Samenvatting Vraagstelling

Vergelijkbare documenten
Bezit te kwader trouw, verkrijgende en bevrijdende verjaring. Een leerstellige rechtsvergelijkende studie op historische grondslag.

Vraagstelling. 1 De koppeling van bevrijdende en verkrijgende verjaring

Bezit te kwader trouw, verkrijgende en bevrijdende verjaring

Tot slot: Artikel 3:105 als goederenrechtelijke rechtsverwerking

Aan Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

INBEZITNEMING EN VERKRIJGING DOOR VERJARING VAN ERFDIENSTBAARHEDEN EN EIGENDOM VAN ONROERENDE ZAKEN

Revindicatiebeleid. Er zijn een tweetal vormen van verjaring:

INHOUD. Property Law Series... v Woord vooraf... vii Dankwoord... ix

Deel III: Nederlands recht

Wanneer iemand door verjaring eigenaar wordt van een stuk grond, spreken we van verkrijgende verjaring.

REVINDICATIEBELEID Inleiding Revindicatie Verjaring Revindicatieprocedure

Eigendom door verjaring?

DEEL 2 RECHTSGEVOLGEN EN FUNCTIES VAN BEZIT EN HOUDERSCHAP EN ASPECTEN DIE DAARBIJ VAN BELANG ZIJN

Wijzen waarop goederen (zaken en vermogensrechten) worden verkregen:

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Registergoederen en verjaring. docenten: Alex Geert Castermans & Jacqueline Peter

Rechtsgevolgen en functies van bezit en houderschap

Simplex et perpetuum. Beschouwingen over eigendom en tijd W.J. ZWALVE

INHOUDSTAFEL BOEK II. ZAKENRECHT... 1 TITEL I ZAKEN IN HET ALGEMEEN Inleiding... 3

Burgerlijk Wetboek 1992

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

de leden van de gemeenteraad van de gemeente Schinnen. Postbus ZH Schinnen Schinnen, 31 oktober 2013 Onderwerp : Grondgebruik.

Aanloop tot wetswijziging

Voorwoord Afkortingen. 1 Bezitsbescherming in het Romeinse recht 1

Conclusie. 1. Inleiding. 2. Begripsomschrijving van het aandeel

Terugvordering van verjaarde grond

Verjaring & grondzaken. Hendrik Ploeger

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Subjectieve rechten vloeien voort uit het objectieve recht. Subjectieve rechten kunnen worden onderverdeeld in de volgende subcategorieën 1.

B14 Bevrijdende verjaring

Auteur. Bernard Waûters. Onderwerp. Dit is een uittreksel uit het boek:

Zakenrecht en zakelijke zekerheidsrechten

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

HC 13, , natrekking, (oneigenlijke) vermenging, zaaksvorming

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

gegeven door mr J.S. Reid, verder te noemen de rijdende rechter.

Heeft de landjepikker zich te rijk gerekend? Een herkansing voor de voormalig eigenaar

Sloten, oevers en dijken op orde Regelen grondgebruik - informatie over verjaring

VNG Juridische 2-daagse. Deelsessie: 30 Verjaring en grondzaken


HOOFDSTUK I: DE LEER VAN DE INDELING VAN DE GOEDEREN 00

Hoofdstuk 1 - Vermogensrechten 1 1 Vermogensrechten in het algemeen 1

De geschiedenis tôt 1950 van de vertrouwensbescherming bij overdracht van roerende zaken door een beschikkingsonbevoegde. Mr. A.F.

