Inhoud. Voorwoord 9. Inleiding Erfenissen van de Verlichting

Vergelijkbare documenten
cultuur & media hoorcollege moderniteit en postmoderniteit theo ploeg

INLEIDING Over verwondering, contingentie en denken-als-ordenen 13

Filosofie. Op het VWO. Filosofie juist op Lyceum Oudehoven!

ROMANTIEK. het tijdperk van de. Sturm und Drang

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Geloven en redeneren. Samenvatting

Sint-Jan Berchmanscollege

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Eindexamen filosofie vwo I

NOSTALGIE. HvA - IAM - workshop - Mediatheorie - nostalgie. dinsdag 24 november 2009

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

Minor Filosofie en Wetenschap Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen globaal voor het secundair onderwijs

Dialogisch verstaan tussen mensen uit verschillende culturen

Essays over bewustzijn en verandering

Zin in filosofie. Ludo Abicht en Hendrik Opdebeeck. Acco Leuven / Den Haag

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

Minor Ethiek en sociale filosofie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

Minor Ethiek en sociale filosofie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

6. Voorbij het multiculturalisme: kritiek op de democratie Dictatuur van het proletariaat Afsluitend 135.

Voorwoord 9. Inleiding 11

KEUZEVAKKEN. 3 de GRAAD ASO DUITS

Samen leren leven: Wereldbeelden in perspectief

RECHT EN SAMENLEVING ANDERS BEKEKEN

Dit proefschrift betoogt dat een veel ruimere blik nodig is op de historische ontwikkeling van de Verenigde Staten om te begrijpen waarom het testen

Eindkwalificaties van de bacheloropleiding Geschiedenis

Leerstoelenplan faculteit der Geesteswetenschappen

DISCUSSIE. Bartomeu Mari, Witte de With, Rotterdam

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel)

Sociaal-Wetenschappelijke. 6e SWR-Hendrik Muller Seminaar. De islam aan de grenzen verkend. Sociaal-Wetenschappelijke Raad

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

Junior College EEN INITIATIEF VAN

Master in de westerse literatuur. Masterinfoavond 7 maart 2018

Geluk & wijsheid. Zevende avond

Inhoudsopgave. 1 Kunst en individu Kunst en maatschappij 61. Woord vooraf bij herziene uitgave 11 Inleiding 13

Jan Bransen. Waar filosofen van houden ISVW UITGEVERS

Filosofische temperamenten

Woordenlijst Het oog in de storm

Studierichtingen voor de derde graad

SOCIOLOGIE FACULTEIT DER SOCIALE WETENSCHAPPEN

2008 Universiteit Maastricht Page 1 of 83

Cultuur in de Spiegel

Hoofdstuk 4. Rede en religie als praktijken

Gelijke kansen met cultuur(onderwijs) Barend van Heusden Kunsten, Cultuur en Media Rotterdam, 2 november 2017

Leren Filosoferen. Tweede avond

Bachelor Cognition, Language and Communication. uva.nl/ba-cognition-language-communication

Profilering derde graad

Oosterse filosofie. Over de denktradities in India en China

Het Unheimliche in de architectuur Kernprobleem heden

Nieuw vak voor VWO-ers: Big History Roland Holst College begint schooljaar met een Big Bang

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Humanisme en het Avondland

Veranderwetenschap. Nieuwe positionering van de andragologie? Rob van Es 24 maart 2018 Kring Andragologie, Amsterdam

Sint-Jan Berchmanscollege

A. LEER EN TOETSPLAN. Vak: Geschiedenis Leerjaar: 3 Onderwerp: De Eerste en Tweede Wereldoorlog (H1 en 2) Kerndoel(en):

Nederlands Genootschap voor Nieuwgriekse Studies (NGNS) Dutch Society for Modern Greek Studies. Beleidsplan

Nederlandse Samenvatting

DOELSTELLINGEN EN VOET BUURTAMBASSADEURS

Cultuur in de Spiegel Naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs Barend van Heusden

