EPİDEMİOLOGİE VAN AİDS EN HİV-INFECTİE İN BELGIË

Vergelijkbare documenten
EPİDEMİOLOGİE VAN AİDS EN HİV-INFECTİE İN BELGIË

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

EPİDEMİOLOGİE VAN AİDS EN HİV-INFECTİE İN BELGIË

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIE. Toestand op 31 december 2009

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIE. Toestand op 31 december 2010

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIE

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN BELGIE

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV- INFECTIE IN VLAANDEREN Toestand op 31 december 2009

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA. HIV/AIDS IN BELGIE Toestand op 31 december 2008

Dienst Infectieziekten in de Algemene populatie EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIE

COLLEGE VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA HIV/AIDS IN BELGIE

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË

Dienst Infectieziekten in de Algemene populatie EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIE

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING

HIV-infecties en AIDS in België

Tuberculose in Vlaanderen 2002

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV-INFECTIE IN BELGIË

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV INFECTIE IN BELGIË

Resultaten voor Brussels Gewest Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Cardiovasculaire Preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

FR 7,2 / Tuberculose kan eender wie treffen maar komt vaker voor bij mensen uit landen met een hoge incidentie. Incidentie /100.

DIENST EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN. EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS en HIV-INFECTIE IN BELGIË

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Resultaten voor België Cardiovasculaire preventie Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIE Resultaten van de vijfde registratieperiode Oktober 2004 Maart 2005

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Streptococcus pneumoniae

Streptococcus pneumoniae

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Deelname Resistentiecijfers Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

APRIL Pagina 1 van 9

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Salmonella en Shigella. Instelling: WIV-ISP Straat: Wytsmanstraat 14 Stad: 1050 Brussels

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

SURVEILLANCE VAN DE METICILLINE-RESISTENTE STAPHYLOCOCCUS AUREUS (MRSA) IN DE BELGISCHE ZIEKENHUIZEN

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIE Resultaten van de vierde registratieperiode Oktober 2003 Maart 2004

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Inleiding. Bespreking pagina 1

Hoog aantal vastgoedtransacties in het afgelopen trimester. De vastgoedmarkt herpakt zich na een relatief rustige maand maart

Hiv in België, hiv-tests, HelpCenter Eerste bilan nieuwe hiv-patiënt

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1]

Streptococcus pneumoniae

Rapportering voor het jaar 2011 Referentiecentrum voor Listeria monocytogenes. Straat: Wytsmanstraat 14

in vergelijking met 2001, lichte stijging van het aantal laboratoria die ten minste 1 infectie registreerden (tabel 2).

SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIË

RIVM rapport /2003. ELM Op de Coul, IGM van Valkengoed 1, AI van Sighem 1, F de Wolf 1, MJW van de Laar

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

nr. 126 van JORIS POSCHET datum: 17 november 2014 aan JO VANDEURZEN Preventiebeleid hiv en soa s - Stand van zaken

Dataverzameling en datakwaliteit. Karakteristieken van de geregistreerde populatie

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Op 14 december 2015 stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr. 193) in verband met suïcidepreventie. Daarin stelde ik de volgende deelvragen.

Resultaten voor Brussels Gewest Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Profiel van de asielzoekers in opvang op 31 december 2015

De epidemiologie van AIDs en HIV-infectie in België Toestand op 31 december 1997

Hepatitis C in penitentiaire inrichtingen Een onderzoek naar prevalentie

Chlamydia trachomatis

Surveillancenetwerk voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob in België

Monitoring asiel: profiel asielzoekers in het opvangnetwerk van Fedasil op 31 maart 2016

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Contraceptie Gezondheidsenquête, België, 1997

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

Epidemiologische surveillance van Lyme borreliose Borrelia burgdorferi s.l

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Samenvatting. Samenvatting

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

Leefstijl en preventie

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Augustus 2014

Sectorfoto Elektriciens: Installatie & distributie PSC

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Kennis en attitudes in verband met HIV-infecties Gezondheidsenquête, België, 1997

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014

Regionale verdeling van de vastgoedactiviteit

Jaar N Jaar N. Leeftijdsgroep < 1 j. 0 1 j. - 4 j j j j j j j j j. 96 > 65 j.

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Transgender personen in België. die een wijziging van de officiële geslachtsvermelding aanvragen 2018

Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen:

Controlling the HIV epidemic in the Netherlands. Ard van Sighem Stichting HIV Monitoring WEON, Nijmegen, 11 juni 2010

EVOLUTIE VAN DE MARKT

SOA-SURVEILLANCE IN AIDS REFERENTIECENTRA IN BELGIË

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

De honden en katten van de Belgen

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

notarisbarometer 101,6 99, ,2 99,8 94,1 Belgisch vastgoed zet de economische crisis een hak

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Transcriptie:

Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Ministerie van Welzijn, Gezondheid en Gezin van de Vlaamse Gemeenschap Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Afdeling Epidemiologie College van de AIDS-Referentielaboratoria EPİDEMİOLOGİE VAN AİDS EN HİV-INFECTİE İN BELGIË TOESTAND OP 31 DECEMBER 2003 SASSE A. DEFRAYE A. IPH/ EPI REPORTS Nr. 2004-023

SASSE A., DEFRAYE A. Epidemiologie van Aids en HIV-infectie in België. Toestand op 31 december 2003 Afdeling Epidemiologie, december 2004, Brussel (België) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, IPH/EPI REPORTS N 2004-023 Wettelijk depotnummer: D/2004/2505/45 Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Dienst Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat, 14 B-1050 Brussel België Tel : +32.(0)2.642.50.39 Fax : +32.(0)2.642.54.10 e-mail : a.defraye@iph.fgov.be Website : www.iph.fgov.be/epidemio/aids IPH/ EPI REPORTS Nr. 2004-023

INHOUDSTABEL SAMENVATTING... 1 1. ALLE HIV-GEÏNFECTEERDEN.1 2. AIDS-PATIËNTEN.. 2 3. INTERNATIONALE VERGELIJKING 2 INLEIDING... 3 I. DE HIV-GEÏNFECTEERDEN... 4 I.1. METHODEN.. 4 I.2. RESULTATEN.. 4 I.2.1. HIV-diagnoses (gecumuleerd totaal en evolutie)... 4 I.2.2. HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit... 6 I.2.2.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd... 6 I.2.2.2. Geografische spreiding... 8 I.2.2.3. Overdrachtswijzen... 10 I.2.2.4. Vroegdetectie van HIV.... 12 I.2.3. HIV-geïnfecteerden van niet -Belgische nationaliteit... 13 I.2.3.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd... 13 I.2.3.2. Verdeling per nationaliteit... 13 I.2.3.3. Overdrachtswijzen... 14 I.2.3.4. Geografische spreiding... 14 I.2.3.5. Vroegdet ectie van HIV.... 15 II. AIDS-PATIËNTEN... 16 II.1. METHODEN...16 II.2. RESULTATEN...16 II.2.1. Alle AIDS-patiënten.... 16 II.2.1.1. Verdeling volgens residentie en nationaliteit (gecumuleerd totaal)... 16 II.2.1.2. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten... 17 II.2.2. AIDS-patiënten van Belgische nationaliteit... 18 II.2.2.1. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten... 18 II.2. 2.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd... 18 II.2.2.4. Verdeling volgens burgerlijke stand... 19 II.2.2.5. Geografische spreiding... 19 II.2.2.6. Overdrachtswijzen... 21 II.2.2.7. Tijdsverloop tussen HIV- en AIDS-diagnose... 24 II.2.2.8. Geassocieerde klinische syndromen... 25 II.2.2.9. Mortaliteit... 26 II.2.3. AIDS-patienten van niet-belgische nationaliteit... 27 II.2.3.1.Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten... 27 II.2.3.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd... 27 II.2.3.3. Verdeling volgens nationaliteit... 27 II.2.3.4. Verdeling volgens burgerlijke stand... 28 II.2.3.5. Geografische verspreiding... 28 II.2.3.6. Overdrachtswijzen... 28 II.2.3.7. Geassocieerde klinische syndromen... 29 II.2.3.8. Mortaliteit.... 29 II.2. Internationale vergelijking... 31

