talen leren met prisma



Vergelijkbare documenten
INHOUD INHOUD INLEIDING 7. LES 8 A) Un intervista 77 B) L intervista continua (I) 80 C) L intervista continua (II) 83

talen leren met Prisma

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Volare. In deze les leert u

Wie is dat? thema. Hoe heet jij? Ik weet het niet! Beatriz. Marco. Hallo, ik heet Jürgen. Dag mevrouw. Dag meneer. Hoi! Ik heet Bushra. En jij?

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

5 Le città italiane. Vul de namen van de steden op de kaart op de juiste plaats in.*

Inhoudsopgave. Luisterteksten en instructies bij de oefen-cd 201. Grammaticaoverzicht 233. Correctiesymbolen schrijfvaardigheid 269.

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

zelfstandige naamwoorden

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Basisgrammatica Italiaans

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon OPDRACHTKAART.

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

En action 5. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

Handleiding bij begeleiding van studenten die beginnen met het leren van Nederlands (A1). (ontworpen voor het basisexamen inburgering A1)

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Hoe leer ik uit... Naam: Klas:

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Actielessen. Lesbrief 3. Leren in de bibliotheek. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Aanvullende informatie ter voorbereiding op de TGN A1. Inleiding. Hoe maakt u de TGN?

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Thema Op zoek naar werk

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?

Spreken. Les 4: Wat zeg je? In een kledingzaak OPDRACHTKAART.

Spreken. Les 5: Wat zeg je? Gezondheid OPDRACHTKAART.

Nederlands voor Arabisch taligen A0 A1/A2

Hoe leer je Pools? Goede technieken = goed geheugen. Hoe leer je Pools? E-book

EEN BRIEF NAAR DE DOCENT

TaalCompleet. InkijkExemplaar. Nederlands voor anderstaligen. Klassikaal leren

Spreken. Les 3: Wat zeg je? De supermarkt OPDRACHTKAART.

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Uitgeverij Intertaal Adressen Uitgeverij Intertaal Informatie voor docenten Klantenservice en bestelinformatie

leer-actief werkboek Naam: 1

Les 35. Een nieuw paspoort

Inhoud. Over de auteurs... xi. Inleiding... 1

Hoe te leren voor de UNIT toetsen

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Thema 4 Communicatie. Taalhulp Telefoneren. Informele situaties - opbellen en opnemen. Hoi, Diana. Hallo, Diana van Someren. Hi, met. Hé, met John.

13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Gebruiksvriendelijkheid: Gebruiksaanwijzing:

1. Lees de van je vriend en beantwoord de vragen op blad 2.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Hoofdstuk 1- oefening 21 Extra schrijfoefeningen. Temposchrijven - 5 schrijfopdrachten in 11 minuten. Opdracht 1:

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

A) Onderstreep telkens de bijwoord in onderstaand zinnen (soms staat er geen).

Beginners I. Beschrijving Curcus AB I - Beginners I (instapniveau) Doel van deze basistraining

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Studiehandleiding. Russisch voor beginners

Inhoud. 1 Wil je wel leren? 2 Kun je wel leren? 3 Gebruik je hersenen! 4 Maak een plan! 5 Gebruik trucjes! 6 Maak fouten en stel vragen!

CP9. In gesprek over de toekomst

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Kijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs.

3 Hoogbegaafdheid op school

Meer dan grammatica!

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Themaboek IBL1 - Internationaal marktanalist

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

TELEFONEREN NAAR DE BIBLIOTHEEK

Wrts.nl. Woordenschat leer je zo!

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

6 Ben jij getrouwd? 6 Ben jij getrouwd? 6.1 luisteroefening (cd) 6.2 spreekoefening a zichzelf voorstellen

Anna en Noah starten met een opleiding in een avondschool. Ze doen een graduaat marketing. Tijdens de eerste pauze praten ze met elkaar.

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Gymnasium. Op het Hondsrug College. Het Hondsrug College, een slimme start voor je toekomst!

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Thema Kinderen en school

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

CP17. het werkoverleg

Inkijkexemplaar. Dit deel gaat over de opdrachten tijdens de stage.

Actielessen. Lesbrief 4. Samen op pad. Wat leert u in deze les? Veel succes!

