2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG

Vergelijkbare documenten
IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

F I A T NL S N E L G I D S

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG

IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85

4 - In een oogopslag

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

2 UW IN EEN OOGOPSLAG

UW 306 IN EEN OOGOPSLAG


UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG

COCKPIT

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S


UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG

4 - IN EEN OOGOPSLAG

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Uw auto komt tot leven op internet!

Het online-instructieboekje

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden

************************* **************** ******** ***

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

Het online-instructieboekje

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

Bedieningen Dutch - 1

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER

1. AM/FM-radio gebruiken

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display

Verwarming en ventilatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

Het instructieboekje online

G A PSL O G O O EEN IN

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis.

Het instructieboekje online

AFSTANDSBEDIENING I-1

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

De RENAULT ONDERHOUDSBEURT

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Bovag checklist. werkorder Klant. Auto. De Auto Avenue Tilburg BV. Straat Kapt. Hatterasstraat 11

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C)

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde

Het online-instructieboekje

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Automatische transmissie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen.

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Verkorte gebruiksaanwijzing

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208

Ontgrendelen van de achterdeuren

Voertuig Controle Golf 7

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak.

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

De online-gebruiksaanwijzing

Praktijk Vragen over auto

C8_03-2_fr_Gcv.qxd 12/09/03 10:26 Page 1 CITROËN C8 INSTRUCTIEBOEKJE. 0 C:\Documentum\Checkout\V3_03_2_Tcv-NEL.win 15/3/ :35 -page 1

LCD scherm va LCD scherm

RUITENWISSERS/-SPROEIERS

NL ESP-Systeem

Het online-instructieboekje

FIAT PANDA NL INSTRUCTIEBOEK

F I A T

F I A T P U N T O NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K

I-1 SLEUTELS, AFSTANDSBEDIENING * A B

Onderhoudsprogramma, update

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

GEFELICITEERD MET DE AANKOOP VAN UW NIEUWE VOLVO!

FIAT PUNTO NL INSTRUCTIEBOEK

gefeliciteerd MeT de AAnkOOP VAn Uw VOLVO XC90 quick guide

Uw gebruiksaanwijzing. BLAUPUNKT RIO RCR 87

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Wij raden u aan de waarschuwingen en tips aandachtig te lezen die worden voorafgegaan door de symbolen:

EERSTE KENNISMAKING B U I T E N Z I J D E. Open dak

FIAT DUCATO NL INSTRUCTIEBOEK

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Gebruik van de afstandsbediening

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Transcriptie:

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG

UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 3 1. Airbag bestuurder. Claxon. 2. Verlichtingsschakelaars en richtingaanwijzers. 3. Stuurkolomschakelaar autoradio. 4. Instrumentenpaneel. 5. Schakelaar ruitenwissers/- sproeiers/bediening boordcomputer. 6. Alarmknop. 7. Schakelaar centrale vergrendeling. 8. Schakelaar alarmknipperlichten. 9. Multifunctioneel display. 10. Lichtsensor. 11. Schakelaar Elektronisch Stabiliteits Programma/Anti Slip Regeling (ESP/ASR)*. 12. Middelste verstelbare roosters verwarming/ ventilatie en regeling luchtopbrengst. 13. Voorruitontwaseming. 14. Inbouwruimte luidspreker (tweeter). 15. Zijruitontwaseming. 16. Verstelbaar zijventilatierooster verwarming/ ventilatie en regeling luchtopbrengst. 17. Airbag passagierszijde. 18. Dashboardkastje. 19. Autoradio RB3 of RD3. 20. Schakelaars stoelverwarming. 21. CD-wisselaar. 22. Bediening verwarming/ airconditioning. 23. Asbak vóór. 24. Uitstroomopening voor beenruimte achter. 25. 12 V-aansluiting. 26. Versnellingshendel. 27. Bekerhouder. 28. Handrem. 29. Afvalbak. 30. Muntenvakje. Uitschakeling airbag aan passagierszijde. 31. Stuur-/contactslot. 32. Stuurkolomschakelaar. 33. Zekeringenkast. 34. Schakelaars elektrisch bediende buitenspiegels. Schakelaars elektrisch bediende ruiten. Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter. 35. Koplampverstelling. 36. Snelheidsregelaar. * In de loop van het jaar.

4 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG DE SLEUTELS Met de sleutels kunnen de sloten van zowel de voorportieren, de brandstofvulklep, het dashboardkastje, de uitschakeling van de airbag aan de passagierszijde en het contactslot worden bediend. Centrale vergrendeling` Met behulp van de sleutel in het slot van het bestuurdersportier kunnen alle portieren, de bagageruimte en de brandstofvulklep worden ver- en ontgrendeld, kan de supervergrendeling* worden ingeschakeld en kunnen de buitenspiegels worden in- en uitgeklapt*. Als één van de voorportieren of de achterklep is geopend, werkt de centrale vergrendeling niet. Dit wordt aangegeven door een geluidssignaal als wordt geprobeerd te vergrendelen met de afstandsbediening. Met de afstandsbediening kunnen dezelfde functies worden uitgevoerd. * Volgens uitvoering. De afstandsbediening Vergrendelen Druk op de knop A om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt aangegeven doordat de richtingaanwijzers gedurende ongeveer 2 seconden continu branden. Opmerking: Door lang op de knop A te drukken, worden niet alleen de portieren en de achterklep vergrendeld, maar worden ook automatisch de ruiten* en het schuifdak* gesloten. Auto's met supervergrendeling* De supervergrendeling* blokkeert het van binnenuit en van buitenaf openen van de portieren. Door één keer op de knop A te drukken wordt de supervergrendeling ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. Opmerking: Door lang op de knop A te drukken wordt niet alleen de supervergrendeling ingeschakeld, maar worden ook automatisch de ruiten* en het schuifdak* gesloten. Door binnen vijf seconden na het inschakelen van de supervergrendeling nogmaals op de knop A te drukken wordt de normale vergrendeling ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers in combinatie met een kort geluidssignaal van de claxon. Ontgrendelen Druk op de knop B om de auto te ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Opmerking: Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat 65 binnen 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld. STARTEN STOP: Het contact is afgezet. 1e stand, accessoires: Het contact is afgezet, maar de accessoires functioneren wel. 2e stand, contact aan: Het contact staat aan. Starten: De startmotor wordt in werking gezet.

UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 5 SCHAKELAARS OP STUURKOLOM VERLICHTING Verlichting vóór en achter (ring A) Lichten uit Parkeerlichten Dim-/ grootlicht Automatische ontsteking van de verlichting* Mistlampen vóór* en mistachterlicht De mistlampen vóór* en het mistachterlicht worden ingeschakeld door de draairing respectievelijk één of twee standen naar voren te draaien en kunnen worden uitgeschakeld door de ring naar achteren te draaien. De geselecteerde stand wordt aangegeven door het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Auto's met mistachterlicht (ring B) Mistachterlicht Auto's met mistlampen vóór en mistachterlicht (ring C) Mistlampen vóór (ring 1 stand naar voren draaien) * Volgens uitvoering. Mistlampen vóór en mistachterlicht (ring 2 standen naar voren draaien). RUITENWISSERS Vóór 2 Hoge snelheid (zware neerslag). 1 Normale snelheid (normale neerslag). AUTO Automatisch wissen*. 0 Uit. Eén keer wissen. Ruitensproeier: trek de hendel naar u toe. Achter Uit. Interval. Ruiten sproeier. Automatische ruitenwissers* In de stand AUTO werken de ruitenwissers automatisch en de snelheid van de ruitenwissers wordt aan de hoeveelheid neerslag aangepast. 72 74

6 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG VOORSTOELEN 1. Verstelling in lengterichting. 2. Toegang tot de achterbank (3-deurs). 3. Verstelling van de hoek van de rugleuning. 4. Hoogteverstelling van de bestuurders- of passagiers stoel*. 5. Schakelaar stoelverwarming*. 6. Uitneembare armleuning vóór* (5-deurs). 7. Hoogteverstelling en verstelling van de hoek van de hoofdsteun. Trek om de hoofdsteun te verstellen deze naar voren en verschuif hem gelijktijdig. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. 8. Opberglade*. * Volgens uitvoering. 58

UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 7 ACHTERBANK Kantel om het linker deel (2/3) of het rechter deel (1/3) van de achterbank neer te klappen altijd eerst de zitting omhoog alvorens de rugleuning neer te klappen (om beschadiging te voorkomen): schuif indien nodig de voorstoel(en) naar voren, til de zitting 1 aan de voorzijde op, klap de zitting 1 tegen de rugleuning van de voorstoel(en), controleer of de veiligheidsgordel langs de zijkant van de rugleuning loopt, trek aan de knop 2 om de rugleuning 3 los te maken, zet de hoofdsteunen in de laagste stand, klap de rugleuning 3 neer. Terugplaatsen: klap de rugleuning omhoog en vergrendel deze (het rode vlakje in knop 2 moet onzichtbaar zijn), klap de zitting neer. Let op dat de gordels niet worden vastgeklemd. 60

8 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. Airbags voor Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht. Ze worden tegelijkertijd geactiveerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de airbag aan passagierszijde schakel de airbag uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst, schakel de airbag in als er een passagier op de voorstoel zit. Uitschakelen airbag aan passagierszijde* steek, als het contact is afgezet, de sleutel in de schakelaar 1 en draai deze in de stand "OFF". Zet, zodra u het kinderzitje verwijdert, de schakelaar in de stand "ON" om de airbag weer in te schakelen. Controle van werking Als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld (schakelaar in de stand "OFF"), zal bij het aanzetten van het contact (2e stand van de sleutel) het verklikkerlampje gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Airbag aan passagierszijde uitgeschakeld". Het verklikkerlampje blijft branden zolang de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Zijairbags* en window-airbags** De zijairbags zijn geïntegreerd in de rugleuning van de voorstoelen aan de zijde van de portieren. De window-airbags zijn geïntegreerd in de stijlen en in de hemelbekleding. Zij worden aan de zijde waar de aanrijding plaatsvindt opgeblazen. * Volgens land van bestemming. ** Volgens uitvoering. 91 92

UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 9 ELEKTRISCH BEDIENDE RUITEN 1. Schakelaar ruitbediening aan bestuurderszijde. 2. Schakelaar ruitbediening aan passagierszijde. 3. Schakelaar ruitbediening rechts achter*. 4. Schakelaar ruitbediening links achter*. 5. Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter*. Handbediening: Duw of trek de schakelaar tot aan het zware punt. De ruit stopt zodra de toets wordt losgelaten. Automatische bediening*: Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. De ruit opent of sluit volledig. STUURWIEL IN HOOGTE EN DIEPTE VERSTELLEN Trek aan de hendel A om het stuurwiel te ontgrendelen. Verstel het stuurwiel in hoogte en/of in diepte. Vergrendel het stuurwiel door de hendel A volledig in te drukken. Beveiliging tegen beknellen*: Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze weer open. ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS* Plaats de knop 6 naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw de knop 7 in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. Plaats de knop 6 weer in de middelste stand. Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig ingeklapt worden, maar ook elektrisch* met behulp van de knop 6 of automatisch* bij het vergrendelen. * Volgens uitvoering. 78 79 80

10 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG MOTORKAP OPENEN BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te gebeuren. Open de brandstofvulklep. Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom. Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep. Op een label aan de binnenzijde van de vulklep staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank bedraagt circa 60 liter. Vergrendel na het tanken de tankdop en sluit de vulklep. Verklikkerlampje brandstofreserve Op het moment dat het lampje gaat branden, kunt u nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden. Binnenzijde: Druk op de knop links onder het dashboard. 71 Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak omhoog, til de motorkap op en zet de motorkapsteun vast om de motorkap open te houden. 71

UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 11 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE "TIPTRONIC-Systeem PORSCHE" Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit volautomatische bediening, aangevuld met de programma's sport en sneeuw, of handmatig schakelen. Schakelpatroon Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpatroon te verplaatsen. De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven. S : programma Sport. : programma Sneeuw. Park (parkeerstand): om de auto stil te zetten en te starten, met of zonder gebruik van de handrem. Reverse (achteruitversnelling): om achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait). Neutral (neutraalstand): om de motor te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem. Opmerking: Laat, als onder het rijden per ongeluk de selectiehendel in de stand N wordt gezet, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven. Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden. Manual (sequentiële stand): om zelf te schakelen tijdens het rijden. Handmatig schakelen in de vier versnellingen: Duw de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen en trek de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen. Opmerking: de programma's S (sport) en (sneeuw) kunnen niet worden ingeschakeld in de handbediende stand. Starten van de auto Om, na het starten, weg te rijden vanuit de stand P: trap altijd het rempedaal in om uit de stand P te kunnen schakelen, selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden. Om weg te rijden vanuit de stand N: trap het rempedaal in en zet de handrem los, selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden. Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspedaal niet wordt ingedrukt. Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait. 86

12 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG VERWARMING/ AIRCONDITIONING Nr. Symbool Functie 1 Regeling luchtverdeling. 2 Bediening luchttoevoer. 52 3 Temperatuurregeling. 4 Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. 5 Regeling luchtopbrengst. 54 6 Bediening airconditioning.

UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 13 AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING Nr. Symbool 1 2 3 4 5 6 Functie Regeling luchtopbrengst. Regeling luchtverdeling. Bediening luchttoevoer. Bediening air conditioning. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. Systeem uit. 7 Temperatuurregeling. 56 8 9 Automatisch programma "comfort". Automatisch programma "zicht".

14 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG AUTORADIO RB3 36 AUTORADIO RD3* * De RD3 is met een van de twee afgebeelde frontjes uitgevoerd. 38

18 DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES De onderhoudscyclus van uw 307 bestaat uit de onderhoudscontroles type A (verversen van motorolie, vervangen van het oliefilter en een aantal controlewerkzaamheden) en type C (onderhoudscontrole type A + werkzaamheden die elke 60.000 km moeten worden uitgevoerd). Zie de overzichten op de volgende bladzijden. Uw 307 is uitgerust met een onderhoudsintervalindicator die de afstand tot de volgende onderhoudscontrole type A afstemt op rijomstandigheden en het rijgedrag van de bestuurder : voor modellen met benzinemotor: elke 30.000 km of elke 2 jaar, voor modellen met direct ingespoten dieselmotor: elke 20.000 km of elke 2 jaar. De afstand tot de volgende onderhoudscontrole type A wordt berekend aan de hand van drie parameters: het aantal omwentelingen van de motor, de motorolietemperatuur, het gedurende een langere periode buiten gebruik zijn van de auto. De onderhoudsintervalindicator bepaalt aan de hand van deze drie elementen of de volgende onderhoudscontrole eerder of later moet plaatsvinden. Naar gelang de gebruiksomstandigheden kunnen één of meerdere onderhoudscontroles type A tussen twee onderhoudscontroles type C worden uitgevoerd. Afhankelijk van de kilometerstand kan uw dealer voorstellen een onderhoudscontrole type C uit te voeren, zodat u de werkplaats minder vaak hoeft te bezoeken.

DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES 19 Door de lange intervallen tussen de onderhoudscontroles is het noodzakelijk het motoroliepeil regelmatig te controleren: het is normaal dat er tussen twee verversingen motorolie bijgevuld moet worden. Daarom nodigt PEUGEOT u uit voor een tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles. De afstand tot deze controle wordt niet door de onderhoudsintervalindicator aangegeven. De tussentijdse controle dient tussen twee onderhoudscontroles te worden uitgevoerd. Een PEUGEOT-monteur voert een korte controle uit. Bovendien worden vloeistoffen indien nodig bijgevuld (olie, koelvloeistof, ruitensproeiervloeistof tot 2 liter). Een te laag oliepeil kan ernstige schade aan de motor veroorzaken: controleer daarom het motoroliepeil ten minste elke 5.000 km. Deze lange onderhoudsintervallen zijn mogelijk geworden door de doorontwikkeling van onze auto's en van de smeermiddelen: DAAROM IS HET VERPLICHT UITSLUITEND OLIËN TE GEBRUIKEN DIE VOLDOEN AAN DE NORMEN VAN DE CONSTUCTEUR (zie bladzijden "Smeermiddelen").

20 DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES ONDERHOUDSINTERVALINDI- CATOR De onderhoudsintervalindicator bevindt zich samen met de kilometerteller en de dagteller in het instrumentenpaneel. Hij bepaalt de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt aan de hand van het gebruik van de auto. Werking Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers (afgerond) tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 4.800 km. Als het contact wordt aangezet geeft het display gedurende enkele seconden het volgende aan: enkele seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de kilometerstand en de stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1.000 km. Enkele seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de kilometerstand en de stand van de dagteller aan en blijft de onderhoudssleutel branden. Dit om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden. Elke keer als het contact wordt aangezet, gaat de onderhoudssleutel gedurende enkele seconden knipperen en geeft de teller het aantal kilometers aan dat er teveel gereden is. Opmerking: Bij draaiende motor blijft de onderhoudssleutel knipperen totdat de onderhoudscontrole is uitgevoerd.

DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES 21 Op 0 zetten Uw PEUGEOT-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elke onderhoudsbeurt weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto heeft uitgevoerd, kan de onderhoudsintervalindicator op de volgende wijze op 0 gezet worden: zet het contact af, druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, zet het contact aan. de kilometerteller begint terug te tellen. Laat de knop los als de onderhoudsintervalindicator 0 aangeeft; de onderhoudssleutel verdwijnt. ONDERHOUD VAN SLIJTAGE-ONDERDELEN en controle van verbruikte artikelen Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen specifieke onderhoudscontroles. - De remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden. - Het pollenfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (onderhoudscontroles en tussentijdse controles) of, afhankelijk van de omgeving (stof, vervuiling, enz.), vaker gecontroleerd te worden. - Voor de 2 liter HDI Turbo diesel motor (110 pk) moet het PEUGEOTservicepunt elke 80.000 km het roetfilter onderhouden en het additiefreservoir bijvullen. - De airbags en de pyrotechnische gordelspanners dienen elke 10 jaar vervangen te worden. - De bandenspanning moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden. Belangrijk: Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal vijf minuten. Het resetten van de onderhoudsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen.

22 DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES DE VERSCHILLENDE TYPEN ONDERHOUDSCONTROLES Elke auto heeft zijn eigen onderhoudsinterval, die door de constructeur is vastgesteld op basis van de technische eigenschappen. Deze bestaat uit 2 verschillende onderhoudscontroles (A en C), tussentijdse controles en enkele aanvullende werkzaamheden; deze zijn speciaal op uw 307, de kilometerstand en de leeftijd ervan afgestemd. Uw dealer geeft bij de garantiecontrole en daarna bij elke onderhoudscontrole het type en de werkzaamheden van de volgende onderhoudscontrole aan. ONDERHOUDSINTERVAL VAN UW 307 BENZINE Onderhoudscontrole elke 2 jaar of max. elke 30.000 km KILOMETERSTAND 60 000 120 000 180 000 Garantiecontrole bij 10.000 km of na 6 maanden* Deze is noodzakelijk om aanspraak op de garantie te kunnen maken + vervangen distributieriem Controleren van vloeistofniveau automatische transmissie elke 60.000 km. Vervangen van remvloeistof elke 2 jaar of elke 60.000 km. Voor deze onderhoudsinterval dient olie op synthetische basis gebruikt te worden. Het gebruik van synthetische olie of brandstofbesparende olie is ook toegestaan. Bijzondere gebruiksomstandigheden (zie het desbetreffende hoofdstuk) - Vervangen van luchtfilter elke 40.000 km. - Vervangen van de distributieriem elke 80.000 km. * Wat het eerst bereikt is. Tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles.

DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES 23 Onderhoudscontrole elke 2 jaar of elke 20.000 km ONDERHOUDSINTERVAL VAN UW 307 DIESEL KILOMETERSTAND 60 000 Garantiecontrole bij 10.000 km of na 6 maanden*. Deze is noodzakelijk om aanspraak op de garantie te kunnen maken. + onderhoud roetfilter voor de 2.0 HDi 110 pk-motor (80.000 km) 120 000 180 000 + onderhoud roetfilter voor de 2.0 HDi 110 pk-motor (160.000 km) Vervangen van de distributieriem elke 160.000 km (2.0 L HDi 90 pk/110 pk) en elke 240.000 km (1.4 L HDi 70 pk) Vervangen van remvloeistof elke 2 jaar of elke 60.000 km. Voor deze onderhoudsinterval dient olie op synthetische basis gebruikt te worden. Brandstofbesparende olie of synthetische olie mogen ook worden gebruikt. Bijzondere gebruiksomstandigheden (zie het desbetreffende hoofdstuk) - Vervangen van luchtfilter elke 45.000 km. - Vervangen van distributieriem elke 120.000 km. * Wat het eerst bereikt is. Tussentijdse controle tussen twee onderhoudscontroles.

24 DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES BIJZONDERE GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Overwegend huis-aan-huisbestellingen. Alleen stadsverkeer (b.v. taxi). Korte ritten bij lage temperatuur. Langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: - in streken met temperaturen regelmatig hoger dan +30 C, - in streken met temperaturen regelmatig lager dan -15 C, - in stoffige gebieden, - in landen waar de smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.

DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES 25 DE PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES TYPE A EN C EN DE TUSSENTIJDSE CONTROLES Werkzaamheden Omschrijving van de werkzaamheden Garantiecontrole Type A C Tussentijdse controle - Motorolie verversen. VERVERSEN - Brandstoffilter aftappen (alleen diesel). - Oliefilter. - Brandstoffilter (alleen benzine). VERVANGEN - Brandstoffilterelement (alleen diesel). - Luchtfilterelement - Bougies (alleen benzine). - Motorolie (controleren + bijvullen). - Olie handgeschakelde versnellingsbak (controleren + bijvullen). - Niveau elektrolyt in accu (controleren + bijvullen) indien niet onderhoudsvrij. NIVEAU - Ruitensproeiervloeistof (controleren + bijvullen). - Koelvloeistof (controleren + bijvullen). - Remvloeistof (controleren + bijvullen). - Stuurbekrachtigingsvloeistof (controleren + bijvullen, volgens uitvoering). - Werking verlichting en signalering. - Staat van ruiten, koplampreflectoren, lampglazen en spiegels. - Claxon. - Ruitensproeiers. - Staat van ruitenwisserbladen. - Staat en spanning van aandrijfriemen. - Werking van handrem. - Afdichting en staat van hydraulische circuits (slangen en carters). CONTROLE - Staat van rubber stofhoezen. - Remblokken. - Staat en speling van wiellagers, spoorstangen, kogels, silent blocs. - Afdichting van schokdempers. - Slijtage van remvoeringen achter. - Staat en spanning van banden (incl. reservewiel). - Emissieregeling, volgens wettelijke voorschriften (alleen benzine). - Rookgastest (alleen diesel). - Pollenfilter (volgens uitvoering). - Visuele controle van de gehele auto door een Peugeot-monteur. SERVICE - Huurauto (indien overeengekomen). PROEFRIT : Alle rijomstandigheden : Bijzondere rijomstandigheden

26 COMMERCIELE BENAMINGEN VAN DE GOEDGEKEURDE EN AANBEVOLEN SMEERMIDDELEN VOOR MOTOREN IN EUROPA(1) B E N Z I N E D I E S E L D I E S E L B E N Z I N E (1) Minimale kwaliteitseis: Benzinemotoren: ACEAA3 en API SH/SJ; Dieselmotoren: ACEA B3 en API CF/CD - ACEA = Association des Constructeurs Européens Automobiles - API = American Petroleum Institute. Bij gebruik van een oliesoort die niet aan de norm ACEAA3-B3 voldoet, is het noodzakelijk het onderhoudsschema "Bijzondere omstandigheden" met kortere intervallen aan te houden. *Deze brandstofbesparende olie mag alleen worden gebruikt in motoren die hiervoor geschikt zijn.

