EINDRAPPORTAGE PROJECT VASTE MEST VOORZIENING WEIDEVOGELRESERVATEN IN FRYSLÂN EN GRONINGEN

Vergelijkbare documenten
PROEFPROJECT VASTEMESTVOORZIE- NING WEIDEVOGELRESERVATEN FRYSLÂN/GRONINGEN

PROEF MESTSCHEIDING WEIDEVOGELRESERVATEN FRYSLÂN EN GRONINGEN 2010

ORIËNTEREND ONDERZOEK

VASTE MEST VOOR WEIDEVOGELRESERVATEN

Oplossing mestafzet voor de veehouderij in De Liemers

Kansen voor mestscheiding

Mestscheiding Annelies Gorissen

Mestscheiding, waarom zou u hiermee aan de slag gaan?

Compostering reststromen van Vaste Planten- en Zomerbloementelers. Casper Slootweg

PILOT ORGANISCH (REST)MATERIAAL ALS BODEMVERBETERAAR

TOPSURFLAND. 1. Waterschappen

Gezamenlijke aanzet uitvoeringsprogramma Mest Eindconcept, versie 30 april 2018

Scheiding van biologische varkensmest met een decanteercentrifuge

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf

3. Analysegegevens digistaat: Vrachten worden gewogen en bemonsterd volgens meststoffenwet en volgens meststoffenwet op de landbouwgrond aangevoerd.

Quickscan energie uit champost

Kosten/baten-analyse MC-installaties en gebruikerservaringen MC

Mest, mestverwerking en wetgeving

Land- en Tuinbouw Organisatie Noord

INVENTARISATIE EN EVALUATIE VAN TECHNISCHE ALTERNATIEVEN VOOR VASTE RUNDERMEST IN WEIDEVOGELRESERVATEN IN FRIESLAND EN GRONINGEN

Lessen en Uitdagingen uit Duurzaam Bodembeheer Utrecht West.

Compostwijzer Compost maken in vier stappen Goaitske Iepema,

Duurzame mestverwerking voor productie van schone energie en groene mineralen

AQUATISCHE LANDBOUW. haal meer uit land én water

Minder mestafvoer door mestscheiding?

Subsidieregeling milieuinvesteringen. Minke Lagerwerf

MESTWETGEVING EN WEIDEVOGELRESERVATEN. Een praktische samenvatting van de regelgeving. voor terreinbeheerders en pachters

Melkveebedrijf Familie Prinsen

Gedetailleerde doelen Duurzame Zuivelketen

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

STUREN MET WATER. over draagvlak en draagkracht in de westelijke veenweiden

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

Gezonde koeien en vruchtbare bodems met stro in de box

Mestbeleid. Verplichte mestverwerking

Resultaten KringloopWijzers 2016


Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn ( ): proces en stand van zaken. Inhoud

Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw

Topsurf Nederland. Watertopic B.V. Mark Hensen Van Kersbergen Holding B.V. Loek van Kersbergen Van Oord Doorwerth Holding B.V.

Eindrapportage: Melkveehouders realiseren natuurdoelstellingen in en rond gebied De Heanmar.

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Projectpartijen. Initiatiefnemers LTO-Noord ForFarmers Hendrix Waterschap Rijn en IJssel

Be- en verwerken van mest: een zegen voor water en milieu?

GEZONDE BODEM, GEZOND VOEDSEL, GEZONDE MENSEN... Bokashi voor professionals

Mestsituatie en de verwerkingsplicht Gelderse Vallei en Utrechts zandgebied

Landelijke inventarisatie export en verwerking dierlijke mest 2018

Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen

Paarden 6 mnd., kg 11 11,6 127,6 36,6 402,6 17,5 192,5 Paarden 6 mnd., > 450 kg 4 15,0 60,0 47,6 190,4 22,0 88,0 Totaal

Duurzame bemesting: omgeving

BIJLAGE 4 - NADERE BESCHRIJVING VAN HET VOORNEMEN

BEMESTINGSPROEVEN NETWERK MICROVERGISTERS. Albert-Jan Bos Dinsdag 22 november 2016

Voortgangsrapportage Ketenanalyse Bermgras

Bodemvruchtbaarheid Flevoland in gevaar Bemesting op maat!

Mestmarkt en mestverwerking

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

Kringlooplandbouw: Meer verdienen met aandacht voor het natuurlijk systeem. Linda van der Weijden

Rapportage Toekomstvisie bedrijf

Opties voor Internationale samenwerking Bijlage 2 bij advies internationale samenwerking

Landschapswaaier Bouwstenen voor duurzame landbouw en natuur in het Groene Hart Henk Kloen en Rita Joldersma, CLM

De waarde van mest; bijdrage van mestmanagement aan betere bedrijfsvoering

PROFESSIONELE LOGISTIEKE DIENSTVERLENER

SPECIALIST MESTBEWERKING. capaciteit duurzaamheid

2. Onderdeel f komt te luiden: f. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;.

1 Natuur in de Krimpenerwaard

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

AMvB Grondgebonden groei melkveehouderij. 21 April 2015 Harry Kager LTO Nederland

Voorkomen is nog altijd beter dan. Risico- inventarisatie en -evaluatie

Eindrapportage rietmaaiproject 2017

PILOT BOKASHI Brabants en Limburgs maaisel voor een gezonde bodem. Maarten van Schijndel Adviseur watersystemen

Management summary - Flitspeiling: Week van passend onderwijs

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

Even wachten met maaien voor de gruttokuikens

A&W rapport 1497 Evaluatie Opkrikplannen weidevogelreservaten Fryslân/Groningen

Teelthandleiding wettelijke regels

Bemestingswaarde van nabehandelde digestaatproducten

Dirksen Management Support John Baars

Subsidie voor het Texelse weidevogelgebied.

Wageningen UR Livestock Research

Samenvatting. Indicatoren voor ecologische effecten hangen sterk met elkaar samen

Mineral Valley Twente: Toonaangevend voor bodem en mestverwerking

Inhoud. Optimalisatie van de productie van eigen grond is de kern van goed boeren. Functies. 1.Productie: Strengere bemestings normen

De business case: Mest verwaarden. Hans van den Boom Sectormanager Food & Agri Rabobank Nederland

Equivalente maatregelen bemesting open teelten Voorstel ingediend door LTO en NAV bij het Ministerie van Economische Zaken

Milieu. Waterkwaliteit: Denk aan: nitraat uitspoeling / erfwater / gewasbeschermingsmiddelen / alles wat oppervlakte- en grondwater kan vervuilen

c.c. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Mevrouw S.A.M. Dijksma Postbus EX Den Haag Bilthoven, 29 augustus 2016

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen Nieuwsbrief 6 17 december 2008 Meerjarenprogramma Externe Veiligheid Overijssel

(CMC) composteren; grof doorploegen van wet en regelgeving

SEPARATOR S 655 / S 855

Opdrachten. Organische bemesting opdrachten 1

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Water

Bijeenkomst Beheerconvenant Blauwzaam Lint. 10 december Presentatie Wageningen UR

Gelet op het koninklijk besluit van 6 oktober 1977 betreffende de handel in meststoffen en bodemverbeterende middelen;

Stichting Present Sneek Rabobank

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Workshop. Mestverwerking: een bron van emissies of een kans voor emissie reductie? Ellen van Voorthuizen Wim van der Hulst Gerard Rijs

ALGEMEEN. 1. Projecttitel Strategieën voor optimale inzet van mest, mestproducten en kunstmesttypen. 2. Programmatitel -

Toekomstbestendige veenweidepolder Lange Weide. Presentatie Nationale POP congres 23 november 2017

Laag bodemoverschot deelnemers Vruchtbare Kringloop Overijssel

Van Gangbaar naar Biologisch. Drijfveren en uitdagingen van een omschakelingsproces

Transcriptie:

EINDRAPPORTAGE PROJECT VASTE MEST VOORZIENING WEIDEVOGELRESERVATEN IN FRYSLÂN EN GRONINGEN In opdracht van:

