Inhoudsopgave deel 1 Vertering

Vergelijkbare documenten
Spijsverteringsstelsel. Anatomie. Mondholte Andere namen: Transportfunctie. Digestieapparaat Spijsverteringsapparaat

7. Het gebit De bouw van het gebit Tanden en kiezen noem je gebitselementen. kroon. wortel

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Verschillende eters hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

In dit deel van de bronnenbundel wordt eerst het verteringsstelsel van koeien beschreven. Daarna wordt het verteringsstelsel van varkens beschreven.

Verschillende eters vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Boekverslag door Anoniem 860 woorden 16 april Samenvatting Hoofdstuk 2 Voeding en vertering

Verschillende eters vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

2,7. Samenvatting door Niels 1791 woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Beestige bundel van: 1

Gezonde dieren. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2

6 groepen voedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten, vetten, water mineralen en vitamines. Je hebt alle 6 voedingsstoffen nodig om gezond te blijven.

5,8. Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen. Samenvatting door een scholier 1678 woorden 31 oktober keer beoordeeld.

Werkblad schedels groep 1

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

Samenvatting Biologie Voeding en vertering

- Bij dierlijke voedingsmiddelen wordt bederf vaak veroorzaakt door salmonellabacteriën.

Samenvatting Voeding en Vertering Biologie voor Jou VMBO 4. M.b.v. melkzuurbacteriën kun je melk omzetten in yoghurt Kaas en zuurkool

Spijsverteringsstelsel. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Voeding. klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

- Yoghurt: aan melk worden speciale soorten bacteriën toegevoegd. Deze bacteriën zetten energierijke stoffen in melk om in melkzuur.

Spijsvertering. Voorwoord. Mijn spreekbeurt gaat over de reis van het voedsel. Met een moeilijk woord heet dat Spijsvertering.

Voeding. Voor klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

- melkzuurbacteriën maken van melk yoghurt - melkzuurbacteriën worden gebruikt om zuurkool te maken

Module Dierverzorger. vmbo landbouwbreed basisberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 en 4

Praktische opdracht Biologie Dierlijke uitwerpselen

Samenvatting Biologie 2mhv thema 1

Verschillende eters vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Voedingsleer. Waar gaat deze kaart over? Wat wordt er van je verwacht? Voedingsleer en het plantenrijk

6,2. Werkstuk door een scholier 2210 woorden 14 juni keer beoordeeld. Inleiding

Mitochondriële ziekten

beschermende bouwstoffen brandstoffen reservestoffen eiwitten x x vetten x x x vitamine x x water x Mineralen x x koohlydraten x x x

Examentrainer. Vragen. Vertering. Wat is de naam van P?

Samenvatting Biologie 1-1 tot 1-3

Verschillende eters vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting door Een scholier 2020 woorden 23 mei keer beoordeeld. Biologie voor jou. Samenvatting Biologie Thema 1.

Mitochondriële ziekten Spijsvertering

6,8. Samenvatting door een scholier 2043 woorden 8 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Gezonde dieren. -voetafdruk van dit drukwerk is berekend met ClimateCalc en gecompenseerd bij: treesforall.nl. De CO 2

ROVERS EN HUN PROOIEN

ROVERS EN HUN PROOIEN

6,5. Samenvatting door een scholier 1940 woorden 21 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Over ons lichaam & het opnemen van voedsel

Voorbereiding post 2. Eten zoals je gebekt bent Groep 1-2

6,9. Samenvatting door E woorden 6 november keer beoordeeld. Biologie voor jou

Aantekeningen B4T1 Voeding en vertering

Antwoorden Biologie Deel 2: 10.1 en 10.2

Spijsvertering vmbo-b12

6,5. Antwoorden door Een scholier 2083 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Thema 3 Voeding en je lichaam

Module Voeding basis varkens

Werkstuk ANW Spijsvertering

Katachtigen. Voor groep 7 en 8 van het basisonderwijs D M K B - B & E

Module Voeding basis melkvee

Samenvatting Biologie thema 2 voeding en vertering

Voorbereiding post 2. Eten zoals je gebekt bent Groep 6-7-8

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Bijlage met informatie b

Module Voeding basis melkvee

22/01/2013. Deel 1: Inleiding. Deel 2: Voeding -> hondenpoep. Invloed van voeding op hondenpoep Prof. Hesta Myriam Labo Dierenvoeding UGent

Voorbereiding post 2. Eten zoals je gebekt bent Groep 6-7-8

VOEDING. groep 8 / brugklas VO

8.3. Boekverslag door T woorden 19 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Thema 4. 2 voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Voorbereiding post 2. Eten zoals je gebekt bent Groep 6-7-8

Voorbereiding post 2. Eten zoals je gebekt bent Groep 1-2

Werkstuk Biologie Spijsvertering en problemen hiervan bij de kip

Katachtigen. Groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs

3C Voeding herkauwer

Groep. Grazers. voorbeeldles uit het thema ottomanen

boek: biologie voor jouw ; klas 5 hoofdstuk 4 voeding hoofdstuk 4 paragraaf 1 geen belangrijke informatie hoofdstuk 4 paragraaf 2 voedingsmiddelen:

Bijlage VMBO-GL en TL

Werkboekje op school. 1. Boerderijen in het Gooi en de Vechtstreek. Opdrachten: lezen, X aankruisen, invullen, doe-opdracht.

mijn wetenschappelijke experimenten

De ezel. Ezels worden gehouden als :... Van ezelinnenmelk maakt men :...