DE PEUGEOT-ONDERHOUDSCONTROLES 27 VOORGESCHREVEN EN GOEDGEKEURDE SMEERMIDDELEN De olie in de tabel voldoet voor de meeste gebruiksomstandigheden. Het schema geeft een overzicht van de meest geschikte viscositeit bij een bepaalde temperatuur. Het is ook mogelijk om synthetische "superkwaliteit" motorolie te gebruiken. Indien het gebruik van semi-synthetische of synthetische oliën niet mogelijk is, mogen oliën van de kwaliteit API SH/SJ (voor benzinemotoren) of CD/CF (voor dieselmotoren) gebruikt worden, waarbij dan wel het onderhoudsschema voor "Bijzondere gebruiksomstandigheden" met kortere intervallen dient te worden aangehouden. Aarzel niet om een PEUGEOT-servicepunt advies te vragen om het rijcomfort van uw auto te behouden en de onderhoudskosten zo laag mogelijk te houden. Neem contact op met de lokale vertegenwoordiger van Automobiles PEUGEOT in landen buiten Europa. VERPLICHT VERPLICHT Handgeschakelde ESSO GEAR OIL BV TOTAL TRANSMISSION BV versnellingsbak 75W80 Ond.nr. 9736.41 75W80 VERPLICHT Automatische ATF 4HP20-AL4 transmissie AL4 Ond.nr. 9736.22 Andere goedgekeurde producten Stuurbekrachtiging DA-VLOEISTOF Ond.nr. 9730.A1 Remvloeistof PEUGEOT DOT4 Koelvloeistof PROCOR TM108/GLYSANTIN G33 of REVKOGEL 2000 VERPLICHT Vorstbescherming -35 C

28 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN INSTRUMENTENPANEEL BENZINE/DIESEL 1 - Toerenteller. 2 - Verklikkerlampje veiligheidsgordels. 3 - Verklikkerlampje zelfdiagnose motor. 4 - Verklikkerlampje handrem en te laag remvloeistofniveau. 5 - Richtingaanwijzer links. 6 - Koelvloeistoftemperatuurmeter. 7 - Verklikkerlampje laden van de accu. 8 - Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP). 9 - Verklikkerlampje motoroliedruk. 10 - Verklikkerlampje brandstofreserve. 11 - Richtingaanwijzer rechts. 12 - Brandstofmeter. 13 - Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS). 14 - Verklikkerlampje airbags. 15 - Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagierszijde. 16 - Snelheidsmeter. 17 - Onderhoudsintervalindicator, Meter motorolieniveau en kilometerteller. 18 - Nulstelling dagteller. 19 - Verklikkerlampje mistachterlicht. 20 - Verklikkerlampje Elektronisch Stabiliteits Programma en Anti Spin Regeling (ESP/ASR)*. 21 - Verklikkerlampje mistlampen vóór*. 22 - Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor. 23 - Verklikkerlampje grootlicht. 24 - Verklikkerlampje te laag koelvloeistofniveau*. 25 - Verklikkerlampje dimlicht. 26 - Verklikkerlampje water in brandstof (diesel)*. 27 - Dimmer dashboardverlichting. * Volgens uitvoering.

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 29 INSTRUMENTENPANEEL AUTOMATISCHE TRANSMISSIE 1 - Toerenteller. 2 - Verklikkerlampje veiligheidsgordels. 3 - Verklikkerlampje zelfdiagnose motor. 4 - Verklikkerlampje handrem en te laag remvloeistofniveau. 5 - Richtingaanwijzer links. 6 - Koelvloeistoftemperatuurmeter. 7 - Verklikkerlampje laden van de accu. 8 - Verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP). 9 - Verklikkerlampje motoroliedruk. 10 - Verklikkerlampje brandstofreserve. 11 - Richtingaanwijzer rechts. 12 - Brandstofmeter. 13 - Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS). 14 - Verklikkerlampje airbags. 15 - Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagierszijde. 16 - Snelheidsmeter. 17 - Onderhoudsintervalindicator, meter motorolieniveau en kilometerteller. 18 - Nulstelling dagteller. 19 - Verklikkerlampje mistachterlicht. 20 - Verklikkerlampje Elektronisch Stabiliteits Programma en Anti Spin Regeling (ESP/ASR)*. 21 - Verklikkerlampje mistlampen vóór*. 22 - Verklikkerlampje grootlicht. 23 - Verklikkerlampje te laag koelvloeistofniveau*. 24 - Verklikkerlampje dimlicht. 25 - Dimmer dashboardverlichting. 26 - Verklikkerlampje programma Sport. 27 - Verklikkerlampje programma Sneeuw. 28 - Schakelstandindicatie. * Volgens uitvoering.

