Memo 4 vmbo-kgt Historisch overzicht Hoofdstuk 1 Nederland en Indonesië Oriëntatie 1 a B, C. b De minister van Oorlog kreeg een telegram. Hij bracht koningin Wilhelmina op de hoogte. 2 1 Je kunt meer pakketten vervoeren. 2 De pakketten zijn sneller op de plaats van bestemming. 3 a Mensen in steden. b Het aantal telefoonverbindingen was enorm toegenomen. Mensen in kleinere steden en op het platteland waren ook bereikbaar. 4 A: vervoer, B: communicatie, makkelijker. 5 A, C, D. 6 Vooral Oostenrijk-Hongarije was veel groter dan nu. Duitsland was ook groter dan tegenwoordig. 7 Oriëntatietekst Foto blz. 6 Kaart blz. 7 Feiten Meningen 8 a Deze bron geeft informatie over het leven van een meisje op het platteland. b 1890-1920, toen het meisje opgroeide bij haar ouders. c veel later Het boerenmeisje van toen legt uit dat het toen heel anders was dan nu. d Nee, waarschijnlijk niet. Ja, de maker wilde laten zien hoe een boerenmeisje tussen 1890 en 1920 werd opgevoed. 1 Werken en leven Intro 1 a D b Het open riool was heel erg onhygiënisch. Het smerige water was een constante bron van ziekmakende bacteriën. Deze verspreidden zich via zo n open riool snel onder een grote groep mensen. Malmberg 2012 1
2 a De menselijke uitwerpselen kwamen niet meer in de gracht terecht. b Nee, deze mensen moesten met emmers uitwerpselen het hele huis door sjouwen en werkten met een kar vol met bacteriën. 3 a Huizen werden aangesloten op een ondergrondse riolering. b In de stad, groter. 1.1 Spoorlijnen en zandpaden 4 4, 1, 5, 3, 2. 5 A, C, E. 6 a Windmolens. b Het waren vooral kleine bedrijfjes. Windkracht is niet geschikt voor productie op grote schaal in fabrieken. c Aan de stijging van het gebruik van stoommachines in die periode. In 1890 zijn stoommachines veruit de belangrijkste aandrijfkracht geworden. 7 a Het bedrijf produceerde op grote schaal: massaproductie. b Nee, want de foto dateert uit 1908. In de tussentijd kan er al veel veranderd zijn aan het bedrijf. 8 1: B en D, 2: A, C en E. 9 a (Zeil)boten, paardentram, handkar. b Drukker. c 1 Grote fabrieken. 2 Spoorwegen en kanalen. 3 Grotere steden. 1.2 De keerzijde van de medaille 10 1 De slechte gezondheid van een groot deel van de bevolking vanwege de slechte werk- en woonomstandigheden. 2 Lage lonen en lange werktijden. 11 C, D, E. 12 a De arbeiders. b Aan de broekspijpen van de arbeider hangen twee rijke heren. c Hij beeldde de arbeiders af als krachtige personen en de directeuren als machteloze mannetjes. d Hij wilde met deze poster laten zien dat arbeiders macht hebben en zaken voor elkaar kunnen krijgen. Malmberg 2012 2
13 a C b Algemeen kiesrecht. Dat zie je aan de papiertjes die de mensen op hun hoeden hebben. c Als arbeiders mochten stemmen, zou de SDAP meer zetels krijgen in het parlement, zodat ze meer konden doen voor de arbeiders. d A, C. 14 C 15 a De midden- en hogere klasse. b Hun leef- en werkomstandigheden werden slechter. c Arbeiders richtten vakbonden en politieke partijen op, organiseerden stakingen en gingen actie voeren voor kiesrecht. 1.3 Kermis en speeltuin 16 a Elektriciteit Riolering Beerput Olie- of petroleumlamp Stad Platteland b Doorleren Vakantie Speeltuin Arm Rijk 17 a Bron Modern Ouderwets Bron 2 Riolering Strontkar Bron 9 Nieuwe woning, ledikant Koets, bedstee Bron 10 Spoorlijn, elektriciteit, riolering Beerput, olielamp, opa en oma in huis, grote gezinnen b Ja en nee. Er waren wel degelijk belangenrijke moderniseringen als elektriciteit en riolering, maar in het begin waren die er alleen in de steden. Bovendien veranderde er voor de arme mensen niet zo veel. Zij hadden geen geld voor vakantie, ledikanten of andere nieuwigheden. Malmberg 2012 3
