Een toekomst voor een verdwenen verleden. Kasteelplaatsen in de Provincie Utrecht

Vergelijkbare documenten
VOORADVIES BESTEMMINGSPLANPROCEDURE

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

Handleiding voor de Archeologische Monumentenkaart

Beschrijving en waardering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen van de gemeente Woerden

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Bescherming bouwhistorie monumenten 2e groep

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Handleiding voor de aanwijzing van zaken en terreinen als gemeentelijk monument en gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Onder alle nieuwe ontwikkelingen rusten de resten van wat eens was. NOORDERZON. De afwezigheid wordt zichtbaar gemaakt.

Cultuurhistorische verkenning Zandwijksingel Woerden. Datum 2 mei 2011

Uitleg categorieën en planregels dubbelbestemmingen archeologie

zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische

VOORONTWERP BESTEMMINGSPLAN CHEMELOT SITTARD-GELEEN VERKENNEND ARCHEOLOGISCH EN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK

NIJEVELT. Negen eeuwen beleefbare geschiedenis in Leidse Rijn PRESENTATIE BEVINDINGEN I.K.V. MASTERPLAN PARK NIJEVELT 6 NOVEMBER 2014

Erfgoedverordening Amsterdam

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand)

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting

Toelichting bij de matrix erfgoed waarden borgen in het bestemmingsplan

Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Bijlage 1: Overzicht belangrijkste wijzigingen

Op weg naar een archeologiebeleid voor de gemeente Boxtel. Fokko Kortlang 27 september

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT

Hoorn. 1 h APR. Gemeente Opmeer t.a.v. dhr. M. Goverde Postbus ZK Spanbroek. Hoorn, Geachte heer Goverde,

Afbeelding 1. De ligging van plangebied Kadijkweg te Lutjebroek (zwarte stippellijn).

Aan de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de elf aardbevingsgemeenten (excl. de Stad Groningen)

b Kerntaak gekoppeld aan het werkprogramma van het college Uitvoering van de Integrale Visie Erfgoed

CULTUREEL ERFGOED EN DE VERTALING NAAR RUIMTELIJKE PLANNEN

Bijlage C. Waarderingssystematiek voor het aanwijzen van archeologische monumenten

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

Notitie karakteristieke gebouwen centrum Losser

Inventarisatieformulier Stads- en dorpsgezichten gemeente Weert Gebied XI Kroonstraat e.o.

Toelichting op de bouwhistorische verwachtingenkaart Verborgen geschiedenis achter de gevels van Dordrecht

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Archeologische rijksmonumenten - aantal complexen

De gemeente steunt het voorstel van de Minister OC&W om de Romeinse brugresten in onze stad

Bijlage 1 Nadere toelichting cultuurhistorie en archeologie

Bestemmingsplan Archeologie

Boxtel ontleent van oudsher een specifieke rol aan zijn ligging. Op een kruispunt van wegen tussen drie steden, op een verhoogde

BIJLAGE 4. Cultuurhistorie in Bitswijk

Beleidsregel selectiecriteria gemeentelijke monumenten Gemeente Etten-Leur

onderzoek stedebouw en architectuur te Huizen, Jan van der Hoeve 2017

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Archeologische Quickscan

Notitie karakteristieke gebouwen centrum Losser

Nota archeologie gemeente Roermond 2011

PARAPLUBESTEMMINGSPLAN ARCHEOLOGIE TOEPASSINGSBEPALINGEN DUBBELBESTEMMINGEN ALGEMENE BEPALINGEN

VERKOOPBROCHURE. Veenendaal, juni 2016

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

speuren naar sporen Archeologisch Adviesbureau Archeologisch onderzoek naar verdwenen kastelen, kerken, kloosters en andere gebouwen

Cultureel Erfgoed in (bestemmingsplannen) DOEL: richtinggevende uitspraak van de commissieleden! Inhoud presentatie (wie/wat)

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing.

Raad voor Cultuur. mon /3

Gelselaar Beschermd Dorpsgezicht Wat betekent dat?

Advies nieuwe veestal, Rijksstraatweg 1, Leersum Pagina 1

Quickscan Archeologie

IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKINGEN

GROEN VAN TOEN BUITENPLAATSEN IN DE DORDTSE POLDERS

Kerkpad aan de Tweehuizerweg 6 te Spijk (gem. Delfzijl) Een Cultuurhistorisch Bureauonderzoek

: AKU-fontein : Arnhem : Arnhem. : Gele Rijdersplein to 41 :

Archeologie en cultuurhistorie

Algemene Monumenten informatie

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Handreiking transformatieplan herbestemming

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

Adviesdocument 495. Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen. Projectcode: 16093RVBE5

De Staatssecretaris van Onderwijs,

Criteria funerair erfgoed. Gemeente Winsum. Inleiding Beleidskader Juridisch kader Criteria Afbakening Werkwijze...

Landschappelijk advies Sanering en nieuwbouw in buitengebied Gebroeders Maas Holding B.V. Hillegom

Beoogd resultaat Door een gemeentelijke bijdrage aan de archeologische kosten kan het melkveebedrijf zijn uitbreidingsplannen

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET PLAATSEN VAN (MODEL) TUINHUISJES AAN DE NIEUWE RIJKSWEG 25 TE S-HEER HENDRIKSKINDEREN

In Warmond, ten zuiden van de Eymerspoeldam, tussen de Norremeerstraat en de Leede (zie bijlage 1).

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk

Dag van het Kasteel 2012

12 landschapsaspecten

Vernieuwbouw WZC Zonnewende, Kapellen. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut Met bijdrage van M.J. Nicasie

Besluit tot aanwijzing gemeentelijk monument

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Toekomststraat, Hasselt

HOOFDSTUK 1 Inleiding

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

Philips van Kleefbolwerck

Meer en Stadzigt Ligging van een oude buitenplaats bij Naarden

Archeologische Quickscan

Archeologische Beleid

Erfgoed en de Omgevingswet 18 april Martin van Bleek

Programma van maatregelen: Londerzeel - Bloemstraat

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

Transcriptie:

Een toekomst voor een verdwenen verleden Kasteelplaatsen in de Provincie Utrecht B. Olde Meierink F. Vogelzang m.m.v. W. Landewé, M. Pouw, M.D. Saan, M. Verhoeckx Wijk bij Duurstede, april 2010 E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 1

Nederlandse kastelenstichting Markt 24 3961 BC Wijk bij Duurstede T 0343 578 995 F 0343 591 403 E info@kastelen.nl n www.kastelen.nl n www.kastelenbeeldbank.nl Serie NKS-rapporten, deel 3. Dit rapport is uitgevoerd in opdracht van de provincie Utrecht en begeleid door R.K.M. Blijdenstein van de afdeling Erfgoed, Cultuur en Vrijje Tijd. Het onderzoek is afgesloten herfst 2009. Omslag & rapportontwerp: Veronica Dénis, Nika Grafische Vormgeving. Vormgeving: Alphons te Beek. Nederlandse Kastelenstichting, Wijk bij Duurstede, 2010

Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding van het onderzoek Vraagstelling Methode van onderzoek n 5 n 6 n 8 n 9 2 Samenvatting en aanbevelingen n 11 3 Kasteelplaatsen 3.1 Het wettelijk kader De Monumentenwet 1961 Beschermde kasteelplaatsen in 1980 Ridderhofsteden De Monumentenwet van 1988 3.2 Morfologie van kasteelplaatsen Walburchten Mottes Versterkte residenties De woontoren Ronde of veelhoekige kastelen Vierkante kastelen Moated site 3.3 De geografische ligging Op de oeverwallen De Utrechtse Heuvelrug De ontginningen Kastelen in een nederzetting De perceel-vorming als richtsnoer voor de kasteelplaats 3.4 De Utrechtse kasteelplaatsen n 17 n 18 n 18 n 19 n 20 n 22 n 22 n 23 n 24 n 24 n 25 n 26 n 27 n 27 n 29 n 29 n 30 n 30 n 31 n 32 n 35 4 Bescherming van kasteelplaatsen 4.1 Het Rijksbeleid Archeologische monumenten Bouwkundige monumenten Historische buitenplaatsen Beschermde stads- en dorpsgezichten 4.2 Gemeentelijk beleid Gemeentelijke monumenten Overige bestemmingen Gemeentelijk archeologiebeleid Bescherming door bestemmingsplan n 39 n 40 n 40 n 40 n 41 n 41 n 41 n 41 n 41 n 42 n 44 E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 3