30 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Een verklikkerlampje dat constant blijft branden of bij een draaiende motor knippert, geeft aan dat er een defect is opgetreden. Het branden van sommige lampjes gaat vergezeld van een geluidssignaal en een bericht op het multifunctionele display. Negeer een dergelijke waarschuwing niet, maar raadpleeg zo snel mogelijk uw PEUGEOT-servicepunt. Stop onmiddellijk indien tijdens het rijden het verklikkerlampje verplicht stoppen (STOP) gaat branden, maar zorg ervoor dat u uw auto op een zo veilig mogelijke plaats tot stilstand brengt. Verklikkerlampje verplicht stoppen STOP Gekoppeld aan de verklikkerlampjes "te lage motoroliedruk", "temperatuur motorolie"*, "te laag koelvloeistofniveau", "te laag remvloeistofniveau" en "storing in systeem elektronische remdrukregelaar", de koelvloeistoftemperatuurmeter en het pictogram portier/motorkap/kofferdeksel geopend op het multifuncionele display. Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als het lampje bij een draaiende motor knippert, stop dan onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje te lage motoroliedruk Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP. Als het lampje bij een draaiende motor brandtt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Te lage oliedruk" of " Motorolie bijvullen" op het multifunctionele display, stop dan onmiddellijk. Vul indien nodig olie bij. Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje te laag koelvloeistofniveau* Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP. Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet gedurende ongeveer 3 seconden branden. Als het lampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Koelvloeistof bijvullen" op het multifunctionele display, stop dan onmiddellijk. Let op: wacht tot de motor is afgekoeld alvorens koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk. Draai, om verwondingen te voorkomen, de vuldop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder vervolgens de vuldop en vul koelvloeistof bij. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. VERKLIKKERLAMPJE HANDREM EN TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU Gekoppeld aan het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP. Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op hetzij: - "Handrem aangetrokken", in het geval van een (iets) aangetrokken handrem, - "Niveau remvloeistof te laag", in het geval van een te laag remvloeistofniveau in het reservoir (als het lampje ook brandt als de handrem niet gebruikt wordt), - "Storing remsysteem", in het geval van een storing in de elektronische remdrukregelaar als het tegelijk met het verklikkerlampje ABS brandt. Stop onmiddellijk. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. * Volgens uitvoering.

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 31 Verklikkerlampje laden van de accu Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Als het lampje bij een draaiende motor brandt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing laden accu" op het multifunctionele display, kan dit wijzen op: - een storing in het laadcircuit, - loszittende aansluitingen van de accu of de startmotor, - een gebroken of te slappe dynamoriem, - een defecte dynamo. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet gedurende 3 seconden branden. Als het lampje bij een snelheid van meer dan 12 km/h blijft branden of gaat branden, wijst dit op een storing in het antiblokkeersysteem. De normale remwerking met rembekrachtiging blijft toch behouden. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing ABS" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje storing Elektronisch Stabiliteits Programma/Anti Slip Regeling (ESP/ASR)* Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet gedurende 3 seconden branden. Als het lampje bij draaiende motor blijft branden of gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "ESP/ASR buiten gebruik" op het multifunctionele display, raadpleeg dan een PEUGEOT-servicepunt. Het verklikkerlampje gaat knipperen als het systeem in werking wordt gesteld en blijft branden als het systeem wordt uitgeschakeld. Verklikkerlampje zelfdiagnose motor Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Het verklikkerlampje vervuild roetfilter is gekoppeld aan het verklikkerlampje zelfdiagnose motor. Er verschijnt een melding op het multifunctionele display als dit lampje tijdens het draaien van de motor brandt in combinatie met een geluidssignaal: - De melding "Storing emissieregeling" duidt op een storing in de emissieregeling. - De melding "Niveau brandstofadditief laag" of "Kans op vervuiling roetfilter", duidt op een storing in het roetfilter. Als het lampje bij draaiende motor knippert in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Defect in katalysator" op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in het injectie- of het ontstekingssysteem. De katalysator kan hierdoor beschadigd raken (alleen auto's met benzinemotor). Raadpleeg zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet branden. Wacht met het starten van de motor tot het lampje uit gaat. Verklikkerlampje water in brandstoffilter* (dieselmotor; afhankelijk van land van bestemming) Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Water in brandstoffilter" op het multifunctionele display, raadpleeg dan zo snel mogelijk een PEUGEOT-servicepunt. Er bestaat kans op schade aan het inspuitsysteem. * Volgens uitvoering.

32 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagierszijde* Het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding op het multifunctionele display "Airbag aan passagierszijde uitgeschakeld". Als de airbag aan passagierszijde uitgeschakeld is, gaat het verklikkerlampje branden als het contact wordt aangezet, waarna het blijft branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje knippert uw PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje airbags Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact branden en gaat na enkele seconden uit. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding "Storing airbag" op het multifunctionele display, wijst dit op hetzij: - Een storing in de airbags van de bestuurder en de voorpassagier, of - Een storing in de zijairbags of de window-airbags. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje veiligheidsgordels Dit lampje gaat branden als de motor draait en de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Verklikkerlampje brandstofreserve Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet 3 seconden branden. Als het lampje bij een draaiende motor gaat branden, klinkt een geluidssignaal en verschijnt de melding "Brandstofniveau laag" op het multifunctionele display. Zodra dit lampje gaat branden, kunt u nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden (tankinhoud: ca. 60 liter). Als het lampje knippert, geeft dit een storing aan in de brandstofmeter. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. * Volgens uitvoering. Koelvloeistoftemperatuurmeter Wijzer in zone A: de temperatuur is in orde. Wijzer in zone B: de temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP gaat knipperen in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Temperatuur koelvloeistof hoog" op het multifunctionele display. Stop onmiddellijk. Let op: Wacht tot de motor is afgekoeld om indien nodig koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk. Draai, om verwondingen te voorkomen, de vuldop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder vervolgens de vuldop en vul koelvloeistof bij. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

