Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Vergelijkbare documenten
2. Het Europees Parlement heeft op 12 juni 2001 advies over het voorstel uitgebracht. 2

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 september 2000 (29.09) (OR. fr) 11702/00 LIMITE CATS 58 COPEN 63 JAI 97

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78

Benelux Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 oktober 2000 (11.10) (OR. en) 12089/00 Interinstitutioneel dossier: 1999/0152 (COD) LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

10213/00 AL/hb DG H III NL

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 18 juni 2004 (23.06) (OR. en) 10665/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0270 (C S) LIMITE COPE 74

Nationaal Benelux Prüm Europese Unie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 november 2004 (29.11) (OR. en) 14504/1/04 REV 1 LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

Publicatieblad van de Europese Unie

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN KADERBESLUIT VAN DE RAAD over de accreditatie van activiteiten van gerechtelijke laboratoria

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 juni 2009 (24.06) (OR. en) 10964/09 JAI 391 E FOPOL 170

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

16542/2/09 REV 2 eek/mak/mv 1 DG H 2B

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie)

PUBLIC. Brussel, 30 april 2002 (08.05) (OR. fr,en) RAAD VA DE EUROPESE U IE. 8434/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (C S) LIMITE

Raad van de Europese Unie Brussel, 18 mei 2016 (OR. en)

7079/17 gys/van/sv 1 DG D 1C

Prüm Verdrag 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom

wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt

1. Het Coreper heeft het ontwerp-besluit van de Raad op 1 december 2004 besproken aan de hand van document 15281/04 + COR 1.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

PUBLIC 14277/10 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 oktober 2010 (11.10) (OR. en) LIMITE GENVAL 12 ENFOPOL 270 NOTA

?? NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 mei 2004 (14.05) (OR. en) 9414/04 POLGEN 21

Het Europees Parlement is verzocht advies over het voorstel uit te brengen.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4

Tweede Kamer der Staten-Generaal

a) Titel voorstel Proposal for a directive of the European Parliament and of the Council on countering money laundering by criminal law.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 februari 2002 (18.02) (OR. fr) 6249/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 januari 2006 (28.02) (OR. en) 5467/06 LIMITE ENFOCUSTOM 8 ENFOPOL 8 CRIMORG 9 CORDROGUE 4

Alle teksten zijn bijgewerkt tot 1 januari Gert Vermeulen

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 juni 2000 (30.06) (OR. fr) 9639/00 LIMITE EUROPOL 18

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 februari 2010 (OR. en) 5306/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0189 (NLE) JAI 35 COPEN 7

De in document 6249/02 DROIPEN 9 CORDROGUE 19 vermelde algemene of parlementaire voorbehouden van de delegaties worden gehandhaafd.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2003 (03.09) (OR. en) 12057/03. Interinstitutioneel dossier 1996/0198 (CNS) 1996/0190 (CNS)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642

VOORLOPIGE AGENDA van de 1885e vergadering van het COMITE VAN PERMANENTE VERTEGENWOORDIGERS (2e deel)

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 maart 2003 (31.03) (OR. en, it ) 7814/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0270 (CNS) LIMITE DROIPEN 21

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN

6068/16 YEN/hw 1 DGG 1B

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het Europees justitieel netwerk

Strafrecht & Strafprocesrecht

PUBLIC LIMITE NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 september 2006 (12.09) (OR. en) 8082/1/06 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2005/0104 (COD)

PUBLIC. Brussel, 2 februari 2010 (03.02) (OR. fr) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 5931/10 LIMITE JUR 56 INST 25 COUR 12

***I ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2012/0036(COD)

PUBLIC. Brussel, 1 november 2003 (05.11) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 14190/03 LIMITE MIGR 90. NOTA het voorzitterschap

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

PUBLIC. Brussel, 11 november 1999 (15.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11662/99 LIMITE OJ/CONS 52 JAI 84

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 december 2002 (OR. en) 14052/2/02 REV 2 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2001/0046 (COD)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 18 december 2009 (21.12) (OR. en) 17691/09 COPEN 249 JAI 935

(COM(2001) 259 C5-0359/ /0114(CNS))

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

10955/16 rts/adw/mt 1 DGG 1B

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 juni 2003 (17.06) (OR. fr) 10445/03. Interinstitutioneel dossier 1996/0198 (CNS) 1996/0190 (CNS) LIMITE

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000),

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 april 2003 (12.05) (OR. el) 8696/03 LIMITE VISA 70 COMIX 260

7768/15 ADD 1 REV 1 mak/hh 1 DPG

Raad van de Europese Unie Brussel, 30 mei 2017 (OR. en)

PUBLIC LIMITE NL RAAD VAN DE DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 april 2007 (24.04) (OR. fr) 8353/07 LIMITE ENFOPOL 64

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2007 (23.01) (OR. de) 5118/07 LIMITE DROIPEN 1

b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart);

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 januari 2002 (22.01) (OR. fr) 5297/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE DROIPEN 1 CORDROGUE 9

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 oktober 2004 (28.10) (OR. en) 13824/04 Interinstitutioneel dossier: 2003/0198 (COD)

voor politiefunctionarissen.