Aanvraagformulier nieuwe opleiding. Basisgegevens. Contactpersoon/contactpersonen Postbus GG Amsterdam

Sociaal-Wetenschappelijke. 10de SWR-Hendrik Muller Seminaar. Veiligheid: angst, risico en utopie. Sociaal-Wetenschappelijke Raad

HUMANE WETENSCHAPPEN S I N T - J A N S C O L L E G E. w w w. s j c - g e n t. b e

Filosofie voor de Wetenschappen

Inleiding. De incoherence turn in de literatuurwetenschap

Sint-Jan Berchmanscollege

vrijstellingen journalistiek 2014/2015

Geloven en redeneren. Religie en filosofie

Paperopdracht, Architectuurtheorie, deel 2 Tendensen en vertogen

PROCESDOEL 5 OEFENING IN ZINGEVEN

Overzicht inschrijvingsvereisten Communicatiewetenschappen

Geloven is niet zomaar instemmen met een geheel aan abstracte waarheden. Geloven is een weg gaan, die voert tot gemeenschap met de levende God.

Boekbespreking (verschenen in Ethische Perspectieven 27:4 (2017), p ).

Sint-Jozefscollege: studierichtingen 3 de graad ASO

Opening Hogeschooljaar

Examenprograma filosofie havo/vwo

GAMMA VAKKEN Aardrijkskunde, Economie, Filosofie, Geschiedenis en Maatschappijeer.

EERSTE GRAAD HET TWEEDE LEERJAAR: LATIJN-GRIEKS

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen,

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

literatuur literariteit

Onderwijs- en examenregeling

Immanuel Kant. Opmerkingen over het gevoel van het schone en het verhevene. Vertaling, inleiding en aantekeningen door Ike Kamphof

Inhoud. 1. Protagoras Gorgias Thrasymachus, Callicles en Hippias 13

Carla du Pree. Johan Huizinga en de bezeten wereld. De rol van publieke intellectueel tussen twee wereldoorlogen ISVW UITGEVERS

In deze dissertatie wordt gevraagd of een postmoderne anti-essentialistische. benadering de ethische waarde van het lichaam kan erkennen.

Bachelor Filosofie. uva.nl/ba-filosofie

Denkgereedschap 2.0 EEN P R A K T I S C H E M A N I E R VA N K R I T I S C H D E N K E N A L C E D O C O E N E N, S O LV E N TA

De Jefferson Bijbel. Thomas Jefferson

Mediasociologie Hoorcollege Iedereen is vrij! Theo Ploeg

Eerste jaar van de eerste graad. Leren leren

Vrijheid van de een is voorwaarde voor die van de ander

DE CULTUS VAN HET GELIJK DEEL 0 VOORWOORD EN LEESWIJZER

Juryrapport. Boekman Dissertatieprijs. voor kunst- en cultuurbeleid

Bachelor Duitslandstudies. uva.nl/ba-duits

Max van den Broek ALLEDAAGSE PARADOXEN ISVW UITGEVERS

Bachelor in de wijsbegeerte: 10 opties voor je toekomst

cultuur & media hoorcollege de waarheid bestaat niet over de postmoderne conditie

Transcriptie:

5 Inhoud Voorwoord 9 Inleiding 11 1 Erfenissen van de Verlichting Moderniteit 19 Sapere aude 22 Vooruitgang & geschiedenis 29 Revolutie 42 Het vervreemde leven 51 Tot slot 55 2 Cultuur als conflict Inleiding 59 Cultuur, publieke ruimte, klassenstrijd 60 Basis & bovenbouw 67 Marxisme & cultuurfilosofie 78 Elite & massa 80 De moderne intellectueel 86 De doorsneemens 91 De drie culturen 95 De banaliteit van het kwaad 98 Tot slot 103