Verjaring in het verzekeringsrecht. Lodewijk Smeehuijzen (hoogleraar privaatrecht VU)

Beleidsregels handhaving onrechtmatig gebruik gemeentegrond 2013

PRAKTISCH VERMISTE, GEVONDEN OF ACHTERGELATEN DIEREN - WETGEVING. over houden van huisdieren

De actio negatoria. Een studie naar de rechtsvorderlijke zijde van het eigendomsrecht. Peter Christiaan van Es PROEFSCHRIFT

Verjaring in het verzekeringsrecht ACIS 2 november 2018

Eigendomsrecht en verplichte identificatie van paarden 1

(G\L) NOTITIE. tweede gedeeltelijke herziening ( ) Datum : 11 oktober 2017

MR. C. ASSER'S HANDLEIDING TOT DE BEOEFENING VAN HET NEDERLANDS BURGERLIJK RECHT GOEDERENRECHT ALGEMEEN GOEDERENRECHT VIJFTIENDE DRUK BEWERKT DOOR

Van één, of van allen?

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten.

HC 5A, , goederenrecht

N.C. van Oostrom-Streep, 'De kwalitatieve verplichting' Woord vooraf Lijst van afkortingen

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Webinar Jurisprudentie P en F uitspraken Hoge Raad 27 oktober uur. Mr A.A.M. Ruys-van Essen

ALGEMENE VERKOOPVOORWAARDEN bloot eigendom van gronden GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE

16 De verhouding tussen de moderne actio negatoria en de revindicatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Verzekeringsrecht. De nieuwe verjaringsregeling. mr. A.E. Krispijn Inleiding. 2. Vóór 1 juli 2010

PRAKTISCH VERMISTE, GEVONDEN OF ACHTERGELATEN DIEREN - WETGEVING. over houden van huisdieren

Andere kenmerken: (in principe) voortdurende uitoefening, elasticiteit.

Lijst met afkortingen. 1 Inleiding Rei vindicatio en condictio Plan van behandeling Samenloop Interpolaties 7 1.

Algemene Bepalingen voor de verkoop en levering van bloot eigendom van gronden der gemeente s-gravenhage 2008

Woord vooraf. Epe, februari Marten Toonder, Soms verstout ik mij: de zelfkant, de vergelder, Amsterdam: De Bezige Bij 1985.

8. Vormerkung definitie

Rechtspraak met betrekking tot het gebruik en misbruik van kadastrale gegevens en K.I. Mr. Martin Denys & Mr. John Toury

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT

ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016

Artikel 1 Toepassingsgebied

DE BEVRIJDENDE VERJARING. mr. J.L. Smeehuijzen

Onoverdraagbaarheid van vorderingen krachtens partij beding

casus Wessel Rotterdam

Steun het onderzoeksproject

ALGEMENE VOORWAARDEN BUSKOOP SCHILDERS B.V.

Aanbeveling binnentreding woning i.v.m. nutsvoorzieningen

EXAMENPROGRAMMA. Juridisch Diploma('s) Vermogensrecht niveau 5 Juridisch adviseur Paralegal Examen Vermogensrecht niveau 5 Niveau.

Limburgs bevelsbeleid Wet bodembescherming 2010.

NON USUS VERENIGING VOOR AUTEURSRECHT 5 JUNI 2015 MARGRIET KOEDOODER

VvM 5-7 bijeenkomst. Consultatie over het wetsvoorstel Implementatiewet privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht ("kartelschaderichtlijn")

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Licentie OPEN DATA: gebruiksvoorwaarden

ANTWOORDEN PROEFTENTAMEN GOEDERENRECHT 2

Verantwoording. Beknopte geschiedenis van het Romeinse Rijk

WOORD VOORAF. S.C.J.J. Kortmann februari 2017 N.E.D. Faber

Verkrijgende verjaring

ACTUALIA PUBLIEKRECHT 3 HET BELANG IN HET PUBLIEKRECHTELIJK PROCESRECHT. M. VAN DAMME (ed.)

ONTWERP VOORSTEL VAN WET

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

INHOUD. Voorwoord...v

Brief + bijlage opgemaakt en verzonden 24 mei 2010 naar bovengenoemde instanties.

Samenvatting Zakenrecht en Zakelijke Zekerheidsrechten

ERFDIENSTBAARHEDEN. Het recht kan zowel ten kosteloze titel als tegen een vergoeding gevestigd worden.

Door diefstal in eigendom verkregen cultuurgoederen, een leemte in het Nederlands verjaringsrecht?