EINDRAPPORTAGE PROJECT VASTE MEST VOORZIENING WEIDEVOGELRESERVATEN IN FRYSLÂN EN GRONINGEN Opgesteld in het kader van het Investeringsplan Weidevogelreservaten Fryslân - Groningen JPMA Rapportnummer: 20100502 Opdrachtgever: Altenburg en Wymenga ecologisch onderzoek bv, Veenwouden Auteur: Ing. Bob Jonge Poerink Zuurdijk, juni 2010 Niets uit deze rapportage mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Jonge Poerink Milieuadvies Disclaimer: de inhoud van dit document is met uiterste zorg samengesteld. Desondanks wordt de informatie in dit document echter aangeboden zonder enige garantie of waarborg ten aanzien van haar deugdelijkheid en geschiktheid voor een bepaald doel of anderszins. Jonge Poerink Milieuadvies sluit alle aansprakelijkheid uit voor enigerlei directe of indirecte schade, van welke aard dan ook, die voortvloeit uit of in enig opzicht verband houdt met het gebruik van dit document. JPMA - Hoofdweg 46-9966 VC Zuurdijk tel. 0595-571170 571170 www.jpma.nl - info@jpma.nl

1

Inhoudsopgave SAMENVATTING... 4 1. INLEIDING... 6 2. PROJECTVERLOOP EN VERRICHTE WERKZAAMHEDEN... 8 2.1 Inventarisatie vastemestvoorziening... 8 2.2 Voorlichting... 8 2.3 Inzichtelijk maken mestwetgeving weidevogelreservaten... 10 2.4 Samenwerking met Dienst Regelingen... 10 2.5 Verbetering pachtcontracten... 10 2.6 Deelproject natuurstrooisel voor vaste mest... 11 2.7 Deelproject Bronnen vaste mest weidevogelreservaat Hoeksmeer... 12 2.8 Proef mestscheiding... 12 2.9 Proef veldcompostering... 16 3. SITUATIE VASTEMESTVOORZIENING PER DISTRICT/BEHEERSEENHEID... 18 3.1 Groninger Landschap... 18 3.2 It Fryske Gea... 20 3.3 Natuurmonumenten... 24 3.4 Staatsbosbeheer... 26 4. PROJECTEVALUATIE... 32 5. AANBEVELINGEN... 36 5.1 Ondersteuning beheerders... 36 5.2 Ontwikkelen premiestelsel... 36 5.3 Kwaliteit vaste mest... 36 5.4 Mest uitrijden over bevroren grond voor 1 februari... 37 5.5 Aanvullend onderzoek mestscheiding... 37 6. LITERATUUR... 40 2

3

SAMENVATTING In opdracht van Altenburg en Wymenga ecologisch onderzoek bv heeft Jonge Poerink Milieuadvies in de periode januari 2009 tot juni 2010 het project vaste mest voorziening weidevogelreservaten in Fryslân en Groningen uitgevoerd. Het project is gefinancierd vanuit het investeringsplan weidevogelreservaten Fryslân - Groningen. Doel van het project is het stimuleren van de vaste mest voorziening in de weidevogelreservaten in Friesland en Groningen. Om dit doel te bereiken zijn gedurende het project onder andere de volgende activiteiten ondernomen: - Voorlichting aan terreinbeheerders en pachters. Vrijwel alle terreinbeheerders en een groot aantal pachters zijn voorgelicht over nut, gebruik en bronnen van vaste mest. Deze voorlichting is tot stand gebracht door middel van locatiebezoeken bij de betreffende beheerseenheden, de organisatie van beheerdersdagen waarbij specifiek het onderdeel bemesting aan bod kwam, en de verspreiding van rapportages, nieuwsbrieven en brochures. Bij meerdere beheerseenheden zijn voorlichtingsavonden voor pachters georganiseerd. - Beheerders stimuleren en adviseren bij de uitvoering van de inventarisatie van de bestaande bemestingssituatie in de verschillende reservaten. Terreinbeheerders assisteren bij de interpretatie van de gegevens en het zoeken naar verbeteringen van de vaste mest voorziening. Bij een beperkt deel van de beheerseenheden is het volledige traject van inventarisatie, analyse van gegevens en het formuleren van verbeteringen doorlopen. Er is sprake van een systematisch tijdgebrek bij beheerders, zodat de tijd die aan een inventarisatie van de vaste mest voorziening kan worden besteed zeer beperkt is. Bij die beheerseenheden waar het volledige traject werd doorlopen, kon dit uitsluitend worden bereikt door de inzet van weidevogelhulpen. - Toegankelijk maken van de wet- en regelgeving op het gebied van bemesting van natuurterrein in de vorm van een korte en heldere rapportage voor terreinbeheerders en pachters. Hierbij is samengewerkt met Dienst Regelingen van LNV. - Pilot study naar de mogelijke bronnen van vaste mest bij een regulier veehouderijbedrijf. Project heeft praktisch nut voor beheer weidevogelreservaat Hoeksmeer (Natuurmonumenten) bewezen en kan model staan voor vergelijkbare situaties. - Deelproject Natuurmaaisel voor ruige stalmest. Initiatie en procesmatige begeleiding van een project waarbij jongvee en droge koeien bij een grootschalige melkveehouderij op natuurmaaisel worden gehouden en de vrijkomende vaste mest ten goede komt van weidevogelreservaat van SBB. Overeenkomst tussen SBB - Boarndelling en melkveehouder gerealiseerd. Project kan model staan voor vergelijkbare situaties. - Proef mestscheiding voor weidevogelreservaat is met positief resultaat afgerond. De proef is uitgevoerd bij pachters in de Langehoek en Heanmar (SBB - Sudwest), Hoeksmeer 4

(Natuurmonumenten - Groningen) en Paddepoel in het Reitdiepdal (Het Groninger Landschap - Noord). Goede basis voor de praktische inzet van mestscheiding ten behoeve van weidevogelreservaten. De dikke fractie die bij mestscheiding van rundveedrijfmest vrij komt heeft uitstekende eigenschappen als meststof voor weidevogelgrasland. De opbrengst aan dikke fractie was voor alle bij de proef ingezette typen mestscheiders echter te laag. Nieuwe typen mestscheiders met een veel hogere capaciteit zijn inmiddels beschikbaar en zouden moeten worden uitgetest. Van een volledig kant en klaar bruikbaar concept is nog geen sprake, maar het perspectief is gunstig. - Uitwerken van een standaard pachtcontract voor weidevogelreservaat, waarbij speciale aandacht is geschonken aan verbetering van de bemesting. In samenwerking met SBB is een in detail uitgewerkt standaard pachtcontract ontwikkeld dat bij de verschillende TBO s kan worden verspreid. Geconcludeerd kan worden dat voor de meeste projectonderdelen de bijbehorende doelstelling volledig of vrijwel volledig is bereikt. In welke mate deze projectonderdelen tot een verbetering van de algehele vaste mest voorziening in weidevogelreservaten in Friesland en Groningen zal gaan leiden is afhankelijk van de mate waarin de resultaten door de beheerders worden opgepikt. Uit het project vaste mest voorziening weidevogelreservaten in Fryslân en Groningen komen een aantal aanbevelingen voor een eventueel vervolgtraject naar voren. Het betreft aanbevelingen voor de ontwikkeling van een premiestelsel, een versterkte lobby voor het versoepelen van de uitrijdperioden voor vaste mest, kwaliteitsverbetering van vaste mest en aanvullend onderzoek naar de microbiologische kwaliteit, rijping en effecten op het bodemleven van dikke fractie. In deze eindrapportage worden het projectproces, de uitgevoerde werkzaamheden en de bereikte resultaten van het project samengevat. 5