5 Bedreigingen en mogelijkheden 5.1 Stads- en dorpsuitbreidingen Villawijken Woonwijken Schonauwen Leidse Rijn 5.2 Industriegebieden en bedrijventerreinen Vianen De Wiers 5.3 Wegen en bijbehorende infrastructuur 5.4 Zand- en grindwinning 5.5 Militaire infrastructuur 5.6 Spoorwegen en spoorverbreding 5.7 Agrarische bedrijven n 49 n 50 n 50 n 52 n 53 n 54 n 57 n 57 n 58 n 59 n 61 n 61 n 62 n 63 Bijlagen Bijlage 1 Schema Utrechtse kasteelplaatsen Bijlage 2 Onderzochte kastelen die zijn afgevallen Bijlage 3 Bestemmingsplannen 23 gemeenten (op bijgeleverde CDRom) Bijlage 4 Kadastrale kaarten over googlemaps van 51 kasteelplaatsen (op bijgeleverde CDRom) Bijlage 5 Kaart van Utrecht met de 113 kasteelplaatsen n 67 n 68 n 84 n 85 n 85 n 85 4 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

1 n Inleiding 1 n Inleiding Restant van Te Vliet, Oudewater. Foto Doriann Kransberg, 1979.

Aanleiding van het onderzoek De meeste kastelen in Nederland zijn verdwenen in de achttiende en negentiende eeuw. Het gebouw verdween, maar daarmee verdwenen niet alle sporen van het kasteel. Vaak bevond zich op de voorburcht een agrarisch bedrijf, dat nogal eens na de sloop van het kasteel werd voortgezet. Het komt regelmatig voor dat die bedrijven tot op heden nog functioneren, of dat in ieder geval de boerderij nog steeds bestaat. Een deel van de bijgebouwen van de verschillende gesloopte kastelen bleef daardoor eveneens gespaard. Voorbeelden hiervan zijn Rijsenburg, Ruwiel, Groenewoude, Drakenburg en Den Engh. Dat het gaat om een boerderij die ooit bij een kasteel behoorde, is soms nog zichtbaar in het landschap: in een aantal gevallen is de omgrachting van het kasteel bewaard gebleven. Voorbeelden zijn Vleuten, Ruwiel, Lievendaal, Voorn, Den Hoed en Linschoten. Van het verdwenen kasteel zelf bleven regelmatig ook nog resten over: ruimtelijke structuren als lanen, waterwegen, perceelsgrenzen etc herinneren aan de aanleg die ooit hier bestond. Kastelen hebben een belangrijke invloed gehad op de vorm van het landschap. Kasteel Groenestein in welstand (Langbroek). Tekening van Jan de Beijer, 1750 (ROC 413). Historisch Museum Arnhem. Het blijkt dat het voortbestaan van deze kasteelplaatsen steeds vaker worden bedreigd door stads- en dorpsuitbreiding en veranderingen aan de infrastructuur. Zo komt uniek cultuurhistorisch erfgoed in gevaar. Concrete voorbeelden van mogelijke bedreigingen of aantastingen zijn bijvoorbeeld het aansnijden van een kasteelplaats door spoorwegverbreding bij Huis te Vleuten of nieuwbouw op de kasteelplaats van het middeleeuwse kasteel te Linschoten. Deze bedreigingen kunnen moeilijk het hoofd geboden worden door het ontbreken van een wettelijke bescherming. In Nederland hebben immers slechts circa 300 kasteelplaatsen een wettelijk beschermde status, terwijl ons land ooit circa 2500 kastelen telde. Dit getal moet bovendien met enige voorzichtigheid worden gehanteerd. In 1980 is er sprake 202 beschermde kasteelplaatsen, in Archis is nu sprake van 292 beschermde terreinen, maar daarbij worden wierden en terpen ook meegerekend. Bovendien blijken de categorieën in Archis niet overeen te komen met die uit 1980. Zo hebben sommige objecten een andere aanduiding gekregen. In ieder geval volgt hieruit dat het merendeel van de kasteelplaatsen niet beschermd is. Niet alleen de plek van het verdwenen kasteel en de daarbijhorende landschappelijke elementen zijn niet beschermd, ook de boerderij, die op de kasteelplaats was gebouwd en dus soms nog steeds bestaat, kan zonder meer worden gesloopt. Een recente ontwikkeling betreft het bewust herontwikkelen van kasteelplaatsen. Door de grote belangstelling voor het wonen op het platteland en het bijzondere karakter zijn kasteelplaatsen in trek bij projectontwikkelaars voor het bouwen van appartementencomplexen, vaak in de vorm van historiserende nieuwbouw. Een recent voorbeeld is de omgrachte huisplaats van kasteel s Heeraartsbergh in het Zuid-Hollandse Bergambacht, waar op de locatie van een nieuwbouwproject de funderingen van de volledige veertiende-eeuwse burcht werden aangetroffen. Ondanks die ontdekking moesten de resten worden verwijderd om plaats te maken voor een appartementencomplex in de trant van het in 1908 gesloopte zeventiende-eeuwse herenhuis. Weliswaar werd er 6 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

archeologisch onderzoek verricht, maar dat kon alleen plaatsvinden onder grote tijdsdruk en van behoud in situ van de onverwacht aangetroffen veertiende-eeuwse funderingen kon geen sprake zijn. Op het terrein van het kasteel Batestein te Vianen werden na de sloop van het kasteel een watertoren en een gasfabriek gebouwd. Vanwege de wensen om de vervuiling als gevolg van deze fabriek te verwijderen, zouden de kosten van deze sanering gecompenseerd moeten door grootse nieuwbouw op het terrein. Als gevolg hiervan dreigden de resten van het kasteel te verdwijnen. Ook het karakter van het beschermde stadsgezicht zou hierbij ernstig worden aangetast. Uiteindelijk besloot de gemeenteraad om de cultuurhistorie voorrang te geven en werd de geplande woningbouw geschrapt. Een ander voorbeeld van aantasting is het huis Marckenburg in de gemeente Houten. Hiervan werden in 1355 na een belegering de muren omgetrokken en in de gracht gestort. Deze muren bevatten een grote hoeveelheid bouwhistorische informatie, zoals venster- en deuropeningen. De grachtvulling, die door deze muren werd bedekt, heeft een bijzonder hoge archeologische waarde vanwege de bovengenoemde terminus ante quem. Plannen om de gracht ter plaatse uit te graven, kunnen schade toebrengen aan zowel de waardevolle bouwhistorische als de archeologische resten. Hoewel door het uitgraven van de grachten de geschiedenis van een kasteelplaats visueel inzichtelijk kan worden gemaakt, kan dit dus ernstige schade toebrengen aan het object zelf. Een voorbeeld daarvan, weliswaar afkomstig van buiten de Provincie Utrecht, is de ontwikkeling rondom de kasteelplaats Schuilenburg in Overijssel. Daarbij zijn in eerste instantie grachten uitgegraven tot net boven de vondstenlaag om het terrein als kasteelplaats herkenbaar te maken en ook de aanwezige archeologische resten te beschermen. Daarbij werd ter plaatse van de in de achttiende eeuw afgebeelde brug een strook grond uitgespaard voor toekomstig archeologische onderzoek van de gracht. Toen tien jaar later het plan werd opgevat om de brug, op basis van achttiende-eeuwse tekeningen, te reconstrueren, verzuimde men daarin met de bestaande resten rekening te houden. Zo veroorzaakte de gereconstrueerde brug het einde van de oorspronkelijke nog grotendeels aanwezige stenen brug. Bij herontwikkeling en herinrichting van kasteelplaatsen is het dus van belang over de juiste en zeer precieze informatie te beschikken, zoals over de omvang, het karakter en de monumentale en wetenschappelijke waarde van het object in kwestie. Veel van de bronnen betreffende geheel of gedeeltelijk verdwenen kastelen zijn nooit uitgegeven of systematisch beschikbaar gemaakt voor beleidsmakers en uitvoerders. Bovendien is de bouw- en bezitsgeschiedenis van de minder bekende kasteelplaatsen soms niet of zeer beperkt in kaart gebracht, waardoor de cultuurhistorische waarde van het complex niet op de juiste waarde wordt geschat. De kans is daardoor zeker niet denkbeeldig dat deze cultuurhistorische objecten worden aangetast of zelfs geheel verloren gegaan. Dit project wil daarin verandering brengen, zodat bescherming en ontwikkeling op een meer verantwoorde basis kunnen geschieden en de kasteelplaatsen bijgevolg beter worden beschermd. Hierdoor blijft de herinnering aan de Utrechtse kastelen en het daarbij behorende rijke verleden levend. Het project draagt zo bij aan een verantwoorde beleving van de Utrechtse geschiedenis door het publiek en aan het behoud van de historische authenticiteit van de Utrechtse kasteelplaatsen. Het bewaard gebleven poortgebouw van kasteel Groenestein (Langbroek). Foto NKS, 1998. E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 7