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Zaaknummer: S Datum uitspraak: 4 september 2018 Plaats uitspraak: Zeist

Burenrecht. januari Commissaris Van Voorst tot Voorstlaan CP Den Bosch

Transcriptie:

Samenvatting Vraagstelling Dit boek gaat over artikel 3:105. Artikel 3:105 verheft degene die een goed bezit, tot rechthebbende op het ogenblik dat de rechtsvordering waarmee de eigenaar tegen de bezitter op kan treden door bevrijdende verjaring teniet gaat. Artikel 3:105 koppelt aan bevrijdende verjaring verkrijgende verjaring. In dit boek staan de verkrijging langs de weg van artikel 3:105 van onroerende zaken, roerende zaken en erfdienstbaarheden door bezitters te kwader trouw centraal. In de Nederlandse literatuur is artikel 3:105 omstreden omdat toepassing van het artikel mogelijk is zonder dat de eigenaar in wiens nadeel artikel 3:105 werkt toepassing van artikel 3:105 kon voorkomen. Het geeft volgens velen geen pas om het recht van de eigenaar in dergelijke gevallen te laten wijken voor de bezitter te kwader trouw. Moet artikel 3:105 om deze reden worden afgeschaft of aangepast? Op deze vraag wordt in dit boek het antwoord gezocht. Het antwoord op de vraag wat te doen met een mala fide persoon die lange tijd bezitter is, is het resultaat van een belangenafweging. Steeds worden twee belangen tegen elkaar afgewogen: het belang van de eigenaar in wiens nadeel verkrijging door de bezitter werkt, en dat van de rechtszekerheid dat eist dat feit en recht zoveel als mogelijk overeenstemmen. Bij het afwegen van deze belangen kunnen de verkrijgende en de bevrijdende verjaring een rol spelen. Hoe groot die rol is, hangt af van het gewicht dat toegekend wordt aan de genoemde belangen. Er zijn vijf verschillende dogmatische mogelijkheden. Ten eerste is het mogelijk dat de bezitter te kwader trouw niet van verkrijgende verjaring profiteert, en de eigenaar zijn rechtsvorderingen evenmin kwijtraakt door bevrijdende verjaring. Ten tweede is het mogelijk dat de eigenaar de rechtsvorderingen waarmee hij tegen de bezitter optreedt niet kwijtraakt als gevolg van bevrijdende verjaring, maar dat de bezitter te kwader trouw wel profiteert van verkrijgende verjaring. Ten derde is het mogelijk dat de bezitter te kwader trouw niet profiteert van verkrijgende verjaring, maar de eigenaar de rechtsvorderingen waarmee hij tegen de bezitter optreedt wel kwijtraakt als gevolg van bevrijdende verjaring. De bevrijdende verjaring heeft dan zwakke werking, de eigenaar raakt wel zijn rechtsvordering, maar niet zijn recht kwijt. Ten vierde is het mogelijk dat de eigenaar de rechtsvorderingen waarmee hij tegen de bezitter optreedt, kwijtraakt als gevolg van bevrijdende verjaring en de bezitter te kwader trouw profiteert van verkrijgende verjaring. Het is ten vijfde mogelijk dat de eigenaar door bevrijdende verjaring zijn rechtsvorderingen en zijn recht kwijtraakt. De bevrijdende verjaring heeft in een dergelijk stelsel sterke werking. Alle vijf genoemde stelsels hebben in het verleden bestaan, of zijn geldend recht. Zij 315