6 3 Moderniteit, stedelijkheid & technologie Tussen afkomst en aankomst 109 Tijd en tijdsbeleving: duur en herinnering 112 De opkomst van de moderne metropool 118 Ervaring, belevenis, shock 126 De terugkeer van de plek 135 Modern wonen 137 De poëzie van de plek 144 Bouwen en wonen tussen nostalgie en ontheemding 150 Spel, narrativiteit & alledaagsheid 160 Het alledaagse leven 166 Tot slot 179 4 Cultuur, kunst & media De autonomie van de kunsten 183 Avant-gardisme 191 Kunst, cultuur & technische reproductie 197 Cultuurindustrie 203 De talige wending 209 Hoge versus lage cultuur? 219 Cultural studies 228 Dood van de kunst? 235 5 Cultuur & globalisering Cultuurfilosofie : drie bronnen 243 Natievorming 245 Dekolonisatie 252 Oriëntalisme & occidentalisme 256 McWorld 259 Hybride culturen 264 Transnationale gemeenschappen in de netwerksamenleving 266

Inhoud 7 6 Verlichting, postmodernisme & verder Cultuurfilosofie in de 21ste eeuw 279 De dood van God 291 De dialectiek van de Verlichting 298 Het onvoltooide project van de Verlichting 310 De filosoof & de levenskunst 323 Filosofie als conversation of mankind 333 Postmodernisme & avant-gardisme 342 Modernisme & postmodernisme : over de toekomst van de filosofie 347 Postmodernisme voorbij de kritiek op het modernisme 353 Tot slot 358 Literatuur 361 Personenregister 365 Zakenregister 000

Voor Mali & Tal

9 Voorwoord Erfenissen van de Verlichting is een basisboek over de cultuurfilosofie. Het is opgezet als enerzijds een historische inleiding en anderzijds een systematische en thematische verkenning van de cultuurfilosofie. De rode draad van het boek is de historische spanningsverhouding tussen Verlichting en Romantiek, die in het eerste hoofdstuk wordt toegelicht en in het zesde en slothoofdstuk uitmondt in een beschouwing over de discussie tussen modernistische en postmodernistische filosofen aan het einde van de twintigste eeuw. In die discussie wordt de rekening opgemaakt van de drie eeuwen waarin het heen-en-weer tussen Verlichting en Romantiek de kern vormt van de ontwikkeling van de moderne, westerse cultuur. Tussen begin- en slothoofdstuk bevinden zich vier thematische hoofdstukken, waarin de historische dynamiek meer handen en voeten krijgt : hoofdstuk 2 behandelt cultuur als een conflictueuze materie, met de nadruk op het sociale conflict tussen arbeid en kapitaal, op de kloof tussen elites en massa en op de bijzondere rol van intellectuelen in de moderne cultuur. In hoofdstuk 3 gaat het vooral om tijd en ruimte, ofwel om de tijdruimtelijke dimensies van de moderne cultuur. Stad en stedelijke cultuur spelen een hoofdrol, naast de groeiende rol van uiteenlopende technologieën en de cruciale maar veranderlijke relatie tussen identiteit, plaats en wonen. Het hoofdstuk sluit af met een beschouwing over de groeiende filosofische aandacht voor de alledaagse cultuur. In hoofdstuk 4 draait alles om de inmiddels vanzelfsprekende en dominante aanwezigheid van media (van communicatie en informatie) in de moderne cultuur. Hun invloed op de betekenis en rol van de kunsten wordt besproken, en ook hun hoofdrol in hedendaagse processen van culturele identificatie en verandering komt aan de orde. Het hoofdstuk schetst ook de veranderende filosofische problematisering van zulke ingewikkelde zaken als de cultuurindustrie, de rol van het publiek en de relatie tussen cultuur en politiek. Er wordt aandacht besteed aan de succesvolle, maar ook omstreden opkomst van nieuwe interdisciplinaire vakgebieden als culturele studies en mediastudies. In hoofdstuk 5 ten slotte zijn de schijnwerpers gericht op wat globalisering wordt genoemd, en dan vooral op de culturele dimensies en gevolgen van dat proces. Vertrouwde culturele verbanden als de natiestaat en de