Vraagstelling De centrale vragen van dit onderzoek zijn: Op welke wijze is in het verleden omgegaan met de Utrechtse kasteelplaatsen? Hoe is de huidige fysieke toestand van de kasteelplaatsen en op welke wijze zijn ze wettelijk beschermd? Welke gevaren bedreigen de kasteelplaatsen en welke mogelijkheden zijn er om met deze kasteelplaatsen op verantwoorde wijze om te gaan? Het onderzoek is ingegeven door de recente ontwikkelingen rond de verdwenen kastelen Batestein in Vianen, Groenewoude in Woudenberg en Stoutenburg in Leusden. Steeds meer worden vragen gesteld rondom bedreiging, behoud en ontwikkeling van kasteelplaatsen en de bijbehorende economische en cultuurhistorische biotoop. We gaan uit van de volgende werkdefinities: een kasteelplaats is de geografische ruimte waar ooit een kasteel, met bijgebouwen, tuinen, singels, grachten en voorburchten heeft gestaan. Niet daaronder begrepen is een landschappelijke tuin of parkaanleg. Het gaat dus om dat terrein dat een nutsfunctie had voor het kasteel. Zowel de terreinen die nog door muurfragmenten, bijgebouwen, grachten en wallen in het terrein herkenbaar zijn, als de terreinen waar aan de oppervlakte weinig of geen sporen aanwezig zijn, zijn in het onderzoek betrokken. Van een aantal kastelen weten we dat ze bestaan hebben, maar is de exacte locatie niet bekend. Die zijn in een bijlage opgenomen. Onder een kasteel verstaan we een gebouw dat een gecombineerde functie heeft van verdedigbaarheid en bewoonbaarheid. Een kasteel is de woning van een adellijke familie en heeft daarnaast een functie als bestuurlijk centrum voor de omgeving. Veelal heeft het kasteel ook een economische functie, is er bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf op het complex gevestigd. Kasteel De Haar (Haarzuilens) in welstand, tekening Roelant Roghman 1646/47. Fondation Custodia (Coll. F.Lugt), Parijs, cat. 1323. Om de centrale vragen te kunnen beantwoorden, inventariseren we niet alleen welke kasteelplaatsen er zijn in de provincie Utrecht, maar onderzoeken we eveneens op welke wijze daar in het verleden mee is omgegaan en in welke toestand de kasteelplaats nu verkeert. Voor dit deelonderzoek hebben we gekozen voor de periode vanaf 1945. Uitgangspunt daarbij zijn enkele karakteristieke voorbeelden. Die voorbeelden geven een beeld van de verschillende en de veranderende wijzen waarop met kasteelplaatsen werd omgegaan. Daarmee wil dit project bijdragen aan het formuleren van een nieuw beschermend beleid inzake de omgang met kasteelplaatsen. Op het ogenblik genieten een relatief klein aantal kasteelplaatsen rijksbescherming. Er kan gestreefd worden voor een aantal terreinen rijksbescherming te verkrijgen. Als geen rijksbescherming kan worden verkregen, kan de informatie helpen bij het realiseren van planologische bescherming zowel op provinciaal als gemeentelijk niveau. 8 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

Methode van onderzoek De hoofdvragen vallen uiteen in twee belangrijke delen, die elk een afzonderlijke aanpak kennen. De eerste vraag is een inventariserende: wat zijn kasteelplaatsen, hoeveel zijn er daarvan in de provincie Utrecht en wat is op dit moment de wettelijke status van die terreinen? Deze vraag is beantwoord door de landelijke databank van de Stichting Kastelenlexicon Nederland te bevragen, waar nodig aan te vullen met nieuwe gegevens en deze gegevens door een groep van deskundigen te laten interpreteren. Het bestand van Stichting Kastelenlexicon Nederland bevatte vóór aanvang van dit onderzoek 132 namen van nader te onderzoeken kasteelplaatsen in de provincie Utrecht. Een aantal viel af na enig verkennend onderzoek. Het object voldeed niet aan de gehanteerde kasteeldefinitie en bleek bijvoorbeeld een buitenplaats of versterkte boerderij, sommige objecten waren niet nader te lokaliseren, enkele bleken door grensveranderingen buiten de provincie te liggen en soms werd één kasteel met meerdere namen aangeduid. Deze afgevallen objecten zijn opgenomen in een bijlage. Kasteel De Haar (Haarzuilens) niet meer in welstand. Foto A. Mulder, 1892. RMZ, neg.nr. 15.292. Een deel van de korte beschrijvingen in het lexicon is met achterliggende informatie verrijkt. Op deze wijze is het lexiconbestand over Utrecht geactualiseerd. De wetenschappelijke redactie van het lexicon heeft zich vervolgens over de nieuwe gegevens gebogen. Uiteindelijk zijn 113 objecten overgebleven, waarvan we nader onderzoek hebben gepleegd. Van deze kunnen we zeggen dat het daadwerkelijke kasteelplaatsen betreft. Dit wil niet zeggen dat deze lijst de definitieve lijst is: toekomstig onderzoek kan uiteraard nieuwe zaken aan het licht brengen. Als bron voor nieuwe informatie is gebruik gemaakt van inmiddels verschenen literatuur, bronnenpublicaties en onderzoekrapporten van archeologische en bouwhistorische bedrijven en instellingen, mondelinge informatie van rijks, gemeentelijke en provinciale afdelingen monumentenzorg en archeologie, kaartmateriaal etc. In 1995 verscheen het standaardwerk Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, waarin een beeld gegeven wordt van een honderdtal bestaande en verdwenen kastelen. In de appendix van dit werk wordt aangegeven dat er een groot aantal andere objecten heeft bestaan, waarvan exacte locatie, verschijningsvorm en ouderdom niet of niet geheel bekend zijn. De in 2008 in de NKS opgenomen Stichting Kastelenlexicon Nederland (SKLN) die betrokken was bij de totstandkoming van dit project, gebruikt deze publicatie als uitgangspunt voor haar inventarisatie voor de provincie Utrecht. In de loop van de tijd is bovendien nieuw archeologisch en (bouw-)historisch onderzoek verricht, waarmee het bestand wordt aangevuld en geactualiseerd. E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 9