BIJLAAG... 32 41

Samenvatting SAMENVATTING 1. Alle HIV-geïnfecteerden Sinds het begin van de HIV-epidemie tot en met 31 december 2003 werd bij 16.966 personen de diagnose van HIV-infectie gesteld. In de loop van de laatste achttien jaar (1986-2003) is het aantal nieuwe HIVdiagnoses geëvolueerd van gemiddeld ongeveer 1.9 à 2.9 gevallen per dag. Tussen 1997 en 2003 ziet men een stijging in het aantal gediagnosticeerde HIV-infecties van 50%. We komen van 696 gevallen in 1997 en zien 1047 gevallen in 2003. Deze stijging was vooral uitgesproken tussen 1997 en 2000 (+37%); daarna is de stijging meer gematigd. Tussen 2002 en 2003 steeg de incidentie met 5.8%. Wat de verdeling betreft naargelang leeftijdsgroep en geslacht, is er nauwelijks verandering vastgesteld in 2003 in vergelijking met 2002; de proportie vrouwen onder de gevallen gediagnosticeerd in 2003 bedraagt 43.3%. Als we zowel mannen als vrouwen bekijken zien we dat de meest voorkomende overdrachtswijze de heteroseksuele weg is; hun aandeel is 65.7% van de in 2003 gediagnosticeerde HIV-infecties tegenover 40 à 45% bij het begin van de epidemie. De homoseksuele overdrachtswijze bij de mannen is sinds 2002 voor 24% van het totaal verantwoordelijk voor de infectie; dit aandeel lijkt echter toe te nemen in het laatste semester van 2003 (27.8%). Bij 3.7% van de in 2003 gerapporteerde infecties werd intraveneus druggebruiker vermeld. In het begin van de epidemie was deze verhouding bijna 8%. Bij de mannen gediagnosticeerd in 2003, worden in 43.6% homo/biseksuele contacten gemeld en in 48% heteroseksuele contacten. Bij de vrouwen is 91% van de gediagnosticeerde infecties verbonden aan heteroseksuele contacten. Bij de Belgische HIV-geïnfecteerden vinden we vier maal meer mannen dan vrouwen. Bij de Belgische mannen gediagnosticeerd sinds 2000 blijken de homo-en biseksuele contacten de meest waarschijnlijke overdrachtswijze te zijn (65.0%). Bij de Belgische vrouwen zijn het overwegend de heteroseksuele contacten die als overdrachtswijze vermeld worden (88%). Ongeveer 5% van de patiënten zijn intraveneuze druggebruikers. Deze groep is relatief belangrijker in Wallonië en Brussel dan in Vlaanderen. In dalende volgorde tellen het Gewest Brussel, de provincies Antwerpen, Luik, Henegouwen en Oost- Vlaanderen de meeste geïnfecteerden. Bij de niet-belgische HIV-geïnfecteerden is 76% afkomstig uit Subsaharisch Afrika en 3.2% uit Noord- Afrika. Bijna één geïnfecteerde op zes van niet-belgische origine is Europeaan. De ratio man/vrouw bij de niet-belgen ligt veel dichter bij één dan dat dit het geval is bij de Belgen. De verklaring hiervoor is dat de virusoverdracht bij de niet-belgische populatie vooral via heteroseksuele weg gebeurt. 1

Samenvatting 2. AIDS-patiënten Van de 16.966 personen die als HIV-seropositief werden aangegeven sinds het begin van de epidemie hebben er 3.226 klinisch AIDS ontwikkeld op 31 december 2003. Hiervan zijn 1717 patiënten overleden, 1032 zijn nog steeds in leven en 477 werden uit het oog verloren. Als men de cijfers over de loop der jaren bekijkt ziet men tussen 1991 en 1995 een plateau voor wat betreft het aantal nieuwe AIDS-patiënten met gemiddeld 254 gevallen per jaar gediagnosticeerd. De incidentie is sterk gedaald tijdens de jaren 1996 en 1997 (-50%) dankzij het gebruik van de nieuwe antiretrovirale therapieën. Deze daling houdt echter op vanaf 1998; het jaarlijks aantal gemelde gevallen tijdens de periode 1998-2002 heeft zich gestabiliseerd; de gecorrigeerde incidentie voor deze vijf jaren bedraagt respectievelijk 120, 116, 135, 137 en 126 nieuwe gevallen. Voor het jaar 2003 werden tot op dit moment 112 nieuw gediagnosticeerde gevallen gemeld; de incidentie gecorrigeerd voor laattijdige aangiften bedraagt 151 gevallen. De stabilisatie van de AIDS-incidentie sinds 1997 kunnen we deels verklaren doordat een belangrijk aandeel van de AIDS-patiënten de diagnose van een HIV-infectie pas stellen op het ogenblik van hun ziekte. De verhouding van de AIDS-patiënten die hun seropositiviteit ontdekten bij de diagnose van AIDS was 22% tussen 1995 en 1996, zij bedraagt 43% tussen 2002 en 2003. Deze proportie is gelijkaardig bij homo/biseksuele en bij heteroseksuele patiënten. Het aantal sterfgevallen ten gevolge van de ziekte is gedaald. Gedurende de periode 1992-1995 werden jaarlijks ongeveer 176 gevallen gerapporteerd. In 2001, 2002 en 2003, werden respectievelijk 47, 33 en 26 sterfgevallen vermeld. Deze belangrijke daling moet men in relatie brengen met het gebruik van de nieuwe therapeutische strategieën bij seropositieven sinds 1996. Het samengaan van de huidige daling van de mortaliteit en de incidentie van AIDS brengt een versnelde toename van de prevalentie met zich mee. Dit wil zeggen dat het aantal personen dat nog in leven is met de ziekte toeneemt. 3. Internationale vergelijking Bij de meeste van de ons omliggende landen zien we voor wat betreft de evolutie van AIDS-patiënten een gelijkaardige verloop van de incidentie: een belangrijke daling in 1996 en vervolgens een beperking van deze daling. In 2001, was in België de incidentie van AIDS, gecorrigeerd voor de laattijdige aangifte, 18 gevallen per miljoen inwoners. In West - Europa bedroeg de incidentie gemiddeld 25 AIDS-gevallen per miljoen inwoners. Binnen West Europa is België naar aantal AIDS-patiënten per eenheid van de algemene populatie één van de landen die het minst schijnt te lijden onder de epidemie. Het aandeel van de heteroseksuele overdrachtswijze binnen de groep van AIDS-patiënten, Belgische en niet-belgische samen, lijkt relatief belangrijker te zijn dan het gemiddelde van de Europese Gemeenschap (46.4% ten opzichte van 21.3%) De vergelijking voor wat betreft de HIV-infecties is op dit ogenblijk slechts gedeeltelijk mogelijk daar een deel van de landen op het huidige ogenblik niet beschikt over een goed en veralgemeend HIV/AIDS surveillance systeem. Te vermelden valt dat men, zoals in België, ook in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland een toename heeft opgemerkt van het aantal HIV-infecties. 2

INLEIDING Inleiding De gegevens over de situatie van AIDS- en HIV-infectie in België komen uit twee bronnen : enerzijds de registratie van de AIDS-patiënten door de clinici, anderzijds de registratie van de HIV-seropositieven door de referentielaboratoria die de confirmatietests uitvoeren. In feite gaat het hier om dezelfde patiënten, maar in verschillende fasen van de ziekte. De AIDS-patiënten zijn allen seropositief, de seropositieven zijn niet allen AIDS-patiënt. Het eerste deel van het rapport beschrijft de kenmerken van alle HIV-geïnfecteerden op het moment dat ze als dusdanig werden gediagnosticeerd. Het tweede deel van het rapport beschrijft de kenmerken van de AIDS-patiënten. Er zijn verschillende redenen waarom deze apart beschreven worden : In de meeste landen is alleen maar informatie over AIDS-patiënten voorhanden en niet over de seropositieven. Om vergelijkingen tussen landen te kunnen maken worden deze patiënten afzonderlijk beschreven. Omdat AIDS een zeer ernstige aandoening is, is het weinig waarschijnlijk dat er een grote tijdspanne verloopt tussen het verschijnen van de ziekte.en de diagnose. Indien de samenwerking tussen de artsen clinici goed is (en dat schijnt zo te zijn), geeft het door hen aangegeven aantal AIDS-gevallen een reëel beeld van het aantal werkelijke gevallen in België. Dit is in tegenstelling tot het aantal gediagnosticeerde seropositieven dat slechts bij benadering een beeld geeft van het werkelijk aantal seropositieven in het land. De beschikbare informatie is in het algemeen vollediger voor AIDS-patiënten dan voor seropositieven, bijvoorbeeld voor de informatie over de waarschijnlijke overdrachtswijze. Jaarlijks worden er inlichtingen ingezameld aangaande de individuele follow-up van de AIDS-patiënten. Het is dus mogelijk om voor hen de evolutie en prognose te volgen. Deze informatie is niet voorhanden voor de seropositieve niet AIDS -patiënten. N.B. : De gegevens uit dit rapport mogen overgenomen worden mits duidelijke bronvermelding. 3