10 lokale gemeenschap lijken in dat proces onder druk te zijn komen te staan. Cultuur is een factor in een mondiale netwerksamenleving geworden en op dat punt wordt zelfs de vanzelfsprekendheid van de westerse Verlichting en moderniteit geproblematiseerd, zozeer dat we niet langer van dé erfenis van de Verlichting kunnen spreken, maar van meerdere erfenissen. Onvermijdelijk zijn bepaalde belangwekkende cultuurfilosofische thema s of auteurs onderbelicht gebleven. Ondanks de ruime aandacht voor de invloed van technologieën op de moderne cultuur zijn vele invloedrijke techniekfilosofen onbesproken gebleven, mede omdat de techniekfilosofie en de science and technology studies tot een eigen discipline zijn uitgegroeid en hun eigen inleidingen kennen en verdienen. Ook gender- en etnische vraagstukken zijn onderbelicht gebleven of werden hooguit aangestipt in het kader van bredere of andere filosofische vraagstukken. Zij hebben intussen een eigen interdisciplinaire en soms ook filosofische traditie opgebouwd. Maar in essentie is de lijst eindeloos, want ook psychologie en psychoanalyse verdienen hun plaats onder de cultuurfilosofische zon. Dat ze stuk voor stuk een beetje zijn misdeeld, is slechts te wijten aan de beperkingen van de auteur. Enkele opmerkingen over citaten, bronnen en taalgebruik. In het hedendaagse universitaire onderwijs in Nederland wordt gebruikgemaakt van Nederlandse en Engelse teksten. In veel gevallen zijn dat vertalingen uit het Duits, Frans, Italiaans of weer andere talen. Citaten zijn overgenomen in de Nederlandse vertaling, indien beschikbaar. Wanneer dat niet het geval was, is teruggevallen op Engelse vertalingen. Dankzij de groeiende betekenis van het Engels als academische lingua franca is er in de meeste gevallen wel een vertaling beschikbaar. Een enkele keer is een vertaling in het Nederlands gebruikt die nog niet publiekelijk beschikbaar is. Tot slot enkele woorden van dank. Behalve van alle vermelde bronnen heb ik ook dankbaar gebruikgemaakt van enkele ongepubliceerde teksten van collega-docenten en onderzoekers. Ik dank met name Pieter Pekelharing, Thijs Lijster en Leon ter Schure dat ik uit hun geschriften en inzichten heb kunnen putten. Groningen, augustus 2011 René Boomkens