Op basis van deze lijst van 113 objecten is per gemeente een inventarisatie gemaakt van bestemmingsplannen en archeologische waardenkaarten. Al dit materiaal is ook fysiek of virtueel verzameld. Per kasteelterrein is onderzocht op welke wijze het is opgenomen in deze plannen en kaarten en wat de beschermde status is. De gegevens hiervan zijn in hoofdstuk 3 samengevat en geïnterpreteerd. Het volledige bestand is als bijlage toegevoegd en wordt digitaal ter beschikking gesteld. Dit deel van het onderzoek is in de zomer van 2009 afgerond. Inmiddels zijn er hier en daar wat nieuwe ontwikkelingen te melden, maar die zijn in dit onderzoek niet meer meegenomen. Kasteel De Haar in een nieuwe welstand. Linksonder het poortgebouw, de stallen en andere bijgebouwen. Onder de parkeerplaats aldaar ligt de kasteelplaats Ter Mey. Foto Henk Bol (provincie Utrecht), 1995. Het resultaat uit de eerste fase vormde het fundament voor de beantwoording van de tweede vraag: welke gevaren bedreigen de kastelen en hoe kunnen we daar mee om gaan? Daartoe is op basis van de bestaande status van kasteelplaatsen en de bescherming die de terreinen vanuit hun huidige gebruik genieten, bezien op welke wijze die terreinen bedreigd (kunnen) worden en welke alternatieven er zijn om met deze terreinen om te gaan. De aangevulde gegevens van de SKLN bieden een goede basis voor een toekomstig provinciaal beschermingbeleid inzake kasteelplaatsen. De gegevens met betrekking tot de Utrechtse kasteelplaatsen moeten daartoe op de cultuurhistorische waardenkaarten worden vastgelegd. Middels streek- en bestemmingsplannen dienen de planmakers op de betreffende kasteelplaatsen attent worden gemaakt, waardoor ze bij toekomstige ontwikkelingen kunnen worden ontzien. Daaruit volgt een aantal aanbevelingen met betrekking tot de wijze waarop kasteelplaatsen omschreven dienen te worden, welke cultuurhistorische waarden moeten worden vastgelegd in waardenbeschrijvingen en welke wijze van omgang met deze terreinen daaruit volgt. 1 0 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

1 n Inleiding 2 n Samenvatting en aanbevelingen Kasteel Zuilenstein (Leersum). Tekening van Jan de Beijer, 1750. Rijksdienst Cultureel Erfgoed, neg.nr.23188.

Een kasteelplaats is de geografische ruimte waar ooit een kasteel, met bijgebouwen, (moes- en sier)tuinen, singels, grachten en voorburchten heeft gestaan. Niet daaronder begrepen is een landschappelijke tuin of parkaanleg. Een aantal kastelen en sommige kasteelplaatsen zijn beschermd als rijksmonument, maar veel kasteelplaatsen lopen veel minder in het oog en kunnen op veel minder bescherming rekenen. Kasteelplaatsen zijn vaak archeologisch waardevolle terreinen, waar in de ondergrond zich nog resten van grachten, funderingen en andere ruimtelijke structuren kunnen bevinden, die informatie bieden over het kasteel dat er ooit gestaan heeft. De kastelen zijn ook van invloed geweest op de wijdere omgeving en spelen als zodanig een belangrijke rol in de geschiedenis en ontwikkeling van een plaats. Omdat het kasteel zelf is verdwenen, is er weinig oog voor het cultuurhistorische en landschappelijk belang van kasteelplaatsen. Dit onderzoek is uitgevoerd met een tweeledig doel: het inventariseren van het aantal kasteelplaatsen, hun ligging, hun situatie en hun beschermingsstatus, ten einde een goed beeld te hebben van deze materie; en het onderzoeken van hoe in het verleden met deze plaatsen is omgegaan, teneinde tot goede aanbevelingen te kunnen komen voor de behandeling van kasteelplaatsen in de toekomst. De inventarisatie leverde op, dat er in Utrecht ruim 130 terreinen zijn die mogelijk als kasteelterrein kunnen worden aangeduid. Een aantal daarvan blijkt bij nader onderzoek betrekking te hebben op plaatsen waar geen kasteel, maar een boerderij of buitenplaats heeft gestaan. Dat wil niet zeggen dat deze terreinen niet van cultuurhistorisch of landschappelijk belang kunnen zijn, maar ze zijn in dit specifieke onderzoek verder niet meegenomen. Daarnaast zijn er tientallen kastelen, die verdwenen zijn en waarvan we (nog) niet de exacte geografische positie hebben kunnen bepalen. Ook zij hebben verder geen rol gespeeld in dit onderzoek. Na de eerste schifting bleven 113 objecten over, die binnen de gestelde criteria vallen. Daarvan zijn er 26 rijksmonument terwijl nog eens ongeveer 20 deel uitmaken (we geven geen exacte gegevens omdat sommige objecten onder meerdere categorieën vallen) van een beschermd dorpsgezicht, een aanduiding hebben als archeologisch of landschappelijk waardevol terrein of met opzet in een parkaanleg zijn opgenomen om zo bescherming te garanderen. Die bescherming is te laat gekomen voor achttien objecten, die verdwenen zijn onder infrastructuur, woonwijken of andere bebouwing. Het overgrote merendeel van de kasteelplaatsen heeft als bestemming agrarisch gebruik. Zolang het terrein niet diep wordt verstoord, worden eventuele bodemsporen en andere archeologische of bouwkundige resten niet aangetast, maar een duidelijke bescherming biedt deze status niet. Te meer daar uit onderzoek blijkt, dat de kennis over de aanwezigheid van archeologische resten vaak afwezig is bij de betreffende gemeente en de waardenkaarten waarop dit is aangegeven, niet altijd bekend zijn bij de medewerkers en niet geïntegreerd zijn in vaak geraadpleegde informatiebronnen en plankaarten. Ook staan niet overal alle archeologisch bekende waardevolle terreinen op de kaarten aangegeven. Het gevaar is niet denkbeeldig dat hierdoor beslissingen worden genomen, waarbij de archeologie en cultuurhistorie geen rol spelen. Kasteelplaatsen kennen vele bedreigingen. Ze liggen vaak in het buitengebied, maar oprukkende bebouwing zorgt er op veel plaatsen voor, dat ze in de gevarenzone komen en er plannen worden gemaakt de terreinen te overbouwen. En zelfs als het terrein als zodanig gespaard blijft, kunnen omliggende structuren wel worden aangetast, waardoor het totale beeld sterk verandert en de samenhang en daarmee de betekenis vermindert. Niet alleen woonwijken, maar ook industriegebieden en bedrijventerreinen vormen een bedreiging. Infrastructuur als wegen en spoorwegen, maar ook militaire infrastructuur hebben voor veel aantasting gezorgd in het verleden en de vele plannen voor nieuwe aanleg zijn een gevaar voor het verdwijnen van nog meer kasteelplaatsen. Sommige kasteelplaatsen, vooral omdat veel kastelen op oude stroomruggen liggen, worden aangetast door zand- en grindwinning. Vrijwel alle kastelen beschikten in de middeleeuwen over een voorburcht met daarop een boerenbedrijf. Al zijn de kastelen verdwenen zij verloren een groot deel van hun maatschappelijk nut de kasteelboerderijen bestaan vaak nog. De boerenbedrijven moeten hun bedrijfsvoering aanpassen aan de moderne eisen en dat betekent de bouw van nieuwe stallen, gierputten, toegangswegen en dergelijke. Juist bij gewezen kasteelboerderijen houdt 1 2 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