Toepassingsopdracht 18 a Afval en poep werden niet meer in de gracht gegooid, maar werden opgehaald of via een riolering afgevoerd. b Elektrisch licht, veel, makkelijk. c Later. Het was makkelijker en goedkoper om elektriciteit en riolering in de stad aan te leggen. 19 Stad. In de stad wonen de meeste mensen en zijn de grootste winkels. 20 a Het is dichtbij. Als je vaste klant bent, hoef je niet eens naar de winkel. De kruidenier haalt het boodschappenboekje op en de boodschappen bezorgt hij thuis. Je kunt precies de hoeveelheid kopen die je wilt hebben. b Je kunt alleen levensmiddelen kopen, het assortiment is beperkt. Je komt geen nieuwe dingen tegen. 21 a De keuze is veel groter. Je komt er nieuwe dingen tegen. Je kunt iets vasthouden voordat je het koopt. b Je moet naar de stad reizen, dat kost geld en tijd. Je moet alles zelf zoeken en pakken. Vervolgens moet je alles zelf naar huis dragen. 22 a Eigen antwoord. b Eigen antwoord. 23 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: je vraagt iemand die naar de stad gaat om te kijken wat er allemaal te koop is. Of: je lift mee met iemand die naar de stad gaat. 24 a Door supermarkten. b A, C. 2 Bestuur en cultuur Intro 1 B 2 a 1 Socialisten en hun gezinnen kregen geen hulp van de kerk. 2 Soms werden er aan socialisten sacramenten geweigerd. b Als de sacramenten werden geweigerd, kon je als gelovige niets meer aan je geloof doen en eindigde je misschien wel in de hel. c Ze waren blijkbaar erg bang voor het socialisme. 3 a Rijke mensen: vrouw met dikke jas en draagt verschillende ringen. Man in pak met hoge hoed. Pastoor: witte kraag of priesterboord. Dominee: heeft een hoge hoed op en Bijbel onder zijn arm. b De socialisten, de SDAP. c Deze bron laat zien welke verschillende groepen er in de samenleving waren en dat het niet altijd duidelijk was waar de arbeider bij hoorde. Malmberg 2012 4
2.1 Allemaal in aparte hokjes 4 B 5 Alleen mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, mochten stemmen. Zij kozen bijna altijd voor mannen die ook uit de hogere lagen van de bevolking kwamen. 6 A, D, E. 7 a Er waren weinig arbeiders met stemrecht, dan is het lastig om in het parlement zaken te veranderen. b Gelijkheid. 8 A 9 Socialisme, protestanten, geloof, levensovertuiging, protestante, openbare, RKWV. 10 a Voor de verspreiding van het geloof. b Dat zie je aan de kerk op de achtergrond. c Socialisten. d Er staan fabrieken en elektriciteitspalen op het affiche. De man ziet eruit als een arbeider. 11 B, C. 2.2 Ideaalbeeld van de vrouw 12 a Neeltje Lokerse S.J. Burghout Soort scholing Alleen basisschool. Waarschijnlijk meer scholing, hij werkte op het kantongerecht. Huwelijk? Wilde graag trouwen met de vader van haar kind. Wilde niet met Neeltje trouwen. Uitkomst rechtszaak Werd vrijgesproken. Hoefde niet mee te betalen aan de opvoeding. b Een, lagere c Ze kreeg veel aandacht voor vrouwenrechten. 13 a 1 Ze mochten geen handtekening meer zetten. 2 Ze waren geen baas meer over hun eigen geld. 3 Ze moesten altijd luisteren naar hun man. b Eigen antwoord. Malmberg 2012 5
14 a A De plaats van de vrouw was thuis bij de kinderen. B De vrouw zorgde voor oneerlijke concurrentie. C Het ideaal was dat mannen genoeg verdienden zodat hun vrouwen niet hoefden te werken. Confessionelen Socialisten 15 a b Nee, het werd niet netjes gevonden voor vrouwen om te fietsen, want je rok kon opwaaien en dan konden mensen je benen zien. Scholing Kinderen Werk Kleding Ja. Veel kinderen. Nee. Lange jurken. b Vrouw uit de lagere klasse Welgestelde vrouw Scholing Alleen basisschool. Vaak middelbare school. Kleding Werk Geen korset, kleding waarin je makkelijk beweegt. Werkte als dienstmeisje of werkte in een fabriek. Deftige lange jurken met daaronder een korset. Mocht niet werken. Vertelde wat er in het huishouden moest gebeuren en verveelde zich. c Hogere klassen. d Mannen. 2.3 Gelijke plichten, gelijke rechten 16 B, D. 17 a Gelijkheid tussen mannen en vrouwen. b A, D. 18 a A: passief kiesrecht, B: actief kiesrecht. b A2, B1, C3 19 a Wilhelmina Drucker, Neeltje Lokerse, Suze Groeneweg. b Zij wilde op alle gebieden gelijkheid, niet alleen bij het kiesrecht. c De Vrije Vrouwen Vereeniging. 20 Malmberg 2012 6