11 Inleiding Cultuur is een van die begrippen die we zonder erbij na te denken dagelijks gebruiken. We hebben het over eetcultuur, stads- of dorpscultuur, over nationale cultuur, maar even gemakkelijk over gezinscultuur, geweldscultuur, politieke cultuur of religieuze cultuur. We gebruiken het begrip niet alleen op een vanzelfsprekende manier, cultuur verwijst ook naar al wat we als min of meer vanzelfsprekend beschouwen in ons alledaagse bestaan als individuen en als leden van uiteenlopende gemeenschappen. Cultuur lijkt al die zaken, praktijken, gebruiken en instituties te omvatten die een centrale rol spelen in de wijze waarop individuen en groepen mensen betekenis geven aan hun wereld en aan zichzelf. Het draait om identiteit, om de vraag wie wij zijn. Een eenvoudig voorbeeld: de term dorpscultuur lijkt te verwijzen naar allerlei gebruiken, praktijken en zaken die voor het leven in een dorp op een vanzelfsprekende wijze gelden. Zo verwijst het begrip naar een sterke sociale controle, een zekere beslotenheid en het gegeven dat dorpelingen elkaar over het algemeen goed kennen dus naar allerlei vertrouwde sociale banden. Men verbindt het echter ook vaak met een zekere bekrompenheid of benauwdheid, een prominente rol van (religieuze) traditie en waarden als eenvoud, ambachtelijkheid, onderlinge zorg en afhankelijkheid. Dit voorbeeld geeft meteen al aan dat een en hetzelfde cultuurbegrip een scala aan uiteenlopende betekenissen dekt, waarvan sommige elkaar nadrukkelijk lijken tegen te spreken. Wie van de dorpscultuur stelt dat zij benauwend is en vooral de bekrompen aspecten van de sociale controle benadrukt, staat duidelijk tegenover degene die de lof zingt van diezelfde sociale controle en er vooral de zorgzame, vertrouwenwekkende kanten van benadrukt. Kortom, wat vanzelfsprekend leek en bovendien leek te refereren aan al de gedeelde vanzelfsprekendheden binnen een bepaalde gemeenschap, een dorp in dit geval, blijkt nu de aanleiding om duidelijk contrasterende waardeoordelen over die gemeenschap te vellen. Cultuur drukt dus tegelijkertijd een samenhang van collectief gedeelde betekenissen uit én het verschil dat die samenhang onderscheidt van andere. De cultuurfilosofie houdt zich bezig met cultuur in de breedste betekenis van het woord, van reflectie op en kritische analyse van de rol en betekenis van de kunsten in engere zin tot alledaagse culturele prak-

12 tijken als sport, eetcultuur of het feest. Zo worden de esthetische werken van Theodor Adorno, die zich zowel met de modern-klassieke muziek als met de werking van de cultuurindustrie van Hollywood bezighield, tot de cultuurfilosofie gerekend, maar bijvoorbeeld ook het werk van Mikhail Bakhtin, die zich vooral met volkscultuur (het carnaval in het bijzonder) bezighield, en de geschriften van de Franse filosoof en socioloog Pierre Bourdieu, die vooral schreef over de rol die kunst en cultuur spelen als instrumenten om sociale verschillen uit te drukken en te versterken. Een duidelijk afgebakende academische discipline is de cultuurfilosofie dan ook niet te noemen. Zij kent zeer uiteenlopende methodes en stijlen en sluit aan bij en loopt over in uiteenlopende andere wetenschappen, zoals de mentaliteits- en ideeëngeschiedenis, de culturele antropologie, de etnografie, de sociologie en de kunstgeschiedenis. Filosofisch is de cultuur filosofie vooral in haar doorgaans expliciet normatieve inzet. Het gaat er niet alleen om de werking van culturele praktijken te verklaren, maar ook om bepaalde normatieve stellingnames te expliciteren en te verdedigen. De cultuurfilosoof kiest een positie in culturele en maatschappelijke debatten. Als tak van de filosofiebeoefening behoort de cultuurfilosofie tot de jongste disciplines. Waar logica, metafysica en ethiek als vakgebied teruggaan tot de filosofie van de oude Grieken, behoort de cultuurfilosofie, samen met de wetenschapsfilosofie, de taalfilosofie en de sociale filosofie, duidelijk tot de typisch moderne filosofische disciplines. De eerste filosofische teksten waarin het begrip cultuur expliciet aan de orde werd gesteld, stammen uit de late achttiende eeuw en waren van de hand van Duitse romantische filosofen. Tegen het einde van de negentiende eeuw bloeide de cultuurfilosofie pas echt op, alweer vooral in Duitsland, rondom felle discussies over de verschillen tussen de natuur- en de geesteswetenschappen. Sindsdien zien we een gestage groei van cultuurfilosofische publicaties. Toch vestigt het vakgebied zich niet nadrukkelijk als een vanzelfsprekende academische discipline. Filosofen die van cultuur hun dagelijkse bezigheid hadden gemaakt, noemden zichzelf zelden cultuurfilosoof. In Europa is feitelijk alleen Duitsland te noemen als een land waarin de cultuurfilosofie een zekere traditie heeft opgebouwd. Tegelijkertijd zijn cultuurfilosofische publicaties en onderzoekstradities wel degelijk vrijwel overal te vinden. Die onbestemdheid van het vak cultuurfilosofie zou wel eens haar voornaamste kracht kunnen vormen. Als geen andere subdiscipline van de filosofie overschrijdt de cultuurfilosofie de grenzen van wetenschap