Landmeterkaart van kasteel Abcoude en omliggende landerijen. Tekening van Marcelis van Oort, 1599. Het Utrechts Archief, archief Financiële Instellingen, inv.nr.113. De kompasroos is bijzonder onnauwkeurig ingetekend, en zou zo n 75-80 moeten worden teruggedraaid. 1 H. Ronnes, eindred., Kansen door kennis. Ontsluiting van kastelen en borgterreinen in een hedendaags cultuurlandschap (Wijk bij Duurstede 2006). dit een concrete bedreiging voor het nabijgelegen kasteelterrein in, terwijl ook de voorburcht zelf onherkenbaar en soms onherstelbaar kan worden aangetast. Onbekend maakt onbemind, is ook bij kasteelplaatsen een adagium. De Nederlandse Kastelen Stichting heeft in 2006 in samenwerking met ADC Heritage en de Vrije Universiteit een symposium georganiseerd over het zichtbaar maken van kasteelplaatsen. 1 Dat heeft een aantal goede mogelijkheden opgeleverd. Op basis van de kansen en de bedreigingen komen we tot de volgende aanbevelingen. 1. Verbeter de toegankelijkheid van de informatie Het blijkt dat de bestaande waardenkaarten en bestemmingsplannen voor niet-ingewijden niet goed leesbaar zijn. Informatie staat verspreid over verschillende kaarten, de legenda s zijn niet altijd eenduidig. De kaarten worden gemaakt door archeologische adviesbureaus, waardoor de afstand met de ambtenaren die later met de kaarten moeten werken, groot is. Niet alle ambtenaren zijn goed geschoold in de omgang met deze kaarten. Het verdient aanbeveling de waardenkaarten en bestemmingsplannen op een heldere manier vorm te geven, waarbij de mensen die er mee moeten werken, goed zijn ingevoerd in de betekenis en bruikbaarheid van het materiaal. Het aanbieden van scholing kan dit verbeteren. E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 1 3

2. Draag zorg voor scholing van ambtenaren en andere betrokkenen Om goed om te kunnen gaan met het cultureel erfgoed, zeker het erfgoed dat min of meer onzichtbaar is voor leken, is het van groot belang om over de juiste kennis en informatie te beschikken. Onbekend maakt niet alleen onbemind, maar onzichtbaar. Juist kasteelplaatsen zijn vaak als dusdanig onherkenbaar. Het is niet voldoende wanneer op waardenkaarten en bestemmingsplannen de site te herkennen is, ook in het landschap is er veel zichtbaar. Bovendien is kennis van kastelen en de historische samenleving van belang om de betekenis van de plaats in het landschap en in de lokale historische ontwikkeling te herkennen. In dat geval gaat de plaats leven en kan deze als inspiratiebron dienen voor nieuwe ontwikkelingen. We bevelen sterk aan om de betrokken ambtenaren, politici, beleidsmedewerkers en in tweede instantie ook de betrokken bevolking deze informatie aan te bieden. 3. Behoud de site voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek Bij de inrichting van het terrein moet voor archeologische monumenten het behoud van het archeologische bodemarchief vanuit wetenschappelijke waarde voorop staan. Incidentele ingrepen en het daarmee verbonden onderzoek moeten worden vermeden, omdat het de waarde van toekomstig onderzoek kan aantasten. Het onderzoek bij Marckenburg te Schalkwijk is daarvan een voorbeeld. Zeker de belangrijkste kastelen zoals landsheerlijke en vergelijkbare burchten (Abcoude, Horst, Duurstede, Stoutenburg, Ter Eem, Montfoort, IJsselstein, Nijevelt) zouden met de nodige terughoudendheid moeten worden behandeld. De aandacht moet gaan naar wetenschappelijk belangrijke kastelen, die bijvoorbeeld beschikken over een zeldzame vorm of ondergronds geheel intact zijn, kortom kastelen die in de toekomst een belangrijke wetenschappelijke informatiebron kunnen vormen. Reeds verstoorde kasteelplaatsen kunnen een lagere prioriteit hebben. Het kan uiteraard van belang zijn klein onderzoek toe te staan, als daarmee de herkenbaarheid, de kennis en het draagvlak voor het kasteel wordt vergroot, zonder dat de resten ingrijpend worden aangetast. Het is voorbeeldig hoe men om gegaan is met Nijevelt. Door af te zien van ingrepen voor het beleefbaar maken, en het terrein als groenvoorziening te handhaven, is hier de situatie optimaal. Belangrijk is wel de juiste beheersmaatregelen te nemen, tegen verdroging, vandalisme etc. Het uitgraven van grachten, weliswaar belangrijk voor de visualisering, kan juist een ingrijpende aantasting betekenen, omdat daar over het algemeen de meeste archeologische informatie aangetroffen wordt. Foto van kasteel Abcoude en omgeving, Google Earth, 2010. Eroverheen geprojecteerd de kadastrale minuut uit 1818. Rechtsboven het kompas, dat aangeeft dat het noorden op ruim 30 ligt (één uur). 1 4 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

4. Voorkom aantasting door beplanting Het herkenbaar maken door verwijdering van begroeiing is vaak een goede beslissing. Door begroeiing zijn de kasteelplaatsen aan het oog onttrokken, terwijl de wortels van de bomen de ondergrond en de funderingen aantasten. Een voorbeeld is het terrein van de Duno bij Oosterbeek maar ook de Heimenberg bij Rhenen. Hier zijn in overleg met de ROB paden aangelegd en zijn de omwallingen door een doorgraving met stalen wanden en trappen gevisualiseerd. Het uitzicht vanaf de Heimenberg is nog niet hersteld. Een constant onderhoud en verwijderen van sommige beplanting is van belang voor elke site. Diepwortelende struiken en bomen kunnen de resten aantasten, maar het weghalen moet met grote omzichtigheid gebeuren, om door het verwijderen niet juist de resten ook te vernielen. Aan de andere kant kunnen oppervlakkig wortelende planten juist een bescherming bieden aan de dieper gelegen resten en de kasteelplaats herkenbaarder maken. 5. Presenteer de kasteelplaats door visualisering Voor het behoud kan de inrichting van het terrein een belangrijke rol spelen. Een kasteelplaats met alleen grachten is voor het grote publiek te abstract. Men kan in dat geval overgaan tot het visualiseren van het verdwenen kasteel door beplanting en lichte constructie. Visualisatie mag echter de bestaande resten niet aantasten. De meest optimale vorm is het in ijzer gereconstrueerde kasteel de Uniastate in Beers (Het Stalen Luchtkasteel). In het verleden zijn ook funderingen hoger opgetrokken tot muren van ca. één meter. Een goed voorbeeld is Zuilichem, waar de resten door zand zijn bedekt, waarboven muren zijn opgetrokken om de zichtbaarheid te vergroten. Weinig verstorend is het mogelijk de muren te accentueren door het aangeven in de bestrating (De Bol in Vianen). De beleving van het kasteel is op maaiveldniveau vaak niet optimaal. 6. Ga bij nieuwbouw uit van de historische, harmonieuze verhoudingen Het overheidsbeleid is er al decennialang op gericht om niet-grondgebonden bebouwing te vermijden en een verrommeling van het platteland tegen te gaan. De laatste tijd ziet men pogingen om het kader van behoud door ontwikkeling op kasteelplaatsen nieuwe kastelen te herbouwen, variërend van kopiëren tot vrije vormen die met de nog aanwezige kasteelvorm niet te maken heeft. Het gaat hier om eenvoudige woonhuizen tot vaak zeer grote appartementcomplexen, die door de bebouwing zelf en bijbehorende voorzieningen (parkeergarages, nutsvoorzieningen) de archeologische ondergrond geheel of ten dele zullen vernietigen. (Rijsenburg, Stoutenburg, Groenewoude). Als uitgegaan wordt van de historische proporties kan dat tot geslaagde eigentijdse voorbeelden leiden: zie het huis De Wiers in Nieuwegein. Bovendien moet bij het bouwen getracht worden het archeologisch bodemarchief te behouden. Hiervoor is recentelijk het begrip archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd. 7. Zorg voor goed onderhoud van kasteelplaatsen In 1990 heeft RAAP een kwaliteitsbepalend onderzoek verricht op een geselecteerd aantal terreinen in de provincie Utrecht. De selectie van de terreinen kwam voort uit de toenmalige kennis van de objecten die opgenomen waren in de archeologische kaart van de Provincie Utrecht. Van de terreinen, niet alleen kasteelplaatsen, waren dertien in een zeer goede conditie, 24 in een goede conditie, 28 in een matige conditie en 15 in een slechte conditie. Het zou verstandig zijn deze terreinen periodiek opnieuw te waarderen en te classificeren. Hier is een rol voor de Archeologische Monumentenwacht, een landelijke instelling die nu in opdracht van terreinbeheerders de terreinen inspecteert, weggelegd. Belangrijk is dat de terreinen goed beheerd worden. 8. Blijf alert, ook bij reeds beschermde objecten In het omgaan met archeologische monumenten maar ook in de omgang met bouwkundige monumenten is op het ogenblik een verschijnsel waarneembaar waarbij men zou kunnen spreken van het gevaar van de tweede ronde : een tendens waarbij men in eerste instantie zeer zorgvuldig omgaat met kasteelplaatsen maar in tweede E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 1 5