EL ABANICO CURSUSSEN SPAANS ROTTERDAM STUDIEGIDS

Inhoud. Mijn leven. het internet en ik

Handleiding Lesmethode Groep 7 &8 Huiswerk Bikkels. Inkijkexemplaar

Taalklas.nl Plus Cursistenmateriaal

Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening. Introductiefase

Studiehandleiding. Duits voor beginners

Luisteren: muziek (B2 nr. 1)

Studiehandleiding. Engels voor gevorderden

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. SPREKEN NIVEAU A1

Transcriptie:

talen leren met prisma een Vreemde taal leren Vergroot je wereld Op vakantie wil ik ten minste de menukaart kunnen lezen en de weg kunnen vragen. Ik handel meer en meer met partners in Duitsland en wil ze in hun taal mailings en offertes kunnen sturen. Mijn kinderen zijn geëmigreerd naar Canada en ik wil met mijn kleinkinderen kunnen skypen. In mijn branche is het handig als ik goed Engels spreek en versta. Ik heb vroeger Frans gestudeerd en wil het weer eens ophalen. Er zijn talloze redenen om een taal te leren: voor school, studie, werk of privé. Omdat het nuttig is, nodig of leuk. U wilt de vreemde taal perfect kunnen spreken en verstaan, of juist vooral lezen en schrijven. U bent een beginneling of hebt al een goede basiskennis. U leert het best met de computer of liever met een cursusboek. Wat u ook wilt leren, met Prisma kunt u gericht aan de gang. Leer wat u nodig hebt, op de manier die u het beste uitkomt, op het niveau dat bij u past. Prisma taaluitgaven zijn op elkaar afgestemd om u te helpen uw taalvaardigheden te vergroten en aan te scherpen, uitdagend en doelgericht. wat wilt u leren? Nog helemaal geen basiskennis? Begin dan met het Basisboek uit de Zelfstudiereeks en u legt een stevig fundament voor alle vaardigheden. Spreken en luisteren leert u met de bijgevoegde audio-cd s. Hebt u al een goed fundament gelegd en wilt u dat breed uitbouwen, dan zijn de Complete Taalcursussen - ons vlaggenschip - wat u wilt: een compleet taalleersysteem voor op de computer, met digitale docent en een doordacht leerplan. U gaat virtueel op reis en traint onderweg spreekvaardigheid met de intelligente uitspraak corrector. In boeiende lessen en afwisselende oefeningen werkt u aan luister-, schrijf- en leesvaardigheid, grammatica en woordenschat. Deze cursussen scoren veel waardering omdat ze effectief zijn én leuk om te doen. Met de volgende Prisma producten kunt u specifieke vaardigheden oefenen op het door u gewenste niveau: Wilt u meer weten van grammatica, dan is er voor de beginneling de Basisgrammatica, met oefeningen en uitleg. Gevorderden vinden verdieping en verfijning in de Grammatica, die zich ook leent als naslagwerk. Spreek- en luistervaardigheden oefent u met onze luistercursussen op audio-cd. Train breed met de eenvoudige Luistercursus, of leer zakelijke gesprekken voeren met de Businesscursus. Hoe beter uw kennis van de vreemde taal, hoe beter u zelf teksten schrijft. In de reeks E-mails en brieven schrijven vindt u een praktisch hulpmiddel, met veel standaardformuleringen voor een goede zakelijke en persoonlijke correspondentie. In dit BASISBOEK U vergroot uw woordenschat door de woordenlijst in dit basisboek te bestuderen*. Het verstaan en begrijpen van gesproken taal oefent u met het audiomateriaal op de cd s. Basiskennis over grammatica vindt u in de lessen van dit Basisboek en de oefeningen. Een taal leren vergroot je wereld. Ervaar het zelf. Kijk voor meer informatie op www.prisma.nl PRISMA OPEN JE WERELD * Tip: woorden die u niet kent, vindt u in onze Prisma woordenboeken. Deze hebben we als boek, online en als app, voor scholieren, cursisten en taalprofessionals.