I. DE HIV-GEÏNFECTEERDEN I.1. METHODEN Personen gediagnosticeerd met HIV In België zijn er zeven door de F.O.D. Volksgezondheid erkende AIDS-referentielaboratoria (zie bijlage). Tot hun taken behoort het uitvoeren van confirmatietests van de sera die positief bevonden werden bij een opsporingstest. Aangezien alleen deze zeven laboratoria bevoegd zijn voor deze tests, geeft de registratie van de bevestigde nieuwe seropositieven een volledig beeld van het totaal aantal gekende seropositieven in België. Daar de registratie anoniem gebeurt, en er in veel gevallen meerdere keren een confirmatietest wordt gedaan, is er veel kans op dubbeltellingen. De analyses worden enkel uitgevoerd op een bestand van seropositieven waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn om dubbeltelling te vermijden. Naast de registratie van het aantal nieuwe seropositieven trachten de laboratoria ook epidemiologische basisgegevens te verzamelen. Hiertoe wordt aan iedere arts die een HIV-infectie diagnosticeert een gestandaardiseerd formulier toegestuurd met de vraag om informatie betreffende geslacht, leeftijd, nationaliteit, mogelijke wijze van besmetting en klinisch stadium op het ogenblik van diagnose. De AIDS-patiënten worden op onafhankelijke wijze aangegeven door de behandelende artsen. Ook hier wordt de anonimiteit van de patiënten gewaarborgd. Aangezien dezelfde registratiecode wordt gebruikt als voor de HIV-seropositieve patiënten aangegeven door de laboratoria, is het mogelijk beide bestanden samen te voegen zodat er een completer beeld van de epidemiologische situatie van HIV/AIDS in dit land kan worden gegeven. I.2. RESULTATEN I.2.1. HIV-infecties (gecumuleerd totaal en evolutie) Het gaat hier om personen die zich hebben laten testen. Over de HIV-seropositieven die nog niet getest zijn, hebben we geen informatie. Op 31 december 2003 waren er in België in totaal 16.966 personen gediagnosticeerd met een HIV-infectie. Van 1.092 onder hen hebben we geen gegevens om dubbeltelling uit te sluiten; zij werden in dit rapport uit de verdere analyses geweerd. In feite zijn er dus tussen 15.874 en 16.966 gekende HIV-geïnfecteerden. Hiervan hadden er 3.226 AIDS ontwikkeld. Van deze AIDS-patiënten waren er op 31 december 2003 nog 1032 in leven, 1.717 waren overleden en 477 patiënten konden er niet meer opgevolgd worden. Figuur 1 : Verdeling HIV-diagnoses op 31 december 2003 Totaal HIV-geïnfecteerden N=16966 WIV/GJ AIDS03 Niet-AIDS Seropositieven N=12648 AIDS N=3226 Seropositieven met onvoldoende gegevens N=1092 4

Personen gediagnosticeerd met HIV In de loop van de laatste achttien jaar zijn de nieuwe HIV-infecties in België geëvolueerd van gemiddeld 1.8 naar 2.9 per dag gerapporteerde gevallen. Zoals uit de cijfers blijkt is er slechts een kleine marge in de schommelingen. De hoogste piek ziet men in 2003 met 1047 nieuw gediagnosticeerde gevallen en de laagste in 1997 met 696 genotificeerde infecties. Vanaf 1997 ziet men een licht opgaande trend in de incidentie van HIV-infecties. In 2000, 2001, 2002 en 2003 heeft men respectievelijk 952, 962, 990 en 1047 gevallen geregistreerd. Dit komt overeen met een gemiddelde van 2.9 nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties per dag in 2003. Ten opzichte van 1997 is dit een verhoging van de incidentie met 50%. Tussen 1990 en 1993 was er een daling van het aantal nieuw gediagnosticeerde HIV-infecties bij personen van Belgische nationaliteit. Vervolgens was er eerder sprake van een stabilisatie in deze groep. Het aantal gediagnosticeerde HIV-seropositieve patiënten onder personen van niet-belgische nationaliteit bereikte zijn maximum in het jaar 1992. Daarna neemt hun aantal sinds 1993 eerder af om vanaf 1997 terug licht te stijgen. Door het grote aantal patiënten met een onbekende nationaliteit is het echter moeilijk correcte interpretatie te doen. Tussen 2001 en 2003 doet de stijging zich zowel voor bij personen van Belgische als van niet- Belgische nationaliteit. Figuur 2 geeft de evolutie van het aantal nieuwe HIV-diagnoses weer: Figuur 2 : Aantal nieuwe HIV-seropositieve patiënten per nationaliteit en per jaar van diagnose 1200 Belgen Niet-Belgen Onbekende nationaliteit WIV/GJ AIDS03 aantal nieuwe bevestigde HIV-geïnfecteerden 1000 800 600 400 200 0 <1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 5

I.2.2. HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit Het gecumuleerde totaal aantal Belgische seropositieven is 4.692. Personen gediagnosticeerd met HIV Figuur 3 geeft de verdeling tussen AIDS- en niet-aids patiënten van de Belgische HIV-geïnfecteerden weer. Figuur 3 : Verdeling van de Belgen gediagnosticeerd met HIV op 31 december 2003 Totaal aantal gekende Belgische HIV-geïnfecteerden N=4692 WIV/GJ AIDS03 AIDS N=1591 Niet-AIDS Seropositieven N=3101 I.2.2.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Er zijn ongeveer viermaal meer mannen dan vrouwen bij de Belgische HIV-geïnfecteerden. De zwaarst getroffen leeftijdsklassen zijn in dalende volgorde bij mannen 30-34 jaar, 25-29 jaar en 35-39 jaar en bij vrouwen 25-29 jaar, 30-34 jaar en 20-24 jaar. Figuur 4 : Geslacht en leeftijd van de Belgische HIV-geïnfecteerden N=3771 leeftijdsgroep > 60 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 N=893 WIV/GJ AIDS03 800 700 600 500 400 300 200 100 0 0 100 200 300 400 500 600 700 800 aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden van Belgische nationaliteit 6

Personen gediagnosticeerd met HIV In tabel 1 wordt de evolutie van de man/ vrouw verhouding gegeven van de nieuw gediagnosticeerde HIVinfecties. De verhouding man/vrouw in 2003 (5.9) ligt hoger dan het algemeen gemiddelde van de voorgaande jaren, maar dit verschil is niet significant. Tabel 1: Verdeling per geslacht bij Belgische HIV-geïnfecteerden Jaar van diagnose Mannen Vrouwen Niet gekend M/V verhouding < 1985 239 36 --- 6,6 1986 252 27 --- 9,3 1987 282 56 --- 5,0 1988 215 67 --- 3,2 1989 239 66 --- 3,6 1990 247 69 --- 3,6 1991 240 63 1 3,8 1992 211 58 --- 3,6 1993 192 40 --- 4,8 1994 184 42 --- 4,4 1995 182 53 --- 3,4 1996 153 47 --- 3,3 1997 163 50 --- 3,3 1998 144 35 --- 4,1 1999 125 46 --- 2,7 2000 195 43 --- 4,5 2001 152 31 --- 4,9 2002 156 35 --- 4,5 2003 218 37 --- 5,9 Totaal 3789 901 1 4,2 De gemiddelde en mediane leeftijd voor volwassen seropositieven stijgt lichtjes in de tijd. Tijdens de periode 1992-1996 was het gemiddelde 37.0, de laatste vier jaar is dit gemiddeld 39.4 (tabel2). Tabel 2: Gemiddelde en mediane leeftijd bij volwassen Belgische seropositieve patiënten Jaar van diagnose Aantal personen Gemiddelde leeftijd (jaar) Mediane leeftijd (jaar) < 1985 271 34,5 33,5 1986 274 35,5 33,8 1987 332 36,7 33,8 1988 278 35,5 33,2 1989 297 36,3 33,8 1990 307 38,0 36,3 1991 288 37,2 34,6 1992 259 35,7 33,5 1993 226 36,3 34,6 1994 222 37,8 36,6 1995 232 37,6 35,4 1996 197 37,8 36,1 1997 208 38,2 35,6 1998 178 38,8 37,6 1999 165 38,2 36,4 2000 236 39,4 37,3 2001 178 39,8 38,2 2002 192 39,5 37,7 2003 255 38,9 38,3 7