Inleiding 13 pelijke vakdisciplines en daarbovenop ook nog de grenzen tussen de wetenschappen en de universiteit enerzijds en de werkelijkheid van de alle daagse cultuur anderzijds. Ik wees er al op dat cultuurfilosofen zich bezighouden met een problematiek die zij in belangrijke mate delen met antropologen, pedagogen, sociologen, psychologen, mediakundigen, literatuurwetenschappers en (kunst)historici. Al deze sociale en cultuurwetenschappers worden voortdurend geconfronteerd met vragen die je filosofisch kunt noemen. Dat zijn vragen die niet zozeer betrekking hebben op het materiaal dat zij onderzoeken, op het object van studie, maar die dat materiaal of object juist problematiseren, of die te maken hebben met de methode of stijl van onderzoek waarmee deze wetenschappers hun materiaal tegemoet treden. Om het met een simpel voorbeeld toe te lichten: in eerste instantie zou je zeggen dat waar literatuurwetenschappers concrete literaire producten bestuderen (romans, poëzie, essays, enzovoort), cultuurfilosofen die zich over de literatuur buigen de algemene vraag stellen wat literatuur nu precies is of hoe je literatuur op een wetenschappelijke wijze kunt bestuderen. Bij nader inzien blijkt echter al snel dat literatuurwetenschappers zich zulke filosofische vragen zelf ook stellen. Cultuurfilosofie loopt in die zin simpelweg over in literatuurwetenschap, en dat geldt evenzeer voor de verhoudingen met andere wetenschappelijke disciplines die zich met cultuur bezighouden, van antropologie tot communicatiewetenschap, van kunstgeschiedenis tot (cultuur)sociologie. Dit soort interdisciplinariteit delen cultuurfilosofen met andere moderne takken van filosofiebeoefening, zoals de sociale filosofie, de taalfilosofie en de wetenschapsfilosofie. Toch vormen zij er in zekere zin de overtreffende trap van, simpelweg omdat de objecten van de sociale, de taal- en de wetenschapsfilosofie vanuit cultuurfilosofisch perspectief allemaal deel uitmaken van het overkoepelende object dat cultuur heet. Dat betekent niet dat de cultuurfilosofie die andere filosofische disciplines vervangt of overbodig maakt, maar wel dat zij het onderwerp van die disciplines, wetenschap, taal of samenleving, vanuit één specifiek perspectief benadert, het perspectief waarin wetenschap, taal en samenleving verschijnen als culturele fenomenen, als culturele praktijken, als instituties of reali teiten die naast allerlei andere eigenschappen vooral ook cultureel van aard zijn. Wat dat betekent zal de kern vormen van deze inleiding in de cultuurfilosofie. Maar er is meer. De cultuurfilosofie levert niet alleen een specifiek filosofisch perspectief op andere filosofische en wetenschappelijke disciplines, maar loopt