1. INLEIDING In opdracht van Altenburg en Wymenga ecologisch onderzoek bv heeft Jonge Poerink Milieuadvies in de periode januari 2009 tot juni 2010 het project vaste mest voorziening weidevogelreservaten in Fryslân en Groningen uitgevoerd. Het project is gefinancierd vanuit het investeringsplan weidevogelreservaten Fryslân - Groningen. Vaste mest heeft een gunstige invloed op het bodemleven en is daarom van essentieel belang voor het beheer van weidevogelreservaten. Bij veel pachters van weidevogelreservaat is er echter sprake van een gebrek aan vaste mest, waardoor er te weinig vaste mest op het reservaatland komt. In 2008 is in het kader van het Investeringsplan Weidevogelreservaten Fryslân en Groningen een proefproject opgestart, waarbij in een aantal pilotgebieden is gezocht naar structurele oplossingen voor de vaste mest voorziening (Oosterveld 2009a). Hierbij kwamen drijfmestscheiding en compostering als veelbelovende technieken naar voren. Aangezien de vastemestvoorziening ook in een belangrijk deel van de overige weidevogelreservaten zal moeten worden verbeterd was het de bedoeling om de resultaten van het proefproject op te schalen naar de overige reservaten. In de periode 2009/2010 is daar uitvoering aan gegeven. Doel van het project is het stimuleren van de vastemestvoorziening in de weidevogelreservaten in Friesland en Groningen, op basis van de ervaringen van het proefproject in 2008. Om dit doel te bereiken zijn gedurende het project onder andere de volgende activiteiten ondernomen: - Voorlichting aan terreinbeheerders en pachters over nut, gebruik en bronnen van vaste mest - Beheerders stimuleren en adviseren bij de uitvoering van de inventarisatie van de bestaande bemestingssituatie in de verschillende reservaten. Bij die terreinbeheerders waar de inventarisatie is afgerond de terreinbeheerders assisteren bij de interpretatie van de gegevens en het zoeken naar verbeteringen van de vaste mest voorziening. - Toegankelijk maken van de wet- en regelgeving op het gebied van bemesting van natuurterrein - Pilot study naar de mogelijke bronnen van vaste mest bij een reguliere veehouderij - Initiatie en procesmatige begeleiding van een project waarbij jongvee en droge koeien op natuurmaaisel worden gehouden en de vrijkomende vaste mest ten goede komt van weidevogelreservaat - Aanvullende experimenten met mestscheiding - Uitwerken van een standaard pachtcontract voor weidevogelreservaat, waarbij speciale aandacht is geschonken aan verbetering van de bemesting. In deze eindrapportage worden het projectproces, de uitgevoerde werkzaamheden en de bereikte resultaten van het project kort samengevat. Daarnaast zijn de volgende, meer technisch inhoudelijke rapporten samengesteld: - Proefproject vastemestvoorziening weidevogelreservaten Fryslân/Groningen (A&W rapportnummer 1109 E.B. Oosterveld, 2009a) 6

- Mestwetgeving en weidevogelreservaten, een praktische samenvatting van de regelgeving voor terreinbeheerders en pachters (JPMA rapportnummer 20080301, maart 2009) - Oriënterend onderzoek varianten vaste mest voorziening weidevogelreservaat Hoeksmeer (JPMA rapportnummer 20090901, november 2009) - Proef mestscheiding weidevogelreservaten Fryslân en Groningen 2010 (JPMA rapportnummer 20100501, juni 2010) - Vaste mest voor weidevogelreservaten, een handleiding voor terreinbeheerders (JPMA rapportnummer 20100601) In deze eindrapportage worden in hoofdstuk 2 de algemene voortgang en de uitgevoerde werkzaamheden besproken. In hoofdstuk 3 wordt per district of beheerseenheid een samenvatting gegeven van de toestand van de vastemestvoorziening en eventuele activiteiten die er in het kader van het project vastemestvoorziening weidevogelreservaten Fryslân en Groningen zijn verricht. Vervolgens is in hoofdstuk 4 een evaluatie van het project opgenomen. Ten slotte zijn in hoofdstuk 5 aanbevelingen gedaan en wordt een aantal belangrijke aandachtspunten besproken die van belang zijn voor het verbeteren van de vastemestvoorziening in weidevogelreservaten. 7

2. PROJECTVERLOOP EN VERRICHTE WERKZAAMHEDEN 2.1 Inventarisatie vastemestvoorziening Bij de start van het project, begin 2009, was de oorspronkelijke opzet dat alle terreinbeheerders de bemesting van de verschillende reservaten zelf zouden inventariseren. Als aanloop naar deze inventarisatie zijn Ernst Oosterveld (A&W) en Bob Jonge Poerink bij de verschillende terreinbeheerders langs geweest om het belang van een dergelijke inventarisatie duidelijk te maken en ondersteuning bij verbetering van de vastemestvoorziening aan te bieden. Slechts één terreinbeheerder zag geen nut in overleg. De beheerders zijn geïnformeerd over het belang van vaste mest bij weidevogelbeheer, de alternatieven voor ruige runderstalmest, de noodzaak van een inventarisatie van de vastemestvoorziening en de mogelijke ondersteuning vanuit het project. Al tijdens het eerste bezoek aan de terreinbeheerders werd duidelijk dat er bij de meeste terreinbeheerders onvoldoende tijd beschikbaar is om een dergelijke inventarisatie uit te voeren. Vaak heeft een terreinbeheerder te maken met tientallen of zelfs meer dan honderd pachters. Bij de huidige werkdruk van terreinbeheerders is het niet haalbaar om een dergelijke inventarisatie zelf uit te voeren. Alleen via de inzet van weidevogelhulpen (Bennie Henstra, Jouke Vlieger en Bauke Sjonger), inhuur van extra mankracht (Jannes Heusinkveld) is het mogelijk gebleken om in een beperkt aantal reservaten een inventarisatie uit te voeren. Verder is Gerrit Wierda voor dit doel als tijdelijk weidevogelhulp aangetrokken bij Staatsbosbeheer Sudwest. Ook met deze aanvullende mankracht is het inventariseren van de bemesting een omvangrijke en tijdrovende klus gebleken. Er was meer tijd voor nodig dan op voorhand is voorzien. Daarnaast werd het belang van de inventarisatie niet bij alle beheerseenheden volledig onderschreven. In hoofdstuk 3 is per district/beheerseenheid de situatie in detail beschreven. 2.2 Voorlichting Het informeren van terreinbeheerders is in de verschillende districten/beheerseenheden goed van de grond gekomen. Deze voorlichting werd gerealiseerd door de volgende activiteiten vanuit het project: - Via een bezoek aan de betreffende beheerseenheid, waarbij Ernst Oosterveld en Bob Jonge Poerink zijn ingegaan op het belang van vaste mest en de mogelijke alternatieven voor ruige stalmest. Vaak werd dit eerste bezoek in een later stadium gevolgd door een bezoek of meerdere bezoeken aan een beheerseenheid, waarbij werd ingegaan op specifieke vragen van de betreffende beheerseenheid of waarbij ondersteuning werd geboden bij het opzetten van een inventarisatie van de vastemestvoorziening. Veel beheerders zijn in de loop van het project met specifieke vragen op het gebied van bemesting gekomen. Vanuit het project werden de vragen van terreinbeheerders vervolgens zo goed mogelijk beantwoord. 8

