Verbindend leren. Praktijknabije beroepsoriëntatie in de gemengde en de theoretische leerweg

Vergelijkbare documenten
Verbindend leren, katern 2a

LOB: durf te verrassen SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

Criteria. De beroepencarrousel

Criteria. Doel. Leerlingen leren kiezen en nemen steeds meer de regie in handen, hetgeen het eigenaarschap en de motivatie bij leerlingen vergroot.

SW-B-K1-W3 (C) Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

Verbindend leren, katern 2b

Begaafde leerlingen komen er vanzelf... Implementatie van een verandering van de pedagogische beroepspraktijk op basis van praktijkgericht onderzoek.

Training. Coachend begeleiden

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

4. Een vervolgopleiding kiezen

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

ouderparticipatie LOB bovenbouw VMBO

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Training. BMC vaardigheden gericht op dagbesteding deel 3 (muziek en drama)

Reflectiegesprekken met kinderen

Sectorwerkstuk. Theoretische Leerweg. Klas 4 TL/M

Cursus. Ontwikkeling van beroepsuitoefening en kwaliteitszorg

Cursus. Autistisch spectrum

Eindverslag stage jaar 1

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 5 Persoonlijke ontwikkeling Reflecteren

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Training. Begeleiden

SPEELWIJZE KWALITEITENSPEL PLUS Versie in eenvoudig Nederlands

SECTORWERKSTUK

Cursus. Kindvolgsysteem, begeleidingsplannen

Ik en de maatschappij. Ik en wij

Voorbereiden op stage en bijbaan

Cursus. Netwerk versterken

Handleiding profielwerkstuk. Mavo 4

APQ-vragenlijst 30 januari Daan Demo

NEDERLANDS Spreken en gesprekken voor 1F Deel 4 van 5

Sectorproject op De Dijk: leren door te doen! Inleiding: Situatiebeschrijving 3 VMBO-TL: Situatiebeschrijving 4 VMBO-TL:

Kies Actief Rapportage van Femke Peeters

APQ-vragenlijst 28 maart Bea Voorbeeld

SPEELWIJZE KWALITEITENSPEL PLUS - Bladzijde 1 / 7

Het portfolio kan met betrekking tot de fasen en stappen uit het protocol de volgende functies vervullen:

A person who never made a mistake never tried anything new.

3. Een opleidingsdomein kiezen

Begeleide interne stage

Edu4all LOB. 1. Leren Kiezen. Licentie: Voor het activeren van de licentie kijk op pagina 5 van dit werkboek.

SPEELWIJZE KWALITEITENSPEL

SPEELWIJZE KWALITEITENSPEL - Bladzijde 1 / 6

1.1 Vragenlijst: Wat ik leuk Vind

STAGE WERKPLAN ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING/ Sonja van de Valk

Verbindend leren, katern 1. De organisatie van praktijknabije beroepsoriëntatie

Wie ben jij? HANDLEIDING

Colofon. Uitgeverij: Edu Actief b.v Auteur(s): Lily Benjamin - Merens

Kiezen op Komst, VMBO 2

Test denkprofiel jongeren

Module 1 Zelfkennis en zelfontwikkeling

Leerjaar Doelstelling opdracht. Activiteit Betrokkenen Loopbaancompetenties. Motievenreflectie Kwaliteitenreflectie

Bloom. Taxonomie van. in de praktijk

Cursus. Leren kun je leren

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

Intervisie. Helpende Z&W versnelde leerroute. ROC Mondriaan, School voor Zorg en Welzijn, Leiden

De DOELSTELLING van de kunstbv-opdrachten & De BEOORDELING:

LOB-stages. in de tweede fase. - op zoek naar best. practice

WERKVORMEN MAGAZIJN. Wat is netwerken? Landelijk Stimuleringsproject LOB in het mbo

Handleiding Mbo-hbo doorstroomassessment jij en het hbo ..een succesvolle combinatie?

SPEELWIJZE KWALITEITENSPEL PLUS Versie in eenvoudig Nederlands

Handleiding. Hoe ben jij knap? Voor groep 3/4

Beoordelingseenheid A Proeve van Bekwaamheid. Leg het fundament. Crebonummer Opleiding Sociaal Cultureel Werker Kwalificatieniveau 4 BOL/BBL

SPEELWIJZE KWALITEITENSPEL PLUS Versie in eenvoudig Nederlands

Leer- en Ontwikkelingsspel

Praktijkboek CKV onderzoek

Wat schrijf je en voor wie: een gedicht voor op een. Hoe pak je het schrijven van een gedicht aan?

DOCENTENSCAN TEST MARIEL 24 APRIL :58

Welkom! Loopbaan-ID 2. Wie ben ik 4

DEEL TWEE: OPDRACHTEN

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

Handleiding Coaching/stagereflectie

Hoe aardgasvrij woon jij?

Oefenen 1 punt verdienen Onderwerpen van de presentaties

Lesbrief: Motivatieplan Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

Cursus. Ontwikkeling van het beroep en de beroepshouding

Colofon. Uitgeverij: Edu Actief b.v Auteur(s): Lily Benjamin - Merens

SPEELWIJZE KWALITEITENSPEL

Inhoud van Edu4all LOB-projecten in het demo-account

Cursus. Taalverwerving en meertaligheid, herkennen laaggeletterdheid ouders

Keuzedeel Ondernemend gedrag (geschikt voor niveau 1 en 2)

2 jarig Verzorgende IG BOL

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs

OPDRACHTEN BIJ THEMA 9 FEEDBACK

Portfolio en beoordeling

Portfolio en beoordeling

Zelfgestuurd leren met Acadin

Training. Kunstzinnige activiteiten voor kinderen

Werkblad Mijn talenten en werk - kwaliteitenreflectie

Mavo Met! Aandacht. Anglia. Meer mogelijkheden op het Hondsrug College. Mavo + (7e vak) Ondernemend Leren. Praktijkvakken (T&T en D&P)

Actief leren voor een beroep

Basisvaardigheden Nederlands Deel 1 van 2

Zelfbeeld. Basisonderwijs

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

talentstimuleren.nl CREATIEF DENKEN Ik kom met originele oplossingen en bedenk vernieuwende ideeën

Herinrichting Schoolplein mavo 3

Porfolio. Politie Vormingscentrum

VOORWOORD. De opbouw van de leereenheden

OBSERVATIELIJST van de MUZISCHE ONTWIKKELING Van kleuters IN 5 CATEGORIEËN

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Transcriptie:

Verbindend leren Praktijknabije beroepsoriëntatie in de gemengde en de theoretische leerweg

Verbindend leren, katern 3 Bewust leren door reflecteren Enschede, november 2006

Verantwoording Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Auteurs: Viola van Lanschot Hubrecht, Jan Sniekers, Tineke Zeelenberg, Peter Groothengel, Wim Spek, Jan van Rooijen en Saskia Bergsma Redactie: Viola van Lanschot Hubrecht en Jan Sniekers Tekstredactie: Emmy Stark Vormgeving: AXIS: Theo van Leeuwen en Maria Driessen Met dank aan: Martinuscollege Grootebroek, Oostvaarders College Almere, Hooghuislyceum locatie Ravenstein, leerlingen Bonhoeffer College Enschede Besteladres SLO, Stichting Leerplanontwikkeling Afdeling Verkoop Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) 4840 305 Internet: http://catalogus.slo.nl E-mail: verkoop@slo.nl AN: 8.629.8530 ISBN: 90 329 2256 4