THEMA: VOEDING EN VERTERING VWO

Doel: Na deze opdracht weet je wat een voedselkringloop is en hoe het leven van planten en dieren met elkaar samenhangt.

PRAKTISCH GEBITSVERZORGING

Tractus digestivus externe secretie

Voorbereiding post 2. Eten zoals je gebekt bent Groep 3-4-5

Module Dierverzorger. vmbo landbouwbreed kaderberoepsgerichte leerweg leerjaar 3 en 4

De filosofie van het voeren

Voorbereiding post 1. Horen, zien, stappen en happen Groep 3-4

inhoud blz. Inleiding 1. Met je mond vol tanden 2. Giftanden 3. Tanden als scheermesjes 4. Knaagtanden 5. Het paard 6.

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

Anatomie Lesmateriaal lesbijeenkomst 4 (les 2) Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Bijlage VMBO-GL en TL

Koeienvoer klas 1. Werkboek: Koeienvoer klas 1

Voeding en vertering. Hoofdstuk 2

De hele familie wil een stuk van deze supergrote pizza, ook benito de hond, maar die moet hem delen met de kleine carlo. Verdeel met een viltstift de

Sporen opsnorren docentenhandleiding

Tinlo BV Wilgenlaan 3e 2651TA Berkel en Rodenrijs

3. Zinnen knippen: De woorden zijn allemaal aan elkaar geschreven. Zet een streepje tussen elk woord en lees de zin nog een keer.

Verteren en fermenteren. havo/vwo 3-4

6,3. Samenvatting door een scholier 2755 woorden 14 november keer beoordeeld. Biologie voor jou

Aantekeningen Hoofdstuk 2: Planten, dieren, mensen BBL. 2.1 Namen 1 Hoe komen planten en dieren aan hun naam? De naam van een plant of een dier kan: *

Voedingsgids voor volwassen honden

Tandheelkunde. Knaagdieren en konijnen

1. Bloedvatenstelsel geeft zuurstof en glucose aan spierstelsel; water aan uitscheidingstelsel; CO² aan ademhalingsstelsel.

Samenvatting Biologie Thema 2 voeding en vertering.

Transcriptie:

Inhoudsopgave deel 1 Vertering 1. Dier en voerkeuze 2. Gebitsverschillen 3. Vertering 3.1.Omnivoor 3.2.Carnivoor 3.3.Herbivoor 3.3.1.Herkauwer 3.3.2.Niet-herkauwer 3.3.2.1.Paard 3.3.2.2.Knaagdier en haasachtige 3.3.2.3.Zaadeter Pagina 1 van 20

1. Dier en voerkeuze Elk dier heeft zijn eigen voedselpakket. De een eet planten, de ander vlees en weer een ander eet van allebei wat. Doordat dieren zo verschillen in hun voedselkeuze, hebben ze ook een verschillend maag-darmstelsel en een ander gebit. Zo kan een koe met zijn tanden geen vlees in stukken scheuren en kan een kat geen gras verteren. Carnivoren, omnivoren of herbivoren De vleeseters onder de dieren worden carnivoren genoemd, naar het Latijnse woord carne dat vlees betekent. Deze dieren hebben een menu dat uitsluitend bestaat uit andere dieren. Doordat dierlijk materiaal geen celwanden (cellulose) bevat is het gemakkelijk te verteren, hebben de carnivoren een relatief kort maag-darmstelsel. Planteneters worden ook wel herbivoren genoemd, naar het Latijnse woord voor gras: herbe. Deze dieren zijn echte vegetariërs. Omdat planten een harde celwand hebben, verteert plantaardig voedsel moeilijk. Dat verklaart waarom herbivoren een erg lang maag-darmstelsel hebben. Een koe heeft bijvoorbeeld wel 40 meter darm. Dat is ongeveer 25 maal zo lang als het lichaam. De buik is daardoor dik in verhouding tot de lengte van het dier. De dieren die qua voedselkeuze precies tussen de herbivoren en de carnivoren invallen, zijn de omnivoren. Deze alleseters eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Bij alleseters is de lengte van het darmkanaal in verhouding tot de lichaamslengte middellang. Hondachtigen Is een hond nu een vleeseter of een alleseter? Vlees is voor hondachtigen in ieder geval het hoofdgerecht, maar de overschotjes van de maaltijd van de mens laat een hond zeker niet staan. De hond is nauw verwant aan de wolf Pagina 2 van 20

Hoe zit dit nu eigenlijk? Honden zijn nauw verwant aan wolven en coyotes. Beiden zijn opportunistische jagers en verzamelaars die op alles jagen en eten wat plaatselijk aanwezig is. Coyotes eten aas en jagen op knaagdieren, andere kleine zoogdieren, vogels amfibieën en andere dieren. Daarnaast eten zij de uitwerpselen van plantenetende prooidieren. Huishonden eten ook graag de ontlasting van planteneters, bijvoorbeeld paardenuitwerpselen. Voor wolven zijn grotere hoefdieren de natuurlijke prooi. De ingewanden worden als de populairste onderdelen beschouwd en daarom is gedeeltelijk verteerd plantaardig materiaal een normaal onderdeel van de voeding van de wolf. Zowel coyotes als wolven eten ook plantaardig materiaal zoals fruit, bessen, paddenstoelen en meloenen. Honden gedragen zich op vergelijkbare manier. Zij zijn opportunistische eters en hebben anatomische en fysiologische kenmerken ontwikkeld die de vertering en het gebruik van een gevarieerde voeding mogelijk maken. Je kunt dus zeggen dat een hond een vleeseter is die zijn menu aanvult met voorverteerde planten. Je zou ook kunnen zeggen dat een hond een alleseter is, die het plantaardige voer voorbewerkt moet hebben. Honden zijn omnivoor en kunnen zich indien nodig met een vegetarische voeding redden. Als dierverzorger kom je veel verschillende soorten dieren tegen. Als dierverzorger moet je uiteraard weten of je met een herbivoor, carnivoor of omnivoor te maken hebt. Daarom wordt er in dit hoofdstuk hier verder op ingegaan. Voordat we het verteringsstelsel van de verschillende diersoorten bespreken, bekijken we de meest voorkomende gebitten van zoogdieren. Pagina 3 van 20