- Via mailings waarbij de terreinbeheerders werden gewezen op specifieke aandachtspunten. Een voorbeeld hiervan is een e-mail op 31 januari 2010. De terreinbeheerders werden in deze e-mail erop gewezen dat speciaal op weidevogelreservaat vanaf 1 februari vaste mest over de vorst mag worden uitgereden. Uit de reacties bleek dat sommige terreinbeheerders en pachters hiervan niet op de hoogte waren. - Via verspreiding van de volgende rapportages onder de terreinbeheerders: Mestwetgeving en weidevogelreservaten, een praktische samenvatting van de regelgeving voor terreinbeheerders en pachters (JPMA rapportnummer 20080301, maart 2009) Proef mestscheiding weidevogelreservaten Fryslân en Groningen 2010 (JPMA rapportnummer 20100501, juni 2010) Vaste mest voor weidevogelreservaat, een handleiding voor terreinbeheerders (JPMA rapportnummer 20100601). - Via specifiek op bemesting van weidevogelreservaat gerichte thema s in de nieuwsbrief die vanuit het project onder de beheerders en geïnteresseerden werd verspreid. - Via de beheerdersdagen die op 10 maart 2009 en 3 maart 2010 zijn georganiseerd. Hierbij zijn presentaties gehouden over het belang van vaste mest (Ernst Oosterveld), de mestwetgeving (Gea Wildeboer, Dienst Regelingen LNV), bemesting van weidevogelgrasland (Ernst Oosterveld en Ron van t Veer). Daarnaast en is op 3 maart 2010 een excursie georganiseerd naar het bedrijf van Sjoerd Miedema, die natuurmaaisel als strooisel gebruikt en vervolgens ruige stalmest levert voor weidevogelreservaat. - Via het verspreiden van de brochure Ruige mest voor weidevogels, Productie, gebruik en kwaliteit (uitgave Water Land & Dijken, 2008) onder de terreinbeheerders. Ook is voorlichting aan een deel van de pachters verzorgd. De voorlichting aan de pachters vond plaats op de volgende wijze: - Via speciale voorlichtingsavonden voor pachters. Bij vier districten/beheerseenheden is in samenwerking met de beheerders een voorlichting voor pachters georganiseerd. Er is voor dit doel een op de pachters gerichte PowerPoint presentatie samengesteld. - Tijdens de interviews die in het kader van de inventarisatie van de vaste mest voorziening met pachters werden gehouden is het belang van vaste mest in veel gevallen besproken. - Door direct contact met de veehouders die aan de mestscheidingsproef deel namen. - Via verspreiding van de rapportage Mestwetgeving en weidevogelreservaten, een praktische samenvatting van de regelgeving voor terreinbeheerders en pachters 9

(JPMA rapportnummer 20080301, maart 2009) onder een aantal geïnteresseerde pachters. 2.3 Inzichtelijk maken mestwetgeving weidevogelreservaten Voor terreinbeheerders en pachters van weidevogelreservaten is de Meststoffenwet en Het Besluit Gebruik Meststoffen (BGM) van grote invloed op de mogelijkheden van het weidevogelbeheer. Er bestaat echter veel onduidelijkheid over de regels die hierbij van toepassing zijn. Enerzijds leidt dit tot (vrijwel altijd onbedoelde) overtreding van de mestwetgeving, anderzijds zijn terreinbeheerders niet op de hoogte van mogelijkheden die de mestwetgeving juist wel biedt. Vanuit een aantal terreinbeheerders kwam het verzoek om een duidelijk overzicht van de mestwetgeving specifiek voor weidevogelreservaten. Daarnaast is voor het deugdelijk formuleren van alternatieven een volledig beeld van de mestwetgeving noodzakelijk. Om meer duidelijkheid te krijgen voor zowel terreinbeheerders als pachters is daarom een samenvatting gemaakt van de regelgeving die specifiek van toepassing is op weidevogelreservaten (JPMA rapportnummer 20090301). Achtereenvolgens komen in deze rapportage de definitie van natuurterrein, de gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat, de bemesting door beweiding, de regels voor mesttransport, de uitrijperioden en het uitrijden van mest en compost over bevroren grond aan bod. Het samenstellen van deze rapportage was op voorhand niet voorzien. De rapportage is onder alle terreinbeheerders en geïnteresseerde pachters verdeeld. 2.4 Samenwerking met Dienst Regelingen Aangezien de mestwetgeving voor weidevogelreservaten zeer specifiek is, was het noodzakelijk om voor bepaalde onderdelen contact te leggen met Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. Dit resulteerde in een samenwerking met Ing. Arjan ter Haar en Ing. Gea Wildeboer van Dienst Regelingen. Zij hebben bijgedragen aan het tot stand komen van de rapportage Mestwetgeving en weidevogelreservaten`. Verder heeft Gea Wildeboer een presentatie over de mestwetgeving gegeven op de dag die op 10 maart 2009 voor de terreinbeheerders van weidevogelreservaten is georganiseerd. Meerdere zeer specifieke en complexe vragen van terreinbeheerders zijn in de loop van het project voorgelegd aan Arjan Ter Haar en Gea Wildeboer. Zij hebben deze vragen uitstekend kunnen beantwoorden. 2.5 Verbetering pachtcontracten Pachtcontracten zijn een belangrijk instrument om pachters op het gebied van bemesting aan te kunnen sturen. Tijdens het vaste mest project dat in de afgelopen jaren in het kader van het investeringsplan weidevogelreservaten Fryslân en Groningen is uitgevoerd, zijn een aantal knelpunten bij het weidevogelbeheer geconstateerd die gerelateerd zijn aan de pachtcontracten. Pachtcontracten stellen met betrekking tot bemesting veelal onvoldoende eisen aan de pachters. Daarom zijn op de volgende punten clausules uitgewerkt die door de TBO s in nieuwe contracten kunnen worden opgenomen: - Formuleren van de minimale en maximale hoeveelheid vaste mest per hectare - Differentiatie van de bemesting per perceel - Melding en registratie - Toegestane alternatieven van ruige stalmest 10

- Kwaliteitseisen waaraan de gebruikte ruige stalmest moet voldoen - Periode en wijze van uitrijden. Het volledige pachtcontract is in de handleiding vaste mest voor weidevogelreservaten (JPMA rapportnummer 20100601) opgenomen. In samenwerking met weidevogelhulpen Bennie Henstra en Jitze Peenstra is vervolgens gewerkt aan de ontwikkeling van een verbeterde versie van het standaardpachtcontract voor weidevogelreservaat. Het concept pachtcontract is door meerdere terreinbeheerders positief ontvangen. Auke Boersma, senior adviseur bij SBB-Noord, heeft het concept standaard pachtcontract beoordeeld. Verder is het contract voor commentaar voorgelegd aan Chris de Vries van de afdeling Vastgoed van SBB-Noord. Als het commentaar is verwerkt dan kan de definitieve versie van het standaard pachtcontract onder de terreinbeheerders en hoofdkantoren van de verschillende TBO s worden verspreid. De verbeterde pachtcontracten kunnen de basis zijn voor een cultuuromslag bij pachters en een toekomstige verbetering van de vaste mest voorziening. 2.6 Deelproject natuurstrooisel voor vaste mest Een praktisch resultaat op het gebied van vaste mest voorziening dat vanuit het investeringsplan kon worden bereikt is de samenwerking tussen melkveehouder Sjoerd Miedema en SBB- Boarndelling. Sjoerd Miedema is een melkveehouder die onlangs een nieuwe ligboxenstal heeft geplaatst in Haskerdiken. Vanuit zijn passie voor weidevogels heeft Miedema aan SBB voorgesteld om ruige stalmest voor weidevogelreservaat te produceren. Door de omvang van het bedrijf is Miedema in staat om, alleen al door jongvee en droge koeien op natuurstrooisel te houden, grote hoeveelheden ruige stalmest te produceren. Bob Jonge Poerink heeft als onafhankelijk adviseur bemiddeld tussen Miedema en SBB en vervolgens in overleg met beide partijen een overeenkomst opgesteld. De samenwerking tussen Sjoerd Miedema en SBB levert de volgende voordelen op: - SBB kan kosten besparen op afvoer natuurmaaisel van 40 hectare botanisch land - Weidevogelreservaat van SBB krijgt voldoende ruige stalmest van goede kwaliteit - SBB krijgt de mogelijkheid om samen met Sjoerd Miedema te zoeken naar een nieuwe vorm van weidevogelbeheer, waarbij aansluiting wordt gezocht bij moderne landbouw. Juist de schaal van de moderne landbouwbedrijven maakt het mogelijk om een aanzienlijke hoeveelheid stalmest te produceren met jongvee en droge koeien. Op termijn zou daarmee het aantal pachters kunnen worden gereduceerd, wat voor SBB een organisatorisch voordeel kan gaan betekenen - Sjoerd Miedema bespaart strooiselkosten - Sjoerd Miedema krijgt ruimte voor plaatsing van N en P op natuurterrein van SBB - SBB kan door het initiatief van Sjoerd Miedema de druk opvoeren bij pachters die qua bemesting niet het gewenste beheer voeren. Sjoerd Miedema is geïnteresseerd in vrijkomende hectares. 11

