënt door goede FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 7
voorlichting en het geven van een positieve toekomstverwachting (bij therapietrouw) van groot belang. Uit de FysioWorkout zijn reeds een aantal huiswerkoefeningen geselecteerd die als indicatieprogramma in de FysioWorkout aanwezig zijn (en evt. aan te passen zijn). H4 Vergoeding Wij denken met dit specifieke programma goede kwaliteit te kunnen leveren aan patiënten met een schouderimpingement. Door goede motiverende voorlichting en thuistraining een belangrijke plaats te geven blijven de zorgkosten hierbij binnen de perken (totaal gemiddeld 24 zittingen fysiotherapie). Op basis van dit programma is het in de toekomst eventueel mogelijk om met verzekeraars te komen tot specifieke productvergoeding. Vooralsnog is het belangrijk om als netwerk met deze richtlijn te gaan werken en er ervaring mee op te doen. FysioNetwerk Nederland, versie 11-2009 8