instantie alsnog handelingen pleegt die een ingrijpende aantasting veroorzaken. Een illustratief voorbeeld is het eerder genoemde Schuilenburg in Hellendoorn in Overijssel, waarbij de resten van de middeleeuwse brug werden vernietigd om een gereconstrueerde brug te kunnen aanleggen. Ook de stad Utrecht kent een dergelijk recent geval. Op basis van de opgravingen in 1978 en 1981 is bij de bouw van het Muziekcentrum Vredenburg een fragment van de dwangburcht in beeld gebracht door het openen van een deel van de oostelijke gracht en de oostmuur met aangrenzende geschutstoren in het zicht te brengen. Een aanwezige terugspringende flank met geavanceerde schietgaten maakte het nog extra beleefbaar. Een kwart eeuw wordt deze presentatie van de dwangburcht niet meer belangrijk geacht en verdwijnt deze in een fietsenkelder. 9. Geef het terrein een actieve inspirerende rol in nieuwe ontwikkelingen De afgelopen halve eeuw is de omgang met kasteelplaatsen, die binnen nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen kwamen te liggen, in de provincie Utrecht sterk verbeterd. Werd aanvankelijk nog over deze kasteelplaatsen heen gebouwd, in de loop van de tijd ziet men ze opgenomen worden in groenvoorzieningen van de wijk. Goede voorbeelden zijn Nijevelt en Den Engh in Leidsche Rijn. Beide zijn als een archeologisch reservaat ingepast in de stedenbouwkundige structuur van de nieuwe wijk, waarbij grachten en lanen werden hersteld. Deze ingrepen zijn mogelijk wanneer ze zijn in te plannen in het ontwikkelingsproces. Wanneer dat niet het geval is en men onverwacht geconfronteerd wordt met funderingen en andere archeologische resten, is behoud niet meer mogelijk. Om die reden dient inventarisatie en onderzoek van kasteelplaatsen een hoge prioriteit te hebben. De informatie moet dan in kaarten en informatiesystemen bij de instanties en op Archeologische Waardenkaarten aanwezig zijn en vervolgens in de bestemmingsplannen worden opgenomen. Hoe meer informatie, hoe beter het behoud. 10. Behoud de gezichtsbepalende elementen Het behoud van kasteelplaats is gediend met een positieve beleving van de plek. Onderhoud van de gezichtsbepalende elementen zoals grachten, wallen, windsingels en lanen is daarom van doorslaggevend belang. 11. Vergroot de beleefbaarheid voor het publiek Door het plaatsen van informatieborden waarop de oorspronkelijke en de huidige structuur zijn aangegeven als mede de visualisatie van het verdwenen kasteel en bijgebouwen wordt de beleefbaarheid van het object sterk vergroot. Visualisatie in 3D en andere interactieve programma s kunnen hier aan bij dragen. Het plaatsen van kunststof schaalmodellen van het verdwenen kasteel is een eenvoudige mogelijkheid. Het kasteelterrein van Abcoude. Foto NKS, 1990. 1 6 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

3 n Kasteelplaatsen Poortgebouw van kasteel Montfoort. Foto Jan Derwig, 2003.

3.1 Het wettelijk kader De Monumentenwet 1961 In het kader van de Monumentenwet werden aan het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw de kasteelplaatsen geïnventariseerd. De inventarisatie steunde op de Wet houdende voorzieningen in het belang van het behoud van geschiedenis en kunst, de zogenaamde Monumentenwet van 1961. Daarin werden onder meer de volgende zaken beschermd: terreinen, welke van algemeen belang zijn wegens de daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1; alle zaken en terreinen, welke van algemeen belang zijn wegens de aan die zaken en terreinen verbonden geschiedkundige herinneringen. Onder 1 werd in de wet aangegeven: monumenten van minstens 50 jaar en ouder, die vanwege hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of hun volkskundige waarde behouden dienden te blijven. Een derde hoofdje van waaruit kasteelplaatsen bescherming konden genieten, was het onderdeel stads- en dorpsgezichten. Daarin werd gesproken over bomen, wegen, straten, grachten, vaarten en sloten, die samen met monumenten een geheel vormen dat van algemeen belang was vanwege schoonheid of karakter. De wet verbood ook op beschermde terreinen onderzoek te verrichten, behalve als dat werd uitgevoerd door instellingen die door de minister daartoe bevoegd werden verklaard. 2 Bij deze inventarisatie werd geklaagd over de geringe kennis die er was inzake kasteelplaatsen. 3 Het uitgangspunt was, wilde een kasteelplaats voor wettelijke bescherming in aanmerking komen, dat er aan twee basisvoorwaarden voldaan diende te worden. De eerste was zekerheid over de exacte locatie. Oude kaarten, tekeningen, luchtfoto s en kadastrale kaarten moesten duidelijkheid bieden over de plek waar het kasteel had gelegen. Omdat vaak slechts een deel van de oorspronkelijke kasteelplaats in deze bronnen helder herkenbaar was, betekende dat ook alleen dat gedeelte voor bescherming in aanmerking kwam. 2 Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Wet houdende voorzieningen in het belang van het behoud van geschiedenis en kunst (Monumentenwet), Den Haag 1961, p. 3-4. 3 R.H.J. Klok, De bescherming van voormalige kasteelplaatsen in Nederland, in: T.J. Hoekstra, H.L. Janssen en I.W.L.Moerman, Liber castellorum. 40 variaties op het thema kasteel, (Zutphen 19810), p.23. Kasteel Lievendaal (Amerongen) in 1646, door Roelant Roghman. Teylers Museum Haarlem, cat. O**19. Een tweede criterium was een verwachting: archeologisch onderzoek diende met redelijke zekerheid voor de wetenschap belangrijke gegevens op te leveren. Dat betekent dat plaatsen waar reeds veel is vergraven, funderingen zijn uitgebroken of reeds delen zijn bebouwd, niet of slechts heel gedeeltelijk in aanmerking komen. Dat wil niet zeggen dat daar geen resten meer aanwezig zijn. 1 8 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