Inhoud Algemene inleiding 5 Leeswijzer 7 1. Enkele uitgangspunten 9 1.1 Verbindend leren: de loopbaan van de leerling centraal 10 1.2 Dilemma's en randvoorwaarden rond reflectie 10 2. Reflectie 13 2.1 Wat verstaan we onder reflectie? 13 2.2 Waarom wil ik reflecteren? 13 2.3 Wie zijn betrokken bij het reflecteren? 14 2.4 Waarop wil ik reflecteren? 15 2.5 Begeleidingsvaardigheden 17 3. Reflectieve werkvormen 19 3.1 Diversiteit in werkvormen 19 3.2 Uitwerkingen 21 4. Reflectie-instrumenten 25 4.1 Reflectie in de leerroutes 25 4.2 Portfolio 26 4.3 Beschrijvingen van enkele instrumenten 27 Literatuur 35

Algemene inleiding Hoe kunnen we leerlingen in de gemengde en theoretische leerweg voorzien van concrete beroepsbeelden? Hoe zorgen we dat leerlingen een bewuste keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding? In opdracht van het Ministerie van OCW geeft SLO in het project Verbindend leren antwoord op bovenstaande vragen. Aanleiding voor het initiatief is de constatering dat veel leerlingen in de gemengde en theoretische leerweg slecht zicht hebben op de beroepsmarkt en de studiemogelijkheden. Daardoor maken zij dikwijls verkeerde keuzes. Het gevolg is dat leerlingen veelvuldig switchen en het uitvalpercentage hoog is. Want: Hoe kies je een sector als je (vrijwel) alleen theorie krijgt? Hoe ontdek je wat een beroep inhoudt en welke vaardigheden je daarvoor nodig hebt? Hoe ontdek je wat leren op het mbo of de havo betekent? In het project hebben we ons vooral gericht op de vormgeving van Verbindend leren in de theoretische leerweg. De kern van Verbindend leren zoals door SLO in dit project uitgewerkt, bestaat uit het leggen van een verbinding tussen de school en de wereld van werk en beroep. Het doel is beroeps- en opleidingsbeelden te concretiseren zodat leerlingen een weloverwogen en positieve keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding in het mbo of voor één van de profielen in de havo. Anders gezegd: Verbindend leren slaat een brug tussen: de leerling en zijn interesses, capaciteiten en ambities de leerling en beroepsbeoefenaren de leerling en vervolgopleidingen school en beroep kennen en kunnen Verbindend leren is een veelomvattend begrip. Wij hebben Verbindend leren ingevuld als een vorm van beroepsoriëntatie, stevig verankerd binnen het programma van de gemengde en theoretische leerweg, krachtig en praktijknabij. De loopbaan van de leerling staat hierin centraal en dat betekent dat het aanbod waar mogelijk vraaggestuurd is. Managers, decanen, mentoren en docenten die op zoek zijn naar uitdagende ideeën en materialen kunnen mogelijk inspiratie putten uit de inhoud van deze klapper. De publicatie Verbindend leren: praktijknabije beroepsoriëntatie in de gemengde en theoretische leerweg bestaat uit vier katernen die elkaar ten dele overlappen en daardoor los van elkaar te lezen zijn. Katern 1 is vermoedelijk het meest interessant voor managers. Katern 2a, 2b en 3, het meest geschikt voor decanen, mentoren en docenten. U kunt uw keuze maken aan de hand van onderstaande beschrijvingen. 1. Het eerste katern, De organisatie van praktijknabije beroepsoriëntatie is gericht op de organisatie van Verbindend leren. We onderscheiden daarin een drietal varianten. In de eerste variant staat een krachtig en praktijknabij traject van Loopbaanoriëntatie en Begeleiding (LOB) centraal. Dit staat als apart vak op het rooster. Het belangrijkste uitgangspunt van de tweede variant, de curriculumgebonden beroepsoriëntatie (BO), is dat zoveel mogelijk aangesloten 5

wordt bij de inhoud van de (examen)vakken. Zodoende komt een deel van de inhoud van de vakken op een praktische en projectmatige wijze aan bod. In de derde variant, praktijknabije beroepsoriëntatie met behulp van een beroepsgericht programma, toetsen we twee nieuwe intersectorale programma's aan onze criteria voor Verbindend leren. Op grond van de resultaten kunnen scholen mogelijk een keuze maken voor één van deze programma's voor beroepsoriëntatie. 2. Katernen 2a en 2b hebben als hoofdtitel De vormgeving van praktijknabije beroepsoriëntatie: leerlingenmateriaal en docentenmateriaal. Katern 2a gaat specifiek in op de vormgeving van praktijknabije beroepsoriëntatie met behulp van Loopbaanoriëntatie en Begeleiding. Katern 2b richt zich op de vormgeving van beroepsoriëntatie met behulp van de curriculumgebonden benadering. In ieder katern staan naast de kenmerken van het model de pedagogisch-didactische uitgangspunten en een voorbeelduitwerking van een mogelijke leerroute. Tevens hebben we ons verdiept in de vraag hoe we recht kunnen doen aan de leervraag van de leerling. Hiervoor is leerlingenmateriaal ontwikkeld dat eveneens in de katernen terug te vinden is. De leerlingen die inmiddels met het materiaal hebben gewerkt zijn enthousiast: "Zo willen we wel vaker aan de slag". 3. Met katern drie, Bewust leren door reflecteren, geven we aan dat reflecteren een vaardigheid is die cruciaal is voor het keuzeproces van de leerling. Van leerlingen wordt verwacht dat zij bewuste keuzes leren maken, betrokkenheid tonen bij hun eigen leerproces en verantwoordelijkheid dragen. Vragen als: Wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik? en Wat past bij mij? zijn cruciaal voor het maken van een bewuste keuze. Hoewel reflecteren vrijwel altijd betrekking heeft op dezelfde vragen, hoeft dit niet altijd in de vragende vorm te gebeuren. Er zijn ook andere manieren om te reflecteren. De diverse werkvormen, voorzien van instructies, staan in dit deel centraal. 6

Leeswijzer Dit katern bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk behandelt de belangrijkste uitgangspunten van reflectie in het kader van loopbaanoriëntatie. Aan de hand van de hiervoor ontwikkelde poster (zie 1.1) wordt uitgelegd wat de meerwaarde is van reflectie in dit intensieve zoek- en oriëntatieproces van de leerling. Het spiraalmodel van Korthagen wordt toegelicht als hulpmiddel om systematisch te werk te gaan bij de reflectie. In hoofdstuk 2 met de titel 'Reflectie' komen de belangrijkste vragen rondom reflectie aan de orde: waarom is reflectie belangrijk? wie reflecteert er? waarop richt de reflectie zich? Om leerlingen tijdens de reflectiemomenten goed te begeleiden moeten docenten beschikken over bepaalde vaardigheden. Die vaardigheden komen in dit hoofdstuk aan de orde in de vorm van tips voor docenten. Hoofdstuk 3 gaat over reflectieve werkvormen en bevat een scala aan voorbeelden die docenten kunnen inzetten. Een lijst met werkvormen, gekoppeld aan de acht intelligenties van Gardner is bedoeld om leerlingen en docenten extra inspiratie te geven om eens een andere reflectieve werkvorm of presentatievorm te kiezen. Het laatste hoofdstuk gaat in op mogelijke reflectiemomenten en -instrumenten aan de hand van de leerroute praktijknabij LOB en de leerroute voor de curriculumgebonden beroepsoriëntatie. Dit hoofdstuk bevat beschrijvingen van bestaande en nieuwe reflectie-instrumenten. Een toelichting op de twee genoemde leerroutes is te vinden in de katernen 2a en 2b. Omwille van de leesbaarheid hebben we de mannelijke vorm gebruikt. Overal waar hij staat, bedoelen we uiteraard ook zij. 7