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

Fiche 1: Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers

9337/16 rts/pau/as 1 DG D 2A

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2015/2110(INI)

Raad van de Europese Unie Brussel, 8 februari 2016 (OR. en)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 19 april 2006 (24.04) (OR. en) 8478/06 LIMITE VISA 109 FRONT 80 COMIX 383. NOTA het secretariaat-generaal

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 april 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 april 2016 (OR. en)

(Voor de EER relevante tekst)

PUBLIC. Brussel, 30 januari 2002 (06.02) (OR. fr) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. 5733/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0114 (CNS) LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 6 maart 2003 (OR. en) 6505/03 CRIMORG 11

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 maart 2010 (17.03) (OR. en) 6792/10. Interinstitutioneel dossier: 2009/0157 (COD) LIMITE

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2008 (10.09) (OR. en) 12600/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0030 (COD) LIMITE

9664/19 pro/dau/ev 1 JAI.2

Transcriptie:

Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2004 (23.07) (OR. en) 0369//04 REV PUBLIC LIMITE DROIPEN 24 NOTA van: het voormalige Ierse voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig doc.: 925/04 DROIPEN 4 + ADD 5524/04 COPEN 5 Betreft: Ontwerp-verslag over de uitvoering van Kaderbesluit 200/500/JBZ van 26 juni 200 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven In dit verslag wordt in het kort de stand van zaken uiteengezet met betrekking tot de uitvoering van het kaderbesluit inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven door de 5 landen die voor mei 2004 lidstaat waren. Het verslag voorziet ook in een procedure voor het verdere toezicht op de uitvoering van het kaderbesluit. Deze procedure geldt ook voor de uitvoering van het instrument door de 0 nieuwe lidstaten. Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004. 0369//04 REV hor/pm/lm

Op 3 december 998 heeft de Raad Gemeenschappelijk optreden 98/699/JBZ inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van de opbrengsten van misdrijven vastgesteld. Tijdens zijn bijeenkomst in Tampere op 5 en 6 oktober 999 oordeelde de Europese Raad dat, wat het nationale strafrecht betreft, de inspanningen om overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke definities, strafbaarstellingen en straffen in eerste instantie geconcentreerd dienen te worden op een beperkt aantal sectoren van bijzonder belang, zoals de financiële criminaliteit. Tevens werd opgemerkt dat het witwassen van geld nauw verweven is met de georganiseerde criminaliteit en dient te worden uitgeroeid, ongeacht waar het zich voordoet. De Europese Raad onderstreepte dat hij vastbesloten was ervoor te zorgen dat concrete maatregelen worden genomen om opbrengsten van misdrijven op te sporen, te bevriezen, in beslag te nemen en te confisqueren. De Europese Raad verzocht de lidstaten elkaar volledige wederzijdse rechtshulp te verlenen bij het onderzoeken en vervolgen van dergelijke delicten. Hij riep op tot de onderlinge aanpassing van het strafrecht en het strafprocesrecht van de lidstaten inzake het witwassen van geld en zei dat het scala van criminele activiteiten die basisdelicten voor het witwassen van geld vormen, in alle lidstaten uniform en voldoende breed moest zijn. Door de bekrachtiging van het Verdrag van de Raad van Europa van 990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven hebben de lidstaten de beginselen van dat Verdrag reeds onderschreven. Op dit gebied is een aantal wetgevingsmaatregelen genomen, zoals Richtlijn 200/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 200 2 tot wijziging van Richtlijn 9/308/EEG van de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld 3. Artikel 3 van de Richtlijn van 200 bepaalt dat 5 juni 2003 de uiterste omzettingsdatum is. 2 3 PB L 333 van 9.2.998, blz.. PB L 344 van 28.2.200, blz. 76. PB L 66 van 28.6.99, blz. 77. 0369//04 REV hor/pm/lm 2