2. Gebitsverschillen Zoals we gezien hebben heeft elk dier zijn eigen voedselpakket. In onderstaande tekst worden de onderdelen en de meest voorkomende gebitten van zoogdieren besproken. Mondholte De mondholte bestaat uit vier delen: de tong, het verhemelte, de speekselklieren en het gebit. De tong is een gespierd orgaan, bezet met smaakpapillen. Zij speelt een rol bij proeven/smaken van voedsel, het doorslikken van het voedsel en bij de voedselopneming. Opbouw van een tand Behandeld bij vak Tandheelkunde De tandformule Behandeld bij vak Tandheelkunde Pagina 4 van 20

Soorten gebitten De bouw van een gebit heeft veel te maken met het soort voer dat een dier eet. Aan het type gebit kun je aflezen welke voeding het dier van nature eet. Men onderscheidt bij zoogdieren grofweg een vijftal gebitten: 1. Het insectenetergebit (insectivorengebit), 2. Het alleseters gebit (omnivorengebit), 3. Het vleesetergebit (carnivorengebit), 4. Het plantenetergebit (herbivorengebit), 5. Het knaagdierengebit. Insectenetergebit Wegens het groot aantal tanden en de geringe verscheidenheid in de vorm van dit gebit als zeer primitief beschouwt. Alle tanden dragen scherpe punten. Voorbeelden van dieren met dit type gebit zijn de mol, de egel, de spitsmuis en de vleermuis. Voorbeeld van een tandformule van een insectivoor: 3 1 3 4 4 1 4 2 Schedel van een egel Schedel van een vleermuis Alleseters gebit Voorbeelden van alleseters zijn de mens, de aap, beren en het varken. Snij en hoektanden zijn bij de mens gelijkmatig ontwikkeld. Bij apen en bij varkens zijn de hoektanden een stuk groter dan de snijtanden. De kiezen hebben een knobbelige bovenkant. De kiezen van een omnivoor worden daarom knobbelkiezen genoemd. Knobbelkiezen duiden altijd op een weinig gespecialiseerde voeding, in dit geval een mengsel van vlees, planten en vruchten. Zij kauwen (malen) het voedsel. Tandformule mens: 2 1 2 3 (2) 2 1 2 3 (2) Tandformule varken: 3 1 4 3 3 1 4 3 Pagina 5 van 20

Vleesetergebit Kenmerkend aan het vleesetergebit is dat de snijtanden klein zijn. De snijtanden worden gebruikt voor het afknagen van botten en voor het reinigen van de pels. De hoektanden van een vleesetergebit zijn groot. Zij worden gebruikt voor het grijpen, doden en verscheuren van de prooi. Dit laatste gebeurd door middel van de poten. Een vleesetergebit bevatten verschillende soorten kiezen, namelijk puntkiezen, scheurkiezen en knobbelkiezen. De kiezen van een vleesetergebit hebben over het algemeen scherpe punten: de puntkiezen. Eén kies in elke kaakhelft valt op door zijn grootte: de knipkies of scheurkies. Hij staat dicht tegen het kaakgewricht zodat er een flinke kracht mee kan worden gezet. Op pagina 10 zie je een gebit van een leeuw. Op de onderste afbeelding zie je hoe de spieren aan de botten zijn gehecht waardoor er heel veel kracht gezet kan worden. Achter de knipkies staan gewoonlijk een of meerdere knobbelkiezen. Het meest gespecialiseerde roofdierengebit vertoont het kleinste aantal knobbelkiezen, namelijk één in elke bovenkaakhelft en geen in de onderkaak. Zij zijn vaak klein. Voorbeelden van dieren met een vleesetergebit zijn: kat, fret en hond. Tandformule katachtige: 1 (2+1) 1 3 1 2 1 Plantenetergebit Bij planteneters wordt er een onderscheid gemaakt tussen het gebit van een niet-herkauwers zoals het paard en dat van herkauwers zoals het rund. Kenmerkend van een gebit van een herbivoor zijn de grote snijtanden voor het afknippen van (taai) gras en de brede kiezen met geplooid vlak oppervlak voor het malen van plantendelen. Die kiezen worden plooikiezen genoemd. De planteneters kan men indelen in de niet-herkauwers en de herkauwers. De knaagdieren en haasachtigen worden apart besproken. a. Niet-herkauwergebit onevenhoevigen zoals het paard Een paard heeft snijtanden in zowel de bovenkaak als in de onderkaak. Doordat het dier zowel in boven als onderkaak snijtanden heeft, kan het dier het gras zeer kort afgrazen. De hoektanden zijn weinig ontwikkeld bij het paard en komen over het algemeen alleen bij mannelijke paarden voor. De hoektanden bij paarden worden haaktanden genoemd. Planteneters hebben zogenaamde plooikiezen. Plooikiezen hebben harde richels van glazuur. Doordat bij planteneters de kiezen goed aan elkaar sluiten ontstaat er een enorm kauwoppervlak. Door kauwbewegingen en het ribbelige oppervlak van de kiezen kan het grove voer vermalen Pagina 6 van 20