Prisma Taaltraining Italiaans voor zelfstudie drs. R.A. Colicchia en drs. M.A. Silvani met medewerking van dr. Jacques H. Brinker

Inhoud Inleiding 7 Verklaring afkortingen en klemtoonaanduiding 8 Les 1 A) Alla fermata del tram / Bij de tramhalte 9 B) In treno / In de trein 12 C) Al bar dell università (I) / In de kantine van de universiteit (I) 15 Les 2 Getallen 1 20 20 A) Al bar dell università (II) / In de kantine van de universiteit (II) 20 B) Antonio incontra un vecchio amico / Antonio ontmoet een oude vriend 22 C) Antonio, Franco e Chiara / Antonio, Franco en Chiara 25 Les 3 A) Organizziamo una festa (I) / We organiseren een feest (I) 28 B) Organizziamo una festa (II) / We organiseren een feest (II) 31 C) Dove abitano Nino e Anna? / Waar wonen Nino en Anna? 33 Namen 36 Les 4 Het Italiaanse alfabet 37 Getallen vanaf 20 38 A) La pronuncia dell italiano 38 B) Chi è? 40 Mammismo 40 Dante 40 C) Com è il professore? 44 Les 5 A) Una telefonata 48 B) Duemila euro! 51 C) In viaggio 52 Les 6 (herhaling) 56 A) Sono belga di Anversa 56 B) Fred e Mario in un bar 57 C) All ufficio di collocamento 59 D) Alla reception dell albergo 62 Les 7 A) Gino è insegnante d italiano 67 B) Durante il corso d italiano 69 C) Al bar tedesco in piazza Garibaldi 72 D) Ho sete, prendiamo qualcosa? 75 Koffie 75 Les 8 A) Un intervista 77 B) L intervista continua (I) 80 C) L intervista continua (II) 83 Les 9 A) Dov è? 87 B) Marcello guarda con la sua ragazza una vecchia fotografia di famiglia 89 C) Marcello prende altre vecchie fotografie di famiglia 92 D) Mimmo ha bisogno della macchina di Francesco 94 Les 10 (herhaling) 98 A) Il fine settimana di Gianna e Patrizio 98 B) Voglio parlare italiano 100 C) Non so come devo dire 102 D) All albergo 104 Les 11 A) Che ore sono? Che ora è? 107 B) Roberto non può andare al concerto stasera 107 C) Il giorno dopo 109 D) Marcello è molto triste 112 Les 12 A) In trattoria 115 B) Al bar della trattoria 117 C) A tavola 120 Uit eten gaan in Italië 124 D) Da Pippo 125 Les 13 A) A che ora si alza? 126 B) Il tempo libero 126 C) Psicoanalisi 129 D) Una lettera 133 Les 14 (herhaling) 139 A) Chiedere la strada 139 B) Dov è la chiesa di San Francesco? 139 C) All APT (Agenzia di Promozione Turistica) 141 D) Ci siamo persi 142 E) Al casello dell autostrada 142 F) Un invito 144 inhoud 5

Les 15 A) Allo sportello della stazione (I) 148 B) Allo sportello della stazione (II) 149 C) In un negozio di vestiti 150 D) A casa di Renata 150 E) Al mercato 152 F) In macelleria 152 G) In tabaccheria 157 Tabaccheria 157 Les 16 A) Pubblicità 158 B) Non fumare in casa! 159 C) Che tempo fa? 160 D) Allo sportello della banca 162 E) Dove hai fatto la spesa? 164 F) Cecilia Bianco 166 Bijlage: wat u misschien nog (of juist niet) wilt weten 207 De uitspraak 208 Grammatica-overzicht 210 Onregelmatige werkwoorden 225 Woordenlijst 228 Oplossingen 250 Overzichten van de luisterteksten op de cd s 267 Les 17 A) C è un distributore di benzina qui vicino? 169 B) Dica! 170 C) Al campeggio 171 D) Andiamo a fare un giro in centro? 172 E) Noleggiamo una barca 173 F) Messaggio fax 177 Les 18 A) Un appuntamento con il dentista 179 B) Dal dottore (I) 179 C) Dal dottore (II) 180 D) In farmacia (I) 181 E) In farmacia (II) 182 F) In farmacia (III) 182 G) Telefona al 113!!! 185 Les 19 (herhaling) 189 A) Cameriere, due abbacchi per favore! 189 B) Un po di lusso 190 C) Lettera di un fanatico 192 Les 20 leesteksten 197 A) Un po di storia d Italia 197 B) L antichità: l Italia preromana 198 C) L antichità: l Italia romana 200 D) Il Medioevo (476 1492) in Italia 202 E) L età moderna e l età contemporanea in Italia 203 F) La lingua italiana 204 6 Italiaans voor zelfstudie