32 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagierszijde* Het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding op het multifunctionele display "Airbag aan passagierszijde uitgeschakeld". Als de airbag aan passagierszijde uitgeschakeld is, gaat het verklikkerlampje branden als het contact wordt aangezet, waarna het blijft branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje knippert uw PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje airbags Het lampje gaat bij het aanzetten van het contact branden en gaat na enkele seconden uit. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding "Storing airbag" op het multifunctionele display, wijst dit op hetzij: - Een storing in de airbags van de bestuurder en de voorpassagier, of - Een storing in de zijairbags of de window-airbags. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. Verklikkerlampje veiligheidsgordels Dit lampje gaat branden als de motor draait en de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Verklikkerlampje brandstofreserve Gaat elke keer dat het contact wordt aangezet 3 seconden branden. Als het lampje bij een draaiende motor gaat branden, klinkt een geluidssignaal en verschijnt de melding "Brandstofniveau laag" op het multifunctionele display. Zodra dit lampje gaat branden, kunt u nog ongeveer 50 km met de resterende hoeveelheid brandstof rijden (tankinhoud: ca. 60 liter). Als het lampje knippert, geeft dit een storing aan in de brandstofmeter. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt. * Volgens uitvoering. Koelvloeistoftemperatuurmeter Wijzer in zone A: de temperatuur is in orde. Wijzer in zone B: de temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje verplicht stoppen STOP gaat knipperen in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Temperatuur koelvloeistof hoog" op het multifunctionele display. Stop onmiddellijk. Let op: Wacht tot de motor is afgekoeld om indien nodig koelvloeistof bij te vullen. Het koelcircuit staat onder druk. Draai, om verwondingen te voorkomen, de vuldop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder vervolgens de vuldop en vul koelvloeistof bij. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN 33 Display stand selectiehendel automatische transmissie Park (Parkeerstand) Reverse (Achteruit) Verklikkerlampjes automatische transmissie Verklikkerlampje "SPORT" Dit lampje gaat branden als het schakelprogramma "SPORT" van de automatische transmissie wordt ingeschakeld. Neutral (Neutraalstand) Verklikkerlampje "SNEEUW" Dit lampje gaat branden als het schakelprogramma "SNEEUW" van de automatische transmissie wordt ingeschakeld. Drive (Rijstand) Handbediening: 1e versnelling ingeschakeld 2e versnelling ingeschakeld 3e versnelling ingeschakeld 4e versnelling ingeschakeld

34 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact, 3 verschillende functies: - onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk), - motorolieniveaumeter, - kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller). Opmerking: de totale kilometerstand en de dagteller worden gedurende dertig seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden het motorolieniveau. Dimmer dashboardverlichting Druk, tijdens het branden van de verlichting, op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting en de lichtsterkte van het multifunctionele display te veranderen. Als de verlichting de zwakste (of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop los en druk deze vervolgens opnieuw in om de verlichting weer feller (of zwakker) te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt. Maximum Controleer het olieniveau met de peilstok. Te veel olie kan leiden tot motorschade. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met een PEUGEOTservicepunt. Minimum Controleer het olieniveau met de peilstok en vul zonodig olie bij. De aanwijzing is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid. Nulstelling dagteller Druk, terwijl het contact aan is, de knop in. Defecte motorolieniveaumeter Als het (vierkante) symbool knippert, geeft dit een defect aan de motorolieniveaumeter aan. Er bestaat grote kans op ernstige motorschade. Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

UW 307 IN DETAIL 35 MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY Monochroom display B Dit kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (het symbool C knippert bij kans op gladheid), - informatie van de autoradio, - controle op geopende portieren.(portier, achterklep of motorkap), - waarschuwingen (bijv.: "acculading niet in orde") of berichten (bijv.: "airbag passagier uitgeschakeld") die tijdelijk worden weergegeven, kunnen worden gewist door op de knop 1 of 2 te drukken, - de boordcomputer*. Instellen van parameters Druk de knop 1 in en houd deze gedurende 2 seconden ingedrukt. Vervolgens kunnen door het indrukken van de knop 1 de verschillende parameters geselecteerd worden: - de taal, - de snelheidseenheden (km of mijl), - de temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit), - de tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur), - de uren, - de minuten, - het jaar, - de maand, - de dag. Door het indrukken van de knop 2 kan de geselecteerde parameter worden gewijzigd. Houd de knop ingedrukt om de gegevens in een hoger tempo in te stellen. Als de knoppen gedurende 10 seconden niet wordt ingedrukt, geeft het display het vorige scherm weer en zijn de wijzigingen opgeslagen. * Volgens uitvoering.

36 UW 307 IN DETAIL DE AUTORADIO RB3 Hendel 1-Indrukken (achterzijde) Volume verhogen. 2 - Indrukken (achterzijde) Volume verlagen. Functie 1+2 - Gelijktijdig indrukken Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets. 3 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) - Volgende nummer selecteren (CD). 4 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in aflopende frequentie (radio) - Vorige nummer selecteren (CD). 5 - Op het uiteinde drukken Wijzigen van de geluidsbron (radio/cassette/cd-wisselaar). 6 - Draaien (rechtsom) Selecteren van volgende opgeslagen zender (radio) - Selecteren van volgende CD. 7 - Draaien (linksom) Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) - Selecteren van vorige CD.

UW 307 IN DETAIL 37 Toets Functie A RDS RDS-functie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de regionale functie. B TA Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT. C D Lang indrukken: snel terugspoelen van cassette. Lang indrukken: snel vooruitspoelen van cassette. C+D j k Kort indrukken: omkeren afspeelrichting van de cassette. jj kk Lang indrukken: uitwerpen van de cassette. E Bassen/hoge tonen hoger instellen. F Bassen/hoge tonen lager instellen. G Instelling van bassen, hoge tonen, loudness, balans en automatische volumeregeling. H SRC Selecteren van radiofunctie: radio, cassette of CD-wisselaar. Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen CD. I kk Handmatig en automatisch zoeken van zenders in oplopende frequentie. Volgende nummer van CD selecteren en selecteren volgende PTY (radio). J jj Handmatig en automatisch zoeken van zenders in aflopende frequentie. Vorige nummer van CD selecteren en selecteren vorige PTY (radio). K MAN Handmatige/automatische functie van de toetsen I en J voor de radio. L BND Selectie van het golfbereik FM1, FM2, FMast, AM. AST Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuzezenders (autostore). M AAN/UIT-schakelaar radio. N Verlagen van volume. O + Verhogen van volume. 1 t/m 6 123456 Selectie van een opgeslagen zender. Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender. 1 t/m 5 123456 Selecteren van CD in CD-wisselaar.