Sjoerd Miedema neemt deel aan het landelijke innovatieproject Koeien en kansen. Sjoerd Miedema heeft een moderne en toekomstgerichte bedrijfsvoering, die vooruitloopt op de schaalvergroting die in de komende jaren in de melkveehouderij te verwachten is. Daarmee kan innovatie op zijn bedrijf een enorme uitstraling hebben naar andere veehouders, waardoor ook elders dergelijke initiatieven kunnen worden ontplooid. Nu en in de komende jaren gaan melkveehouders uitbreiden en investeren. Naar dit voorbeeld zou het weidevogelbeheer daarbij kunnen aansluiten. 2.7 Deelproject Bronnen vaste mest weidevogelreservaat Hoeksmeer Natuurmonumenten heeft zich voor de Hoeksmeer tot doel gesteld om het aantal broedparen van de grutto door te laten groeien van circa 15 paar tot circa 50 paar. Om dit doel te bereiken zijn een aantal beheersmaatregelen nodig, waaronder het stimuleren van het bodemleven door middel van het gebruik van vaste stalmest in plaats van drijfmest. Tot 2009 werd in de Hoeksmeer nog voornamelijk drijfmest toegepast. Het pachtcontract van de voornaamste pachter in de Hoeksmeer, melkveehouder Gerhard Stol, is eind 2009 afgelopen. Voor 2010 heeft pachter Stol een jaarcontract. Dit is voor Natuurmonumenten aanleiding om onder andere de eisen met betrekking tot het gebruik van vaste stalmest in de Hoeksmeer aan te passen. De omschakeling van drijfmest naar vaste mest is een ingrijpende en kostbare verandering in de bedrijfsvoering van pachter Stol. Aangezien er meerdere mogelijke varianten zijn om een omschakeling van drijfmest naar vaste mest op verantwoorde wijze te realiseren, heeft Jonge Poerink Milieuadvies voor Natuurmonumenten de volgende varianten op een rij gezet en geëvalueerd. - Een potstal voor melkkoeien en jongvee - Een potstal voor jongvee en droge koeien - Dichte stalvloeren met mestschuif - Mestscheiding drijfmest - Aanvoer vaste mest van derden. Voor bovengenoemde varianten zijn de voor- en nadelen, praktische mogelijkheden, investeringskosten en jaarlijkse kosten van grondstoffen en loonwerk op een rij gezet. De resultaten zijn gerapporteerd in de rapportage Oriënterend onderzoek varianten vaste mest voorziening weidevogelreservaat Hoeksmeer (JPMA rapportnummer 20090901, november 2009). De potstal voor alleen jongvee en droge koeien, de dichte stalvloer met mestschuif en vooral mestscheiding kwamen positief naar voren. Als vervolg op het onderzoek naar de varianten van vaste mest voorziening heeft Gerhard Stol deelgenomen aan de proef voor mestscheiding. Op deze wijze kon hij kennis maken met de praktische uitvoerbaarheid van mestscheiding als mogelijk alternatief voor ruige stalmest. 2.8 Proef mestscheiding Een gedetailleerde beschrijving van de mestscheidingsproef geeft de rapportage Proef mestscheiding weidevogelreservaten Fryslân en Groningen 2010 (JPMA rapportnummer 20100501, juni 2010). 12

Mestscheiding is een techniek waarbij drijfmest wordt gescheiden in een dunne en een dikke fractie. Om de afvoerkosten van fosfaat te beperken wordt mestscheiding, vooral in de varkenshouderij toegepast. Ook rundveedrijfmest kan prima worden gescheiden. Globaal lijkt de samenstelling van de dikke fractie van rundveedrijfmest op ruige stalmest. De dikke fractie zou daarom mogelijk een prima vervanger van ruige stalmest kunnen zijn bij het beheer van weidevogelgrasland. Het is voor het beheer van de reservaten van groot belang dat een bron van vaste mest wordt gevonden die voor de pachters inpasbaar is in de bestaande stalsystemen. Uit een inventarisatie van alternatieven voor vaste rundveestalmest die in 2008 is uitgevoerd, kwam mestscheiding als een potentieel belangrijk alternatief naar voren (Jonge Poerink, 2008). Mestscheiding heeft de volgende voordelen: - De dikke fractie lijkt op basis van de samenstelling vergelijkbare bodemverbeterende kwaliteiten te hebben als ruige stalmest - Geen aanpassing van het stalsysteem noodzakelijk - Geen invoer nodig van bedrijfsvreemde mest, met het bijbehorende risico op ziektekiemen - Plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat blijft behouden - De dunne fractie heeft een relatief hoog minerale stikstof gehalte en kan daarom op nietweidevogelgrasland gebruikt worden als kunstmestvervanger. Voor veel pachters is dit aantrekkelijk. In het kader van het Investeringsplan weidevogelreservaten Fryslân en Groningen is daarom een proef uitgevoerd met scheiding van rundveedrijfmest bij pachters van weidevogelreservaten van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Groninger Landschap. De doelstelling van de proef was om de geschiktheid van mestscheiding als techniek ten behoeve van weidevogelbeheer in kaart te brengen. Hierbij hebben de volgende punten in het bijzonder aandacht gehad: - De gehalten organische stof en nutriënten van de dikke fractie na scheiding van rundveedrijfmest - De geschiktheid van dikke fractie voor gebruik in weidevogelreservaat - De technische en organisatorische uitvoerbaarheid van mestscheiding van rundveedrijfmest - De technische geschiktheid van mobiele mestscheiders van het type Doda, Key Dollar Tri Rod en SMICON MAS schroefpersfilter. Daarnaast was een niet onbelangrijke nevendoelstelling van de proef gericht op het geven van bekendheid aan mestscheiding als techniek om vaste mest voor weidevogelgrasland te produceren. De mestscheidingsproef is begin 2009 en in de periode januari april 2010 uitgevoerd bij een aantal pachters van weidevogelreservaat in de provincies Friesland en Groningen. Het betreft in Friesland de reservaten Langehoek en Heanmar van Staatsbosbeheer en in Groningen de Hoeksmeer (Natuurmonumenten) en Paddepoel in het Reitdiepdal (Groninger Landschap). 13

Tabel 2.1 geeft een overzicht van de bij de proef betrokken pachters en terreinbeheerders. Tabel 2.2 Overzicht van de bij de mestscheidingsproef betrokken pachters en terreinbeheerders Naam reservaat TBO Contactpersoon TBO Naam pachter Langehoek, Fryslân Staatsbosbeheer Durk Postma Gerrit Wierda Heanmar, Fryslân Staatsbosbeheer Durk Postma Gerrit Wierda Hoeksmeer, Groningen Paddepoel, Reitdiepdal, Groningen Van der Meer De Boer Ykema Zonderland Stokman Natuurmonumenten Jacob de Bruin Stol Het Groninger Landschap Arjan Hendriks Zwakenberg Derksen Onnes In Friesland is geëxperimenteerd met mestscheiders van het type Doda (begin 2009) en Key Dollar Tri Rod (begin 2010). In de provincie Groningen is geëxperimenteerd met een mobiele mestscheider van het type MAS schroefpersfilter (april 2010), zoals deze door de firma SMICON wordt geproduceerd. De pachters hebben, na instructie van de verhuurder, zelfstandig de mestscheiders bediend. Dit was uitdrukkelijk de bedoeling omdat tijdens de proef ook de technische en organisatorische uitvoerbaarheid van mobiele mestscheiding in de dagelijkse praktijk van de pachters naar voren zou moeten komen. De pachters hebben zelf de geproduceerde hoeveelheid dikke fractie en het aantal draaiuren bijgehouden. De pachters van de Langehoek werden gedurende het hele proces vanuit de Skriezekrite Idzegea ondersteund door Sytse Terpstra uit Gaastmeer. De proef bij de pachters van Het Groninger Landschap werd organisatorisch ondersteund door Gert-Jan Stoeten van Vereniging Duurzame Landbouw Stad & Ommeland. Bij alle pachters zijn monsters genomen van de ingaande rundveedrijfmest, de dikke fractie en de dunne fractie. Deze monsters zijn vervolgens bij BLGG in Oosterbeek geanalyseerd op de volgende parameters: - Droge stof - Ruw as - Organische stof - Stikstof - totaal - Stikstof- ammoniak - Stikstof- organisch 14

