ez03000248 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 16 mei 2003 Sinds najaar 2000 is het BioPartner-programma operationeel. Dit programma heeft ten doel om het aantal startende ondernemingen op het gebied van de life sciences in Nederland te vergroten. Meer in het algemeen gesteld is het beleidsdoel om het klimaat voor nieuw ondernemerschap op dit gebied in Nederland op langere termijn structureel te verbeteren. Ik heb de Kamer over de opzet van dit programma gedetailleerd geïnformeerd op 9 februari 2000 1. Ik heb daarbij ook aangegeven dat ik uw Kamer jaarlijks over de voortgang van dit programma zal informeren. BioPartner is nu twee jaar operationeel en ik bied u hierbij de tweede voortgangsrapportage 2 aan, met als bijlage het door BioPartner Network opgestelde monitorrapport. Ik ben op grond van de resultaten over het tweede jaar van oordeel dat het BioPartner-programma de goede start in het eerste jaar heeft weten te continueren. Er blijft sprake van een toename van het aantal nieuwe life sciences bedrijven, echter de groei is minder sterk dan de voorgaande twee jaren. De afgelopen drie jaar zijn circa 60 nieuwe bedrijven gestart. De huidige situatie en de verwachte ontwikkeling duiden er op dat het bij de start gekozen ambitieniveau voor het programma, te weten een gemiddelde toename van 15 starters per jaar, haalbaar lijkt. De uitdaging voor de laatste twee jaren van het BioPartner-programma is om met de gezamenlijke inzet van alle BioPartner-actielijnen zowel de toename van het aantal nieuwe life sciences starters, als de kwaliteit van alle starters vast te houden en alle kansen te benutten om het resultaat nog verder te verbeteren. Opzet programma 1 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999 2000, 25 518, nr. 20. 2 De eerste rapportage is vastgelegd in: Tweede Kamer, Niet-dossierstuk 2001 2002, ez02000001. Het BioPartner-programma is opgebouwd uit vijf actielijnen, die in onderlinge samenhang bevorderen dat het ondernemerschap in de life sciences in nauwe samenwerking met de betrokken partijen in het «veld» wordt gestimuleerd. Deze actielijnen zijn: 1. BioPartner Network; hieronder vallen taken als netwerkvorming, scouting, promotie en coaching. Daarnaast wordt door de stichting BioPartner Nederland, die voor deze actielijn verantwoordelijk is, de onderlinge samenhang tussen de overige actielijnen bevorderd en wordt de voortgang van het programma geëvalueerd; 2. BioPartner First Stage Grant; deze subsidieregeling, welke namens mij wordt uitgevoerd door NWO, beoogt onderzoekers bij publieke kennisinstellingen te helpen een nieuwe onderneming te starten («zaaigeld»); 3. BioPartner Centers; dit zijn de incubatorfaciliteiten voor startende bedrijven, welke gelegen zijn in de nabijheid van de life sciences «kennisclusters» in Nederland. Deze centers zijn samen met universiteiten en lokale of regionale publieke investeerders opgezet; 4. BioPartner Facilities Support; dit is het apparatenfonds voor startende bedrijven, dat werkt op basis van het gezamenlijk gebruik van een bijzonder onderzoeksapparaat door minimaal 2 bedrijven waaronder één starter, dat is geplaatst bij een publieke kennisinstelling. Het apparatenfonds wordt beheerd door de stichting Mibiton; 5. BioPartner Start-up Ventures; dit is het participatiefonds dat is bestemd om deel te nemen in startende life sciences bedrijven in combinatie met één of meer particuliere investeerders. De BioPartner deelneming betreft altijd een minderheidsparticipatie en is alleen gericht op de 0203tkndsez03000248 1