Personen gediagnosticeerd met HIV I.2.2.2. Geografische spreiding De volgende figuur geeft het cumulatief aantal Belgische HIV-geïnfecteerden per provincie of regio. Het is belangrijk op te merken dat alleen personen van wie de nationaliteit en de woonplaats gekend zijn, opgenomen werden in de analyse. De cijfers geven dus enkel een idee over de spreiding. Informatie over de woonplaats is beschikbaar voor 4.105 Belgen (87.5%). Bijna één derde van de Belgische HIV-geïnfecteerden (30.7%) van wie de woonplaats gekend is, woont in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De provincies met het grootst aantal HIV-geïnfecteerden zijn Antwerpen (18.1% van de gevallen) en Luik (11.2% van de gevallen). Figuur 5 : Aantal gecumuleerde gevallen van Belgische HIV-geïnfecteerden per provincie of gewest en gecumuleerde incidentie per 100 000 inwoners rate/100.000 inw. 47,6 742 23,1 257 24,9 333 29,5 18,9 140 N 285 39,0 128 49,7 458 29,4 172,3 334 27,5 119 1261 49,4 4692 20,0 48 WIV/GJ AIDS03 8

Personen gediagnosticeerd met HIV De gegevens wat betreft geografische verdeling moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden gezien er heel wat gegevens ontbreken in verband met de woonplaats. Tabel 3: Evolutie van de verdeling van Belgische HIV-geïnfecteerden per regio Jaar Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal N % N % N % N < 1985 111 50,9 49 22,5 58 26,6 218 1986 125 54,6 58 25,3 46 20,1 229 1987 125 44,0 79 27,8 80 28,2 284 1988 85 43,1 58 29,4 54 27,4 197 1989 110 40,3 94 34,4 69 25,3 273 1990 90 31,8 116 41,0 77 27,2 283 1991 68 25,1 104 38,4 99 36.5 271 1992 74 28,9 113 44,1 69 27,0 256 1993 54 25,6 84 39,8 73 34,6 211 1994 49 23,4 95 45,5 65 31,1 209 1995 51 23,7 96 44,7 68 31,6 215 1996 49 27,5 83 46,6 46 25,8 178 1997 38 21,1 99 55,0 43 23,9 180 1998 37 23,0 91 56,5 33 20,5 161 1999 29 18,1 99 61,9 32 20,0 160 2000 53 23,7 121 54,0 50 22,3 224 2001 33 19,6 93 55,4 42 25,0 168 2002 42 23,5 100 55,9 37 20,7 179 2003 47 19,5 133 55,2 61 25,3 241 Totaal 1270 30,7 1765 42,7 1102 26,6 4137 9

Personen gediagnosticeerd met HIV I.2.2.3. Overdrachtswijzen De waarschijnlijke overdrachtswijze is gekend voor 88.5% van de Belgische patiënten gediagnosticeerd tussen 1997 en 2003. Twee op drie mannen vermelden homo/biseksuele contacten. Bij de vrouwen wordt in de meerderheid van de gevallen heteroseksuele contacten vermeld (82% tot 92%). Intraveneus druggebruik is verhoudingsgewijs belangrijker bij de vrouwen (tabel 4). In absolute cijfers daarentegen is de groep intraveneuze druggebruikers talrijker bij de mannen dan bij de vrouwen. Wat betreft de evolutie in de tijd is er weinig variatie in de verdeling van de waarschijnlijke overdrachtswijzen sinds 1997. Tabel 4: Verdeling van de Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en geslacht (%) in de periodes 1997-1999, 2000-2002 en het jaar 2003 Mogelijk overdrachtswijze Mannen Vrouwen 1997-1999 2000-2002 2003 1997-1999 2000-2002 2003 (N=352) (N=472) (N=202) (N=100) (N=103) (N=36) Homo-/biseksuele contacten 64,5 65,0 63,4 - - - i.v.-druggebruik 3,1 4,0 5,4 9,0 6,8 8,4 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs 0,9 0,2 1,5 - - - Hemofilie - - - - - - Transfusie* 1,1 1,3 0,5 3,0 3,9 - Heteroseksuele contacten 28,7 28,8 29,2 82,0 86,4 91,7 Moeder/Kind 1,7 0,6-6,0 2,9 - Totaal 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % *Belangrijke opmerking: De vermelding van de categorie transfusie als mogelijke overdrachtswijze wil niet zeggen dat de besmetting van het HIV-virus tengevolge van een transfusie is; het wil alleen zeggen dat die patiënten vermelden dat zij een bloedtransfusie gekregen hebben. Voor één geval werd er een besmetting via transfusie in België gemeld (1998). De seroconversie van de donor werd pas vastgesteld na de transfusie. ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de overdrachtswijze niet is gekend. In Vlaanderen worden homo/biseksuele contacten vaker vermeld dan in de andere regio s. Intraveneus druggebruik lijkt minder vaak de oorzaak van infectie te zijn in Vlaanderen dan in de andere regio s (tabel 5). In de regio Brussel, en in mindere mate in Vlaanderen, is de proportie homo/biseksuele contacten gestegen en de proportie intraveneus druggebruik gedaald tussen de periode 1997-1999 en de periode 2000-2002. Dit is niet het geval voor Wallonië ; een kleine daling van de proportie homo/biseksuele contacten en een stijging van de proportie intraveneus druggebruik is vastgesteld tussen dezelfde periodes. Tabel 5: Verdeling van de Belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en regio (%) in de periodes 1997-1999, 2000-2002 en het jaar 2003 Overdrachtswijze Brussel Vlaanderen Wallonië 1997-1999 (N=88) 2000-2002 (N=119) 2003 (N=44) 1997-1999 (N=241) 2000-2002 (N=296) 2003 (N=124) 1997-1999 (N=96) 2000-2002 (N=123) 2003 (N=59) Homo-/biseksuele contacten 38,6 48,7 47,7 56,8 61,5 61,3 44,8 42,3 44,1 i.v.-druggebruik 8,0 3,4 6,8 2,9 2,4 0,8 3,1 8,1 15,3 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs - - 2,3 0,8 0,3 0,8 2,1-1,7 Hemofilie - - - - - - - - - Transfusie 1,1 0,8-1,7 2,0 - - 2,4 1,7 Heteroseksuele contacten 51,1 47,1 43,2 36,1 33,8 37,1 44,8 43,1 37,3 Moeder/Kind 1,1 - - 1,7 - - 5,2 4,1 - Totaal** 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de woonplaats en de overdrachtswijze niet is gekend. 10