passeren allen de revue. Achtereenvolgens komen het Romeinse recht zoals dat door de pandektisten werd beoefend, het Duitse recht, het Anglo-Amerikaanse recht, het Franse recht, het Burgerlijk Wetboek van 1838 en het huidige wetboek aan de orde. Pandektistisch deel Het rechtshistorische deel begint met een overzicht van het Romeinse pre- Justiniaanse verjaringsrecht. In het pre-justiniaanse recht woog het belang van de bescherming van het eigendomsrecht zwaar. Een regeling van de bevrijdende verjaring ontbrak, verkrijgende verjaring was voorbehouden aan bezitters te goeder trouw. Omdat de verkrijgende verjaring, usucapio, in veel gevallen niet gold ontwikkelde zich naast de usucapio de praescriptio longi temporis. De bezitter die aan de eisen voor de praescriptio voldeed, werd door middel van een verweermiddel beschermd tegen de rechtsvorderingen die tegen de bezitter ingesteld konden worden. Dit verweermiddel werd als een recht beschouwd dat daarom overging op opvolgers van de praescribent. Later werd aan de praescribent ook een rechtsvordering toegestaan waarmee hij het bezit van de zaak kon opeisen. Leerstellig bezien heeft de praescriptio zich ontwikkeld van een negatief werkend leerstuk dat enkel een verweermiddel geeft, tot een positief werkend leerstuk dat een rechtsvordering levert. Leerstellig bezien vertoont de praescriptio trekken van de bevrijdende verjaring en trekken van verkrijgende verjaring. In de vijfde eeuw voert keizer Theodosius een algemene regeling der bevrijdende verjaring in. Justinianus hervormt het verjaringsrecht. Alleen bezitters te goeder trouw profiteren van verkrijgende verjaring. De revindicatie verjaart zoals alle andere rechtsvorderingen in beginsel in dertig jaar. Omdat voor de regeling van de verjaring van de revindicatie de oude praescriptio longi temporis model staat worden op de verjaring van de revindicatie regels toegepast die leerstellig gezien thuishoren bij verkrijgende verjaring. De oude praescriptio longi temporis had immers zowel bevrijdende als verkrijgende trekken. De verjaring van de revindicatie levert de bezitter een verweermiddel dat overging op opvolgers. Het verweermiddel werd als een recht beschouwd, de bevrijdende verjaring was in zekere zin verkrijgende verjaring van een verweermiddel geworden. Een andere verkrijgende trek van de bevrijdende verjaring is de berekening van de verjaringstermijn. Daarvoor gold de accessio possessions regel, een regel die zoals in dit boek wordt betoogd, leerstellig bezien thuishoort bij verkrijgende verjaring. De stelsels die voortbouwen op het Romeinse recht hebben zich, zoals in de volgende hoofdstukken zal blijken, niet kunnen losmaken van deze leerstellige verwarring tussen de verkrijgende en de bevrijdende verjaring.

SAMENVATTING Justinianus achtte bezitters te kwader trouw verkrijgende verjaring onwaardig. Dit lag anders voor erfdienstbaarheden: de bezitter te kwader trouw van een erfdienstbaarheid werd door verkrijgende verjaring rechthebbende. Bevrijdende verjaring van de rechtsvordering waarmee de rechthebbende tot een erfdienstbaarheid optreedt tegen degene die uitoefening van zijn erfdienstbaarheid onmogelijk maakt, de actio confessoria, was onnodig door de figuur van de non usus. Die figuur kan het best als bevrijdende verjaring met sterke werking worden beschouwd: de gerechtigde tot een erfdienstbaarheid verloor door zijn rechtsvordering gedurende een bepaalde periode niet in te stellen zijn recht en zijn rechtsvordering. Een dergelijk figuur heeft Justinianus niet op het eigendomsrecht willen toepassen. Wanneer een eigenaar meer dan dertig jaar had nagelaten tegen een bezitter op te treden die, omdat hij mala fide was, niet profiteerde van verkrijgende verjaring, raakte hij wél zijn rechtsvordering, maar niet zijn recht kwijt. Duits recht De Duitse wetgever was zich bewust van de nadelen van een stelsel waarin de mala fide bezitter geen rechthebbende wordt door de verkrijgende verjaring en de eigenaar zijn revindicatie door de bevrijdende verjaring verliest. De feitelijke en juridische toestand raken dan uiteen. Deze onwenselijke scheiding is voor wat betreft onroerende zaken en erfdienstbaarheden via verschillende bepalingen in het BGB voorkomen. Vreemd genoeg heeft de wetgever de mogelijke scheiding van mala fide bezit en eigendom voor wat betreft roerende zaken wel geaccepteerd. Bij een recente herziening van het verjaringsrecht is deze in de Duitse literatuur hevig bekritiseerde toestand in stand gelaten. Anglo-Amerikaans recht Het Engelse recht kent voor wat betreft roerende en onroerende zaken geen verkrijgende verjaring, wel bevrijdende verjaring. De bevrijdende verjaring van de (Engelse variant van de) revindicatie heeft sinds enige tijd sterke werking. Naast een sterk werkende bevrijdende verjaring is verkrijgende verjaring in het Engelse recht overbodig. In het Engelse recht staat niet de eigenaar centraal, maar degene die het beste recht op bezit heeft. Op het ogenblik dat A s revindicatie door verjaring teniet gaat, heeft B het beste recht op bezit. Bevrijdende verjaring fungeert als verkrijgende verjaring. Wanneer de eigenaar van een onroerende zaak de bezitter gedurende de verjaringstermijn ongemoeid laat, verkrijgt de bezitter het beste recht op het bezit. Of hij te goeder of te kwader trouw is, doet niet ter zake. Om de onoplettende grondeigenaar beter te beschermen is eigendomsverlies door bevrijdende verjaring in de Land Registration Act 2002 aan strengere voorwaarden verbonden. 317