INLEIDING Italiaans voor zelfstudie is een boek voor beginners. Zij die nog geen enkele kennis van het Italiaans hebben, zullen met dit boek geleidelijk maar snel het alledaagse Italiaans kunnen leren verstaan, lezen en spreken. Het boek is uitermate geschikt voor zelfstudie, maar wij hebben bij het schrijven ook steeds diegenen voor ogen gehad die de taal in cursusverband willen leren. Gevarieerde opdrachten, die vóór en na de op de cd s ingesproken teksten staan, zullen u stap voor stap door de leerstof leiden. U zult onder andere uitgenodigd worden een bepaald aantal keren naar de teksten op de cd s te luisteren. Mocht u na uitvoering van de luisteropdrachten de tekst nog niet geheel verstaan, luistert u dan nog één of meer keren extra, bij voorkeur zonder mee te lezen. Wat de op elke tekst volgende woordenschat betreft, dient u te weten dat een eenmaal daarin vertaald woord verderop niet opnieuw vertaald wordt (tenzij het terugkomt in een andere betekenis). Als u de vertaling echter kwijt bent, kunt u het woord altijd weer terugvinden in de alfabetische woordenlijst achterin. Wat onder de titel Parate kennis staat, raden wij u aan zeer goed te memoriseren. Belangrijke tip: Voor het memoriseren van moeilijk te onthouden woorden bestaat een heel effectieve methode, namelijk de kaartenbakmethode. U heeft daarvoor een kaartenbak (desnoods een schoenendoos) en systeemkaarten nodig. Onder woorden verstaan we hier ook alles wat u onder de titel Parate kennis aan uitdrukkingen en zinnetjes zult aantreffen. De kaartenbak verdeelt u in drie vakken. U schrijft elk moeilijk te onthouden woord op een systeemkaart, d.w.z. het Nederlands op de voorkant en de vertaling op de achterzijde. U plaatst deze kaartjes achter elkaar in vak 1. Dit vak is bestemd voor de nog te leren (of nog beter te leren) woorden. Vak 2 is bestemd voor de woorden die u goed geleerd heeft. Woorden die weerspannig blijken, blijven voorlopig in vak 1. In vak 3 komen de woorden die u na controle van vak 2 goed blijkt te kennen. Na controle van vak 2 of 3 gaan alle woorden waarvan u niet meteen weet wat er op de achterkant staat, terug naar vak 1. Neem de woorden van vak 1 wekelijks door. Herhaal de inhoud van 2 en 3 om de twee of drie weken. Woorden in vak 3 die u zonder dralen kunt vertalen, kunt u eventueel verwijderen of in een vak 4 zetten om ze later nog eens door te nemen. Het is de bedoeling dat u de woorden leert van het Nederlands naar het Italiaans. Nog een effectieve methode om woorden te leren is via internet. Op internet kunt u diverse gratis online overhoorprogramma s vinden om woorden te leren. U heeft er geen speciale programma s voor op uw computer voor nodig. Een internetverbinding is voldoende om overal te kunnen oefenen. Meestal kunt u zelf een woordenlijst maken door de woorden die u wilt leren in het overhoorprogramma in te voeren. Zodra u de woorden hebt ingevoerd kunt u uzelf door het programma laten overhoren. Op www.wrts.nl vindt u zo n overhoorprogramma. Met dit programma kunt u niet alleen uzelf overhoren, maar ook puzzels en andere spelletjes doen. Heel leerzaam! Let er wel op dat u geen tikfouten maakt bij het invoeren van de woorden, want dan leert u ze verkeerd. Ga naar http://prismataal.wrts.nl. Klik op Italiaans voor zelfstudie en op bijvoorbeeld Les 1. U wordt naar uw e-mailadres gevraagd en dient een zelfbedacht wachtwoord op te geven. Zo maakt u een eigen account aan. Klik vervolgens op overnemen om Les 1 aan uw eigen account toe te voegen. U kunt daarna de woordenlijst zelf aanpassen en aanvullen. Bedenk dat kennis van woorden en uitdrukkingen voor de communicatie minstens zo belangrijk is als het kennen van grammaticaregels. Grammatica is geen doel op zich. Wat de als zodanig aangegeven herhalingslessen betreft nog dit: hierin komt geen nieuwe grammatica voor, maar deze lessen bieden wél nieuw vocabulaire. Overigens wordt in elke volgende les en ook nog daarna veel van wat al eerder aan de orde is geweest, in een andere vorm herhaald. De laatste les kunt u beschouwen als een toegift. Zij biedt u een overzicht van de geschiedenis van Italië en wetenswaardigheden over de Italiaanse taal. Als u in staat bent deze niet ál te gemakkelijke teksten te begrijpen, kunt u concluderen dat u de eerste negentien lessen met groot succes heeft bestudeerd. Wij wensen u veel leerplezier! Jacques H. Brinker, Rosanna Colicchia, Marco Silvani 7 inleiding