- Fosfor/Fosfaat - Kalium/Kali - Magnesium/Magnesia - Natrium/Natron De kosten van de analyses werden gedekt vanuit het investeringsplan. Conclusies 1. De dikke fractie die bij scheiding van rundveedrijfmest vrij komt is qua organische stof en nutriënten gehalten uitermate geschikt voor gebruik als bodemverbeteraar in weidevogelgrasland. Ten opzichte van drijfmest, en zelfs ten opzichte van ruige stalmest, komt de dikke fractie qua verhouding tussen nutriënten en organische stof positief naar voren. De nutriëntengehalten van de dikke fractie zijn zelfs nog wat gunstiger dan die van ruige stalmest. Het N-totaal gehalte is per ton organische stof in dikke fractie circa 45% lager dan in drijfmest en circa 25 % lager dan in ruige stalmest. Het fosfaatgehalte is per ton organische stof maar liefst circa 40% lager in de dikke fractie dan in ruige stalmest en drijfmest. 2. Op basis van de beschikbare gegevens komt de dikke fractie als zeer geschikt voor weidevogelreservaat naar voren. Vooral voor kuikenland lijkt dikke fractie een zeer geschikte meststof te zijn. De nieuwste typen mestscheiders hebben een dusdanige capaciteit dat mestscheiding zowel kostentechnisch als praktisch gezien een haalbaar alternatief voor ruige stalmest kan gaan worden. 3. De tijdens de mestscheidingsproef geteste scheiders zijn, vooral op basis van de beperkte productiecapaciteit van dikke fractie, voor het gebruik ten behoeve van weidevogelbeheer, minder geschikt. 4. Omdat mestscheiding volop in ontwikkeling is, zijn er inmiddels (duurdere) typen scheiders beschikbaar met een beduidend hogere capaciteit. Hiermee kan het gebruik van dikke fractie als alternatief voor ruige stalmest, een realistische en financieel haalbare optie gaan worden. Op basis van de huidige informatie komen de kosten van huur en stroom op ongeveer 5 per m3 dikke fractie (exclusief aan- en afvoerkosten van de scheider). 5. Voor veel veehouders is het zelf aanschaffen van een mestscheider te kostbaar. Daarom zullen mestscheiders veelal moeten worden gehuurd of coöperatief worden aangeschaft. De mogelijkheden van huur van geschikte scheiders zijn op dit moment (nog) erg beperkt. Mogelijk dat samenwerkingsverbanden van ANV s of weidevogelkringen, eventueel met financiële ondersteuning vanuit de Provincies of TBO s, zouden kunnen overgaan tot de gezamenlijke aanschaf van een mestscheider. 6. Mestscheiding kan in de toekomst een belangrijke rol gaan spelen voor het weidevogelbeheer; niet alleen voor de reservaten maar ook voor SAN/SNL weidevogelgrasland. Onderzoek naar de verdere optimalisatie van de kwaliteit van dikke fractie en het effect van dikke fractie op weidevogelgrasland is gewenst. 15

2.9 Proef veldcompostering In 2008 is een veldcomposteringsproef uitgevoerd met natuurmaaisel uit het weidevogelreservaat Lange Ripen (SBB Boarndelling). Uit deze proef komen de volgende zaken naar voren: - Veldcompostering is een zeer intensief proces, dat vakmanschap en de juiste machines vereist. Veldcompostering is minder geschikt om in eigen beheer uit te voeren. Het proces zal, zoals in de Lange Ripen is gebeurd, moeten worden uitbesteed aan een composteringsbedrijf. De kosten van omzetmachines en de aanleg van een composteringsplaat zijn hoog. - De compostering van natuurmaaisel met een relatief grote hoeveelheid pitrus is moeizaam verlopen. Pitrus composteerde slecht, terwijl juist bij pitrushoudend maaisel een voldoende hoge temperatuur moet worden bereikt tijdens de compostering, zodat het zaad niet meer kiemkrachtig is. Materiaal met weinig pitrus en een hoog aandeel jong gras composteerde wel optimaal. - Het regelmatig omzetten van het natuurmaaisel is essentieel om een goede compostering op gang te brengen. Dit vereist aanvoer van een speciale omzetmachine. Juist de aan en afvoer van deze machine was een hoge kostenpost. - Weidevogelreservaten zijn veelal minder geschikt voor veldcompostering. De draagkracht van de bodem is, vooral in veenweidegebied, te gering om de machines die het natuurmaaisel aanvoeren, omzetten en uitrijden voldoende draagkracht te bieden. De veldcompostering in de Lange Ripen was in het voorjaar van 2009 omringd door diepe rijsporen. - Afvoer naar gebieden waar wel voldoende draagkracht van de bodem is, is niet wenselijk omdat daarmee vrijwel altijd de maximale afstand van 1 km van de terreingrens zal worden overschreden. Dit betekent dat deze compost toch zal moeten worden meegerekend in de gebruiksnorm voor stikstof en fosfaat. Daarnaast nemen de kosten aanzienlijk toe: zowel meerkosten door afvoer van maaisel als transport van het gecomposteerde materiaal. Daarmee gaan twee grote voordelen van veldcompostering verloren. - Aanleg van een betonplaat of rijpad is door de grootschaligheid van de rillen tijdens het composteringsproces een zeer hoge kostenpost. Bovendien mag veldcompostering in verband met de uitloging van stoffen maar gedurende een beperkte tijd op dezelfde plek plaatsvinden. Aanleg van speciale rijpaden op één en dezelfde plek is dan ook niet zinvol. Het huren van rijplaten, zoals bij de Lange Ripen is gebeurd, zorgt ook voor een aanzienlijke extra kostenpost, die door de onzekerheid over het tijdstip van afvoer van de compost moeilijk is te voorzien. - Het uitrijden van de compost kan alleen plaatsvinden bij voldoende draagkracht van de bodem. Het uitrijden van compost over bevroren grond in het begin van het jaar heeft de voorkeur. Aangezien er onduidelijkheid bestond over het al dan niet gelden van een verbod op het uitrijden van compost over bevroren grond is de compost in de Lange Ripen tijdens de vorstperiode begin 2009 niet uitgereden. Nadien was de grond te nat om de compost te kunnen uitrijden. De afhankelijkheid van de draagkracht van de bodem voor het uitrijden van de compost is een kwetsbare schakel bij veldcompostering in weidevogelreservaat. 16

Toekomstperspectief veldcompostering Op basis van de bovenstaande ervaringen is veldcompostering in weidevogelreservaten een proces waar naast enkele voordelen ook duidelijke nadelen aan zijn verbonden. Uitgaande van de pilot in de Lange Ripen is er geen aanleiding om veldcompostering op grote schaal in andere weidevogelgebieden te gaan introduceren. Het voordeel van veldcompostering ligt in eerste instantie bij het verminderen van stortkosten van maaisel door middel van een provisorische wijze van composteren. Daarmee is het niet vanzelfsprekend een kwalitatief goed alternatief voor ruige stalmest in weidevogelreservaten. Aandachtspunt blijft bij een provisorische veldcompostering de kiemkracht van zaad van bijvoorbeeld pitrus of witbol. Op lokale schaal zijn soms wel goede resultaten met veldcompostering te bereiken, zoals blijkt uit de compostering van natuurmaaisel afkomstig uit het Leekstermeergebied. Hier wordt gebruik gemaakt van lokale verharde wegen en de bijbehorende bermen. Het natuurmaaisel wordt gecomposteerd in de berm en de machine die de compost moet omzetten, rijdt over de verharde weg. De compost wordt uiteindelijk uitgereden op weidevogelreservaat. Daarnaast is de betrokken composteerder zeer nauw betrokken bij het gebied en woont hij dichtbij. Een dergelijke situatie is over het algemeen moeilijk te vinden, vooral omdat voldoende afstand moet worden gehouden van bebouwing en oppervlaktewater. 17