worden. Dit is van grote betekenis bij de vertering van plantaardig voedsel, omdat de celwanden van plantencellen uit cellulose bestaat wat niet verteerbaar is. b. Herkauwergebit evenhoevigen zoals rund, schaap, geit Herkauwers hebben in de onderkaak goed ontwikkelde snijtanden, maar in de bovenkaak ontbreken ze. Herkauwers hebben dan ook een heel ander eetgedrag dan niet-herkauwers. Bij het grazen, slaat de lange bewegelijke ruwe tong rond een bosje gras. Het wordt door de snijtanden van de onderkaak tegen de harde knoest van de snijtandloze bovenkaak gedrukt en afgerukt. De enige vertegenwoordigers van de herkauwers die in zowel bovenkaak als onderkaak snijtanden bezitten zijn de kamelen. De hoektanden ontbreken in de bovenkaak (wel aanwezig bij hertachtigen). In de onderkaak zijn de hoektanden wel aanwezig maar hebben ze volledig de vorm van de snijtanden. Tussen de hoektanden en de kiezen zit ruimte. De harde witte richels van glazuur zijn duidelijk te zien bij deze plooikiezen. Pagina 7 van 20

Knaagdierengebit inclusief gebit van haasachtigen Voorbeelden van knaagdieren zijn de cavia, muis en rat. Een knaagdierengebit heeft nooit hoektanden. De snijtanden zijn lange, scherpe beitels. Er zijn twee in de onder- en bovenkaak. Kenmerkend van het gebit van de haasachtige is dat er in de bovenkaak nog twee stifttanden achter de snijtanden staan. In onderstaande afbeelding kun je de stifttanden zien zitten. Achteraan in het gebit zitten de plooikiezen. Bij het konijn staan de glazuurplooien dwars op de tand en loodrecht op de kauwrichting die voorachterwaarts is. Bij knaagdieren en haasachtigen zit een ruimte tussen snijtanden en kiezen. Het knagen doet de snijtanden voortdurend afslijten. De open wortel zorgt voor een permanente groei. Knagen is noodzakelijk voor deze dieren. Het gaat de sterke groei door afslijting tegen. Aangezien de laag glazuur het dikste is aan de voorzijde van de tand, zal door knagen de beitelvorm behouden blijven. Pagina 8 van 20

3. Vertering 3.1 Omnivoor Als voorbeeld voor een omnivoor bespreken we de vertering van het varken. Het varken is een alleseter Een omnivoor is een alleseter. Hoewel het varken van nature omnivoor is, bestaat hun rantsoen echter grotendeels (90-95%) uit planten en de rest uit dierlijke producten. In het wild eet een varken gemiddeld 4 kilogram voer per dag. Het rantsoen bestaat uit eikels, beukennootjes, tamme kastanjes, wortels, bladeren en spruiten van eiken, grassen en waterplanten, adelaarsvarens, landbouwgewassen (aardappelen, maïs) regenwormen, larven van insecten, muizen, eieren, jonge vogels, jonge konijnen en aas. In ondiep zoet en zout water lukt het wilde zwijnen ook goed om vissen, weekdieren en amfibieën te vangen. Eikels, vooral die van de inheemse eik vinden ze het lekkerst. De napjes die om de eikels heen zitten worden niet gegeten, maar met de tong verwijderd. Anatomie en fysiologie maag-darmkanaal omnivoor Behandeld bij vak Anatomie, fysiologie en pathologie: Liefde gaat door de maag Pagina 9 van 20

3.2. Carnivoren De kat is een voorbeeld van een carnivoor. Katten zijn strikte carnivoor, d.w.z. zij hebben dierlijk weefsel nodig om te overleven. Dit is nodig vanwege de behoefte aan bepaalde stoffen (zoals taurine, voorgevormde vitamine A en arachidonzuur)die allemaal uitsluitend aanwezig zijn in dierlijk weefsel. Kat met prooi In tegenstelling tot honden, zijn katten solitaire jagers die zich in een droge, woestijnachtige omgeving hebben ontwikkeld. Kleine knaagdieren (woelmuizen en muizen) vormen tot 40 % van de voeding van de gedomesticeerde zwerfkat en een variatie aan andere prooien (bijv. vogels, reptielen, kikkers en insecten) wordt ook gevangen. Dit betekent dat de kat zich ontwikkeld heeft tot het eten van 10-20 kleine maaltijden verspreid over de dag en de nacht. De jachtdrift van een kat is zo sterk dat zij zelfs stoppen met eten om tussendoor even een prooi te vangen. Deze strategie maakt het mogelijk meerdere prooien te vangen wat de beschikbaarheid van voedsel optimaliseert en de kat haar speelse natuur geeft. Dit gedrag kan de kateigenaar frustreren die dit roofzuchtige gedrag verwart met honger. Omdat de kat een strikte carnivoor is, heeft zij behoefte aan extra eiwit, die gebruikt wordt als energiebron. Dit is waarschijnlijk ontstaan toen katten altijd toegang hadden tot een ruime mate aanwezige eiwitbron. Zij hebben daarom nooit eiwitsparende mechanismen ontwikkeld. In het wild weerspiegelt het eetgedrag van katten hun voorkeur voor dierlijk weefsel. Wanneer zij hun prooi opeten, vermijden katten de opname van plantaardig materiaal dat aanwezig is in de darmen. Zoals we bij de omnivoren gezien hebben, begint de eigenlijke vertering zodra het dier het voedsel in zijn bek heeft. Hier begint het verkleinen door kauwen, terwijl het speeksel en de sappen al op het voedsel inwerkt. De carnivoren eten vrijwel geen planten dus zij hebben ook geen specifieke zetmeelvertering in de mondholte, zoals de omnivoor dat wel heeft. Katten missen dus het enzym amylase in de mondholte. Een ander belangrijk verschil tussen de vertering van omnivoor en carnivoor is dat het rantsoen van een carnivoor vrijwel geen vezel bevat, maar uitsluitend uit dierlijke materialen bestaat zoals vlees. Doordat vlees gemakkelijk is te verteren, hebben de carnivoren een relatief kort maag-darmstelsel. Anatomie en fysiologie maag-darmkanaal carnivoor Behandeld bij vak Anatomie, fysiologie en pathologie: Liefde gaat door de maag Pagina 10 van 20