1. Enkele uitgangspunten Het doel van reflectie in het kader van Verbindend leren is dat leerlingen op basis van concrete ervaringen in de wereld van arbeid en beroep een weloverwogen en positieve keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding in het mbo of voor één van de profielen in de havo. Dat gebeurt met behulp van een begeleid zoek- en oriëntatieproces dat aansluit bij de interesse en de capaciteiten van de leerling. Bij elke activiteit is er sprake van een of andere vorm van reflectie. Vragen als: wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik? En: wat past bij mij? lopen als rode draad door de activiteiten. Leerlingen krijgen zo een steeds beter beeld van zichzelf in relatie tot arbeid en beroep. Doordat leerlingen ook ervaringen opdoen buiten school, ontdekken zij door de dialoog met ervaren beroepsbeoefenaren wat het werk inhoudt, welke kernactiviteiten er bij de werkzaamheden horen en welke dilemma's er in een bepaald beroepsveld aan de orde komen. Hij ontdekt: kan ik dit? En: wil ik dit? Reflectie in het kader van Verbindend leren is een essentieel onderdeel van het actieve zoek- en oriëntatieproces van de leerling en is gericht op 'jezelf leren kennen' en 'je mogelijkheden verkennen'. De loopbaan van de leerling staat centraal. De begeleiding De taak van de begeleidende docent, mentor of personal coach is de dialoog aan te gaan met de leerling over zijn ervaringen, wensen, successen en beperkingen. Hij begeleidt de leerling en houdt als eindverantwoordelijke de voortgang van het keuzeproces van 'zijn' leerlingen extra in de gaten. Ook voert hij voortgangs- of POPgesprekken waarbij niet de vorm maar de inhoud belangrijk is. Voortgangsgesprekken De gesprekken die tussentijds gevoerd kunnen worden, hebben als doel om de voortgang te bewaken. De voortgangsgesprekken kunnen worden gecombineerd met het werken aan persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP). In dat geval wordt ernaar gestreefd dat de leerlingen zich meer bewust worden van hun interesses, talenten en eventuele tekortkomingen en dat zij hierin eigen leerdoelen leren stellen en ontwikkelen. Portfolio De resultaten van de reflectie worden bij voorkeur verzameld en verwerkt in een portfolio. Een portfolio is een digitale of papieren verzameling van leeractiviteiten van binnen en/of buiten school waarmee leerlingen kunnen laten zien wat ze gedaan hebben. Portfoliovorming geeft de leerling inzicht in de eigen ontwikkeling. Zodoende vindt er gerichte reflectie plaats op de inhoud en kunnen er steeds nieuwe doelen gesteld worden. Het portfolio geeft de begeleiders de mogelijkheid de ontwikkeling van de leerling gericht te begeleiden. 9

1.1 Verbindend leren: de loopbaan van de leerling centraal Aan de hand van de afbeelding hiernaast geven we onze visie op reflecteren weer. Deze afbeelding is ook als poster terug te vinden in de map. Bovenaan de afbeelding stellen twee leerlingen zich de vraag: welke opleiding kies ik? Dat doen zij onder andere door: a. zich te oriënteren op de wereld van arbeid, beroep en opleiding b. na te denken over hun eigen talenten en hun toekomst in de beroepswereld Voor de onder a. genoemde oriëntatie ontplooien leerlingen allerlei binnen- en buitenschoolse activiteiten. Met betrekking tot het nadenken over hun toekomst blikken ze terug op hun ervaringen, trekken conclusies en maken ze keuzes voor een vervolgtraject. Daartoe zijn reflectiemomenten in de vorm van glazen bollen weergegeven. De reflectiemomenten kunnen verschillend worden ingevuld, bijvoorbeeld door middel van een gesprek, een spel, het kiezen van 'beelden' die passen bij hun ervaringen of door het tekenen van emoticons bij keuzes die leerlingen juist wel of juist niet willen maken. Links op de poster is het basismodel van Korthagen weergegeven met de stappen die leerlingen kunnen helpen om systematisch na te denken over hun ervaringen en het ondernemen van vervolgactiviteiten. In paragraaf 2.2 wordt dit basismodel nader uiteengezet. De beslismomenten zijn weergegeven door de verschillende ruitvormige figuren. Leerlingen dienen op een zeker moment een sector te kiezen. Daarna vindt er meestal een voorlopige studiekeuze plaats en uiteindelijk is er het moment dat leerlingen hun studierichting definitief moeten aangeven. De foto's op de zuil in het midden geven de context weer waar leerlingen ervaringen kunnen gaan opdoen. Die worden mede gekleurd door de sectoren. De spiraal rond de zuil staat voor een brede, veelkleurige oriëntatie die zich langzamerhand toespitst op een keuze voor één van de sectoren. Voor de sector landbouw is de groene kleur gekozen, voor zorg en welzijn rood, voor techniek blauw en voor economie geel. Leerlingen kiezen een sector en maken vervolgens een daarop aansluitende voorlopige keuze voor een opleiding. De definitieve keuze komt steeds dichterbij. Onderaan de poster lopen leerlingen met het portfolio onder de arm in de richting die ze bewust hebben gekozen. De kleur van de achtergrond is die van de lucht en suggereert dat er ruimte is. Dat is symbolisch bedoeld: voor het proces van bewustwording is ruimte nodig. Als je voortdurend afgeleid wordt door allerlei andere zaken, kun je niet goed nadenken over keuzes die je moet maken. 1.2 Dilemma's en randvoorwaarden rond reflectie Reflectie is een proces van nadenken over, stilstaan bij en overdenken van situaties met als doel conclusies te trekken voor de toekomst. Helaas blijft reflectie vaak 10

beperkt tot situaties waarin iets misgaat. Pas dan wordt de behoefte gevoeld om de situatie nader te beschouwen. Reflectie wordt dan een hulpmiddel om problemen op te lossen, terwijl juist het reflecteren op positieve ervaringen waardevol is. In het kader van loopbaanoriëntatie zien wij reflectie als vast onderdeel van het leerproces, op natuurlijke wijze vervlochten met binnen- en buitenschoolse activiteiten. Het is belangrijk met leerlingen te spreken over de wijze waarop ze bepaalde keuzes maken. Niet de vorm maar de inhoud van de gesprekken is van belang. Over het algemeen blijkt dat leerlingen het fijn vinden als er serieus naar hen wordt geluisterd en als er een open en inhoudelijk gesprek plaatsvindt. Ze voelen doorgaans goed aan of een dergelijk gesprek een nuttige en belangrijke rol speelt bij hun verdere activiteiten of dat het als formaliteit wordt afgehandeld. Het verbale karakter van reflectie is voor sommige vmbo-leerlingen minder aantrekkelijk. Deze leerlingen hebben vaak baat bij andere werkvormen dan een gesprek of het schrijven van een verslag. Dan kan het helpen een dialoog te voeren rondom iets concreets, bijvoorbeeld een fotorapportage, een poster of een mindmap. (zie hoofdstuk 3 voor meer alternatieven). Een valkuil bij reflectie is te starten met de vraag: wat wil je gaan doen? Vaak weten leerlingen het antwoord niet. Of ze weten het wel, maar ze blijken niet erg realistische toekomstbeelden te hebben. Het gaat erom met leerlingen de dialoog aan te gaan over beroepen en opleidingen en daarin de ervaringen en de toekomst te betrekken. 11