3. SITUATIE VASTEMESTVOORZIENING PER DISTRICT/BEHEERSEENHEID In dit hoofdstuk is per district of beheerseenheid de globale stand van zaken met betrekking tot de vastemestvoorziening in de weidevogelreservaten en het projectverloop samengevat. 3.1 Groninger Landschap Algemene gegevens Terreinbeherende instantie: Groninger Landschap District/Beheerseenheid: Rayon Zuid Adres: Rijksstraatweg 333-9752 CG Haren Tel: 050-3135901 Contactpersonen: Naam Functie Mobiel E-mail Michel Krol Beheerder onbekend m.krol@groningerlandschap.nl Bespreking vaste mest voorziening: Op verzoek Michel Krol geen bespreking geweest. Contact via de E-mail tussen Michel Krol en Bob Jonge Poerink. Weidevogelreservaten Oosterpolder Onnerpolder Oostpolder Samenvatting toestand vaste mest voorziening De beheerder geeft aan dat er in de Onnerpolder en de Oostpolder geen probleem bestaat met vaste stalmestvoorziening. Vaste mest voorziening is in beide gebieden geen doel op zich. Pachters worden geselecteerd op het beschikbaar hebben van vaste mest. Volgens de beheerder is een niet te intensief bemestingsregime beter voor de Onner- en Oostpolder, omdat de rol van vaste mest in veenweidegebied op lange termijn discutabel zou zijn. In de Oosterpolder is vastemestvoorziening niet relevant in verband met het botanische natuurdoel. Projectverloop De Beheerder van Rayon Zuid van het Groninger Landschap vindt het op dit moment niet zinvol om extra tijd aan vaste mest voorziening te besteden. 18

Algemene gegevens Terreinbeherende instantie: Groninger Landschap District/Beheerseenheid: Rayon Noord Adres: Hoofdstraat 83 9968 AB Pieterburen Tel: 0595-528595 Contactpersonen: Naam Functie Mobiel E-mail Arjan Hendriks Beheerder onbekend a.hendriks@groningerlandschap.nl Bespreking vaste mest voorziening: Op 17 maart 2009 overleg geweest tussen Arjan Hendriks, Ernst Oosterveld en Bob Jonge Poerink Weidevogelreservaten Koningslaagte Paddepoel Hardeweer-Beswerd Hekkum Samenvatting toestand vaste mest voorziening In de huidige situatie brengt naar schatting 30% van de pachters voldoende vaste mest op de gepachte percelen. Het Groninger Landschap heeft in het verleden zelf vaste mest laten aanvoeren, maar is daar in verband met de ingewikkelde procedure vanuit de mestwetgeving weer mee gestopt. Het Groninger landschap heeft Accon AVM laten doorrekenen of de weidevogelreservaten in het Reitdiepgebied in de toekomst zouden moeten worden verpacht of in eigen beheer zouden moeten worden beheerd. Voor het laatste is gekozen en er is nu een overgang naar eigen beheer gaande. Er wordt in Noorderhogebrug (Koningslaagte/Paddepoel) een grote beheerboerderij met potstal gerealiseerd. In de situatie met een eigen beheerboerderij zal voor Koningslaagte/Paddepoel binnen 5 jaar voldoende stalmest aanwezig zijn en begrazing gaan plaatsvinden. Het Reitdiepgebied bij Hekkum zal later aan bod komen. Ook hier is een beheerboerderij met potstal gepland. Voor de tussenliggende tijd is er vooralsnog geen oplossing voor verbetering van de vaste mest voorziening. Om de bodemkwaliteit op peil te houden is dit echter wel van belang. Projectverloop Via de Vereniging Duurzame Landbouw Stad en Ommeland, waar de meeste pachters van het Groninger Landschap bij zijn aangesloten, is getracht een ingang te vinden voor een inventarisatie van de vaste mest voorziening onder de pachters. Dit vond weinig weerklank bij Stad en Ommeland, omdat er vanuit de Provincie Groningen net een enquête onder de pachters was gehouden. Om de verhouding tussen Het Groninger Landschap en Stad en Ommeland goed te houden is vervolgens verder niet aangedrongen. Van de mogelijkheid voor een proef met mestscheiding is door Het Groninger Landschap en Stad en Ommeland dankbaar gebruik gemaakt. Uiteindelijk hebben twee pachters in Paddepoel mee gedaan aan de proef. Op 29 april 2010 is een succesvolle voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd voor de leden van Stad en Ommeland bij pachter Onnes. Naar verwachting kan mestscheiding in de toekomst een realistische en financieel haalbare oplossing gaan bieden voor de tekorten aan vaste mest in het Reitdiepgebied. 19

3.2 It Fryske Gea Algemene gegevens Terreinbeherende instantie: It Fryske Gea District/Beheerseenheid: Noard Adres: Kooiweg 3 9061 AZ Gytsjerk Tel:058-2562540 Contactpersonen: Naam Functie Mobiel E-mail Albert Ferwerda Opzichter 0621536361 a.ferwerda@fryskegea.nl Joop Hellinga Opzichter 0621536372 j.hellinga@fryskegea.nl Jouke Vlieger Regionale weidecoördinator 0657239642 j.vlieger@fryskegea.nl Bespreking vaste mest voorziening: Op 16 januari 2009 overleg geweest tussen Joop Hellinga, Jouke Vlieger, Ernst Oosterveld en Bob Jonge Poerink Een bespreking met Albert Ferwerda heeft, in verband met zijn gezondheidstoestand, niet kunnen plaatsvinden. Weidevogelreservaten Joop Hellinga: Polder op Toutenburg Polder de Warren Ryptsjerksterpolder, Simmerpolder, Butlan Binnenmiedepolder, Weeshuispolder Albert Ferwerda: Noorderleech Keegen Blije en Ferwert Butendyks Peazemerlannen, Simmerpolder Eanjumerkolken Kuperuspolder Dykshoarne Samenvatting toestand vaste mest voorziening Joop Hellinga Joop Hellinga is relatief kort opzichter in IFG Noard. Voor die tijd is er weinig aandacht besteed aan vaste mest voorziening. Er is daardoor onder veel pachters weinig animo om vaste mest op te brengen. Er zijn zelfs pachters die helemaal geen of minimaal mest opbrengen, waardoor de bodem verschraalt en verzuurd. IFG Noard wil graag verbetering aanbrengen in deze situatie. Het ideaalbeeld is een eigen potstal in het gebied. Op dit moment wordt een deel van het tekort aan vaste mest bij de pachters aangevuld door 500 ton ruige stalmest van een proefboerderij in Oenkerk. Dit is echter verre van toereikend en vanuit de mestwetgeving mogelijk niet legaal (de mest wordt geleverd aan Wald en Finnen en niet aan individuele pachters). 20