Kaderbesluit Het kaderbesluit inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven is op 26 juni 200 door de Raad aangenomen. Het algemene doel van dit instrument was: - te reageren op de conclusies van Tampere door het kaderbesluit te gebruiken om een meer verbindende vorm te geven aan de bepalingen van het gemeenschappelijk optreden (met name wat betreft voorbehouden bij het Verdrag van 990, waardeconfiscatie en de behandeling van rechtshulpverzoeken), en - op bepaalde gebieden verdere vorderingen te maken ten opzichte van het gemeenschappelijk optreden van 990 (bijvoorbeeld door een minimale harmonisatie van de sancties in te voeren). Artikel van het kaderbesluit vervangt artikel, lid, van het Gemeenschappelijk optreden van 998. Het doel van het artikel is de voorbehouden van de lidstaten bij de confiscatie van hulpmiddelen en de opbrengsten van misdrijven (artikel 2 van het Verdrag van 990) en bij de strafbaarstelling van het witwassen van geld (artikel 6 van het Verdrag van 990) te beperken. Artikel 2 van het kaderbesluit gaat over sancties. Het bepaalt dat iedere lidstaat de maatregelen treft die nodig zijn om ervoor te zorgen dat op de in artikel 6, lid, onder a) en b), van het Verdrag van 990 bedoelde strafbare feiten een vrijheidsstraf gesteld wordt, waarbij het strafmaximum ten minste 4 jaar moet bedragen. Artikel 3 betreft waardeconfiscatie. Artikel 4 heeft betrekking op de behandeling van rechtshulpverzoeken. Bij artikel 5 worden de artikelen en 3, artikel 5, lid, en artikel 8, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 98/699/JBZ ingetrokken. Artikel 6 voorziet in toezicht op de mate van uitvoering door de lidstaten. PB L 82 van 5.7.200, blz.. 0369//04 REV hor/pm/lm 3

Opgemerkt zij dat de Raad sinds de inwerkingtreding van het kaderbesluit één instrument heeft vastgesteld en dat hij door de vaststelling van een algemene oriëntatie een akkoord heeft bereikt over twee andere instrumenten die verband houden met het kaderbesluit. Die instrumenten vloeien voort uit het Programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning in strafzaken, dat in het kader van de follow-up van conclusies van Tampere door de Raad werd goedgekeurd in november 2000. Het eerste instrument is het Kaderbesluit van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken. Met dit kaderbesluit wordt beoogd de regels vast te stellen volgens welke een lidstaat een door een rechterlijke autoriteit van een andere staat in een strafprocedure gegeven beslissing tot bevriezing op zijn grondgebied erkent en ten uitvoer legt. Het kaderbesluit bepaalt dat de lidstaten het uiterlijk op 2 augustus 2005 moeten uitvoeren. Die termijn is bij de Verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme, die door de Europese Raad van 25 maart 2004 is goedgekeurd, vervroegd tot december 2004. Vervolgens heeft de Raad in december 2002 een algemene oriëntatie vastgesteld over het ontwerpkaderbesluit van de Raad inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen. Dit ontwerp versterkt de maatregelen van het kaderbesluit van 200 en voorziet in ruimere confiscatiemogelijkheden. En tenslotte heeft de Raad in overeenstemming met voornoemde Verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme op 8 juni 2004 een algemene oriëntatie bereikt over het ontwerpkaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie 2. Met dit ontwerp wordt beoogd de regels vast te stellen volgens welke een lidstaat een door een in strafzaken bevoegde rechter van een andere lidstaat gegeven beslissing tot confiscatie erkent en ten uitvoer legt. Naar verwachting zullen de twee ontwerp-kaderbesluiten spoedig formeel worden vastgesteld, zodra alle voorbehouden voor parlementaire behandeling zijn ingetrokken. 2 5299/03 DROIPEN 3. 0027/04 COPEN 69. 0369//04 REV hor/pm/lm 4