Verklaring afkortingen en klemtoonaanduiding bijv. bijvoorbeeld bijv.nw. bijvoeglijk naamwoord bijw. bijwoord enk. enkelvoud m. mannelijk meerv. meervoud onv. onveranderlijk pers. persoon vr. vrouwelijk zelfst.nw. zelfstandig naamwoord De klemtoon valt in het Italiaans gewoonlijk op de op één na laatste lettergreep (papa = paus). Als hij op de laatste lettergreep valt, geeft het Italiaans dat (op een enkele uitzondering na) aan met een accentteken op die lettergreep (papà = papa). De klemtoon kan echter ook nog ergens anders vallen; die klemtoon is in dit boek dan aangegeven door een vet (of soms cursief) gedrukte klinker (albero / albero = boom). De klinker is ook vet gedrukt als de klemtoon op de laatste lettergeep valt zonder dat hier een accentteken staat (autogrill = wegrestaurant) en ten slotte ook in woorden die op -io, -ia, -ii of -ie eindigen, want daar ontstaat dikwijls verwarring (pizzeria; sedia = stoel). 8 Italiaans voor zelfstudie

Les 1 les 1 Luister eenmaal naar de cd en lees mee. Luister dan nogmaals zonder mee te lezen. Doe dit bij elke volgende tekst. les 1 a, cd 1, track 1 Alla fermata del tram Signor Tosi: Buongiorno signora. Signora Valli: Oh, salve signor Tosi, come sta? Signor Tosi: Bene, grazie, e Lei? Signora Valli: Non c è male, grazie... Scusi, Lei chi è? Signor van Kampen: Sono van Kampen, un collega olandese del signor Tosi, piacere! E Lei come si chiama? Signora Valli: Mi chiamo Valli, Anna Valli, piacere. Lei è qui a Milano per lavoro, vero? Signor van Kampen: Scusi, può ripetere per favore, non parlo bene l italiano. Signora Valli: Certo. Lei è in Italia per lavoro? Signor van Kampen: Normalmente sì, ma adesso sono in Italia in vacanza. Signor Tosi: Ecco, arriva il tram. Signora Valli: Allora arrivederci. Signor Tosi: ArrivederLa signora. Signor van Kampen: Arrivederci. A) Bij de tramhalte Meneer Tosi: Dag mevrouw. Mevrouw Valli: Oh, dag meneer Tosi, hoe gaat het met u? Meneer Tosi: Goed, dank u, en met u? Mevrouw Valli: Niet slecht, dank u... Pardon, wie bent u? Meneer van Kampen: Ik ben van Kampen, een Nederlandse collega van meneer Tosi, aangenaam! En hoe heet u? Mevrouw Valli: Ik heet Valli, Anna Valli, aangenaam. U bent hier in Milaan voor zaken, nietwaar? Meneer van Kampen: Pardon, kunt u dat herhalen, alstublieft, ik spreek niet zo goed Italiaans. Mevrouw Valli: Zeker. Bent u in Italië voor zaken? Meneer van Kampen: Normaal wel, maar nu ben ik in Italië met vakantie. Meneer Tosi: Kijk, de tram komt eraan. Mevrouw Valli: Nou, tot ziens. Meneer Tosi: Tot ziens, mevrouw. Meneer van Kampen: Tot ziens. 9