eerste financieringsronde van een starter. Het fonds wordt in opdracht van mijn departement beheerd door Zernike Life Sciences Startfonds BV. In totaal is voor dit programma 45 miljoen gereserveerd voor de periode 2000 tot 2005. BioPartner Network heeft mij op 23 april jl. bijgaande rapportage over de periode oktober 2001 december 2002 aangeboden, welke een goed beeld geeft wat er in het tweede jaar van het programma is gebeurd en waar nog knelpunten worden gesignaleerd. Resultaten Het BioPartner-programma heeft een aantal zichtbare resultaten bereikt: Het hele programma heeft een goede naamsbekendheid en waardering gekregen bij de doelgroep, de beginnende starters en verschillende netwerken rondom life sciences starters; Via de BioPartner-actielijn Start-up Ventures (SuV) hebben dertien participaties direct bijgedragen aan startende life sciences bedrijven, die gezamenlijk een werkgelegenheid bieden aan ruim 100 werknemers in fte s; Er zijn vijftien potentiële starters in de BioPartner-pijplijn die ofwel hun First Stage Grant (FSG) (bijna) hebben afgerond, dan wel goedkeuring hebben voor een SuV-participatie; Er zijn zes BioPartner Centers incubators neergezet, waarvan een aantal concrete toezeggingen heeft van life sciences starters als huurders. Het gebouw van BioPartner Center Leiden is als eerste in april 2002 geopend, de gebouwen van de andere Centers zijn bijna voltooid of nog in aanbouw. Center Wageningen is ook al vanaf april 2002 operationeel, en totdat de nieuwbouw gereed is, is deze gevestigd in gehuurde ruimtes van de universiteit. Het aantal startende life sciences bedrijven in 2002 is afgenomen, maar blijft wél boven het niveau van 1999, zoals blijkt uit de onderstaande figuur. Figuur 1. Grafische weergave van het aantal life sciences starters in Nederland in de periode 1990=2002 (bron: BioPartner Network, april 2003) 25 20 15 10 5 0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2
Uit deze gegevens blijkt dat ondanks de huidige economische teruggang de groei nog gehandhaafd blijft boven het ambitieniveau van het BioPartner-programma. De scherp afgekoelde conjunctuur kan in de komende jaren alsnog een negatieve ontwikkeling veroorzaken, echter de huidige signalen binnen het BioPartner-programma wijzen hier niet op. De in de markt zeer gewaardeerde BioPartner-actielijn First Stage Grant ontvangt nog steeds voldoende aanvragen. Dit geeft de indruk dat er uit de zaaifase het omvormen van een idee naar een levensvatbaar businessplan veel initiatieven zullen volgen voor het starten van een nieuw life sciences bedrijf. De verwachting is dat, mede op basis van deze ontwikkeling, het aantal starters per jaar op het ambitieniveau (gemiddeld 15 per jaar) zal worden gecontinueerd. Het breder ter beschikking komen van de BioPartner Centers en de scouting-activiteiten zullen de ontwikkeling van starters sterk kunnen stimuleren. Naast het BioPartner-programma, dat vooral is gericht op het verbeteren van de omgevingsfactoren voor life sciences starters, zijn ook de generieke stimuleringsinstrumenten, zoals de Technologische Samenwerkingsregeling en de WBSO, van directe financiële betekenis voor deze jonge bedrijven. Hoewel deze regelingen vooral worden gebruikt door bestaande bedrijven blijkt dat de jonge life sciences bedrijven veel projecten van hoge kwaliteit indienen en daardoor ook goed gebruik weten te maken van deze regelingen. Voor jonge bedrijven met schaarse middelen is dit ook een wezenlijke bron van financiering. Ondanks het relatief positieve beeld over het BioPartner-programma bestaan er aanzienlijke knelpunten voor life sciences starters, zoals ook in het monitorrapport wordt aangestipt: Kwaliteit ondernemingsplannen: De stroom aan ideeën vanuit de onderzoeksinstellingen is nog steeds in lijn met de verwachtingen, echter het aantal goede ondernemingsplannen en opgerichte bedrijven dat uit de onderzoeksinstellingen voortkomt is relatief klein. Overdracht van de «Intellectual Property(IP)»-rechten van de kennisinstelling naar de starter/het spin-off bedrijf: De overstap vanuit een kennisinstelling naar een bedrijf blijkt