3.3. Herbivoren Herbivore zoogdieren heb je in soorten en maten. Daarom worden ze in de reader onderverdeeld in: 1. herkauwers, 2. niet-herkauwers, 3. knaagdieren, haasachtigen en 4. zaadeters (vogels). Er wordt bij herbivore zoogdieren onderscheidt gemaakt tussen: 1. dieren met enkelvoudige maag. Die dieren hebben maar 1 maag. Voorbeeld is het paard. 2. dieren met een samengestelde maag, d.w.z. zeggen dat deze dieren meerdere magen hebben. Herkauwers zoals schapen, geiten en runderen behoren tot deze groep. Ze worden in onderstaande tekst beschreven. 3.3.1. Herkauwers Kenmerken De herkauwers zijn de enige diergroep met vier magen. Een ander specifiek kenmerk van de herkauwers is de tandloze bovenkaak. Door hun tandeloze bovenkaak is hun eetgedrag als volgt: ze bijten het gras niet af zoals paarden dat doen, maar ze slaan hun lange tong om een graspol en snijden met de ondertanden het gras af. Herkauwers zijn uiteraard planteneters. Om het plantaardig materiaal te kunnen verteren hebben zij een speciale vertering met 4 magen en herkauwen. Detail van de 4 magen van een herkauwer Omdat gras moeilijk te verteren is wordt het herkauwd en door micro organismen in de pens afgebroken. Pagina 11 van 20

Hoe werkt het herkauwen nu precies? Het afgegraasde voedsel wordt zonder kauwen en met een grote hoeveelheid speeksel doorgeslikt naar de slokdarm. De slokdarm mondt uit op de grens tussen netmaag en pens. De voedsel massa komt in de pens. Bij het rund bedraagt de inhoud van de pens wel 100 liter. In de pens wordt het voedsel gekneed en afgebroken onder invloed van micro-organismen (dit verteringsproces heet fermentatie). Bij deze microbiële vertering wordt de cellulose van de celwanden afgebroken, waardoor de celinhoud later door de spijsverteringssappen bereikt kan worden. Van de pens gaat het voedsel naar de netmaag waar het tot balletjes wordt gekneed. Van daar gaat het voedsel via de slokdarm weer terug naar de mond om te worden herkauwd. Het herkauwen duurt in totaal ongeveer 1 uur en gebeurt 5-6 maal per dag. Na het herkauwen wordt het voedsel weer ingeslikt en langs de slokdarm weer naar de pens en netmaag geleid. Op de plek waar de slokdarm uitmondt tussen netmaag en pens vertrekt een goot, de slokdarmsleuf, in de wand van de voormaag naar de boekmaag. Bij elke contractie van de netmaag, openen en sluiten de wanden van de slokdarmsleuf zich. Hierdoor wordt elke keer een klein beetje voedsel door de slokdarmsleuf opgenomen en naar de boekmaag geleid. Slokdarmsleuf Deze verplaatsing wordt geholpen door de zuigende werking van de boekmaag, die, na samentrekking, terug ontspant. De wand van de boekmaag heeft overlangs plooien, te vergelijken met de bladen van een boek. De boekmaag fungeert als een soort sluis, die vloeistof en de verkleinde voerbestanddelen doorlaat naar de lebmaag, maar grote brokken weer teruggevoerd naar de pens en netmaag. In de boekmaag wordt het voedsel tussen de bladen nog fijner gewreven en uitgeperst. De vloeistof loopt naar de lebmaag. Vervolgens komt ook het vaste voedsel in de lebmaag en wordt een start gemaakt met de eigenlijke vertering. De lebmaag is de laatste maag en heeft dezelfde functie als bij de enkelvoudige maag dieren. De lebmaag wordt daarom ook wel de eigenlijke maag genoemd. De lebmaag bevat dezelfde klieren, enzymen en sappen en vormt het eigenlijke verterende gedeelte van de maag. Pagina 12 van 20