Kasteelterrein van Lievendaal (Amerongen). Foto NKS, 1988. De percelen die aan beide eisen voldoen, zijn vervolgens voorzien van een aantal gegevens over aard van het monument, datering en dergelijke en er is kaartmateriaal bijgevoegd. Daarna is het oordeel gevraagd van de toenmalige gemeentelijke monumentencommissie of de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.(nu RCE) Indien zij akkoord gingen met de voordracht, is het perceel bij de Minister aangemeld. Beschermde kasteelplaatsen volgens de Monumentenwet 1961 Na een aantal inspraak- en commentaarrondes waren via deze weg op 1 januari 1980 202 kasteelplaatsen wettelijk beschermd geraakt. In de provincie Utrecht waren toen 49 plaatsen beschermd, waaronder de walburg op de Heimenberg. De meeste van die plaatsen konden al sinds 1966-1967 op bescherming rekenen. Daarmee liep Utrecht op sommige provincies meer dan tien jaar voor. Ook het aantal terreinen lag in Utrecht flink hoger dan in de rest van Nederland: alleen Zeeland met 43 terreinen kwam in de buurt. Groningen had 27 beschermde terreinen, Friesland 16 en Gelderland telde maar 17 terreinen, Zuid-Holland en Brabant ieder 11 en Noord-Holland slechts 5. Aan de beschermde kasteelplaatsen kunnen verschillende waarden zijn toegekend. Wetenschappelijke, geschiedkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden worden daarin onderscheiden. Die landschappelijke waarden waren middels de Monumentenwet van 1961 niet wettelijk vastgelegd. In Utrecht bleken in 1980 in het kader van de aanwijzing vier objecten niet alleen landschappelijk onderzocht, maar waren er ook herstelwerkzaamheden geweest. Het ging om het kasteel te Abcoude, de ridderhofstad Natewisch bij Amerongen, de ridderhofstad Lievendaal, eveneens te Amerongen en de walburcht bij de Grebbeberg bij Rhenen. Vijftien objecten waren alleen landschappelijk onderzocht, met name in de gemeenten Houten, Leusden en het toenmalige Vleuten-De Meern, gemeenten waar grote ingrepen in de ruimtelijke ordening gepleegd werden of op stapel stonden. Bij een flink aantal objecten was de structuur nog goed herkenbaar of was zelfs nog (een deel van) het gebouw zichtbaar. De in Utrecht beschermde objecten werden in zes categorieën ingedeeld: 1) kastelen; 2) ridderhofsteden; 3) versterkt huis; 4) motte; 5) waterburcht en 6) walburg. Van de drie laatste categorieën was er telkens maar één toegekend. Het gaat daarbij om de eerder genoemde walburg bij Rhenen en de motte van het kasteel Lockhorst, gelegen nabij Leusden. Een motte is een kunstmatig opgeworpen heuvel waarop een versterking werd geplaatst. Soms ook werd het huis later eingemottet waarbij het onderste deel werd omgeven door een aarden heuvel. Lokhorst was in ieder geval al voor 1641 E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 1 9

Het huis Aastein (Nieuwer ter Aa). Gravure van Jacobus Schijnvoet naar een tekening van Ludolf Smids (Uit: Schatkamer der Nederlandsse Oudheden, Ludolf Smids, 1711). en waarschijnlijk al in 1507 gereduceerd tot op een omgrachte heuvel. Het ooit op de heuvel staande huis (of toren) was verdwenen. Omdat het sinds 1536 beschreven was als ridderhofstad en het eigendom van een ridderhofstad een belangrijke voorwaarde was om toegang te krijgen tot de Utrechtse ridderschap, bleef Lockhorst een belangrijke rol spelen. In 1709 werd het door Johan Adolph van Renesse aangekocht en het gelukte hem enkel vanwege het bezit van de motteheuvel in de ridderschap van Utrecht toegelaten te worden. De eigenaar kon hoogstens gebruik maken van de zeventiende-eeuwse herenkamer van de bijbehorende krukhuisboerderij Lokhorst. Pas in 1885 zou er weer een herenhuis op het landgoed Lockhorst worden gesticht. Het Rondeel bij Houten wordt in de redengevende omschrijving aangeduid als een waterburcht. Het betreft hier een omgrachte ronde landschappelijke structuur, waarvan de importantie en ouderdom vanwege het ontbrekende archeologisch onderzoek ontbreekt. De andere drie aanduidingen die voor de in Utrecht volgens de Monumentenwet beschermde objecten werden gebezigd, kennen alle een definitieprobleem. Voor kastelen wordt in Nederland over het algemeen uitgegaan van een huis dat bewoonbaarheid en verdedigbaarheid combineert. 4 De eisen die aan verdedigbaarheid moeten worden gesteld, verschillen per periode en per situatie. Bovendien hadden kastelen ook een sterke niet-fysieke functie. Als statussymbool, als familiebasis en natuurlijk als lokaal bestuurscentrum fungeerden kastelen als centrum van de macht. 5 Daarmee is de definitie van kasteel niet heel strak omschreven en geeft het gebruik van het woord aanleiding tot flinke discussies. Een bijkomend probleem is het feit, dat de term kasteel pas lang na de Middeleeuwen ingeburgerd raakte. In die tijd zelf werd gesproken van huus, borg, veste, begraven hofstede, versterkt huis en in Latijnse bronnen castrum en castellum, zonder dat ons precies duidelijk is wat men daar exact onder verstond. De term versterkt huis is nog minder duidelijk omschreven. Weliswaar komen we deze aanduiding in de bronnen tegen, maar nergens worden de eisen vermeld waaraan een versterkt huis moet voldoen. Dat gebeurt evenmin in de redengevende omschrijvingen van de Rijksmonumenten. Wat als versterkt kan gelden is evenzeer afhankelijk van de omstandigheden. Is een eenvoudige gracht om de huisplaats voldoende? Of zijn muren van een minimale dikte ook een eis? 4 H.L. Janssen, J.M.M., Kylstra-Wielinga en B. Olde Meierink, red., Duizend jaar kastelen in Nederland. Functie en vorm door de eeuwen heen, Utrecht 1996, p. 15. 5 Zie bijvoorbeeld P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, Hilversum 2009, p. 10-11, 17-18. Ridderhofsteden De in Utrecht gebruikelijke aanduiding ridderhofstad kent, zoals we bij Lockhorst zagen, haar eigen problemen. De andere categorieën zijn bouwkundig geworteld en 2 0 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