De eigenaar van een roerende zaak is beschermd tegen het verlies van zijn recht doordat het Engelse recht de verjaring van de revindicatie laat beginnen op het ogenblik dat de zaak in handen van een bona fide bezitter komt. Verstrijken vanaf dat ogenblik zes jaren dan raakt de eigenaar zijn recht kwijt, ook wanneer de zaak intussen door de bona fide bezitter aan een mala fide bezitter is afgestaan. In sommige Amerikaanse staten geldt een iets andere regeling. De zogenoemde discovery rule maakt de loop van de bevrijdende verjaring afhankelijk van het ogenblik waarop de eigenaar er achter komt waar zijn zaak zich bevindt en wie de bezitter is. Laat de eigenaar vanaf dat ogenblik nog enkele jaren verstrijken dan raakt hij zijn revindicatie kwijt, ook als de bezitter te kwader trouw is. Het eigendomsverlies wordt gerechtvaardigd door de nalatigheid van de eigenaar, of de bezitter te goeder of te kwader trouw is doet daarom niet ter zake. Voor erfdienstbaarheden kent het Engelse recht wel verkrijgende verjaring. Daarnaast zijn in de common law twee bewijsrechtelijke regelingen tot ontwikkeling gebracht die min of meer als verkrijgende verjaring fungeren. Voor de verkrijgende verjaring van erfdienstbaarheden volstaat het bezit van een erfdienstbaarheid, goede trouw is niet vereist. Engelse rechters worstelen met de rechtvaardiging van de verkrijging van erfdienstbaarheden: met name wanneer het gaat om wat in het Franse recht niet-voortdurende erfdienstbaarheden worden genoemd, zal de eigenaar in wiens nadeel verkrijging werkt zich niet altijd gerealiseerd hebben dat zijn erf met een servituut bezwaard dreigt te worden. Is het ontstaan van de erfdienstbaarheid door verkrijgende verjaring dan gerechtvaardigd? Afschaffing van de verkrijgende verjaring van erfdienstbaarheden wordt om die reden wel bepleit. Frans recht Het Franse recht verwart als gevolg van een vereenzelviging van recht en rechtsvordering bevrijdende en verkrijgende verjaring met elkaar. Als gevolg van deze leerstellige verwarring neemt het Franse recht aan dat de revindicatie niet vatbaar is voor verjaring. De eigenaar verliest de mogelijkheid om tegen de mala fide bezitter op te treden niet door bevrijdende verjaring. De eigenaar verliest zijn recht alleen indirect, wanneer een ander door verkrijgende verjaring eigenaar wordt. Het Franse recht kent verkrijgende verjaring voor bona fide bezitters van onroerende zaken en erfdienstbaarheden. De bona fide bezitter van een roerende zaak kan de eigendom direct verkrijgen langs de weg van art. 2279 Cc (2276 Cc). De Franse wetgever beschouwt deze eigendomsverkrijging als een onmiddellijke verkrijgende verjaring. Verkrijgende verjaring van erfdienstbaarheden is in het Franse recht beperkt tot voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden. De uitoefening van een recht van overpad kan niet tot