3.3.2 Niet-herkauwers Onder de niet-herkauwers vallen onder andere de paarden en de olifanten. Zij herkauwen hun voer niet en hebben maar één maag. Om het plantaardige voedsel toch goed te kunnen verteren hebben deze dieren een extra grote blindedarm. In de blindedarm blijft het voedsel langere tijd. Daar worden de harde cel- wanden van de plantencellen zo goed mogelijk verteerd door micro organismen. Paarden kunnen heel kort gras eten, omdat zij het gras gemakkelijk af kunnen bijten met de snijtanden die een paard zowel in de bovenkaak als in de onderkaak heeft. 3.3.2.1 Vertering bij paard De bouw van het maag-darmkanaal van het paard vertoont duidelijke verschillen met die van het varken en het rund. Het varken is een alleseter en heeft net zoals het paard maar één maag, maar omdat een varken ook dierlijk materiaal eet, is zijn darmstelsel veel korter dan bij het paard. Het rund is net als het paard een planteneter (herbivoor), maar is een herkauwer en heeft vier magen. Het rund verteert de ruwe celstof beter dan het paard vanwege zijn 4 magen en het herkauwen. Het paard verteert de ruwe celstof weer beter dan het varken omdat de blinde darm van het paard zich veel beter ontwikkeld heeft dan die van het varken. In onderstaande tabel staat de inhoud van de verschillende onderdelen benoemd. Inhoud (liter) Lengte (m) Verblijfsduur (uur) Maag 5-25 n.v.t. 1½ Dunne darm 54-60 20-25 6-12 Blinde darm 25-30 30-48 Dikke darm 75-100 6-8 Endeldarm 18-30 2 De paardenmaag is relatief klein, zeker als je kijkt naar de grote hoeveelheden voer en water die het paard dagelijks opneemt. De maaginhoud varieert van 5 tot 25 liter, afhankelijk van de grootte van het paard. Het voedsel blijft ongeveer 1,5 uur in de maag. Vooral in de blinde darm (caecum) van het paard vindt de vertering van de ruwe celstof plaats. De blindedarm is een uitstulping van het maag-darmkanaal op de overgang van de dunne darm naar de dikke darm. Vergeleken met andere diersoorten, is bij het paard de blindedarm zeer sterk ontwikkeld. De fermentatie in de blindedarm van het paard komt in grote lijnen overeen met de fermentatie van het voer in de pens van de herkauwer. Er komen dezelfde bacteriën in voor. De blindedarm van een paard kan ongeveer 30 liter bevatten. De verblijfsduur van het voer in de blinde- en dikke darm is ongeveer 30 tot 48 uur. De doorstroomsnelheid in dit deel van het verteringsstelsel is relatief laag en afhankelijk van de samenstelling van het voer (ruwe celstof gehalte). De verblijfsduur van moeilijk fermenteerbare voedseldelen in de blinde- en dikke darm, is bij het paard erg kort in vergelijking tot de passagesnelheid van het voer door de maag bij het rund. Mede hierdoor is de verteerbaarheid van ruwe-celstofrijk voer door paarden slechter dan door herkauwers. De blindedarm is bij het paard een zeer grote zak, die in de rechter onderbuik is gelegen. De inhoud is Pagina 13 van 20

ca. 25-30 liter. De blindedarm gaat over in de eigenlijke grote dikke darm, die in twee hoefijzervormige bogen een groot gedeelte van de buikholte inneemt. De grote dikke darm gaat via een smaller gedeelte (kleine dikke darm) over in de endeldarm, die aansluit op de darmmonding, anale opening of aars, waarin zich een kringspier (sluitspier) bevindt. In de endeldarm wordt water uit de voedselbrij onttrokken en worden de mestballen gevormd. Maag-darmkanaal paard. 1. rectum 2. colon 3. caecum 4. ileum 5. jejunum 6. duodenum 7. Maag Lever Dit is een zeer groot orgaan, gelegen tegen het middenrif. De lever is opgebouwd uit drie grote lobben. Ze speelt een aanzienlijke rol bij de spijsvertering. Tevens wordt in de lever de gal gevormd, die via de galgang in de twaalfvingerige darm komt en een rol speelt bij de vetvertering. Het paard heeft geen galblaas. Pagina 14 van 20

3.3.2.2.Vertering bij knaagdier en haasachtigen De lippen en de tong van de haasachtigen grijpen het voedsel vast, waarna het gesneden wordt door de tanden. De kiezen malen het voedsel (met een zijwaartse beweging van ongeveer 300 cycli per minuut) tot kleinere deeltjes. Vier paar speekselklieren scheiden speeksel uit met enzymen die een begin maken aan de vertering. De gespierde wand van de oesophagus trekt ritmisch samen en duwt op deze manier het voedsel naar de maag. De enkelvoudige maag bevat een massa van opgenomen voedsel, vezels, vacht en zachte ontlasting. Konijnen kunnen niet braken; een ongewone sluitspier voorkomt deze reflex. De meeste eiwitten, koolhydraten en suikers zijn in het eerste deel van de dunne darm geabsorbeerd. Onverteerd en vezelachtige materiaal gaat verder door het ileum. Om dit materiaal toch goed te kunnen verteren is de blinde darm extra goed ontwikkeld. In de blinde darm vindt fermentatie van ruwe celstof plaats voordat de voedselbrij verder gaat naar de dikke darm. De blinde darm heeft hier dus, net zoals bij de paardachtige, de taak die vergelijkbaar is met die van de pens bij herkauwers. De anaal klieren voegen de typische geur toe aan de harde keutels wanneer ze uitgescheiden worden, om het territorium te markeren. Clusters zachte keutels omgeven door een slijmerig vliesje worden direct uit de anus en heel doorgeslikt, een proces dat bekend staat als coprofagie. In onderstaande afbeelding zie je een schematische afbeelding van coprofagie. Coprofagie bij het konijn Pagina 15 van 20