1870-1900 1900-1914 Na 1914 Scholing: vrouwen werden toegelaten tot de universiteit. Werk: vrouwen werden arts. Scholing, werk en bestuur: vrouwen kwamen op voor hun rechten en verenigden zich. Bestuur: de eerste vrouw werd in de Tweede Kamer gekozen. Bestuur: vrouwen kregen actief stemrecht. Toepassingsopdracht 21 Bron 1, bron 2, bron 3, bron 4, bron 8. 22 Je bent een tetielarbeider Onderwijs Werkomstandigheden Geloof Vrije tijd Weinig opleiding. Arbeider, slechte werkomstandigheden. Katholiek, gaat naar de kerk en luistert naar kerkdiensten op de radio. Muziek spelen bij muziekvereniging De ontmoeting. 23 a C b Bijvoorbeeld: je blijft op de hoogte van de ontwikkelingen van de staking op je werk. c Bijvoorbeeld, het geloof is heel belangrijk. Ik wil geen kerkdienst missen, want ik wil graag in de hemel komen. Of: ik vind werk belangrijker dan geloof. Zonder werk heb je geen geld om te eten. d Eigen antwoord. Malmberg 2012 7
3 Eamentrainer: Informatie halen uit historische bronnen 1 B, C, E. 2 Stap Bron 1 2 Welke informatie geeft deze bron over de woonomstandigheden tijdens de industrialisatie? 3 In welke tijd? Hoe waren de woonomstandigheden toen? Een groot gezin woont in een kleine kamer. 1914, arbeiders woonden dicht bij de fabrieken in kleine, slechte huizen. Deze bron laat de slechte woonomstandigheden van arbeiders zien. 3 Stap Bron 2 2 Welke informatie geeft deze bron over arbeiders in de fabriek? 3 In welke tijd? Hoe waren de werkomstandigheden toen? Jongens en jonge mannen werken in een lampenfabriek. 1909, kinderen werkten in een fabriek, kregen meestal weinig betaald en werkten vaak onder slechte omstandigheden. Kinderen waren aan het werk; zaten niet op school. Malmberg 2012 8
Stap Bron 3 2 Welke informatie geeft deze bron over verlichting in huizen? 3 In welke tijd? Hoe waren de woonomstandigheden toen? Elektrisch licht geeft helderder licht dan een petroleumlamp. Begin twintigste eeuw. Elektrisch licht kwam op. Bij elektrisch licht kun je beter lezen en werken. Stap Bron 4 2 Welke informatie geeft deze bron over scholing? 3 In welke tijd? Hoe waren de omstandigheden voor kinderen toen? Kinderen tot twaalf jaar gaan naar de lagere school. 1914, kinderen tussen de zes en twaalf jaar moesten verplicht naar de lagere school. Door de industrialisatie en de slechte omstandigheden waarin kinderen moesten werken, zagen mensen in dat het voor kinderen beter was om naar school te gaan. Stap Bron 5 2 Welke informatie geeft de bron? Demonstratie tegen alcoholmisbruik. 3 Welke tijd? Hoe waren de leef- en werkomstandigheden toen? 1910, slechte leef- en werkomstandigheden. Door de slechte leef- en werkomstandigheden gingen steeds meer arbeiders alcohol drinken. Zo was er weinig geld over voor hun gezinnen. Veel vaders werden agressief van de drank. Malmberg 2012 9
Stap Bron 6 2 Welke informatie geeft deze bron over vrijetijdsbesteding? 3 In welke tijd? Hoe waren de leefomstandigheden toen? Voetbal werd een populaire sport. 1912, steeds meer mensen hadden geld en tijd om te sporten. Door de toegenomen welvaart konden steeds meer mensen sporten. Ze hadden er tijd en geld voor. 4 a Bron 3, 4 en 6. b Bron 1, 2, 5. 5 Nadelen, A: slechte leefomstandigheden, B: slechte arbeidsomstandigheden, C: alcoholisme, D: meer, E: vrije tijd, F: sporten, G: elektrisch licht, H: leerplicht. Malmberg 2012 10