Zie met betrekking tot het aanspreken van bijv. meneer Tosi, de opmerkingen bij punt 3a van het grammatica-overzicht. In / naar + naam van een land -----> in: in Italia In / naar + naam van een stad -----> a: a Milano Woordenschat la fermata del tram de tramhalte a Milano in Milaan il signore de meneer per voor signor Tosi meneer Tosi (vóór eigennaam il lavoro het werk verliest signore de e) vero? nietwaar?, is t niet? buongiorno goedendag vero echt, waar la signora de mevrouw Può ripetere per favore? Kunt u dat herhalen, salve goedendag alstublieft? Come sta? Hoe gaat het met u? ripetere herhalen bene goed per favore alsjeblieft / alstublieft grazie dankje / dankuwel (als je iets vraagt) e en parlare spreken Lei u italiano Italiaans, Italiaan non c è male niet slecht certo zeker / natuurlijk scusi pardon Italia Italië Lei chi è? Wie bent u? normalmente normaal (bijwoord) chi wie sì ja sono ik ben ma maar un collega een collega adesso nu olandese Nederlands, Nederlander la vacanza de vakantie del signor Tosi van meneer Tosi ecco kijk piacere! aangenaam! arrivare aankomen E Lei come si chiama? En hoe heet u? il tram de tram mi chiamo Valli ik heet Valli allora nou, dan qui hier arrivederci / arrivederla tot ziens Tip: ga naar http://prismataal.wrts.nl voor het leren en overhoren van de woordenlijsten uit de lessen. Klik op Italiaans voor zelfstudie en maak een eigen account aan. Dit kunt u doen door uw e-mailadres in te voeren en een zelfbedacht wachtwoord op te geven. Neem vervolgens de woordenlijsten over in uw account en laat u overhoren. 10 Italiaans voor zelfstudie

les 1 Parate kennis Groeten en afscheid nemen buongiorno buonasera (vanaf 15.00 à 16.00 uur) salve arrivederci arrivederla ciao goedemorgen / goedemiddag / goedendag goedemiddag / goedenavond (goeden)dag (informeel) tot ziens tot ziens (vrij formeel, tegenover één persoon) hallo / hoi (bij ontmoeting en afscheid) Als u iets niet begrijpt Può ripetere per favore? Non capisco. Non parlo bene l italiano. Kunt u dat herhalen, alstublieft? Ik begrijp het niet. Ik spreek niet zo goed Italiaans. Voor een eerste kennismaking met de grammatica in de voorafgaande tekst zie de punten 11a, 11b en 11c van het grammatica-overzicht: de enkelvoudsvormen van de werkwoorden parlare, chiamarsi en essere. 11

Later in deze les kunt u zich de grammatica eigen maken. 1. Vul in: per / bene / in / mi / parlo / favore / come 1. Buongiorno signora, sta? 2., grazie. 3. chiamo Anna Valli. 4. Non bene l italiano. 5. Può ripetere per? 6. Sono Italia lavoro. 2. Hoe zeg / vraag je...? hoe je heet dat het redelijk goed met je gaat dat je in Italië op vakantie bent aan iemand hoe hij / zij het maakt. les 1 b, cd 1, track 2- In treno Signor van Dijk: Signora Riboni: Signor van Dijk: Signora Riboni: Signor van Dijk: Signora Riboni: Signora Klaus: Signora Riboni: Signora Klaus: Signora Riboni: Buonasera. Scusi, è libero questo posto? Sì, prego... Lei è tedesco, vero? No, sono olandese, di Leida. È in Italia per lavoro? No, sono in Italia in vacanza. Mia moglie e i bambini sono già a Pisa. Mi chiamo Wim van Dijk. Lei come si chiama? Mi chiamo Laura Riboni, piacere... Anche Lei, signora, è straniera? Sì, sono belga, di Anversa. Anche Lei è qui in vacanza? No, sono in Italia per lavoro. Lei è italiana, vero? Dove abita? Sì, sono italiana. Abito a Pisa e lavoro con mia figlia e mio marito a Lucca. Ho anche un figlio, ma lui abita a Roma. Il treno arriva a Pisa Signora Klaus e Signor van Dijk: Signora Riboni: B) In de trein Meneer Van Dijk: Mevrouw Riboni: Meneer Van Dijk: Mevrouw Riboni: Meneer Van Dijk: Mevrouw Riboni: Mevrouw Klaus: ArrivederLa, signora. Arrivederci. Goedenavond. Pardon, is deze plaats vrij? Ja, gaat uw gang... U bent Duitser, niet waar? Nee, ik ben Nederlander, uit Leiden. Bent u in Italië voor zaken? Nee, ik ben in Italië met vakantie. Mijn vrouw en de kinderen zijn al in Pisa. Ik heet Wim van Dijk. Hoe heet u? Ik heet Laura Riboni, aangenaam... Bent u ook buitenlandse, mevrouw? Ja, ik ben Belgische, uit Antwerpen. 12 Italiaans voor zelfstudie