Albert Ferwerda Toestand vaste mest voorziening reservaten onder beheer van Albert Ferwerda vooralsnog onbekend. IFG Noard ziet in verband met de beperkte beschikbaarheid van Albert Ferwerda geen mogelijkheid om prioriteit te leggen bij de verbetering van de vaste mest voorziening in de reservaten die onder Albert Ferwerda vallen. Projectverloop Jouke Vlieger heeft een inventarisatie van de vaste mest voorziening onder pachters gehouden. Daarnaast heeft hij nauwkeurig de beweiding van de verschillende percelen bijgehouden. Hierdoor is een zeer compleet beeld ontstaan van de mestvoorziening bij de verschillende pachters. Aan de hand van de verzamelde gegevens heeft Bob Jonge Poerink doorgerekend in hoeverre de beschikbare plaatsingsruimte wordt benut door bemesting en/of beweiding. Uitgaande van de plaatsingsruimte voor circa 10-13 ton ruige stalmest blijkt dat de plaatsingsruimte maar beperkt wordt benut en dat indien de 13 ton ruige stalmest als maat wordt gehanteerd er sprake is van een aanzienlijk tekort. Op 18 mei 2010 heeft Bob Jonge Poerink samen met Jouke Vlieger de betreffende reservaten bezocht. Aan de hand van de vegetatie is een indruk verkregen van de bemestingstoestand. Op basis van de inventarisatie van de vaste mest voorziening en dit veldbezoek is een gedetailleerdere analyse van de vaste mest voorziening uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de tekorten geringer zijn dan in eerste instantie werd gedacht. Vervolgens is geanalyseerd op welke wijze de vaste mest voorziening praktisch zou kunnen worden verbeterd. Hierbij is ook gezocht naar een alternatief voor de ruige stalmest die nu van derden in de Binnenmiede Weeshuspolder wordt aangevoerd. Door de inzet van IFG Noard is het bij deze beheerseenheid mogelijk gebleken om het gehele oorspronkelijke geplande traject naar verbetering van de vaste mest voorziening te doorlopen. Bob Jonge Poerink heeft op verzoek van IFG Noard een presentatie gegeven aan het Bestuur van ANV Wald en Finnen over het belang van vaste mest, de mestwetgeving en mogelijke alternatieven voor vaste stalmest van rundvee. De motivatie om mee te werken aan een verbetering van de vaste mest voorziening is bij Wald en Finnen beperkt. Er zal echt een cultuuromslag moeten plaatsvinden. Volgens Joop Hellinga heeft dit proces tijd nodig en is dit niet van het ene op het andere jaar te realiseren. Jouke Vlieger bespeurde in 2009 bij een aantal pachters al een verbetering door de aandacht die de vaste mest voorziening op dit moment vanuit IFG krijgt. 21

Algemene gegevens Terreinbeherende instantie: It Fryske Gea District/Beheerseenheid: Midden Adres: De Stripe 24 9264 TW Earnewâld Tel: 0511-539226 Contactpersonen: Naam Functie Mobiel E-mail Germ van der Burg Districtshoofd 0654962925 g.van.der.burg@fryskegea.nl Richard de Ree Opzichter 0621536364 r.b.de.ree@fryskegea.nl Bespreking vaste mest voorziening: Op 13 januari overleg geweest tussen Germ van der Burg, Richard de Ree, Ernst Oosterveld en Bob Jonge Poerink Weidevogelreservaten Laban Fjirtich Med Earnewarren/Bolderen Westersanning Wyldlannen Tusken Sleatten De Burd Eilan Kraanlannen Samenvatting toestand vaste mest voorziening Germ van der Burg en Richard de Ree zijn relatief korte tijd werkzaam in IFG Midden. Daardoor is de informatie over de mate van vaste mest voorziening in de verschillende reservaten beperkt. Er zijn tientallen pachters, verdeeld over de verschillende reservaten. Veel pachters brengen geen of weinig mest op. Het feit dat meerdere reservaten alleen per boot zijn te bereiken is een complicerende factor. Dit betreft extra logistieke, mestboekhoudkundige en financiële inspanningen voor zowel pachters als IFG. Germ van der Burg en Richard de Ree zijn zeer gemotiveerd om de vaste mest voorziening te verbeteren. Projectverloop Richard de Ree heeft in 2009 een eerste begin gemaakt met de inventarisatie van de vaste mest voorziening bij de verschillende pachters. IFG Midden heeft een stagiaire aangetrokken om een inventarisatie van de vaste mest voorziening. Bob Jonge Poerink heeft ondersteuning geboden bij het informeren van de stagiaire. Helaas bleek in de loop van de tijd de betreffende stagiaire niet in staat deze inventarisatie af te ronden. De door de stagiaire verzamelde gegevens waren onvoldoende. In een vervolgoverleg is besloten dat weidevogelhulp Bauke Sjonger de inventarisatie alsnog zou uitvoeren. Bob Jonge Poerink heeft ondersteuning geboden door het informeren van Bauke Sjonger. Uiteindelijk is men bij IFG Midden op het eerdere besluit terug gekomen, omdat veel pachtcontracten zullen worden aangepast. Daardoor ontstaat weer een geheel nieuwe situatie wat betreft de mestvoorziening. Er waren bij IFG Midden veel vragen m.b.t. de mestwetgeving. Bob Jonge Poerink heeft door middel van meerdere overleggen en schriftelijk advies ondersteuning verleend op dit gebied. 22

Algemene gegevens Terreinbeherende instantie: It Fryske Gea District/Beheerseenheid: Súd Adres: Schoterlandseweg 24a 8455 JG Katlijk Tel: 0513-541591 Contactpersonen: Naam Functie Mobiel E-mail Johan Naberman Opzichter 0621536378 j.naberman@fryskegea.nl Ane Zijlstra Districtshoofd a.zijlstra@fryskegea.nl Bespreking vaste mest voorziening: Op 19 maart 2009 overleg geweest tussen Johan Naberman, Ane Zijlstra en Bob Jonge Poerink Weidevogelreservaten Meulereed t West Tjongerdellen Noard Gorterspolder Easterskar Samenvatting toestand vaste mest voorziening Voor de Tjongerdellen is ruim voldoende stalmest beschikbaar. IFG voert natuurmaaisel af naar een lokale waterbuffelhouder. Deze waterbuffelhouder wil de vrijkomende vaste stalmest graag afvoeren naar weidevogelreservaat, zoals de Tjongerdellen. Hierdoor is sprake van een overschot aan vaste stalmest. In t West zijn 3 pachters aanwezig met eigen stalmest. Er komt voldoende stalmest op de betreffende percelen. De Meulereed, Easterskar en Gorterspolder hebben volgens IFG weinig betekenis meer als weidevogelgebied. IFG richt zich in deze gebieden dan ook niet specifiek meer op weidevogels, waardoor vaste mest voorziening hier geen prioriteit heeft. Projectverloop Geen actie nodig; daar waar nodig is voldoende vaste mest beschikbaar. Mogelijk kan vaste mest van waterbuffels buiten IFG Sud worden afgezet, bijvoorbeeld bij SBB in de Brandemeer. 23

3.3 Natuurmonumenten Algemene gegevens Terreinbeherende instantie: Natuurmonumenten District/Beheerseenheid: Zuidwest-Friesland Adres: Skrok 11 8734 HG Easterean Tel: 0515-331647 Contactpersonen: Naam Functie Mobiel E-mail Jelle de Boer Opzichter 0654295315 j.deboer@natuurmonumenten.nl Bespreking vaste mest voorziening: Op 30 januari 2009 overleg geweest tussen Jelle de Boer, Ernst Oosterveld en Bob Jonge Poerink Weidevogelreservaten Hegewiersterfjild Filenspolder Skrok Skrins Lionserpolder Samenvatting toestand vaste mest voorziening Natuurmonumenten Zuidwest-Friesland accepteert alleen vaste mest in de reservaten. Drijfmest mag door de pachters niet worden opgebracht. De beschikbaarheid van vaste mest neemt de laatste jaren toe. De kwaliteit van de stalmest is relatief goed (soms wel vervuiling in de vorm van plastic e.d.). Volgens pachtcontract moeten de pachters per 4 jaar 20 ton vaste mest opbrengen. Percelen die jaarrond worden beweid worden niet extra bemest met vaste mest. De bodem van de reservaten is van nature al vruchtbaar. De indruk bestaat dat er al snel eerder wordt overbemest dan onderbemest. In geval van overbemesting zijn percelen door het lange gras minder geschikt voor weidevogels. Projectverloop Geen acties nodig. Vastemestvoorziening is in orde. 24