nog steeds problemen met zich mee te brengen voor de life sciences starters. Het gaat hier veelal om overeenstemming over de IP-overdracht, de eigendomsverhoudingen en de positie van de onderzoeker/entrepreneur. Het is voor een starter essentieel om over de IP-rechten te kunnen beschikken. Uit de praktijk van (BioPartner) spin-offs blijkt dat menig kennisinstelling hierop nog niet goed voorbereid is. Investeringsklimaat: Het investeringsklimaat anno 2002 is zeker anders dan bij de start van BioPartner in 2000. Dit is grotendeels een extern gegeven waarop BioPartner niet veel invloed heeft. Het veranderende klimaat is aanleiding om op een meer pro-actieve manier vanuit BioPartner met de investeerders om te gaan. Resultaten per actielijn In de rapportage van Biopartner Network wordt een duidelijk overzicht geschetst van de ontwikkeling binnen de actielijnen en de synergie tussen de actielijnen. Wat betreft de kwantitatieve informatie over de specifieke actielijnen verwijs ik u naar dit rapport. Per actielijn kunnen op grond van de rapportage de volgende conclusies worden getrokken: 3
1. Network BioPartner Network is geslaagd in het genereren van bekendheid en kan het centrale aanspreekpunt voor startende life sciences ondernemers in Nederland genoemd worden. Mede dankzij BioPartner Network is er in Nederland een zichtbaar netwerk van kennis en kennissen met betrekking tot ondernemerschap in de life sciences ontstaan. Ook is duidelijk dat de andere actielijnen, First Stage Grant, Start-up Ventures, Facilities Support en de zes Centers, een steeds zwaardere rol krijgen in de presentatie van het BioPartner-programma. In 2002 is enige achterstand opgelopen in de faciliterende rol van BioPartner Network door de verandering van directeur. Het verschuiven van het accent van BioPartner Network van een «kwartiermaker» naar een meer faciliterende rol is in 2002 in gang gezet. Dit wordt in 2003 met grote inspanningen versneld doorgevoerd. Met de invoering van scouting, het gezamenlijk business support plan voor het genereren van kwalitatief goede starters en het bevorderen van de synergie tussen de actielijnen door een aanpassing van het huidige bestuur verwacht ik dat de productiviteit van BioPartner Network zelf en het programma als geheel zal worden verhoogd. 2. First Stage Grant In 2002 is de subsidieregeling zaaiprojecten life sciences als onderdeel van het BioPartner-programma duidelijk gepositioneerd als BioPartner First Stage Grant. In totaal zijn in 2002 33 projecten ingediend, waarvan er 7 geheel en 15 gedeeltelijk zijn gehonoreerd; het totaal toegekende bedrag is afgerond 2,36 miljoen. Door nauwe afstemming en samenwerking binnen BioPartner, met name met de dit jaar operationeel zijnde lokale BioPartner Center-managers, kunnen geïnteresseerden ook lokaal snel en goed geïnformeerd worden over de mogelijkheden van deze regeling. Met NWO ben ik in overleg over een nadere afstemming tussen het STIGON-programma van NWO en deze BioPartner-actielijn. De voortgang en benutting van deze regeling geven mij geen aanleiding tot verder inhoudelijk commentaar en voor inhoudelijke wijzigingen. 3. BioPartner Centers In 2002 is veel voortgang geboekt bij deze actielijn, er zijn momenteel zes BioPartner Centers voorzien in Amsterdam, Groningen, Leiden, Maastricht, Utrecht en Wageningen. De fase van ontwikkeling van de centers varieert tussen volledig operationeel, bijna voltooid en nog in aanbouw. Naast het Ministerie van Economische Zaken zijn meerdere financiële partners betrokken bij de investeringen in deze centers. Vaak zijn dit de universiteit en lokale of regionale publieke investeerders. De activiteiten van de centers kunnen onderling enigszins verschillen aangezien zij handelen in lijn met de regionale condities en conform de business plannen waarvoor zij van mij subsidie hebben ontvangen. Nu de centers steeds meer de bouwfase ontgroeien en zich nadrukkelijker kunnen richten op de dienstverlening zal ik, naast de periodieke monitoring, extra aandacht besteden aan de uitvoering van de verschillende business plannen en de gezamenlijke acties. 