Wat is coprofagie? Coprofagie betekent het eten van de ontlasting. Bij knaagdieren en haasachtigen is dit een normaal onderdeel van het verteringsproces. Bij coprofagie wordt de blinde darm (caecum) ontlasting door het dier uit zijn eigen rectum opgegeten. Ongeveer 1/3 van de nachtmest wordt direct vanaf de anus opgenomen. Coprofagie begint al op een leeftijd van ± 3 weken. Het al dan niet goed functioneren van dit verschijnsel is afhankelijk van een goede werking van de bijnieren, die hun functie pas goed kunnen verrichten als het dier rustig is. De nachtmest kenmerkt zich doordat ze zachter en kleiner zijn, eivormig, vaak in clusters, omgeven door een slijmlaagje en groen bruin gekleurd. Normale konijnenfeces zijn hard, rond of bolvormig, vezelig en bruin gekleurd. Functie van coprofagie? De functie van coprofagie is de betere benutting van waardevolle voedingsstoffen zoals vitamine B 12 K en eiwitten die door de microflora in de blinde darm gevormd zijn. Het is zeer twijfelachtig of deze vorm van mest eten ook bijdraagt tot een betere benutting van de ruwe celstof, zoals zo dikwijls wordt verondersteld. Door stilstand of vertraging van de coprofagie kunnen ernstige voedingsstoornissen optreden. Vandaar dat een rustige omgeving voor het konijn erg belangrijk is. Coprofagie bij andere diersoorten Zoals we eerder in de tekst gelezen hebben komt coprofagie ook bij honden voor. In dit geval is het geen onderdeel van het normale verteringsproces. Bij honden wordt er onderscheid gemaakt tussen het eten van de ontlasting van andere diersoorten (zoals katten, konijnen, paarden en mensen) en het eten van hondenpoep (eigen poep of van een andere hond). Zogende teven eten de ontlasting van de puppy s op om het nest schoon te houden. Dit is normaal gedrag. In andere gevallen gaat het vaak om aangeleerd gedrag. Er zijn een aantal redenen waarom honden ontlasting eten: 1. Verveling en 2. Stress 3. Gebrek aan hygiëne 4. Verstoorde stofwisseling waardoor bepaalde voedingsstoffen onbenut het lichaam verlaten. De hond eet de ontlasting op om die voedingsstoffen toch te kunnen benutten. Ook eten honden ontlasting van andere dieren, zoals van het paard. Het eten van de ontlasting van paarden door de hond kan gevaarlijk zijn. Paarden worden namelijk regelmatig ontwormd waarna de ontlasting ontwormingsmiddel of wormeneieren kan bevatten. Zowel het ontwormingsmiddel als de wormeneieren kunnen schadelijk of zelfs dodelijk voor honden zijn. Pagina 16 van 20

3.3.2.3. Zaadeter Een vogel moet licht blijven. Te veel reserves op het lichaam is voor een vogel een onvoordelige zaak. Spijsvertering en stofwisseling zijn dan ook voor bij de vogel snel verlopende processen. Een vogel moet elke dag voedsel tot zijn beschikking hebben. Zoogdieren kunnen langere tijd (soms weken) zonder voedsel (wel water!), maar een vogel zal dan snel sterven. Alleen trekvogels verzamelen voor de trek reservevoedsel. Bij vogels zijn ook verschillende specialismen aanwezig: zaadeters, vis- of vleeseters, fruiteters. Er bestaan vele vormen snavels en tongen, aangepast aan de manier waarop en welk voedsel wordt opgenomen. In deze tekst beperken we ons tot de zaadeters. Zaadeters zijn vogels die hun voedingsstoffen halen uit een ruim assortiment van zaden. De mondholte Vogels hebben geen tanden en kiezen. Hiervoor in de plaats heeft elke vogel een snavel en een speciaal aangepast maag-darmstelsel. Een vogel neemt het voedsel op via de snavel. De snavel bestaat uit hoorn en is heel hard. Hiermee kan het dier kraken, breken, scheuren en bijten, maar een echte vervanging van tanden is de snavel niet. Er wordt dus geen voedsel in de mondholte fijngemalen zoals dat bij veel zoogdieren wel het geval is. In de mondholte bevinden zich wel speekselklieren. Het speeksel zorgt ervoor dat het voedsel beter glijdt. Sommige vogels zoals watervogels bevatten weinig tot geen speekselklieren. In tegenstelling tot het speeksel van de mens bevat het speeksel van vogels geen enzymen die helpen bij de voorvertering. De snavel als gereedschap De slokdarm en de krop Het begin van de slokdarm wordt gevormd door de keel. In de keel kruisen de luchtwegen en het spijsverteringskanaal elkaar. De slokdarm is een buis met een hele dunne wand die tot aan het begin van de hals loopt. Op de wand bevinden zich slijmklieren die de doorgang van het voedsel gemakkelijker moeten maken. Het voedsel wordt door middel van peristaltiek (dit is het samentrekken van de darmwandspieren) naar beneden gevoerd. Waar de hals in de romp overgaat, bevindt zich de krop. De krop is vooral bij zaad- en graanetende vogels van belang. De krop is een grote, zakvormige uitstulping in de slokdarm. In de krop worden de zaden bewaard, vochtig gemaakt en geweekt. Bij vogels met jongen wordt deze gedeeltelijk voorverteerde massa aan de jongen gevoerd. Aan de krop kan men voelen of een dier nog recent gegeten heeft. Een krop hoeft niet altijd goed gevuld te zijn. Bij sommige diersoorten zoals jonge papegaaien kan het zelfs gevaarlijk zijn. Baby papegaaien kunnen bijvoorbeeld dood gaan door vergisting van voedsel in de krop. Pagina 17 van 20