Personen gediagnosticeerd met HIV Het percentage van de geïnfecteerden besmet via heteroseksuele weg stijgt met de leeftijd, terwijl het percentage i.v.-druggebruikers afneemt met de leeftijd. Op te merken valt het belangrijk aandeel van de patienten geïnfecteerd via i.v.-druggebruik in de jongere leeftijdsgroepen, zowel bij mannen als bij vrouwen. Dergelijke trend ziet men in tabel 6. Tabel 6 : Leeftijdscategorie, geslacht en overdrachtswijze bij Belgische HIV-geïnfecteerden (cumulatieve gegevens) Leeftijdscategorie Contacten i.v.-druggebruik Andere Homo-/biseks. heteroseksuele Risico s N % % % % 15-24 jaar M 358 67,0 10,7 15,4 7,0 V 166-81,7 17,6 0,8 M+V 524 47,9 31,0 16,0 5,1 25-34 jaar M 1458 73,8 18,5 6,9 0,8 V 347-80,8 14,3 4,5 M+V 1805 60,8 29,4 8,2 1,5 35-49 jaar M 1550 68,6 26,0 3,6 1,8 V 284-86,4 6,3 7,2 M+V 1834 58,5 34,9 4,0 2,6 > 50 jaar M 571 47,0 47,4 0,4 5,1 V 108-75,3-24,7 M+V 679 39,6 51,7 0,4 8,3 In tabel 7 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen gegeven, gekend voor 4029 (85.9%) van de gevallen. In de meerderheid van de gevallen worden homo/biseksuele contacten vermeld en deze proportie is weinig veranderd in de afgelopen tien jaar (48%-57%.) De proportie heteroseksuele contacten bedraagt tussen 35% en 42% voor dezelfde periode. Na 1990 werden geen HIV-infecties meer gediagnosticeerd bij hemofiliepatiënten. De meeste HIV-geïnfecteerden die een transfusie vermeldden, werden buiten België of in België getransfuseerd maar vóór augustus 1985, toen de systematische opsporing van bloedgevers begon. Tabel 7 : Verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van Belgische HIV-geïnfecteerden (in %) Overdrachtswijze (n) Homo- /biseks.contacten i.v.- druggebruik Homo-/biseks.+i.v.- drug Hemofilie Transfusie Heteroseks.contacten Moeder/Kind Diagnosejaar <1985 259 64,5 6,6 1,5 2,7 4,6 19,0 1,2 1986 248 61,8 6,5 0,4 3,2 3,2 25,0 0,4 1987 305 54,8 4,9 1,6 2,3 4,9 30,2 1,3 1988 240 52,9 9,6 1,3 0,4 6,7 27,9 1,3 1989 265 49,5 7,2 0,8 0,4 3,8 35,8 2,6 1990 257 50,1 5,1 1,2 0,4 5,4 35,4 2,3 1991 242 57,0 4,5 0,0 0,0 2,9 30,2 5,4 1992 204 56,4 3,9 0,0 0,0 1,5 33,8 4,4 1993 193 47,7 3,1 1,6 0,0 1,6 43,0 3,1 1994 199 48,2 7,0 1,0 0,0 1,0 40,7 2,0 1995 192 52,6 3,1 0,0 0,0 2,1 40,6 1,6 1996 159 56,0 5,0 0,0 0,0 0,6 36,5 1,9 1997 164 51,2 3,7 1,2 0,0 1,8 39,0 3,0 1998 139 52,5 4,3 0,0 0,0 0,7 41,7 0,7 1999 149 50,3 4,0 2,0 0,0 2,0 37,6 4,0 2000 218 50,4 6,9 0,0 0,0 0,5 40,4 0,9 2001 174 54,6 1,7 0,0 0,0 2,3 39,1 2,3 2002 184 57,0 4,3 0,5 0,0 2,7 35,3 0,0 2003 238 54,2 5,5 1,7 0,0 0,4 38,2 0,0 11

Personen gediagnosticeerd met HIV I.2.2.4. Vroegdetectie van de HIV-diagnose. Het aantal T4-lymfocyten op het ogenblik van de HIV-diagnose is gekend voor 1274 Belgische patiënten (49.2%), waarvan de diagnose gesteld werd in de afgelopen twaalf jaren. Het aantal T4-lymfocyten kan beschouwd worden als een biologische marker van het infectiestadium. Dit aantal verkleint naarmate de infectie vordert. Het bedraagt meestal om en bij de 1000/mm 3 bij personen in goede gezondheid en is lager dan 200/mm 3 bij HIV-geïnfecteerden bij de overgang naar het AIDS-stadium. Hoe lager het aantal lymfocyten, hoe verder het AIDS-infectie stadium gevorderd is. Het gemiddelde en de mediaan van het totaal aantal T4-lymfocyten is weinig geëvolueerd in de loop der jaren. De daling die men heeft opmerkt in 1998 en 1999 zet zich niet meer door vanaf 2000. Het verloop van de infectie wordt later gesteld. Behalve voor de overdracht moeder-kind (gemiddelde T4 = 842) is er geen significant verschil tussen het gemiddelde aantal T4-lymfocyten en de risicogroepen. Tabel 8 : Aantal T4-lymfocyten (/mm 3 ) op het ogenblik van de HIV-diagnose bij Belgische patiënten Jaar N Gemiddelde T4 Mediaan Percentiel 25 Percentiel 75 1992 88 488 422 243 626 1993 88 466 415 218 574 1994 86 421 377 141 595 1995 94 432 372 236 596 1996 83 499 487 215 800 1997 94 437 369 171 607 1998 91 336 300 113 482 1999 89 403 350 142 587 2000 131 456 428 249 633 2001 111 444 387 238 582 2002 134 421 403 259 596 2003 185 454 429 259 596 Total 1274 438 395 207 606 12

Personen gediagnosticeerd met HIV I.2.3. HIV-geïnfecteerden van niet-belgische nationaliteit De patiënten met een andere nationaliteit dan de Belgische worden hier apart besproken daar een deel van hen nog maar kort in het land verblijft en waarschijnlijk niet in België besmet werd. Het epidemiologisch profiel van deze groep, hoewel niet homogeen, verschilt van de patiënten met een Belgische nationaliteit. I.2.3.1. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Bij de mannen vindt men de meeste HIV-geïnfecteerden terug in de leeftijdsgroep 30-34 jaar (24.2%), bij de vrouwen in de categorie 25-29 jaar (27.9%). De verhouding man/ vrouw bedraagt 1.1 wat aanzienlijk lager is dan bij Belgen (4.2). Het totaal aantal van de seropositieven van niet-belgische nationaliteit is 6912. Figuur 6 : Geslacht en leeftijd van niet-belgische HIV-geïnfecteerden leeftijdsgroep N=3564 > 60 55-59 50-54 N=3301 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 WIV/GJ AIDS03 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 0 100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 aantal bevestigde HIV-geïnfecteerden van niet-belgische nationaliteit I.2.3.2. Verdeling per nationaliteit Driekwart (76.0%) van de 6912 niet-belgische geïnfecteerden komt uit Subsaharisch Afrika, 15.2% is Europeaan en 3.2% is van Noord-Afrikaanse origine. Tabel 9 : Verdeling van de niet-belgische HIV-geïnfecteerden volgens regio van oorsprong Regio % Sex ratio (M/V) Europa 15,2 3,6 Subsaharisch Afrika 76,0 0,8 Noord-Afrika 3,2 3,5 Andere 5,6 2,5 Totaal 100 1,1 13

Personen gediagnosticeerd met HIV I.2.3.3. Overdrachtswijzen In tabel 10 wordt de evolutie van de waarschijnlijke overdrachtswijzen beschreven. De heteroseksuele overdrachtswijze wordt het meest frequent gerapporteerd. De verdeling van de overdrachtswijzen is gevoelig gewijzigd in de loop der tijd. Sinds het begin van de epidemie zien we een dalende trend in de overdrachtswijze via intraveneus druggebruik terwijl het aandeel van de overdrachtwijze via heteroseksuele contacten eerder een stijging vertoont. Tabel 10 : Verdeling volgens overdrachtswijze en jaar van diagnose van niet-belgische HIV-geïnfecteerden (in %) Overdrachtswijze N Homo- /biseks.contacten i.v.- druggebruik Homo-/biseks.+i.v.- drug0 Hemofilie Transfusie Heteroseks.contacten Moeder/Kind Diagnosejaar <1985 262 9,2 11,1 1,1 0.8 4.6 66,0 7,3 1986 208 13,9 9,6 1,4-2,9 68,3 3,8 1987 222 19,4 10,4 0,5-3,6 63,5 2,7 1988 194 13,4 15,5 0,5-4,6 60,8 5,2 1989 283 13,0 10,6 0,7-6,7 65,0 3,9 1990 305 12,2 8,2 0,7-6,2 68,5 4,3 1991 285 12,3 8,1 0,4 0,7 3,2 74,7 0,7 1992 407 9,3 6,6 0,5 0,2 3,7 74,9 4,7 1993 380 8,9 5,3 0,8 0,3 5,5 75,0 4,2 1994 347 9,3 5,8 0,3-4,3 76,9 3,5 1995 260 9,6 4,2 0,8-4,2 76,9 4,2 1996 223 13,9 3,1 - - 4,9 72,6 5,4 1997 203 5,9 4,9 1,0-4,4 80,3 3,4 1998 256 8,9 2,3 0,4-6,3 79,7 2,3 1999 263 9,5 2,7-0,4 3,8 80,6 3,0 2000 375 10,6 2,1 0,8-4,3 78,7 3,5 2001 396 12,4 3,3 0,3-4,0 76,8 3,3 2002 447 12,3 2,2 0,2-4,7 77,9 2,7 2003 457 13,1 2,6 - - 3,9 77,7 2,6 I.2.3.4. Geografische spreiding Bijna de helft van de personen van niet-belgische nationaliteit gediagnosticeerd met HIV in 2003 en waarvan de woonplaats is gekend woont in Brussel (45.8%). Het aandeel van de infecties via homoseksuele overdracht is verhoudingsgewijs belangrijker in Brussel en in Vlaanderen dan in Wallonië (tabel 11). De proportie infecties via homoseksuele overdracht stijgt sinds 1997 in alle regio s. Tabel 11: Verdeling van de niet-belgische HIV-geïnfecteerden per overdrachtswijze en regio (%) in de periodes 1997-1999, 2000-2002 en het jaar 2003 Overdrachtswijze Brussel Vlaanderen Wallonië 1997-1999 (N=269) 2000-2002 (N=398) 2003 (N=174) 1997-1999 (N=144) 2000-2002 (N=278) 2003 (N=107) 1997-1999 (N=151) 2000-2002 (N=286) 2003 (N=99) Homo-/biseksuele contacten 9,7 10,8 11,5 6,9 13,7 13,1 4,0 6,6 7,1 i.v.-druggebruik 4,5 1,8 3,4 3,5 6,1 1,9 1,3 1,0 3,0 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs 0,7 0,3-0,7 - - - 0,3 - Hemofilie - - - - - - 0,7 - - Transfusie 5,2 3,0 4,0 4,9 3,6 3,7 4,6 7,3 3,0 Heteroseksuele contacten 79,6 83,4 81,0 80,6 73,0 76,6 82,8 78,0 82,8 Moeder/Kind 0,4 0,8-3,5 3,6 4,7 6,6 6,6 4,0 Totaal** 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % 100 % ** Met uitzondering van de patiënten waarvan de woonplaats en de overdrachtswijze niet is gekend 14