SAMENVATTING erfdienstbaarheid uitgroeien. Naast een regeling van de verkrijgende verjaring voor bona fide bezitters van onroerende zaken, roerende zaken en erfdienstbaarheden, kent het Franse recht verkrijgende verjaring in het voordeel van mala fide bezitters. Het Franse recht stelt extra eisen aan het voor verjaring geëiste bezit. Zo moet de verjaringsbezitter de zaak openbaar en ondubbelzinnig bezitten. Door te eisen dat de verjaringsbezitter openbaar en ondubbelzinnig bezit beschermt het Franse recht de eigenaar in wiens nadeel verkrijging door de bezitter werkt. Wanneer de eigenaar een openbare en ondubbelzinnige bezitter ongemoeid laat, heeft de eigenaar het verlies van zijn recht aan zichzelf te wijten. Burgerlijk Wetboek 1838 Het Oud BW bouwde in hoge mate voort op de Code Civil. Vergeleken met het Franse recht verwarde de wetgever verkrijgende en bevrijdende verjaring niet met elkaar. De wetgever nam aan dat de rechtsvorderingen waarmee de eigenaar optreedt tegen een bezitter als alle andere rechtsvorderingen door verjaring teniet gaan. Voor wat betreft de berekening van de verjaringstermijn werd de aan het Romeinse recht ontleende accessio possessionis regel toegepast. Zoals meermaals benadrukt is toepassing van de accessio possessions regel bij het berekenen van de verjaringstermijn van de revindicatie vanuit leerstellig oogpunt onjuist. De accessio possessionis regel hoort leerstellig thuis bij de verkrijgende verjaring en niet bij de bevrijdende verjaring. De bevrijdende verjaring had onder het OBW zwakke werking: de eigenaar verloor zijn rechtsvordering, maar niet zijn recht. Omdat het Oud BW verkrijgende verjaring onthield aan bezitters te kwader trouw was een scheiding van eigendom en bezit mogelijk. Het OBW kende enkel verkrijgende verjaring voor bezitters te goeder trouw. Naast verkrijgende verjaring voor bona fide bezitters van onroerende zaken en erfdienstbaarheden kende het OBW in navolging van de Code Civil de regel dat het bezit van een roerende zaak als titel gold, 2014 OBW. De Hoge Raad legde deze bepaling uit als een derdenbeschermende bepaling. Burgerlijk Wetboek 1992 Het Nederlandse wetboek van 1992 kent twee vormen van verkrijgende verjaring. Artikel 3:99 verheft de bezitter te goeder trouw van een onroerende zaak, een roerende zaak of een erfdienstbaarheid tot rechthebbende. Daarnaast verheft artikel 3:105 iedere bezitter, te goeder trouw of te kwader trouw tot rechthebbende op het ogenblik dat de rechtsvordering waarmee de eigenaar het bezit kan opeisen door verjaring teniet gaat. Artikel 3:306 geeft een termijn van twintig jaar en een dag. Zo is de mogelijke scheiding van mala fide bezit en eigendom die het oude wetboek kenmerkte in het nieuwe voorkomen. De literatuur is overwegend negatief over artikel 3:105. Er lijkt in de rechtspraak, 319