2. Reflectie 2.1 Wat verstaan we onder reflectie? Er zijn veel verschillende definities van reflectie, die echter wel enkele overeenkomsten vertonen. Eén van deze overeenkomsten is dat reflectie verdieping geeft in het leren aan de hand van je eigen ervaringen. Bij reflecteren gaat het niet alleen om gedachten die je hebt, ook je gevoelens spelen een belangrijke rol. Het is in feite een bewustwordingsproces: als je iets bewust doet, dan weet je wat je doet, waarom je het doet en wat de gevolgen van je handelen zijn (Benammar et al. 2006). In onze samenleving wordt vaak pas gereflecteerd als er problemen zijn of als er iets fout is gegaan. Dat is jammer: reflectie kan zoveel meer functies vervullen. Reflectie is een vorm van opnieuw denken, van 'nadenken', over het heden en de toekomst bijvoorbeeld. Juist het reflecteren op positieve ervaringen is waardevol. Het gaat om het bewust nadenken over ervaring en kennis. Voor leerlingen die gaan nadenken over vervolgopleiding en beroepskeuze zijn de volgende vragen belangrijk: Wie ben ik? Wat wil ik? Wat kan ik? Wat past bij mij? Tijdens de reflectieactiviteiten moeten de antwoorden op die vragen voor de leerlingen steeds duidelijker maken wat een goede keuze voor hen is. Overigens hoeft die keuze niet voor altijd vast te liggen: tegenwoordig leer je je leven lang. In onze samenleving is het heel normaal dat je een paar keer van beroep verandert. In de volgende paragrafen wordt nader ingegaan op een aantal keuzes rondom reflectie. Achtereenvolgens staan we stil bij: waarom wil ik reflecteren, wie zijn betrokken bij het reflecteren en waarop wil ik reflecteren? In tabel 1 worden deze onderwerpen schematisch weergegeven. Per item is steeds bij wijze van voorbeeld een aantal vragen en opdrachten toegevoegd. Tot slot komen de begeleidingsvaardigheden aan bod. 2.2 Waarom wil ik reflecteren? Reflecteren voorafgaand aan een actie Reflecteren kan plaatsvinden voorafgaand aan een actie of activiteit. Een leerling maakt bijvoorbeeld een keuze voor de sector Groen. Waarom kiest de leerling voor deze sector? En past de sector goed bij de leerling? Veel leerlingen hebben nooit leren kiezen. Zij hebben nooit bewust nagedacht over de gevolgen van goede en slechte keuzes en riskeren hierdoor dat zij bij belangrijke beslissingen de verkeerde keuze maken. Reflecteren voorafgaand aan een actie is vooral geschikt om de leerling bewust te laten nadenken over de reden waarom hij gekozen heeft voor die bepaalde activiteit. 13

Reflecteren op een handeling of ervaring De meest bekende vorm van reflecteren vindt plaats na afloop van een handeling of een ervaring. Een leerling heeft bijvoorbeeld indrukken opgedaan in een apotheek en er wordt gezamenlijk teruggeblikt op deze ervaring. Wat heb je meegemaakt? Hoe heb je dat ervaren? Past dit bij je? De ideale manier om terug te blikken op een handeling of een ervaring is het reflectieproces aan de hand van het spiraalmodel van Korthagen (2002). Het model bestaat uit vijf fasen: Figuur 2: Spiraalmodel Korthagen Het model laat zien dat reflecteren op een ervaring of handeling een systematisch proces is. Het gaat eerst om het opdoen van een ervaring (stap 1). De leerling blikt terug op deze ervaring, wordt zich bewust van het eigen handelen en kan algemene indrukken concretiseren (stap 2). Vervolgens onderscheidt hij essentiële aspecten aan een situatie en zoekt naar de samenhang daartussen. Hij trekt conclusies (stap 3) en ontwikkelt vervolgens alternatieven voor toekomstige situaties (stap 4). Tot slot kunnen deze alternatieven worden uitgeprobeerd in een nieuwe ervaring (stap 5). Dan begint het proces opnieuw (stap 1): de reflectie neemt de vorm aan van een spiraal. De essentie van dit model zit in fase 3. In deze fase gaat het om de bewustwording van wat belangrijk is voor de persoon die reflecteert. Het voorwerk wordt gedaan in fase 2 (Korthagen et al., 2005). In dit model spelen weten, voelen, willen en doen een rol. Reflecteren op de toekomst Reflectie op de toekomst heeft te maken met het bewust nadenken over de eigen visie op toekomstig handelen. Dit leidt tot een groter bewustzijn van toekomstig handelen. Wat voor verwachtingen heeft de leerling? En wat moet er gebeuren om dit te bereiken? Wat is het toekomstideaal van de leerling over vijf jaar? Leerlingen moeten ook aangeven wat zij met hun leven willen bereiken en hun werk willen betekenen voor de maatschappij. Het antwoord op deze vragen geeft een goed beeld van wat de leerling wil. 2.3 Wie zijn betrokken bij het reflecteren? Het reflecteren hoeft niet beperkt te blijven tot de leerling en de begeleider. Bij het reflectieproces van leerlingen is de inbreng van anderen van groot belang. Zij kunnen vanuit hun kijk op de zaak een andere interpretatie hebben. Als er gezamenlijk gereflecteerd wordt, dan worden deze verschillende perspectieven optimaal benut. Zo blijkt uit verschillende onderzoeken naar studiekeuzegedrag van vmbo-leerlingen dat ouders een cruciale rol spelen bij de opleidings- en beroepskeuze van de leerling (Leenders, e.a.). Uit het jongerenonderzoek van Taskforce Jeugdwerkloosheid blijken ouders zelfs de belangrijkste rol te spelen bij de keuze voor een bepaalde opleiding. 14

Voor achttien procent wordt deze rol vervuld door vrienden en bij acht procent heeft de docent een beslissende invloed. Ook kiezen kinderen vaak het beroep van hun ouders of een beroep dat daarbij dicht in de buurt ligt. Nu blijkt dat de omgeving een belangrijke rol speelt bij de opleidings- en beroepskeuze van de leerling, kunnen ouder(s)/verzorger(s) als de belangrijkste adviseurs actief ingeschakeld worden bij het keuzeproces. Ze kunnen bijvoorbeeld op papier zetten hoe zij de toekomst van hun kind zien. Ook de beroepsbeoefenaars in het werkveld kunnen worden betrokken bij de reflectie. Zij kunnen een goed beeld geven van de dagelijkse werkzaamheden in een beroep. 2.4 Waarop wil ik reflecteren? Nog te vaak wordt alleen aandacht besteed aan het reflecteren op problematische situaties. De nadruk ligt dan op belemmeringen en tekortkomingen. Succesvolle ervaringen en het benadrukken van positieve gedachten en eigenschappen zijn minstens zo waardevol en leerzaam. Bovendien versterkt dit het enthousiasme en het zelfvertrouwen van de leerling. 15

Vraag Mogelijkheden Voorbeelden vragen en opdrachten Waarom wil ik reflecteren? Reflecteren voorafgaand aan een actie - Kun je uitleggen aan je groepsgenoten waarom je denkt dat de opleiding... goed bij je past? - Leg eens uit waarom de keuze voor de sector Groen goed past bij wie je bent? Reflecteren op een handeling/ ervaring - Wat heb je meegemaakt? - Wat vond je een belangrijke ervaring? - Wat is je conclusie? Reflecteren op de toekomst - Hoe ziet je toekomst er idealiter uit over vijf jaar? - Wat is je droomberoep? - Wat wil je graag bereiken in het leven? Wie zijn betrokken bij het reflecteren? De leerling zelf - Kun je uitleggen aan de anderen waarom je de keuze voor deze opleiding maakt? - Denk je dat je ouders/verzorgers deze opleiding ook het best bij je vinden passen? Medeleerlingen - Wat vinden jullie de positieve eigenschappen van...? Begeleider(s) in de school - Wat heb je ervaren tijdens...? - Wat heb je geleerd? Begeleiders uit het werkveld - Interview iemand uit de sector... over wat kenmerkend is voor zijn beroep. Ouder(s)/verzorger(s) - Ouder(s)/verzorger(s) schrijven in een kort verslag hoe zij de toekomst van hun zoon zien. Anders namelijk... Denk aan familie, sportclubs, muziekclubs - Vraag eens op je sportclub wat zij een geschikte opleiding voor je vinden. - Vraag eens aan je lievelingsoom wat hij je positieve eigenschappen vindt. Waarop wil ik reflecteren? Positieve ervaringen - Wat vond je goed gaan bij de stage? - Wat zijn je sterke eigenschappen? - Vertel over een positieve ervaring die je hebt gehad in bijvoorbeeld de Horeca. Negatieve ervaringen - Hoe zou je het de volgende keer aanpakken? - Wat vond je moeilijk in je stage? - Waarom denk je dat je stagebegeleider zo geïrriteerd reageerde? Tabel 1: Keuzes bij het reflecteren 16