Mevrouw Riboni: Bent u ook hier met vakantie? Mevrouw Klaus: Nee, ik ben in Italië voor zaken. U bent Italiaanse, nietwaar? Waar woont u? Mevrouw Riboni: Ja, ik ben Italiaanse. Ik woon in Pisa en werk met mijn dochter en met mijn man in Lucca. Ik heb ook een zoon, maar hij woont in Rome. les 1 De trein komt aan in Pisa Mevrouw Klaus en meneer Van Dijk: Mevrouw Riboni: Tot ziens, mevrouw. Tot ziens. Woordenschat in treno in de trein Pisa Pisa il treno de trein anche ook È libero questo posto? is deze plaats vrij? straniera buitenlandse prego alstublieft / alsjeblieft belga Belg, Belgisch(e) (als je iets aanreikt); ook: Anversa Antwerpen gaat uw gang dove? waar? tedesco Duitser, Duits abitare wonen no nee lavorare werken di van con met Leida Leiden mia figlia mijn dochter di Leida uit Leiden (letterlijk: van mio marito mijn man Leiden) ho ik heb mia moglie mijn vrouw Lucca Lucca i bambini de kinderen il figlio de zoon (enk.: il bambino) lui hij già al Roma Rome 13

Sono betekent zowel ik ben als zij zijn. Non sono is de ontkennende vorm. Non staat vóór een werkwoordsvorm. Parate kennis Iemand vragen hoe hij heet (Lei) come si chiama? hoe heet u? (tu) come ti chiami? hoe heet je? (Lei) chi è? wie bent u? (io) mi chiamo Wim van Kampen ik heet Wim van Kampen (io) sono Wim van Kampen ik ben Wim van Kampen Zie voor een eerste kennismaking met de grammatica: punt 11c, de enkelvoudsvormen van het werkwoord avere. 3. Beantwoord de volgende vragen met hele zinnen in het Italiaans. 1. Il signor Van Dijk è tedesco? 2. È in Italia per lavoro? 3. La signora Klaus è tedesca? 4. Dove abita la signora Riboni? 4. Combineer de antwoorden met de vragen. Soms zijn er meerdere mogelijkheden. 1. Lei chi è? a. No, sono in Italia per lavoro. 1 = 2. Come si chiama? b. Bene, grazie e Lei? 2 = 3. È qui per lavoro? c. Sono Van Kampen. 3 = 4. Buongiorno signore, come sta? d. Mi chiamo Laura Riboni. 4 = 5. È qui in vacanza? e. No, sono in Italia in vacanza. 5 = 5. Vul in: arriva / straniero / è / mi chiamo / mio marito / per lavoro / ripetere 1. lavora a Lucca. 2. Scusi, può per favore? 3. Anche Lei in vacanza? 4. Ecco, il tram. 5. Anche Lei, signore, è? 6. Sono in Italia. 7. Wim van Dijk. 14 Italiaans voor zelfstudie

6. Zeg in het Italiaans hoe u heet en waar u woont. Bestudeer van het grammatica-overzicht de enkelvoudsvormen van het persoonlijk voornaamwoord en van de werkwoorden parlare, chiamarsi, essere en avere: de punten 1a, 11a, 11b en 11c. les 1 7. Vul de juiste werkwoordsvorm in: 1. Mio marito (chiamarsi) Aldo. 2. Ciao, io (essere) Maria e tu, chi (essere)? 3. (parlare, tu) bene l italiano? 4. Lui (chiamarsi) Antonio e Lei, chi (essere)? 5. Marta non (avere) lavoro. 6. Chi (parlare) bene il tedesco qui? 7. Tu (chiamarsi) Franca, vero? 8. (avere, io) un figlio. 9. Io non (parlare) bene l italiano. 10. Marco (essere) olandese? 11. Wim van Kampen (parlare) bene l italiano. 12. Ciao, (chiamarsi, io) Mario. les 1 c, cd 1, track 3 Al bar dell università (I) Sandro: Marco Sandro: Sandro: Tu sei straniera, vero? Sì, sono inglese. Cosa studi? Studio medicina qui a Padova. Ho una borsa di studio. Parli bene l italiano, complimenti! Mia madre è italiana, di Padova. Adesso abito qui da mia nonna. Come ti chiami? Mi chiamo Mary, piacere. E tu? Mi chiamo Marco, piacere. Studi anche tu medicina? No, studio informatica... Oh, arriva Sandro... Ciao Sandro! Ciao Marco, come stai? Bene grazie, e tu? Come va? Così così. Sono un po stanco. Ti presento Mary. È una ragazza inglese, studia qui medicina. Ciao. Ciao, piacere. 15