wellicht als gevolg van de kritiek op artikel 3:105, weerwil te bestaan om te oordelen dat een recht is ontstaan langs de weg van artikel 3:105. Om het ontstaan van een recht langs de weg van artikel 3:105 te voorkomen, wordt de Franse methode gevolgd: er worden in navolging van de Code Civil extra eisen gesteld aan het voor toepassing van artikel 3:105 geëiste bezit. In rechtspraak wordt de eis gesteld dat de bezitter een recht pretendeert. Zonder een duidelijk naar buiten blijkende pretentie van recht zou geen sprake van bezit zijn. Deze eis lijkt voort te vloeien uit de onjuiste gedachte dat bezit naast een feit steeds de (afspiegeling van) een recht is. Deze zienswijze is in strijd met het feitelijke karakter van bezit waarvan op vele plaatsen in de totstandkomingsgeschiedenis van het wetboek blijkt. Tot slot: Artikel 3:105 als goederenrechtelijke rechtsverwerking Het rechtsvergelijkende deel leert dat de rechtszekerheid niet de enige rechtvaardiging is die gegeven kan worden voor verkrijgende verjaring voor mala fide bezitters. De vergelijking met het Engelse en het Franse recht leert dat eigendomsverlies aan een mala fide bezitter gerechtvaardigd kan zijn wanneer de eigenaar dit verlies kon voorkomen, maar heeft nagelaten tegen de bezitter op te treden. Het Franse recht streeft dit uitgangspunt na door extra eisen aan het voor verkrijgende verjaring vereiste bezit te stellen. Het Engelse recht maakt de loop van de bevrijdende verjaring afhankelijk van nalatigheid van de eigenaar. De rechtspraak volgt zoals in het hoofdstuk over het Nederlandse recht bleek de Franse weg: het stelt extra eisen aan het voor toepassing van artikel 3:105 vereiste bezit. Deze methode kent verschillende nadelen. Zij leidt zoals gezegd tot een miskenning van het feitelijke karakter van bezit. Bovendien heeft het voor wat betreft roerende zaken weinig zin extra eisen aan het voor toepassing van artikel 3:105 vereiste bezit te stellen. Hoe openlijk en ondubbelzinnig de dief de gestolen ring bezit, als de bestolene 200 kilometer verderop woont is hij niet in staat de ring van de dief op te eisen. Voor wat betreft onroerende zaken heeft het weinig zin extra eisen aan het voor toepassing van artikel 3:105 vereiste bezit te stellen. De grondeigenaar kan het niet ontgaan dat een ander zich in het bezit van (een deel van) zijn grond heeft gesteld. De grondeigenaar die een ander in het bezit van zijn zaak laat is per definitie nalatig waarmee eigendomsverkrijging door de mala fide bezitter door verkrijgende verjaring gerechtvaardigd is. Hier wordt bepleit artikel 3:105 als een artikel te beschouwen dat een verlies sanctioneert. Artikel 3:105 is ten eerste een verlies en pas in tweede instantie en enkel uit dogmatische noodzaak een verkrijgende verjaring. Het verlies van recht of een rechtsvordering kan niet alleen gerechtvaardigd worden door te wijzen op de rechtszekerheid. Vereist is dat degene die zijn recht verliest nalatig

SAMENVATTING is geweest. Wanneer de eigenaar nalatig is geweest is zijn verlies van recht gerechtvaardigd: hij verliest zijn recht als gevolg van rechtsverwerking. Artikel wordt goederenrechtelijke rechtsverwerking. Artikel 3:105 zou als gevolg van deze zienswijze voor wat betreft roerende zaken en erfdienstbaarheden aangepast moeten worden. Voor wat betreft roerende zaken zou in navolging van Amerikaanse recht moeten gelden dat de verjaring van de revindicatie begint te lopen op het ogenblik dat de eigenaar weet waar zijn zaak zich bevindt en de wie de bezitter van zijn zaak is. De wetgever kan aansluiting zoeken bij de regel die als gevolg van Brusselse wetgeving voor cultuurgoederen geldt. Voor wat betreft erfdienstbaarheden zou ten slotte moeten gelden dat alleen voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden door bezitters te kwader trouw door verjaring kunnen worden verkregen. 321