2.5 Begeleidingsvaardigheden Het begeleiden van het reflectieproces staat of valt met de kwaliteiten van de begeleider. Een goede begeleiding van reflecteren vraagt veel vaardigheden die anders van aard zijn dan bijvoorbeeld de vaardigheden die nodig zijn voor het lesgeven. Enige investering door de begeleider is dan ook gewenst. De uitdaging is om leerlingen reflectieve vaardigheden te laten ontwikkelen in een veilige omgeving, waarin fouten maken niet fataal is. Vooral voor leerlingen rond zestien jaar is dat van groot belang. Het is dan ook aan te raden om begeleiders een training te laten volgen om het begeleidingsproces bij het reflecteren optimaal vorm te kunnen geven. Hieronder worden een aantal belangrijke algemene aandachtspunten gegeven om het begeleidingsproces te optimaliseren. Creëer een veilig klimaat Reflecteren is een persoonlijk proces. Leerlingen moeten het gevoel hebben open over de inhoud te kunnen spreken. Vooral in groepsverband is het van belang dat er een veilig klimaat heerst. Het is van belang dat leerlingen elkaar laten uitspreken en elkaar op een respectvolle manier benaderen. Begeleiden is niet adviseren of feedback geven Begeleiden is niet hetzelfde als adviseren of feedback geven. Voor een begeleider is het van belang eigen ideeën en (voor)oordelen opzij te zetten. Er kunnen vragen aan de orde komen als: wat houdt de leerling bezig, wat voelt hij, waarover maakt hij zich zorgen. Een valkuil is te focussen op het oplossen van bijvoorbeeld problematische situaties. Het gaat er echter om het onderliggende probleem te identificeren. Zorg voor structuur en standaardisatie Om de kwaliteit van de begeleiding voldoende te waarborgen is het van belang dat de reflectie gestructureerd en gestandaardiseerd verloopt. Benammar (2004) gaat in op de paradox dat creatief denken juist wordt gestimuleerd door reflectie heel strak te structureren. Door systematisch vragen te stellen voorkom je dat leerlingen in oude denkpatronen vervallen. Actief luisterende houding Essentieel voor een goede begeleider is de bereidheid om te luisteren (Korthagen, Koster). De volgende criteria hebben betrekking op een luisterende houding: toon echte interesse laat leerlingen uitspreken merk non-verbaal gedrag op vraag door Stel open vragen Het stellen van vragen is een geschikt instrument om leerlingen te laten reflecteren. Het is belangrijk om dan open vragen te stellen. Open vragen geven ruimte voor onderzoek. Het zijn geen vragen die je alleen maar met ja of nee kunt beantwoorden (zie ook de vragen in tabel 1). Wat kan je hier later mee? Welke voorbeelden heb je in je leven? Hoe denken anderen over? Wat wil je verbeteren? Welke gevoelens heb je ervaren tijdens? Wat heb je geleerd? 17

3. Reflectieve werkvormen 3.1 Diversiteit in werkvormen Uit onderzoek naar reflectie-instrumenten en loopbaanoriëntatie en begeleiding van Leenders (2002) blijkt dat meer aandacht nodig is voor de gehanteerde werkvormen binnen de loopbaanoriëntatie. Loopbaanoriëntatie blijkt vaak (te veel) een individuele en schriftelijke aangelegenheid te zijn. Het gevaar bestaat dat leerlingen een aversie krijgen tegen reflectie. De onderzoeker pleit voor een gevarieerdere aanpak en het meer klassikaal en in groepen werken. Hierdoor wordt niet alleen de reflectie gestimuleerd, maar ook het plezier dat leerlingen beleven aan het werken aan loopbaanoriëntatie. Om meer variatie in werkvormen aan te brengen, is de indeling in meervoudige intelligenties van Gardner zeer bruikbaar. Intelligentie is voor Gardner de bekwaamheid om problemen op te lossen of om iets bestaands aan te passen aan veranderende omstandigheden. Gardner toont aan dat er meer gebieden zijn waarin mensen intelligent kunnen zijn dan alleen het cognitieve of het verbale. Iemand die bijvoorbeeld muzikaal is, kan reflecteren op een ervaring door er muziek aan te koppelen. Medeleerlingen kunnen vervolgens vragen stellen over de keuze van het muziekfragment. Kagan & Kagan (1998) omschrijven de acht intelligenties van Gardner als volgt: 1. Verbaal-linguïstische intelligentie Deze intelligentie wordt gebruikt om te denken in, met en over woorden. Gesproken en geschreven taal zijn symbolen om het denken in deze intelligentie uit te drukken. 2. Logisch-mathematische intelligentie Deze intelligentie wordt gebruikt om te denken in, met en over hoeveelheden en verhoudingen. Getallen en symbolen die verhoudingen uitbeelden, drukken deze intelligentie uit. 3. Visueel-ruimtelijke intelligentie Deze intelligentie wordt gebruikt om te denken in, met en over visuele beelden. We denken in beelden en drukken deze intelligentie uit door plaatjes, beeldhouwwerken, het arrangeren van objecten en het navigeren door de ruimte. 4. Muzikaal-ritmische intelligentie Deze intelligentie wordt gebruikt om te denken in, met en over muziek. Melodieën en ritmes zijn welhaast symbolen waarmee we ons denken in deze intelligentie tot uitdrukking brengen. 5. Lichamelijk-kinesthetische intelligentie Deze intelligentie wordt gebruikt om te denken in, met en over bewegingen en gebaren. Gezichtsuitdrukkingen, handgebaren en bewegingen zijn de symbolen waarin we denken en waarmee we deze intelligentie uitdrukken. 6. Intrapersoonlijke intelligentie Deze intelligentie wordt gebruikt om te denken in, met en over gevoelens, stemmingen en gemoedstoestanden. Droombeelden en gevoelens zijn de symbolen van dit denken. Hiermee drukken we deze intelligentie uit. 7. Interpersoonlijke intelligentie Deze intelligentie wordt gebruikt om anderen te begrijpen en succesvol met hen om te gaan. 19

8. Naturalistische intelligentie Deze intelligentie wordt gebruikt om te denken over platen, dieren, wolken, stenen en andere natuurverschijnselen. Als een leerling aangesproken wordt op diens sterke profiel, mag verwacht worden dat de leereffecten aanzienlijk toenemen. Toch kan het soms verfrissend werken om de leerling uit te dagen eens een van de andere intelligenties als uitgangspunt te nemen. Deze werkvormen kunnen ook gebruikt worden om reflectiemomenten op natuurlijke wijze te vervlechten in de opdrachten en activiteiten die de leerling ontplooit bij de oriëntatie op de sectoren, beroepen en opleidingen. Na dit schema zijn enkele ideeën uitgewerkt op basis van onderstaande werkvormen. Hoe Mogelijke werkvormen in woorden vertel een verhaal maak een folder schrijf een biografie voer een discussie schrijf een gedicht bedenk een Loesje houd een voordracht of presentatie houd een brainstormsessie schrijf een essay schrijf een betoog interview een beroepsoefenaar vul testen of formulieren in in getallen maak een plan van aanpak verwoord je emoties in getallen (0-10) leg verbanden (wat hoort bij elkaar/wat heeft met elkaar te maken?) verzamel bedrijfsgegevens en -cijfers ontwerp een puzzel ontwikkel rekenopgaven maak een vraagmatrix (combinatie horizontale en verticale woorden) stel wat-als-vragen op maak een mindmap/breinkaart rangschik gebeurtenissen op een tijdlijn in beelden maak collages maak een tijdschrift maak posters of affiches maak een PowerPointpresentatie maak een folder maak een landkaart maak een mindmap/breinkaart rangschik gebeurtenissen door middel van afbeeldingen op een tijdlijn bedenk metaforen schilder je ideale toekomst maak een tekening denk in plaatjes en beelden maak een beeldhouwwerk bekijk beroepenfilmpjes richt een tentoonstelling in maak een strip in muziek componeer melodieën en maak teksten zing liedjes houd een voordracht voer een musical uit maak een rap schrijf songteksten bespeel een instrument voer een hoorspel uit 20