Personen gediagnosticeerd met HIV I.2.3.5. Vroegdetectie van HIV. Gedurende de twaalf laatste jaren is het gemiddelde aantal T4-lymfocyten op het ogenblik van de HIVdiagnose 346 T4/mm 3. Men ziet geen grote verschuivingen van het gemiddelde noch van de mediaan en dit in de loop de laatste jaren. Er zijn geen significante verschillen van het gemiddelde aantal T4-lymfocyten in functie van de risicogroepen behalve in de overdracht moeder-kind (gemiddelde T4= 622). Tabel 12: Aantal T4-lymfocyten (/mm 3 ) op het ogenblik van de HIV-diagnose bij niet-belgische patiënten Jaar N Gemiddelde T4 Mediaan Percentiel 25 Percentiel 75 1992 135 376 342 150 520 1993 163 351 310 176 500 1994 157 386 300 163 501 1995 103 317 290 106 427 1996 111 321 260 89 469 1997 102 342 281 130 476 1998 184 342 298 115 514 1999 262 342 289 129 486 2000 255 346 292 147 491 2001 250 361 306 155 500 2002 318 331 274 149 451 2003 347 329 303 144 475 Totaal 2348 346 295 137 484 15

AIDS-patiënten II. AIDS-PATIËNTEN II.1. METHODEN De in september 1982 door de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) voorgestelde AIDS-definitie 1 wordt in België gebruikt sedert de epidemiologische surveillance aanving in maart 1983. De CDC vulden deze eerste definitie aan in augustus 1987 2 met richtlijnen voor AIDS-diagnose bij patiënten met onbekende of negatieve HIV-serologie en met nieuwe aandoeningen die op AIDS wijzen (HIV-encefalitis, HIV-wasting syndroom). Deze gewijzigde definitie wordt sedert begin 1988 in België toegepast. Sinds januari 1993 3 is er een nieuwe wijziging met toevoeging van drie bijkomende pathologieën (longtuberculose, recidiverende pneumonie en baarmoederhalskanker) aan de lijst van de AIDS-definiërende aandoeningen. De AIDS-patiënten worden anoniem geregistreerd via een gestandaardiseerd formulier (bijlage ) dat overgemaakt wordt aan een Commissie van clinici, virologen en epidemiologen *. Deze Commissie valideert zesmaandelijks de aangegeven gevallen overeenkomstig de CDC-definitie. De dienst Epidemiologie van het WIV verwerkt de gegevens nadat dubbele aangiften werden uitgesloten. De volgende gegevens worden geregistreerd: datum van aangifte en diagnose, leeftijd, geslacht, burgerlijke stand, nationaliteit, etnische oorsprong, verblijfplaats, waarschijnlijke overdrachtswijze, HIV1- en/of HIV2- serologie, ziekte(n) kenmerkend voor AIDS. Een follow-up betreffende eventueel overlijden of nieuwe aandoeningen wordt jaarlijks georganiseerd. II.2. RESULTATEN II.2.1. Alle AIDS-patiënten. Op 31 december 2003 waren in totaal 3226 AIDS-gevallen bij de AIDS-Commissie aangeven wat een cumulatieve incidentie geeft van 311.5 gevallen per miljoen inwoners. Van hen zijn 1717 patiënten overleden, werden er 477 uit het zicht verloren, en waren er nog 1032 in leven op 31 december 2003. In de loop van 2003 werden er maandelijks gemiddeld 9 nieuwe gevallen gediagnosticeerd (gecorrigeerd voor laattijdige aangifte). In hetzelfde jaar zijn er gemiddeld 2.2 personen per maand overleden aan AIDS. II.2.1.1. Verdeling volgens residentie en nationaliteit (gecumuleerd totaal) Tabel 13 toont de verdeling van de AIDS-patiënten volgens verblijfsduur en nationaliteit. Resident wordt gedefinieerd als een patiënt die op het moment van de diagnose minstens vijf jaar in België woonde. Dit criterium van vijf jaar wordt gebruikt en dateert van 1983 toen het gemiddelde tijdsverloop tussen infectie en AIDS vijf jaar bedroeg. Tabel 13 : Verdeling van de AIDS-patiënten volgens verblijfsduur en nationaliteit (cumulatieve gegevens) Residenten Niet residenten Onbekende verblijfsduur Totaal Belgen 1363 114 114 1591 Andere nationaliteiten 449 888 278 1615 Onbekende nationaliteit 2 3 15 20 Totaal 1814 1005 407 3226 * De volgende personen maken deel uit van de Commissie : J. DESMYTER (Voorzitter, KUL, Leuven), B. COLEBUNDERS (ITG, Antwerpen), J. DEMONTY (CHU, Luik), S. DEWIT (St-Pierre, Brussel), Ph. HENRIVAUX (St-Joseph, Luik), J. LEVY (St-Pierre, Brussel), J. NAGLER (Middelheim, Antwerpen), A. SASSE (WIV, Brussel), B. VANDERCAM (St-Luc, Brussel).

AIDS-patiënten II.2.1.2. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS-patiënten De eerste AIDS-patiënten werden in het begin van de jaren tachtig geregistreerd. In figuur 7 wordt de evolutie van het aantal nieuw aangegeven patiënten per jaar weergegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met de nationaliteit van de patiënten. Van de 16.966 personen die als HIV-seropositief werden aangegeven sinds het begin van de epidemie hebben er 3.226 klinisch AIDS ontwikkeld op 31 december 2003. Hiervan zijn 1717 patiënten overleden, 1032 zijn nog steeds in leven en 477 werden uit het oog verloren. Als men de cijfers over de loop van de jaren bekijkt ziet men tussen 1991 en 1995 een plateau voor wat betreft het aantal nieuwe AIDS-patiënten met gemiddeld 254 gevallen per jaar gediagnosticeerd. De incidentie is sterk gedaald tijdens de jaren 1996 en 1997 (-50%) dankzij het gebruik van de nieuwe antiretrovirale therapieën. Deze daling houdt echter op vanaf 1998; het jaarlijks aantal gemelde gevallen tijdens de periode 1998-2002 heeft zich gestabiliseerd; de gecorrigeerde incidentie voor deze vijf jaren bedraagt respectievelijk 120, 116, 135, 137 en 126 nieuwe gevallen. Voor het jaar 2003 werden tot op dit moment 112 nieuw gediagnosticeerde gevallen gemeld; de incidentie gecorrigeerd voor laattijdige aangiften bedraagt 151 gevallen. Het feit dat we een vertraging zien in de daling van het aantal AIDS-gevallen sinds 1997 kunnen we deels verklaren doordat een belangrijk aandeel van de AIDS-patiënten de diagnose van een HIV-infectie pas stellen op het ogenblik van hun ziekte. De verhouding van de AIDS-patiënten die hun seropositiviteit ontdekten bij de diagnose van AIDS was 22% tussen 1995 en 1996, zij bedraagt 43% tussen 2002 en 2003. Deze proportie is gelijkaardig bij homo/biseksuele en bij heteroseksuele patiënten. Figuur 7 : Nieuwe AIDS-patiënten per jaarlijkse aangifte en volgens nationaliteit aantal nieuwe zieken 300 250 200 150 100 Belgen (N=1591) Niet-Belgen (N=1615) Onbekend (N=20) Correctie voor laattijdige aangift (N=53) WIV/GJ AIDS03 50 0 <1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 Naast het geheel van de nieuwe AIDS-patiënten worden de resultaten die betrekking hebben op AIDSpatiënten van Belgische nationaliteit en AIDS-patiënten van niet Belgische nationaliteit in figuur 7 voorgesteld. 17