40 UW 307 IN DETAIL ALGEMENE FUNCTIES Aan / uit Druk, als het contact AAN is of in de stand ACCESSOIRES staat, op de knop M om de radio aan of uit te schakelen. De radio kan gedurende 30 minuten werken zonder dat het contact aanstaat. Diefstalbeveiliging De radio is zodanig gecodeerd dat deze alleen in uw auto functioneert. Het heeft geen enkele zin de radio in een andere auto te monteren. De diefstalbeveiliging is volledig automatisch en behoeft daarom niet te worden ingeschakeld of ingesteld. REGELING VAN HET VOLUME Druk herhaaldelijk op de toets O om het volume te verhogen en op de toets N om het te verlagen. Druk lang op de toets O of N om het volume sneller te verhogen resp. te verlagen. AUDIO-INSTELLINGEN Druk herhaaldelijk op de toets G om achtereenvolgens de bassen (BASS), de hoge tonen (TREB), de loudness-functie (LOUD), de fader (FAD), de balans (BAL) en de automatische aanpassing van het volume te kiezen. Deze functie wordt automatisch weer uitgeschakeld als er geen instellingen gewijzigd worden of door de toets G na het bereiken van de functie voor de automatische aanpassing van het volume nogmaals in te drukken. Opmerking: De instellingen voor de bassen en hoge tonen zijn gekoppeld aan de op dat moment ingeschakelde geluidsbron. Zo kan de toonhoogte voor de radio, cassette (RB3), CD (RD3) of CD-wisselaar verschillend worden ingesteld.

UW 307 IN DETAIL 41 Bassen Druk, als er "BASS" op het display wordt weergegeven, op de toets E of F om de bassen in te stellen. - "BASS _9" minimum instelling bassen, - "BASS 0" normale stand, - "BASS +9" maximum instelling bassen. Toonregeling Druk, als er "TREB" op het display wordt weergegeven, op de toets E of F om de hoge tonen in te stellen. - "TREB _9" minimum instelling hoge tonen, - "TREB 0" normale stand, - "TREB +9" maximum instelling hoge tonen. Loudness-functie Met deze functie kunnen de bassen en hoge tonen versterkt worden. Druk op de toetsen E of F om de functie in- of uit te schakelen. Faderregeling Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets E of F. Met de toets E wordt het volume vóór versterkt. Met de toets F wordt het volume achter versterkt. Balansregeling Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets E of F. Met de toets E wordt het volume rechts versterkt. Met de toets F wordt het volume links versterkt. Automatische volumeregeling Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets E of F om de functie in- of uit te schakelen.

42 UW 307 IN DETAIL RADIOFUNCTIE Opmerkingen over de radio-ontvangst De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf, middengolf en FMzenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de reflectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst. Selecteren van de radiofunctie Autoradio RB3: druk herhaaldelijk op de toets "SRC". Autoradio RD3: druk op de toets P. Selecteren van het golfbereik Autoradio RB3: druk kort op de toets "BND/AST" om de golflengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen. Autoradio RD3: druk kort op de toets P om de golflengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen. Automatisch afstemmen Druk kort op één van de toetsen I of J om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. De radio stopt bij de eerste zender die na het loslaten van de toets wordt gevonden. Als de functie TA is ingeschakeld, wordt alleen afgestemd op zenders die verkeersinformatie uitzenden. Eerst worden de sterkste zenders afgezocht in de stand "LO". Daarna wordt in de stand "DX" ook naar zwakkere zenders gezocht. Druk twee keer kort op de toets I of J om direct in de stand "DX" op de zwakkere zenders af te kunnen stemmen.

UW 307 IN DETAIL 43 Handmatig afstemmen Druk op de toets "MAN". Druk kort op de toets I of J om respectievelijk de volgende of volgende zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. Het zoeken stopt zodra de toets wordt losgelaten. Als de toets "MAN" opnieuw wordt ingedrukt, wordt teruggekeerd naar het automatisch afstemmen op een zender. Handmatig opslaan van zenders Kies het gewenste station. Houd één van de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Het geluid valt weg en keert weer terug: de desbetreffende zender is nu opgeslagen. Automatisch opslaan van FM-zenders (autostore) Autoradio RB3: houd de toets "BND/AST" meer dan twee seconden ingedrukt. Autoradio RD3: houd de toets P meer dan twee seconden ingedrukt. De autoradio slaat automatisch de 6 FM-zenders op. Deze zenders worden op de Fmast-band opgeslagen. Als er minder dan 6 zenders worden gevonden, blijven de resterende geheugens ongewijzigd. Oproepen van opgeslagen zenders Telkens als een van de toetsen "1" t/m "6" wordt ingedrukt, wordt de desbetreffende zender weergegeven.

44 UW 307 IN DETAIL RDS Gebruik van RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM De RDS-functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze zender gebruikt worden in de diverse regio's. Druk kort op de toets "RDS" om de functie in of uit te schakelen. Op het multifunctionele display verschijnt: - "RDS" als deze functie is ingeschakeld, - "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Volgen van RDS-zenders Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt. Verkeersinformatie Druk op de toets "TA" om deze functie in of uit te schakelen. Op het display verschijnt: - "TA" als deze functie is ingeschakeld, - "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, cassette, CD of CD-wisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie. Druk op de toets "TA" om de verkeersinformatie te onderbreken; de functie is dan uitgeschakeld. N.B.: Het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten. Regionale functie (REG) Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.