De magen De maag van zaadeters en insecteneters bestaat uit twee delen, namelijk de kliermaag en de spiermaag. De kliermaag is een orgaan met een zachte wand waar veel kliertjes inzitten die spijsverteringssappen produceren. In die spijsverteringssappen zitten o.a. enzymen. De enzymen behandelen het voedsel in de kliermaag. De kliermaag is relatief klein en langgerekt. Er kan maar weinig voedsel in worden opgeslagen. In de kliermaag wordt bijvoorbeeld pepsine (eiwit vertering) en zoutzuur geproduceerd. Het zoutzuur heeft meerdere functies: 1. oplossen van kalkachtige stoffen 2. doden van schadelijke micro organismen door het zure milieu 3. activeert het enzym pepsine De spiermaag heeft vooral bij zaadetende vogels een belangrijke functie. De spiermaag is van binnen bekleed met zwaar, geribd, verhoornd epitheel of dekweefsel. Bij zaadeters is de spiermaag sterk gespierd en bestaat uit twee dikke spierschijven die heel hecht met elkaar verbonden zijn. De harde hoornlaag zorgt voor een goede bescherming van de spieren. Doordat de spierschijven samentrekken, ontstaat een persende en wrijvende beweging van de voermassa. Samen met de steentjes die in de spiermaag aanwezig zijn ontstaat een soort molensteen die zelfs het hardste voedsel zoals harde zaden kan fijnmalen. Dus eigenlijk vervangt deze spiermaag de functie van de tanden. Pagina 18 van 20

De darmen Na de magen gepasseerd te hebben komt het voedsel terecht in de dunne darm. Het eerste gedeelte van de dunne darm noemt men de twaalfvingerige darm. In deze twaalfvingerige darm mondt de afvoerbuis van de alvleesklier en de galblaas uit, waardoor er gal en alvleeskliersap aan de voedselbrok wordt toegevoegd. Deze verteringssappen zijn sterk alkalisch, waardoor de voedselbrok minder zuur wordt. Spijsverteringsorganen van de kip Alvleeskliersap, is een van de belangrijkste spijsverteringssappen omdat het o.a. amylase (vertering van koolhydraten) en trypsine (eiwit vertering) bevat. Het gal zorgt ervoor dat de in het voedsel aanwezige vetbolletjes emulgeren (= uiteenvallen in kleinere bolletjes)waardoor het vetoppervlakte vergroot wordt en de andere verteringssappen een betere kans hebben om het vet te verteren. Op de grens van de dunne darm en de daaropvolgende dikke darm bevinden we bij vogels twee blinde darmen. Hoewel er wel voedsel in terecht komt is hun functie nog niet bekend. Er wordt vermoed dat er net zoals bij paarden vertering van ruwe celstoffen plaatsvinden door middel van micro organismen zoals bacteriën. Deze vertering noemt men fermentatie. Anders dan bij paarden is Pagina 19 van 20

dat vogels naast hun gewone ontlasting bovendien eenmaal per dag een zogenaamde blindedarmontlasting hebben. Deze ontlasting is minder vast van vorm en heeft meestal een lichtbruine of groene kleur. Op deze ontlasting ontbreekt bovendien de witte urinekap. De dikke darm bevat in tegenstelling tot de dunne darm geen darmvlokken meer. Ook worden er geen spijsverteringssappen meer gevormd. De functie van de dikke darm is voornamelijk het afgeven van vocht aan de bloedbaan, waardoor de onverteerde delen flink indikken. Zo is de oorspronkelijke voedselbrij veranderd in ontlasting. De darminhoud wordt door talloze slijmkliertjes met een laagje slijm bedekt, zodat de ontlasting gemakkelijk verder kan glijden. Het laatste deel van de dikke darm noemen we ook wel endeldarm. Cloaca Het darmkanaal, de urineleiders en de voortplantingsorganen monden uit in een gemeenschappelijke ruimte de cloaca. In de cloaca wordt nog wat water aan de urine onttrokken, zodat ook deze indikt. De urine en uitwerpselen verlaten samen de cloaca. We zien dan ook meestal dat de grauwgroene, vaste massa, die de ontlasting vormt, bedekt is met een wit kapje van de urine. De witter substantie bestaat uit urinezuren die afkomstig zijn uit de nieren. Vogels hebben geen urineblaas. Ook de eileiders monden uit in de cloaca. Toch zijn eieren vrijwel nooit bevuild met de urinezuren of feces van de kip. De cloaca wordt afgesloten terwijl het ei het lichaam verlaat. Ook bij vogels zijn verschillende specialismen aanwezig: zaadeters, vis- of vleeseters. Er bestaan vele vormen snavels en tongen aangepast aan de manier waarop en welk voedsel wordt opgenomen. Pagina 20 van 20