Uitvoering In artikel 6 van het Kaderbesluit van de Raad van 26 juni 200 is bepaald dat de lidstaten de maatregelen treffen die nodig zijn om uiterlijk op 3 december 2002 aan de bepalingen van het kaderbesluit te voldoen. Voorts is bepaald dat de lidstaten het secretariaat-generaal van de Raad alsook de Commissie uiterlijk op maart 2003 in kennis stellen van de tekst van de bepalingen waarmee de verplichtingen die voor hen uit het kaderbesluit voortvloeien, in hun nationaal recht worden omgezet, en in voorkomend geval van de kennisgevingen uit hoofde van artikel 40, lid 2, van het Verdrag van 990. Op basis van die informatie en van een schriftelijk verslag van de Commissie gaat de Raad vóór 3 december 2003 na in hoeverre de lidstaten de maatregelen genomen hebben die nodig waren om aan het kaderbesluit te voldoen. De Commissie heeft haar verslag op 5 april 2004 aan de Raad gezonden. De Commissie stelt in het verslag dat niet alle lidstaten de uit hoofde van artikel 6, lid 2, van het kaderbesluit vereiste informatie, hebben toegezonden, en toont aan dat een aantal bepalingen van het kaderbesluit niet of niet volledig door alle lidstaten is uitgevoerd. De Commissie heeft de lidstaten verzocht te zorgen voor een snelle en volledige omzetting van het kaderbesluit en de haar onmiddellijk, doch uiterlijk op september 2004, van deze omzetting in kennis te stellen en een beschrijving te verstrekken van de genomen maatregelen, met daarbij de tekst van de geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen. Op basis van het Commissieverslag en de informatie die door de lidstaten is verstrekt, kunnen de volgende hoofdconclusies worden getrokken: 925/04 DROIPEN 4 + ADD. 0369//04 REV hor/pm/lm 5

Algemene conclusie Hoewel rekening moet worden gehouden met het feit dat er van twee lidstaten geen informatie is ontvangen, hebben de andere lidstaten het kaderbesluit algemeen gezien nageleefd. De Raad zou de uitvoering van het instrument echter op een later tijdstip moeten beoordelen, want sommige lidstaten zijn nog bezig met de uitvoering van specifieke bepalingen van het kaderbesluit en andere lidstaten hebben niet voldoende informatie verstrekt om een analyse te kunnen maken. Conclusies over specifieke bepalingen Artikel (Voorbehouden bij het Verdrag van 990) Het merendeel van de lidstaten (twaalf) voldoet aan artikel, onder a), terwijl drie lidstaten hun voorbehouden bij artikel 2 van het Verdrag van 990 zullen moeten intrekken of herformuleren. Een meerderheid van de lidstaten (ten minste tien) voldoet aan artikel, onder b), terwijl vier niet lijken te voldoen aan de gestelde voorwaarden en één lidstaat bezig is zijn nationale wetgeving aan te passen om inhoudelijk volledig aan het kaderbesluit te voldoen. Artikel 2 (Sancties) Elf lidstaten voldoen aan dit artikel. Er is geen informatie over de naleving door de vier andere lidstaten beschikbaar. Na de opstelling van het verslag van de Commissie is alsnog informatie binnengekomen. 0369//04 REV hor/pm/lm 6

Artikel 3 (Waardeconfiscatie) Waardeconfiscatie is in de binnenlandse procedures van elf lidstaten mogelijk als een alternatieve maatregel, en in ten minste negen lidstaten wanneer het gaat om buitenlandse verzoeken. Twee landen hebben wetgeving voorbereid om verder aan dit artikel te voldoen. Opgemerkt zij dat sommige voorwaarden die worden toegepast bij de tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen zullen moeten worden herzien wanneer het kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie wordt aangenomen door de Raad. Artikel 4 (Behandeling van rechtshulpverzoeken) Hoewel de Commissie onvoldoende informatie heeft ontvangen om te kunnen concluderen dat deze specifieke bepaling is uitgevoerd, zou kunnen worden gezegd dat de aard van de verplichting veeleer een administratieve aanpak vergt dan een strikt legislatieve. De meeste lidstaten zeggen dat een dergelijke aanpak wordt uitgevoerd. De bepaling heeft echter een groot deel van haar relevantie verloren gezien de nieuwe EU-instrumenten in verband met bevriezing en confiscatie. Artikel 7 (Territoriale toepasselijkheid) Deze bepaling geldt enkel voor één lidstaat en er is geen informatie over de omzetting ervan beschikbaar. In de Franse versie "mise en oeuvre". 0369//04 REV hor/pm/lm 7

Volgende stappen De Raad wordt verzocht: a) nota te nemen van het Commissieverslag; b) nota te nemen van de conclusies; c) een verzoek te richten tot = de lidstaten die nog niet volledig aan het kaderbesluit voldoen, om zulks zo snel mogelijk te doen en informatie te verschaffen over de geboekte vooruitgang; = de 0 nieuwe lidstaten om informatie over de uitvoering van het kaderbesluit te verschaffen; d) te besluiten dat de onder c) bedoelde informatie uiterlijk op 3 december 2004 aan de Raad en de Commissie moet worden voorgelegd, en dat de Commissie aan de hand van die informatie een volgend verslag over de uitvoering van het kaderbesluit moet opstellen, dat uiterlijk 30 juni 2005 aan de Raad moet worden voorgelegd. 0369//04 REV hor/pm/lm 8