c) In de kantine Van de universiteit (I) Jij bent buitenlandse, nietwaar? Ja, ik ben Engelse. Wat studeer je? Ik studeer geneeskunde hier in Padua, ik heb een studiebeurs. Je spreekt goed Italiaans, mijn complimenten! Mijn moeder is Italiaanse, uit Padua. Nu woon ik hier bij mijn oma. Hoe heet je? Ik heet Mary, aangenaam. En jij? Ik heet Marc, aangenaam Studeer je ook geneeskunde? Nee, ik studeer informatica... Oh, Sandro komt eraan... Hallo Sandro! Sandro: Hallo Marco, hoe is het met jou? Goed, dank je wel, en met jou? Hoe gaat het? Sandro: Niet echt goed. Ik ben een beetje moe. Ik stel je Mary voor. Zij komt uit Engeland (letterlijk: zij is een Engels meisje), zij studeert hier geneeskunde. Hoi. Sandro: Hoi, aangenaam. Woordenschat il bar het café; hier de kantine da mia nonna bij mijn oma l università de universiteit la casa het huis inglese Engels a casa thuis cosa? wat? informatica informatica studiare studeren come stai? / come va? hoe gaat het met jou? medicina geneeskunde così così zo zo, het kan beter Padova Padua un po een beetje la borsa di studio studiebeurs stanco moe il complimento het compliment ti presento Mary ik stel je Mary voor mia madre mijn moeder presentare voorstellen mia nonna mijn oma la ragazza het meisje Het vraagwoord wat? kan vrijwel altijd zonder onderscheid vertaald worden met: cosa?, che cosa? of che? 16 Italiaans voor zelfstudie

Parate kennis Hoe gaat het? les 1 come sta? hoe gaat het met u? come stai? hoe gaat het met jou? come va? hoe gaat het? bene, grazie goed, dank u / je wel benissimo zeer goed non c è male niet slecht, redelijk così così zo zo, het kan beter male slecht 8. Luister nogmaals naar tekst C en vul de ontbrekende woorden in: 1. Tu straniera, vero? 2. Sì, inglese. 3. una borsa di studio. 4. bene l italiano, complimenti! 5. Come? 6. Mary. 7. Ciao Marco, come? 8. Bene, e tu? 9. Beantwoord de volgende vragen met hele zinnen in het Italiaans. 1. Mary è italiana? 2. Come sta Marco? 3. Come sta Sandro? 4. Cosa studia Marco? 10. Combineer de antwoorden met de vragen / mededeling. 1. Come stai? a. No, studio informatica. 1 = 2. Mi chiamo Mary, piacere. b. Studio economia. 2 = 3. Cosa studi? c. Bene grazie, e tu? 3 = 4. Studi medicina? d. Mi chiamo Marco. 4 = 17

11. Vul in: sono / straniera / va / a / l italiano / in 1. Mary abita Padova. 2. Parli bene 3. Sì, inglese. 4. Ciao Marco, come? 5. Tu sei? 6. Laura abita Italia. 12. Voer nu een gesprekje met een gesprekspartner of uzelf waarin het volgende voorkomt: groeten voorstellen naam vragen vragen naar de studie afscheid nemen. Lukt dit niet met hele zinnen? Geen nood, doe wat u kunt, maar wel in het Italiaans. Draai daarna, indien mogelijk, de rollen om. 13. Test uw woordkennis 1. ripetere 2. anche 3. figlia 4. tedesco 5. normalmente 6. così, così 7. stanco 8. moglie 9. studia 10. dove? 11. adesso 12. qui 18 Italiaans voor zelfstudie

13. già 14. cosa les 1 15. prego 14. Hoe vraag je...? wie meneer Tosi is waar hij woont waar hij werkt hoe het met hem gaat. 15. Formuleer een vraag bij het antwoord. 1.? Abito a Roma. 2.? No, sono italiano. 3.? Marco, e tu? 4.? Così, così. 5.? Studio medicina. 19