4. Facilities Support In 2002 werd aan één project een toezegging gedaan van 363 000. Bij deze actielijn is sprake van stagnatie bij het indienen van investeringsvoorstellen. Een mogelijke oorzaak is de gekozen constructie waarbij de kennisinstellingen de faciliteiten beheren. Dit is bij de start van het BioPartner-programma het uitgangspunt van facility sharing geweest: 4
dure faciliteiten worden door de kennisinstellingen beheerd, waarbij startende bedrijven de mogelijkheid hebben van deze faciliteiten gebruik te maken, met als doel de wisselwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven te stimuleren. Startende bedrijven ervaren deze formule als een belemmering en geven de suggestie om de starter zelf het beheer over de faciliteit te laten hebben. Deze suggestie neem ik in overweging en ik zal onderzoeken of een adequate aanpassing in de formule mogelijk is, zonder het uitgangspunt van facility sharing uit het oog te verliezen. Tevens wordt gesignaleerd dat de naamsbekendheid van BioPartner Facilities Support nog niet voldoende gevestigd is. Dit knelpunt wordt aangepakt in de gezamenlijke marketingaanpak van de BioPartneractielijnen. 5. Start Up Ventures In 2002 zijn 5 participaties geëffectueerd voor een gezamenlijk bedrag van afgerond 1,4 miljoen. T/m 2002 zijn door het fonds in totaal 18 participaties goedgekeurd, waarvan er 13 zijn geëffectueerd voor een totaalbedrag van afgerond 2,35 miljoen. BioPartner Start-up Ventures heeft vertraging opgelopen in het streven om vijftien participaties per jaar te realiseren. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door het ongunstige investeringsklimaat, anderzijds blijken potentiële co-financiers terughoudend te opereren als gevolg van de beperkte capaciteit van BioPartner Start-up Ventures om na de eerste ronde te kunnen doorfinancieren. Om in de eerste fase co-financiers te kunnen interesseren, is met name de mogelijkheid en de bereidheid van BioPartner Start-up Ventures in een tweede ronde nogmaals mee te kunnen investeren van groot belang. Het lijkt daarom raadzaam om de regeling hierop aan te passen. Ik heb reeds actie ondernomen om een verruiming van de investeringsmogelijkheden van BioPartner Start-up Ventures te verkennen. Ik verwacht binnenkort een wijziging te kunnen doorvoeren en daarmee het gesignaleerde knelpunt te kunnen wegnemen. Daarnaast zal ik in overleg treden met de stakeholders uit de venture capital wereld om de financieringsproblematiek bij life sciences starters nader te verkennen. Aan alle BioPartner-actielijnen heb ik specifiek aandacht gevraagd om de synergie en samenwerking verder te verbeteren. Dit heeft ertoe geleid dat een aantal initiatieven is ondernomen, zoals een gezamenlijk business support plan en een verdere personele unie tussen de besturen van de actielijnen. Zo wordt een betere benutting van de kennis en competenties binnen het gehele BioPartner-programma bereikt. De in het Monitorrapport gesignaleerde knelpunten en aanbevelingen zijn reeds of zullen worden aangepakt. Ze zullen ook meegenomen worden in de aangekondigde stroomlijning van de verschillende technostartersinitiatieven, waarover u binnenkort separaat wordt geïnformeerd. Ik heb BioPartner Network gevraagd om de voortgang ook wat betreft de aanpak van de knelpunten goed te blijven monitoren en daarover te rapporteren in de volgende evaluatie van het programma, die overeenkomstig mijn toezegging aan u, volgend jaar zal plaatsvinden. De Minister van Economische Zaken, J. F. Hoogervorst Bijlage is niet elektronisch beschikbaar. 5