AIDS-patienten II.2.2. AIDS-patiënten van Belgische nationaliteit Deze groep bestaat uit 1591 personen, waarvan 1363 residenten, dit wil zeggen dat zij op het moment van de AIDS-diagnose minstens 5 jaar in België verbleven, 114 niet-residenten en 114 met onbekende woonplaats. II.2.2.1. Evolutie van het aantal nieuwe AIDS- patiënten De evolutie van de verschillende etappes AIDS-patiënten werd reeds beschreven in figuur 7. II.2.2.2. Verdeling volgens geslacht en leeftijd Zoals blijkt uit onderstaande tabel, zijn er bij de AIDS-patiënten 5 maal meer mannen dan vrouwen. Tabel 14: Verdeling van de Belgische AIDS-patiënten volgens geslacht en diagnosejaar Jaar van diagnose Mannen (n) Vrouwen (n) Man/Vrouw verhouding < 1985 37 11 3,4 1986 38 5 7,6 1987 57 10 5,7 1988 73 13 5,6 1989 80 15 5,3 1990 114 17 6,7 1991 125 24 5,2 1992 128 15 8,5 1993 113 18 6,3 1994 115 17 6,8 1995 119 21 5,7 1996 96 22 4,4 1997 44 13 3,4 1998 50 4 12,5 1999 36 6 6,0 2000 36 10 3,6 2001 29 9 3,2 2002 25 12 2,1 2003 25 7 3,6 Totaal 1342 249 5,4 De proportie vrouwen onder de nieuw gediagnosticeerde gevallen is significant toegenomen tijdens de afgelopen tien jaar (p<0.02). Twee derden van de AIDS-patiënten (63.0%), zowel bij mannen als bij vrouwen, situeren zich in de leeftijdscategorie 25 tot 44 jaar op het moment van hun AIDS-diagnose (figuur 8). Figuur 8 : Geslacht en leeftijd van de Belgische AIDS-patiënten in België leeftijdsgroep N=1342 > 60 55-59 50-54 N=249 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 WIV/GJ AIDS03 300 250 200 150 100 50 0 0 50 100 150 200 250 300 aantal zieken van Belgische nationaliteit 18

AIDS-patiënten De gemiddelde leeftijd van volwassen mannen op het ogenblik van de diagnose is 41.9 jaar (mediane leeftijd : 40.3 jaar) en voor volwassen vrouwen 39.4 jaar (mediane leeftijd : 36.6 jaar). De gemiddelde leeftijd op het moment van de AIDS-diagnose is doorheen de jaren licht, maar significant gestegen, en dit zowel bij de mannen als bij de vrouwen (p<0.05). De man/vrouw verhouding per leeftijdscategorie is het laagst bij de jongvolwassenen (20-24 jaar). Voor de andere leeftijdsgroepen is deze verhouding 4 of hoger, met een maximale waarde in de leeftijdsgroep 45-54 jaar. Tabel 15: Verdeling van Belgische AIDS-patiënten volgens geslacht en leeftijdscategorie (cumulatieve gegevens) Leeftijdscategorie Mannen (n) Vrouwen (n) Man/Vrouw verhouding 15-19 jaar 5 - - 20-24 jaar 24 13 1,8 25-29 jaar 127 34 3,7 30-34 jaar 238 50 4.8 35-39 jaar 256 43 6,0 40-44 jaar 221 32 6,9 45-49 jaar 148 18 8,2 50-54 jaar 129 13 9,9 55-59 jaar 73 13 5,6 > 60 jaar 103 18 5,7 II.2.2.4. Verdeling volgens burgerlijke stand Van de 1405 volwassen van wie de burgerlijke stand gekend is, is 24% gehuwd. Tabel 16: Verdeling van de volwassen Belgische AIDS-patiënten volgens burgerlijke stand (cumulatieve gegevens) Burgerlijke stand Mannen Vrouwen Totaal Gehuwd 256 82 338 Ongehuwd, weduwe(e)(naar), gescheiden 947 120 1067 Onbekend 121 32 153 Totaal 1324 234 1558 II.2.2.5. Geografische spreiding De provincie of het gewest van verblijf is gekend voor 1438 Belgische patiënten (figuur 9). Twee op vijf woont in de regio Brussel. Per inwoner wonen er meer AIDS-patiënten in de provincies Antwerpen, vervolgens Luik, Waals Brabant en Henegouwen. De geografische spreiding word weergegeven in figuur 9. 19

AIDS-patienten Figuur 9 : Aantal gevallen en gecumuleerde incidentie per 100 000 inwoners per provincie of gewest van de in België verblijvende AIDS-patiënten, aangegeven aan de AIDS-Commissie sinds 1983 rate/100.000 inw. 14,9 232 5,4 60 4,3 57 9,9 6,6 49 N 96 12,2 139 13,4 44 14,4 133 77,9 10,6 46 570 16,7 5,0 12 1591 WIV/GJ AIDS03 Het totaal aantal gecumuleerde Belgische AIDS-patiënten is in Brussel vijf maal hoger dan elders. In tabel 17 worden het aantal nieuwe AIDS-gevallen per jaar van diagnose en verdeeld per regio weergegeven. Tabel 17: Nieuwe AIDS-gevallen bij Belgen per jaar van diagnose en per gewest Jaar van diagnose Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal <1985 16 3 6 25 1986 18 9 6 33 1987 24 14 17 55 1988 33 13 25 71 1989 33 29 23 85 1990 49 43 26 118 1991 54 48 33 135 1992 59 44 36 139 1993 50 57 21 128 1994 42 48 38 128 1995 50 46 36 132 1996 37 39 37 113 1997 21 15 18 54 1998 22 21 9 52 1999 15 13 10 38 2000 14 19 14 47 2001 11 14 11 36 2002 13 13 8 34 2003 13 10 8 31 Totaal 574 498 382 1454 20

AIDS-patiënten II.2.2.6. Overdrachtswijzen In tabel 18 worden de verschillende mogelijke overdrachtswijzen geordend. Patiënten met meerdere mogelijke overdrachtswijzen, werden ondergebracht in de categorie met het hoogste transmissierisico. In bijna 30% van de gevallen wordt de heteroseksuele weg als vermoedelijke overdrachtswijze weerhouden. Deze komt op de eerste plaats bij vrouwen (twee op drie vrouwen wordt via deze weg besmet), en op de tweede plaats bij mannen (22.7%). Bij mannen staat homo- of biseksuele overdracht op de voorgrond als belangrijkste overdrachtswijze; twee op drie mannen worden via deze weg besmet ( 65.8%). Tabel 18: Verdeling van de Belgische AIDS-patiënten volgens overdrachtswijze (cumulatieve gegevens) Overdrachtswijze Mannen Vrouwen Totaal N % N % N % Homo-/biseksuele contacten 883 65,8 -- -- 737 55,5 i.v.-druggebruik 50 3,7 32 12,9 82 5,2 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs 10 0,7 -- -- 10 0,6 Hemofilie 13 1,0 -- -- 13 0,8 Transfusie 33 2,5 32 12,9 65 4,1 Heteroseksuele contacten 305 22,7 167 67,1 472 29,7 Moeder/Kind 14 1,0 14 5,6 28 1,8 Onbekend 34 2,5 4 1,6 38 2,4 Totaal 1342 100 249 100 1591 100 Het belang van de verschillende overdrachtswijzen volgens jaar van diagnose wordt voorgesteld in tabel 19. Men ziet dat het absoluut aantal geregistreerde patiënten vermindert. De homoseksuele overdracht was tot en met 2002 de voornaamste overdrachtswijze bij de Belgische AIDSpatiënten. De heteroseksuele overdrachtswijze is in de loop van de laatste acht jaar proportioneel gestegen; deze overdrachtswijze is in 2003 de voornaamste overdrachtswijze geworden. Tabel 19: Overdrachtswijze bij AIDS-patiënten per jaar van diagnose (in %) Overdrachtswijze N Homo- /biseks.contacten i.v.- druggebruik Homo-/biseks.+i.v.- drug0 Hemofilie Transfusie Heteroseks.contacten Moeder/Kind <1985 48 48,9 2,2 -- -- 13,3 28,9 6,7 1986 43 60,5 2,3 -- -- 4,7 27,9 2,3 1987 67 53,8 1,5 1,5 -- 17,9 23,9 1,5 1988 86 60,5 4,7 -- 1,2 5,8 25,6 1,2 1989 95 55,8 4,2 1,1 2,1 4,2 31,6 1,1 1990 131 58,8 3,1 2,3 0,8 5,3 27,5 2,3 1991 149 59,7 4,7 0,7 0,7 4,0 26,2 4,0 1992 143 65,7 4,2 0,7 2,1 3,5 22,4 0,7 1993 131 63,4 6,9 0,8 0,8 3,1 22,9 2,3 1994 132 56,1 6,8 0,8 0,8 0,8 28,0 1,5 1995 140 59,3 5,7 -- -- 1,4 31,4 -- 1996 118 45,7 4,2 -- 0,8 4,2 38,1 1,7 1997 57 45,7 3,5 -- 1,8 1,8 43,9 3,5 1998 54 55,6 5,6 -- -- -- 31,5 -- 1999 42 47,6 2,4 2,4 -- 2,4 35,7 2,4 2000 48 39,6 14,6 -- 2,1 2,2 31,3 2,1 2001 38 50,0 2,6 -- -- -- 42,1 -- 2002 37 45,9 13,5 -- -- 5,4 32,4 -- 2003 32 34,4 12,5 -- -- 3,1 43,8 -- Op de eerste plaats in de drie regio s, maar meer uitgesproken in Vlaanderen, komen de homo/biseksuele contacten. Op de tweede plaats volgen de heteroseksuele contacten. Het aandeel vertegenwoordigd door i.v.-druggebruik is groter in de regio Brussel en in Wallonië dan in Vlaanderen. 21