6 R. van Drie, Het begrip ridderhofstad in de 16de en 17de eeuw, in: B. Olde Meierink e.a., red., Utrechtse kastelen en ridderhofsteden, Utrecht 1995, p. 41-50. 7 F. Vogelzang, Van Staten naar Representanten naar Provinciale Staten, in: Jaarboek Oud Utrecht 2009, p. 110-151. gebaseerd op uiterlijk en/of situering van het huis. Ridderhofstad is geen puur fysieke beschrijving maar heeft een sterk juridische component. In de zestiende eeuw werden voor het eerst lijsten aangelegd van kastelen en versterkte huizen die ontheffing kregen van een toen ingevoerde huizenbelasting. Die belasting uit 1512 moest de grote schulden bestrijden die de Staten van Utrecht hadden moeten maken in de oorlog tegen IJsselstein. Daarbij werd bepaald dat de huizen van de leden van de ridderschap geen aanslag zouden ontvangen. De discussie over welk huis nu wel of niet een ridderhofstad was, werd zo ingewikkeld dat de Staten overstapten op een grondbelasting. Wel was door deze discussie enige duidelijkheid ontstaan over de eisen die gesteld werden aan de verschijningsvorm een ridderhofstad. De eigenaar diende te behoren tot de ridderschap, het huis moest een riddermatig uiterlijk hebben, wat inhield dat het versterkt moest zijn en de beschikking hebben over een gracht en een ophaalbrug. Tot het gebouwencomplex diende voorts een boerderij te behoren. Omdat de huizenbelasting uiteindelijk niet doorging, werd het proces van het erkennen van ridderhofsteden gestaakt nadat er zo n 59 waren vastgesteld. 6 Aan het einde van de zestiende eeuw kreeg het predicaat ridderhofstad echter een nieuwe belangrijke rol. Om tot de ridderschap toegelaten te worden, diende een kandidaat de beschikking te hebben over een ridderhofstad. Dat betekende ten eerste dat het bezit aantrekkelijk werd. Diverse adellijke families kochten ridderhofsteden aan om verschillende zonen toegang te verschaffen tot de ridderschap. Zo bezat een geslacht als Taets van Amerongen in de achttiende eeuw meerdere ridderhofsteden. Ook adel uit andere provincies aasde soms op een ridderhofstad, om zo deel te kunnen gaan uitmaken van de Utrechtse ridderschap. 7 Dat betekende dat het belangrijk was vast te stellen welke huizen daadwerkelijk een ridderhofstad waren. Tussen 1608-1611 werd daartoe een onderzoek ingesteld, dat resulteerde in een lijst met maar liefst 110 objecten. Deze lijst lijkt geen verband te houden met de eerdere lijst van ridderhofsteden uit 1536-1539. Juist omdat de riddermatigen hun gelederen liever gesloten hielden, probeerde men het aantal ridderhofsteden te beperken. Slechts enkele huizen werden dan ook toegevoegd aan de zestiende-eeuwse lijst. Bij het vaststellen van de monumentenstatus zijn in de lijst zeventien huizen aangeduid als ridderhofstad. Dit zijn alle huizen die op de eerste lijst van ridderhofsteden voorkwamen. Welke overwegingen aan deze keuze ten grondslag lagen, blijft onduidelijk. Het aan de voet van de A27 en aan de rand van het bedrijventerrein t Rondeel in Houten gelegen terrein van het Rondeel is in gebruik als weiland. De concentrische grachten behoren bij de middeleeuwse aanleg. E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 2 1

De Monumentenwet van 1988 De wet die de kasteelplaatsen en objecten beschermde werd in 1988 aangepast. In de nieuwe Monumentenwet werd op grote lijnen de oudere wet uit 1961 gevolgd. Wat wegviel was de waardetoekenning op grond van de geschiedkundige herinnering en ook de volkskundige waarde kwam niet langer in de tekst voor. Dat viel nu allemaal onder de aanduiding cultuurhistorische waarde. Bij stads- en dorpsgezichten werd de bescherming iets uitgebreid: er was nu ook sprake van waarde indien de zaken een onderlinge structurele of ruimtelijke samenhang vertoonden. 8 3.2 Morfologie van kasteelplaatsen Kasteelplaatsen kunnen worden ingedeeld in vier categorieën: - Terreinen die nog zichtbare elementen bevatten, zoals ruïnes, bijgebouwen, grachten, singels, lanen en/of de boerderij. - Kastelen met aan de oppervlakte geen zichtbare elementen, maar wel elementen onder het maaiveld, zoals dichtgegooide grachten, funderingen en andere archeologische resten. Soms zijn er sterke aanwijzingen dat deze zich nog in de bodem bevinden. - Kasteelplaatsen die op basis van schriftelijke bronnen gelokaliseerd zijn, maar waar geen onderzoek heeft plaatsgevonden en het terrein overbouwd of overgroeid is. - Kasteelplaatsen die wel in de bronnen voorkomen, maar waarvan de exacte locatie niet bekend is. Van die laatste categorie zijn er in Utrecht diverse voorbeelden aanwezig. Te denken valt aan het eerste kasteel van Woerden, waarvan wel de aanwezigheid in de bronnen wordt vermeld. In 1288 wordt besproken over een steenhuus, dat Herman van Woerden, de lokale heer, openstelt voor zijn leenheer, de Hollandse graaf Floris V. Het is onduidelijk of Floris V hier bouwheer was van een nieuw stenen huis of dat hij slechts de grensburcht van de bisschop liet verbouwen. Die grensburcht wordt al in het midden van de dertiende eeuw in de kronieken genoemd. Het kan zijn dat die grensburcht weer een relatie heeft met het Romeinse castellum, hoewel bij het recente weliswaar beperkte archeologische onderzoek geen spoor is aangetroffen. 9 Een aantal resten daarvan zijn de afgelopen jaren door archeologisch onderzoek aan het licht gekomen. Daarbij is echter 8 Wet houdende voorzieningen in het belang van het behoud van monumenten van geschiedenis en kunst (Monumentenweg), Den Haag 1988; zie verder A. Elbers en W. de Graaf, Jaaruitgave monumenten. Regelgeving, financiering en beleid, Den Haag 2009. 9 Mededeling van T. Hazenberg van Hazenberg Archeologie 2010. Zie ook M. Verweij, Woerden I, in Olde Meierink 1995, p. 486. Foto van kasteel Lockhorst en omgeving (Leusden), Google Earth, 2010.Eroverheen geprojecteerd de kadastrale minuut uit 1825. 2 2 n E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n

Luchtfoto van het kasteelterrein Lockhorst (Leusden). Het huidige landhuis is in 1928 in de plaats gekomen van een ouder huis. Links, onder aan de beek ligt de motte van het oorspronkelijke kasteel. Foto Henk Bol (Provincie Utrecht), 1995. niets aangetroffen dat met het in de middeleeuwse bronnen genoemde stenen huis relatie heeft. Deze categorieën gaat over objecten die daadwerkelijk als kasteel geïdentificeerd kunnen worden. Er zijn echter ook diverse gebouwen, die in de bronnen voorkomen waarbij onduidelijk is of het gaat om een boerderij, een omgracht terrein of een echt kasteel. Soms blijken deze stenen huizen eigendom van een adellijke familie, maar dat is op zichzelf onvoldoende om ze als kasteel aan te merken. Deze twijfelgevallen zijn in dit onderzoek niet meegenomen. De vorm van het kasteelterrein is uiteraard gerelateerd aan de vorm, grootte, betekenis en functie van het gebouw dat er ooit als kasteel op heeft gestaan. In Utrecht zijn enkele soorten kastelen herkenbaar, die alle een fase in de geschiedenis van het kasteel representeren. Die geschiedenis werd gestuurd door twee belangrijke ontwikkelingen. Die ontwikkelingen hangen samen met de twee hoofdfuncties: bewoning en verdedigbaarheid. We lopen de functies en de bijbehorende kasteelvormen even kort langs, omdat dit inzicht geeft in de verwachte vormen van kasteelplaatsen. In de loop van de tijd is er binnen de kastelenbouw een beweging naar groter wooncomfort, terwijl de voortschrijdende technologie telkens een nieuw antwoord eiste van kasteelbouwers om de militaire bedreigingen het hoofd te bieden. Daarnaast had een kasteel een functie als bestuurscentrum, wat niet alleen voor het interieur consequenties had, maar ook voor de status die het gebouw diende uit te stralen. Tot slot maakte het kasteel vaak deel uit van een agrarisch bedrijf, waarbij zeer regelmatig de voorburcht plaats bood aan een boerenbedrijf. Afhankelijk van de sociale en daarmee vaak samenhangend maar niet samenvallend de financiële positie van de eigenaar of gebruiker kon in meer of mindere mate meebewogen worden met de nieuwe ontwikkelingen. Walburchten De oudste objecten die we beschouwen als burchten zijn de walburchten, waarvan er in Utrecht één bij Rhenen ligt en een tweede aan het eind van de twintigste eeuw bij Wijk bij Duurstede werd aangetroffen. De verdedigbare functie staat bij zulke burchten centraal, het is zelfs de vraag of er sprake is van permanente bewoning. De wal, versterkt E e n t o e k o m s t v o o r e e n v e r d w e n e n v e r l e d e n n 2 3