met beweging samen met anderen denkend en voelend onderzoekend gebruik gebaren/lichaamstaal knutsel speel toneel voer een dans uit speel hints (beroepen uitbeelden) druk emoties uit met handgebaren beeld emoties of antwoorden uit houd een tafelrondje: schrijf gezamenlijk een verhaal of omschrijf om de beurt wat bij een arbeidsgebied of beroep hoort) voer een schimmenspel op werk In groepjes denk samen na bedenk samen een spelvorm en voer die uit bedenk samen een quiz en voer die uit interview elkaar organiseer een forum of een lagerhuis voer een rollenspel uit begeleid andere leerlingen discussieer met medeleerlingen speel het kwaliteitenspel speel het gevoelswereldspel fantaseer en gebruik je intuïtie beschrijf je ideale beroep: hoe zou dat eruit zien? schrijf een autobiografie omschrijf je gevoelens over een situatie observeer details verzamel objecten orden die op belangrijkheid rubriceer om te classificeren en categorieën te ontwikkelen (bedenk een eigen indeling) beschrijf nauwkeurig hoe je het beroep hebt ervaren 3.2 Uitwerkingen Op basis van bovenstaande indeling volgen enkele uitgewerkte voorbeelden van reflectieve werkvormen die als inspiratie kunnen dienen. In de katernen 2a en 2b wordt de vormgeving van de praktijknabije leerroute beroepsoriëntatie beschreven. Reflectie loopt als een rode draad door de route heen. De keuze voor een werkvorm is mede afhankelijk van de leerlingen en de fase waarin ze zich bevinden. In woorden Bedenk een Loesje over waarom werk belangrijk is voor je. Met dit soort teksten kun je op humorvolle wijze iets onder de aandacht brengen. Zoek eens naar voorbeelden en kijk naar de boodschap die erachter zit bij: http://www.loesje.nl/. Bedenk zelf zo'n tekst met een boodschap verpakt in een soort grap. Het is een vorm van spelen met taal. Schrijf een artikel voor je favoriete weekblad over je leven in 2020. Bij het schrijven van een artikel zijn de volgende punten van belang: bedenk een pakkende titel houd rekening met de doelgroep maak een heldere indeling geef aan wie, wat, waar en waarom maak gebruik van een goede vormgeving gebruik zinvolle illustraties in tekst en/of beeld geef zonodig bronnen aan 21

vermeld je naam als auteur van het artikel laat het concept lezen door iemand en pas het eventueel aan In getallen en verbanden Maak een vraagmatrix over jou en werk. (gebruik de combinaties van de woorden om je antwoord in hele zinnen te formuleren) ik en werk was/deed is/doe zal/doen wat A B C waar welke met wie waarom hoe A. Wat deed je voor werk? Bijvoorbeeld: ik heb geholpen vakken te vullen bij een supermarkt. B. Wat doe je nu voor werk? Bijvoorbeeld: Ik ben nu verkoper in een schoenenwinkel. C. Wat wil je voor werk doen? Bijvoorbeeld: Ik wil graag een eigen zaak. Maak een mindmap over functies in een bepaalde branche die je leuk lijkt en geef de functies die jou aanspreken een kleur. Bij centrale begrippen of een thema is een woordenweb of mindmap een geschikt hulpmiddel om te kijken wat er bij je opkomt aan onderwerpen die er mee te maken hebben. Het kan structuur aanbrengen en je op ideeën brengen voor bijvoorbeeld een werkstuk, een onderzoek of interview. Werkwijze: schrijf het begrip in het midden en zet er omheen woorden of zinnen die er mee te maken hebben doe dit eventueel in een groep om zo gezamenlijk belangrijke onderwerpen te verzamelen breng door middel van pijlen en kleuren structuur aanin het web In beelden Maak een strip van je leukste werkervaring. Denk na over je leukste werkervaring. Vertel die ervaring aan de hand van drie à zes plaatjes. Houd bij het maken van de tekeningen alvast rekening met de plaats waar later tekstballonnen kunnen worden toegevoegd. Heb je geen tekentalent, maar wil je toch een strip maken? Kijk dan eens op http://www.com-mix.org/. Maak een tekening of schilderij van dilemma's en werk. Neem een beroep in gedachten: wat zou je later graag willen worden? Bedenk bij dit beroep één minder leuk aspect en teken of schilder dit. Maak een beeld over een beroep. Maak van klei een beeld dat past bij een bepaald beroep, bijvoorbeeld het beroep van een familielid. 22

In muziek/geluid Neem geluiden op die passen bij een bepaald bedrijf en geef daar gesproken commentaar bij. Maak een rap over je indruk van een bepaald beroep. Goed leren rappen valt nog niet mee. Kijk voor een stappenplan eens op: http://www.planprojects.nl/pages/makeit.html Je zelfgemaakte rap kun je op deze site ook insturen. In beweging Beeld een beroep uit (laat anderen raden welk beroep wordt uitgebeeld). Het spel verloopt als volgt: Om te beginnen wordt de groep in twee teams opgedeeld, bijvoorbeeld team rood en team groen. Steeds moet één lid van een team uitbeelden (bijvoorbeeld rood) terwijl het andere team moet raden (groen). Als team groen het item goed heeft geraden heeft groen 2 punten en rood heeft dan 1 punt. Als team groen het binnen één minuut niet geraden heeft, krijgen de overige leden van team rood de kans om te raden. Bij een goed antwoord van team rood, krijgt dit team als nog een punt. De uitbeelder mag het juiste antwoord zeggen als het niet geraden is. Als alle teamleden van rood aan de beurt geweest zijn, gaat team groen uitbeelden en gaat team rood raden. Als alle teams een gelijk aantal keer hebben uitgebeeld, worden de punten opgeteld. Het team met de meeste punten mag als eerste een prijsje uitzoeken. De begeleider van het spel moet vooraf zorgen voor kaartjes waarop de uit te beelden bezigheden staan afgebeeld of opgeschreven. Het is wellicht verstandig om een aantal onderwerpen te kiezen, zoals opleiding, werken, beroepen enz. Samen met anderen Bedenk een quiz over een arbeidsgebied. Je kunt over elk denkbaar onderwerp een quiz maken en deze posten op een weblog, website of in forums. Denk aan een persoonlijkheidsquiz, een quiz over een bepaalde sector of een quiz over je favoriete beroep. Je quiz blijft 'voor altijd' online. De quiz kan ontworpen worden op: http://www.mijnquiz.nl/. Schrijf het scenario voor een documentaire over een bepaalde sector. De leerlingen schrijven samen een verhaal over een sector naar keuze en maken daarvan een scenario. Vervolgens maken ze een script op en dan een storyboard. Ten slotte draaien ze zelf een film over hun verhaal. Denken en voelen Hoe ziet jouw ideale beroep eruit? Verzamel informatie van mbo- opleidingen en geef door middel van emoticons aan welke opleidingen jou het meest en het minst aanspreken. 23

Onderzoeken Verzamel objecten die bij een bepaald beroep horen. Geef aan welk(e) beroep(en) jij zou willen uitoefenen en onderzoek aan de hand van beroepskeuzetests of jouw keuze daardoor bevestigd wordt (via internet/decaan). 24