14 daarnaast ook over in niet-wetenschappelijke praktijken en disciplines. Cultuurfilosofie houdt zich meer dan alle andere filosofische disciplines bezig met wat ik heel kort zou willen aanduiden als de alledaagse cultuur. De belangstelling voor alledaagse cultuur deelt de cultuurfilosoof ongetwijfeld met de socioloog en de antropoloog, maar zijn filosofische interesse betreft precies de vraag naar de waarheid of betekenis van die alledaagse cultuur, en dat is een vraag die allerlei normatieve, politieke en kentheoretische consequenties heeft. De notie alledaagsheid verwijst naar al die praktijken, zaken en gebruiken die wij als min of meer vanzelfsprekend beschouwen, waarover we geneigd zijn juist niet na te denken, die we voor lief nemen zonder er al te veel aandacht aan te besteden. Het gaat daarbij om al die zaken, levende wezens en bezigheden die ons op een vanzelfsprekende, haast achteloze en routineuze wijze omringen en die zo onze leefwereld vormen. Dat klinkt vanzelfsprekender dan het is, want als iets kenmerkend is voor onze hedendaagse cultuur, dan wel dat zij voortdurend aan verandering onderhevig is. En juist in dat gegeven is het belang van de cultuurfilosofie gelegen. Cultuurfilosofie wordt beoefend in het spanningsveld tussen alledaagsheid en verandering. Zij onderzoekt de werking, betekenis en waarde van de alledaagse cultuur en tegelijkertijd van de veranderingen waaraan die alledaagse cultuur constant onderhevig is. Dat betekent ook dat veel (maar niet alle) cultuurfilosofie sterk historisch geïnformeerd en georiënteerd is. Dat gold evenzeer voor achttiende- en negentiende-eeuwse filosofen als Johann Gottfried von Herder, Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Karl Marx of Friedrich Nietzsche als voor twintigste-eeuwse en contemporaine filosofen als Walter Benjamin, Martin Heidegger, Theodor Adorno, Michel Foucault, Gianni Vattimo, Julia Kristeva of Slavoj Žižek. Het werk van deze auteurs heeft steeds een sterk diagnostisch karakter: het poogt een tijdsdiagnose te maken, een kritisch onderzoek van het tijdperk waarin de auteurs zelf leven. Of zoals Foucault het noemde : het gaat om een ontologie van het heden, met als centrale vraag: wie of wat zijn wij hier en nu? Er zijn echter ook cultuurfilosofen die zich aan een dergelijke typering onttrekken. Filosofen als Henri Bergson, Ernst Cassirer, Hans-Georg Gadamer, Ludwig Wittgenstein, Maurice Merleau-Ponty en Jacques Derrida zijn van groot belang voor de cultuurfilosofie, omdat zij getracht hebben iets bloot te leggen van de algemene regels of structuren van cultuur en culturele praktijken. Dat leverde belangwekkende studies op naar de menselijke beleving van tijd (Bergson), de betekenis van symbolische vormen in de cultuur (Cassirer), de beleving van schoonheid (Gadamer), de cultuur als

Inleiding 15 verzameling taalspelen (Wittgenstein), de betekenis van lichamelijkheid en waarneming (Merleau-Ponty) of cultuur als intertekstualiteit (Derrida). Toch is ook bij deze filosofen de spanning tussen alledaagsheid en verandering vaak wel degelijk voelbaar en wordt hun werk ook als (tijds) diagnose gelezen of gebruikt. Voor alle zojuist genoemde cultuurfilosofen geldt dat de horizon van hun denken wordt bepaald door wat de moderniteit wordt genoemd. In die zin is deze inleiding nadrukkelijk een inleiding in de cultuurfilosofie van de moderniteit. Van deze moderniteit bestaan verschillende definities (dat alleen al maakt haar tot een filosofisch vraagstuk), maar die verwijzen alle op de een of andere manier naar een specifieke historische conditie of een specifiek historisch tijdperk. Moderniteit is het tijdperk dat in economisch opzicht wordt gekenmerkt door de dominantie van het kapitalisme, in politiek opzicht door de opkomst en consolidatie van de autonome (nationale) staat, en in cultureel opzicht door het succes van de (gespecialiseerde) wetenschappen en de (autonome) kunstbeoefening. In filosofische zin wordt de moderniteit gedomineerd door twee stijlen van denken, die in een voortdurende spanningsrelatie ten opzichte van elkaar staan en niet zelden ook in elkaar overlopen : de Verlichting en de Romantiek. De spanningsverhouding tussen deze stijlen zal de rode draad van dit boek vormen.