AIDS-patienten Tabel 20: Verdeling van Belgische AIDS-patiënten per overdrachtswijze en per regio (cumulatieve gegevens) Overdrachtswijze Brussel (N=565) Vlaanderen (N=484) Wallonië (N=373) % Sex ratio (M/V) % Sex ratio (M/V) % Sex ratio (M/V) Homo-/biseksuele contacten 60,5-64,3 -- 50,4 --- i.v.-druggebruik 7,4 1,3 2,1 9,0 6,2 1,1 Homo-/biseksuele + i.v.-drugs 0,9 -- 0,4 -- 0,5 --- Hemofilie 0,4 -- 0,8 -- 1,3 --- Transfusie 2,7 1,5 3,5 0,7 5,6 0,9 Heteroseksuele contacten 27,6 1,4 27,9 1,6 34,9 2,1 Moeder/Kind 0,5 2,0 1,0 0,3 1,1 3,0 Totaal 100,0 5,1 100,0 6,3 100,0 4,7 II.2.2.6-1 Overdracht door bloed Er zijn 11% van de AIDS-patiënten waarbij de besmetting via bloed gebeurde. II.2.2.6-1.a. IV-druggebruik Alhoewel het aantal personen bij wie HIV-overdracht plaatsvond door het injecteren van drugs tot op heden beperkt is gebleven, 5.8 % van het totaal (tabel 18), valt toch op te merken dat het percentage sinds 1986 progressief steeg om een plateau te bereiken tussen 1993 en 1995 om daarna te dalen (tabel 19). In 2000, 2002 en 2003 is deze proportie hoger, maar in absolute cijfers blijft het aantal gevallen klein en stabiel (5 gevallen in 2002 en 4 gevallen in 2003). In één op vier van de 92 patiënten die i.v.-drugs gebruiken, rapporteert men ook ander risicogedrag (tabel 21). Men kan hier dus de vermoedelijke wijze van overdracht van de infectie niet met zekerheid aanduiden. Tabel 21: Verdeling van de Belgische AIDS-gevallen met mogelijke besmetting via het injecteren van drugs Overdrachtswijze N i.v.-druggebruik (zonder vermelding van ander risicogedrag) 69 i.v.-druggebruik + andere risicogedrag : - homoseksuele contacten 10 - heteroseksuele contacten met geïnfecteerde partner of partner met risico 13 II.2.2.6-1.b Hemofilie Tot en met 31 december 2003 werden 13 gevallen van AIDS-patiënten, geïnfecteerd door bloed of bloedderivaten, aangegeven. Voor 5 van deze patiënten was de seropositiviteit gekend sedert 1985 en voor vier anderen sedert 1986. Voor de vier overige gevallen werd de HIV-diagnose gesteld respectievelijk in 1987, twee gevallen, één geval in 1988 en één geval in 1989. II.2.2.6-1.c. Bloedtransfusie De HIV-overdracht gebeurde mogelijks via bloedtransfusie bij 4.1% van het totaal aantal Belgische AIDSpatiënten (tabel 18). Van de 65 vermelde transfusies vonden er 34 in België plaats (tabel 22), waarvan 2 na augustus 1985. In het eerste geval signaleerde de patiënt ook het bestaan van een risico op besmetting via heteroseksueel contact en bij de tweede patiënt, die een transfusie kreeg toegediend in 1986, werd de seroconversie van de donor gedocumenteerd na de transfusie. Vanaf 1985 is men begonnen met een systematische screening van alle transfusies. Tabel 22: Data en plaats van transfusie (cumulatieve gegevens) Plaats van transfusie Datum van transfusie < augustus 1985 > augustus 1985 onbekende datum Totaal In België 32 2 0 34 Buiten België 16 3 2 21 Onbekend 6 2 2 10 Totaal 54 7 4 65 22

AIDS-patiënten II.2.2.6-2 Seksuele overdracht In tabel 23 wordt de evolutie van de verschillende seksuele overdrachtswijzen bij volwassen Belgische AIDS-patiënten weergegeven. Tabel 23: Evolutie van seksuele overdrachtswijzen bij volwassen Belgische AIDS-patiënten per periode. Diagnoseperiode Overdrachtswijze 1992-1994 1995-1997 1998-2000 2001 2003 N % N % N % N % Homoseksuele mannen 209 59,2 137 50,0 57 48,7 42 47,2 Biseksuele mannen 42 11,9 26 9,4 12 10,3 5 5,6 Homo-/Biseksuele + i.v.-drugs 3 0,8 -- -- 1 0,9 -- -- Heteroseksuele mannen en vrouwen 99 28,0 114 41,2 47 40,2 42 47,2 Totaal 353 100 277 100 117 100 89 100 II.2.2.6-2.a. Homo- en biseksuele overdracht Bij mannen is de homoseksuele overdrachtswijze voor 66% een mogelijke transmissie; 11% van hen vertonen biseksuele activiteiten (tabel 18). De gemiddelde leeftijd bij homoseksuele AIDS-patiënten is 39.4 jaar (mediaan = 37.9 jaar). II.2.2.6-2.b. Heteroseksuele overdracht Deze groep vormt meer dan een kwart, 29.7% van alle Belgische AIDS-patiënten (tabel 18), met toch een opvallend verschil naargelang het geslacht. Het betreft hier personen bij wie alleen deze overdrachtswijze werd vermeld. De gemiddelde leeftijd bij de mannelijke heteroseksuele Belgische patiënten is 47.3 jaar (mediaan leeftijd : 46.9 jaar), met andere woorden gemiddeld 8 jaar meer dan bij homoseksuele patiënten. De gemiddelde leeftijd bij de vrouwen besmet via heteroseksuele weg is 39.2 jaar (mediaan leeftijd = 36.9 jaar). In tabel 24 worden de gevallen voorgesteld volgens de karakteristieken van de seksuele partner. Hieruit blijkt dat 36.8% van de patiënten een band heeft met een partner die afkomstig is uit een land waar de HIVinfectie veralgemeend is (mannen 41.3%, vrouwen 28.5%). Tabel 24: Waarschijnlijke oorsprong van heteroseksuele besmetting bij Belgische AIDS-gevallen Seksuele betrekkingen met Mannen Vrouwen Seropositieve 28 33 i.v. druggebruiker 1 11 Hemofiliepatiënt 0 1 Partner afkomstig uit of die leefde in een HIV-endemisch land 126 47 Prostituee 12 1 Geen gegevens 138 72 Totaal 305 165 Uit tabel 25, waar de gevallen per jaar werden opgesplitst volgens het geslacht, kan worden berekend dat de man/ vrouw verhouding in de loop van de tijd weinig veranderde. 23