4. Reflectie-instrumenten 4.1 Reflectie in de leerroutes De hiernavolgende afbeeldingen tonen de leerroute praktijknabije LOB en de leerroute curriculumgebonden beroepsoriëntatie. Beide modellen zijn in de katernen 2a en 2b nader toegelicht. In de stroomschema's is te zien op welke momenten reflectie aan de orde is. Per fase worden suggesties gegeven voor de reflectie. De resultaten van de reflectie worden bij voorkeur verzameld en verwerkt in een portfolio. Stroomschema model LOB (zie katern 2a) met reflectiemomenten 25

Stroomschema model Curriculumgebonden model (zie katern 2b) met reflectiemomenten 4.2 Portfolio Voor het opslaan van ervaringen en bevindingen uit de reflectieactiviteiten is een portfolio een geschikt instrument. In een portfolio verzamelt een leerling producten gedurende een bepaalde periode. De term product is hier ruim bedoeld: dat kan de neerslag zijn van een reflectiemoment, maar ook een verslag van een stage en de beoordeling, of een ingevulde rubric 1 betreffende een algemene vaardigheid als samenwerken. Op deze manier kan een ontwikkelingslijn en/of leerlijn worden weergeven. De basisprocedure voor het werken met portfolio's wordt gekenmerkt door het verzamelen, selecteren, reflecteren en presenteren van producten (Leenders). Een portfolio geeft inzicht in het onderwijsproces van de leerling. Een belangrijk aspect van de begeleiding aan de hand van portfolio is de reflectie op het eigen handelen. Vragen als hoe het gegaan is in de afgelopen periode, wat de sterke en zwakke punten zijn en hoe de leerling dit gaat aanpakken in de toekomst kunnen richting geven aan de reflectie. 1 Meer over rubrics op www.slo.nl 26

De invulling van een portfolio is sterk verschillend. Uiteindelijk gaat het altijd om de volgende vragen: 1. Wie ben ik? persoonlijke gegevens schoolgegevens persoonlijkheidsprofiel bijzonderheden 2. Wat kan ik? cijfers gegevens vrijwilligerswerk en hobby gegevens over werk gegevens over stage en leerwerkplekken 3. Wat wil ik? sector, afdeling en leerweg ervaringen in leerjaar 3 en 4 ervaringen bij vrijwilligerswerk en hobby ervaringen op werk beroepsbeeld (leuke en moeilijke kanten) arbeidsgebieden branche - opleidingskeuze kernactiviteiten 4.3 Beschrijvingen van enkele instrumenten Hier volgen beschrijvingen van bruikbare instrumenten per fase. Daarin komen steeds het doel, de werkwijze, de tips en eventuele andere opmerkingen aan de orde. De instrumenten zijn bedoeld als inspriratiebron: docenten kunnen er bijvoorbeeld een keuze uit maken en die eventueel aanvullen met ideeën uit het vorige hoofdstuk. De volgende instrumenten brengen we onder de aandacht: POP-gesprek de spiegel keuzekaarten kwaliteitenspel metaforen (2x) open vragen 4.3.1 POP-gesprek Bij het POP-gesprek (POP = Persoonlijk OntwikkelingsPlan), speelt het eerder genoemde reflectiemodel van Korthagen een belangrijke rol. Doelen van een POP-gesprek: De leerling kan het eigen handelen in relatie tot de omgeving analyseren. De leerling kan alternatieven aandragen, daaruit kiezen, deze toepassen en terugkoppelen. De leerling kan argumenten geven en bespreken die leiden tot of hebben geleid tot een bepaalde keuze. 27

Werkwijze De grondslag voor de werkwijze zijn de vijf fasen in het basismodel of spiraalmodel van Korthagen: Het gaat erom gestructureerd terug te blikken op een ervaring en daaruit conclusies te trekken voor de toekomst. Stap 1 Handelen/ervaring opdoen De leerling geeft in het kort een toelichting op zijn handelen of op de opgedane ervaring. De begeleider of mentor kan hierover vragen stellen ter verheldering van de context. Maak eventueel gebruik van het gespreksformulier op de volgende bladzijde om de leerlingen kort de hoofdzaken te laten formuleren. Stap 2 Terugblikken In deze fase wordt teruggeblikt: wat is er gebeurd? Het gaat hier om het systematisch verzamelen van informatie over het handelen of over de opgedane ervaringen. Willen, voelen, denken en doen zijn belangrijke aspecten. De volgende vragen staan centraal: Wat wilde je? Wat voelde je? Wat dacht je? Wat deed je? De begeleider kan helpen door verhelderende vragen te stellen. De leerling noteert de antwoorden in het kort. Gebruik bij de vraag wat voelde ik? eventueel de kaarten van het Metaforenspel. Gebruik bij de vraag wat wilde ik? eventueel het Inspiratiespel. Vergelijk het verschil tussen het ideaalbeeld ('willen') en de werkelijkheid ('doen'). Stap 3 Formuleren van essentiële aspecten In deze fase gaat het om de vragen: wat vond ik belangrijk? Wat heb ik geleerd? Wat moet ik nog leren? De leerling analyseert hardop de relatie met de antwoorden van de vragen uit stap 2 en vat dit in kort samen. De leerling formuleert een positieve ontdekking en noteert deze. Stap 4 Alternatieven ontwikkelen en keuze maken In deze fase gaat het om de vraag: tot welke voornemens of leerwensen leiden de voorgaande stappen? De leerling gebruikt het formulier om alternatieven te formuleren. De leerling kiest één alternatief (bijvoorbeeld de voorlopige keuze voor een sector en de wens om die 28

sectorkeuze verder te onderzoeken) en motiveert zijn keus. Er worden afspraken gemaakt over vervolgactiviteiten. Stap 5 Handelen/ervaring opdoen De leerling koppelt in de volgende sessie terug. Een vraag die gesteld kan worden is: wat heb je nu anders gedaan? Had je de juiste keuze gemaakt? Dit kan de start zijn van een nieuwe cyclus (stap 1). Gespreksformulier Naam: Datum: Context: Wat wilde je? Wat voelde je? Wat dacht je? Wat deed je? Positieve ontdekking: Tips Een gesprek met leerlingen over hun ervaringen volgens het reflectiemodel kan ook in een groep plaats vinden. Voordelen zijn dat leerlingen van elkaar kunnen leren en dat ze verhelderende vragen aan elkaar kunnen stellen. Het ingevulde formulier wordt aan het portfolio toegevoegd. Opmerkingen Spiraalreflectie is gebaseerd op het werk van Fred Korthagen en Angelo Vasalos. Voor meer informatie: www.reflectietools.nl 4.3.2 Werkvorm De Spiegel De leerling krijgt de opdracht om zichzelf als het ware een spiegel voor te houden en te kijken naar zijn zelfbeeld. Door uitwisseling van deze zelfbeelden met groepsgenoten kan de leerling inzien dat ieder uniek is, maar ook overeenkomsten heeft met andere leerlingen. Ook kunnen eventuele vooroordelen worden aangepakt. 29

Doel De leerling krijgt inzicht in wie hij is. De leerling begrijpt dat hij uniek is, maar ook overeenkomsten heeft met andere leerlingen. Werkwijze Bij 'De Spiegel' hoort de opdracht die hieronder staat. In deze opdracht ga je aan de slag met de vraag: wie ben ik? Behalve een verslag kunnen ook andere vormen gekozen worden. Bijvoorbeeld: schrijf een biografie voer een toneelstuk op maak een zelfportret maak een collage componeer een lied gebruik foto's of bedenk zelf iets anders Denk aan de volgende onderwerpen: waar woon je wat zijn je hobby's wat vind je belangrijk welke bijzonderheden heb je wat is je lievelingskleur etc. Een leerling laat zijn uitwerking van de opdracht zien of leest deze voor. De groepsgenoten kunnen vragen stellen voor verheldering of wat ze nog meer van hem of haar willen weten. De leerling vat in het kort samen wat is besproken en noteert dit. Tips Kijk eens op site www.123test.nl voor uiteenlopende testen. Vraag bijvoorbeeld ook je ouders, familie, docent of vrienden. Groepsgenoten kunnen bijvoorbeeld ook ouders, vrienden en/of familie zijn. Gebruik voor variatie in werkvormen de Meervoudige Intelligentie (zie hoofdstuk 3). Voeg het resultaat toe aan het portfolio. 4.3.3 Keuzekaarten Gedurende het traject van Verbindend Leren krijgt de leerling te maken met verschillende keuzemomenten. Voor de loopbaan van de leerling is het van belang dat de leerling bewust nadenkt over deze keuzes. In dit reflectie-instrument worden voorbeelden gegeven waarbij kaarten gebruikt worden. Een optie is om anderen (medeleerlingen, ouders, opdrachtgevers) bij dit proces te betrekken. Leerlingen kunnen keuzes maken met behulp van de Keuzekaarten per sector en de 'wat kan ik-kaart' (zie bijlage katernen 2a en 2b). Ook kaarten met kwaliteiten en metaforen kunnen gebruikt worden. Door het tekenen van emoticons kunnen leerlingen hun keuzes aangeven. 30

Doel De leerling wordt zich bewust van zijn keuzes. De leerling krijgt inzicht in wat hij belangrijk vindt in zijn leven en (toekomstige) werk. Andere mogelijke opdrachten: Welke kwaliteiten zijn op jou van toepassing of juist niet, en welke zijn neutraal? Geef dat aan door emoticons bij de betreffende kwaliteiten te tekenen. Welke metafoor past het best bij jouw ervaring? Waarom? Welke opleiding lijkt jou het meest passend bij wat je zou willen en kunnen? Teken daar lachende emoticons bij. Laat dat ook een medeleerling doen en kijk of daar verschillen tussen zitten. Tips Maak gebruik van emoticons om je voorkeuren aan te geven. Gebruik verschillende kleuren voor jezelf voor je medeleerling. Voeg de resultaten aan je portfolio toe. 4.3.4 Kwaliteitenspel Inleiding In het kwaliteitenspel staat de vraag centraal: wie ben ik? Bij kwaliteiten gaat het om eigenschappen die bij de persoon behoren. Het spel bestaat uit 140 kaarten met daarop karaktereigenschappen van mensen. Op de ene helft staan woorden die kwaliteiten van mensen aanduiden, bijvoorbeeld: flexibel en betrouwbaar. Op de andere helft staan woorden die vervormingen (of valkuilen) aanduiden, bijvoorbeeld arrogant en slordig. De kwaliteiten zijn genummerd. Doel De leerling krijgt inzicht in zijn sterke en minder sterke kanten. De leerling krijgt een beeld van hoe anderen hem zien. De leerling krijgt inzicht in welke kwaliteiten hij wil ontwikkelen. Werkwijze Bij een POP-gesprek kan de opdracht zijn na te gaan welke kwaliteiten bij de leerling passen. De leerling zoekt drie tot vijf positieve eigenschappen die het best bij hem passen. Hij geeft bij elke eigenschap een toelichting. De mentor zoekt eveneens drie tot vijf positieve eigenschappen die het best bij de leerling passen en geeft een toelichting. De leerling bekijkt of de eigenschappen met elkaar overeenkomen. De conclusies worden genoteerd. Tips Het is aan te raden om met een beperkte hoeveelheid (kaarten 1 t/m 40) te werken. Maak alleen gebruik van de positieve kaarten Voeg de resultaten toe aan het portfolio. Opmerkingen Het spel is ontwikkeld door Peter Gerricksen. www.kwaliteitenspel.nl 31

4.3.5 Metaforen (1) Inleiding De leerlingen hebben een gezamenlijk referentiekader zij lopen bijvoorbeeld stage. Het gebruik van metaforen kan helpen om via een beeld een bepaalde ervaring te verwoorden en stimuleert de leerlingen om beeldend met een ervaring om te gaan. Dat leidt vaak tot herkenning: "Ja inderdaad, ik lijk wel een ballon die op springen staat". Doel Een ervaring bespreekbaar maken in een groep. Werkwijze De leerling zoekt een kaart of een aantal kaarten die van toepassing zijn op een bepaalde ervaring. De leerling licht toe waarom hij gekozen heeft voor deze kaart(en). De mentor of de docent kan ter verheldering vragen stellen. Tips Oefen zelf met reflectie met metaforen. Kies een geschikt moment in de leerroute. Maak eventueel een selectie uit de kaarten (zie opmerking). Een metafoor kan ook getekend worden. Leerlingen kunnen in tijdschriften ook zelf op zoek naar plaatjes. Opmerkingen Het metaforenspel, ontwikkeld door Twijnstra & Gudde bestaat uit een groot aantal kaarten. 4.3.6 Metaforen (2) Hieronder een variant op de metafoorreflectie in de vorm van een stappenplan. Ook hier is het belangrijk dat leerlingen een gezamenlijk referentiekader hebben. Stap 1 Een leerling (inbrenger) brengt een actueel probleem in. Hij beschrijft deze ervaring zowel de feiten als de emoties die de situatie heeft opgeroepen. Hij geeft in een à twee zinnen de situatie weer, in een à twee zinnen wat het knelpunt is en in één zin de vraag. Stap 2 De andere deelnemers stellen de inbrenger enkele open vragen om het probleem te verhelderen. Denk aan wie, wat, waar, wanneer en hoe-vragen. Stap 3 Maak subgroepen van drie of vier leerlingen. Elke subgroep bekijkt de situatie vanuit de persoon óf de omgeving. Teken één metafoor per subgroep op een flap-over. Het kan dus gaan om: een metafoor die kenmerkend is voor de inbrenger in de beschreven situatie of een metafoor die kenmerkend is voor het probleem of een metafoor die kenmerkend is voor de omgeving 32

Stap 4 De metaforen worden besproken en de inbrenger trekt indien mogelijk een conclusie en/of de groep doet aanbevelingen aan de inbrenger van het probleem. 4.3.7 Open vragen Inleiding Eerder is al aangegeven dat het stellen van vragen een geschikt instrument is om leerlingen te laten reflecteren. Het is belangrijk om open vragen te stellen. Open vragen geven ruimte voor onderzoek. Open vragen kunnen niet alleen met "ja" of "nee" beantwoordt worden. De voorbeeldenvragen die hier opgenomen zijn hebben betrekking op de keuze voor een arbeidsgebied (leerroute LOB). Doel De leerling wordt zich bewust van zijn keuzes. De leerling krijgt inzicht wat hij belangrijk vindt in zijn leven en (toekomstige) werk. Voorbeeldvragen Waarom heb je deze keuze gemaakt? Kun je uitleggen aan je medeleerlingen waarom je deze keuze hebt gemaakt? Wat zou je in dit arbeidsgebied willen doen? Op welke manier ben je wel eens eerder in aanraking geweest met dit arbeidsgebied? Waarom past dit arbeidsgebied goed bij wie je bent? Wat denk je wat dit arbeidsgebied inhoudt? Wat wil je in dit arbeidsgebied doen? Vertel over een positieve ervaring die je hebt gehad in dit arbeidsgebied. Vertel over een negatieve ervaring die je hebt gehad in dit arbeidsgebied. Welke eigenschappen heb je nodig voor dit arbeidsgebied? (Denk aan: stressbestendigheid, flexibiliteit of goed met mensen overweg kunnen) Tips toon echte interesse laat leerlingen uitspreken merk non-verbaal gedrag op vraag door 33