Ik voel me als een regenworm Er was eens een jonge vrouw. Ze voelt zich niet gelukkig. Heel haar leven heeft ze last gehad van depressies. Haar omgeving heeft daar weinig van gemerkt. Maar zij voelde zich af en toe diep ongelukkig. Het heeft zich zelfs weleens geuit in hyperventilatie en paniekaanvallen. Na enkele therapieën lijkt zij er weer bovenop. Maar nog steeds steekt er af en toe zo n depressief moment de kop op. Ze duren niet zo lang meer als vroeger. Nog maar enkele uren tot hooguit twee dagen, maar ze zijn er nog wel. Vaak gepaard gaand met kribbigheid, warmteopvliegers en een akelig, misselijk, bekneld gevoel in keel en buik. Vandaag is het weer zo ver. 1
Het heeft haar vaak goed gedaan om pen en papier te pakken en te gaan schrijven over wat ze voelt en denkt. Dit is haar verhaal van vandaag: Ik voel me als een regenworm, die kruipt door de modder. Grote dikke lagen modder, waar ik niet doorheen kom. Het is overal donker en vochtig. Ik wil naar boven. Ik wil ademhalen in de schone lucht. Ik wil de zon op mijn huid voelen. Maar hoe kom ik boven? Waar is boven? De modder weegt zwaar. Mijn hoofd voelt zwaar. De druk op en in mijn lichaam voelt zwaar. 2
Dan kom ik bij een open plekje, onder de grond. Eindelijk wat ruimte. Ruimte om me te bewegen, om te ademen en om te zijn. Maar dan stort het kuiltje in en ben ik weer bedolven. Ik krijg wat aarde in mijn mond en stik er bijna in. Het heeft geen zin meer. Ik geef het op. Ik stop met bewegen. Ik stop met ademhalen. Maar dit laatste lukt niet. Het ademhalen lijkt, buiten mij om, toch gewoon door te gaan. Zelfs als het lijkt alsof ik gestopt ben, hapt mijn lichaam toch weer naar lucht. Blijkbaar is er nog steeds lucht, ook al bevind ik me diep onder de grond. Tranen biggelen langs mijn wangen. Ik voel me zo hulpeloos, zo gevangen, zo onmachtig en zo alleen. 3
Lange tijd lig ik daar, bedolven onder het zand. Langzaam komen mijn ademhaling en hartslag tot rust. Ik kan weer wat helderder denken. Er is blijkbaar nog lucht waar ik ben, want ik leef nog steeds. Ik word me weer bewust van mijn lichaam en mijn hartslag. Ja, constateer ik: Ik leef en ben nog steeds een regenworm. Wat doet een regenworm zoal?, vraag ik mezelf af. Een regenworm kruipt door het zand. Hij zorgt ervoor, dat het zand luchtiger wordt. 4
Hij maakt gangen door het zand, waardoor wortels van bomen en planten meer zuurstof kunnen krijgen. Dat is mijn taak hier op aarde, daar zou ik blij mee moeten zijn. Dat zou mij tevreden moeten stellen. Maar waarom denk ik er alleen maar aan om naar boven te gaan? Het zonlicht zien en zuivere lucht kunnen inademen? Het is alsof er een stemmetje in mijn hoofd me vragen stelt: Toen jij daarnet in het holletje was en het holletje instortte, van welke kant kwam het zand toen? Dat zand stortte bovenop mijn hoofd. Dus, vervolgt het stemmetje, als jij die kant op kruipt, dan ga je naar boven. Dan kun je boven de grond uit komen. Ja, denk ik, dat is een goed idee! Ik wil toch zien en voelen wat daar boven is. 5
Ik verzamel al mijn moed en begin die kant op te kruipen. Het gaat niet snel. Nadat ik lange tijd aan het graven ben geweest, zie ik licht. Dolblij en met extra moed wurm ik mezelf naar buiten. Daar ben ik dan, eindelijk in het licht. 6
Heerlijk relaxed lig ik in het zonnetje adem te halen en te genieten van het frisse windje. Maar na enige tijd, begint mijn huid uit te drogen en samen te trekken. Daardoor gaat het ademhalen slechter en mijn hart begint sneller te kloppen. Kruip terug in de aarde, zegt het stemmetje in mijn hoofd. Maar dat wil ik helemaal niet! Ik wil boven blijven. Dit is mijn thuis. En nu ik er eindelijk ben, wil ik dat niet opgeven. Mijn huid begint nu echt pijn te doen en ik kan bijna geen adem meer krijgen. Kruip de grond in, voor al je krachten weg zijn, zegt het stemmetje nu. En ik voel dat het stemmetje gelijk heeft. Snel maak ik met mijn laatste krachten een gaatje in de grond en kruip ik terug de aarde in. 7
Meteen voel ik de koele, natte aarde om mijn huid sluiten. Heerlijk voelt dat. Mijn hart en ademhaling komen weer tot rust. Terwijl ik dieper de grond in kruip, kom ik tot de conclusie: Dit is fijn. Dit is waar ik thuis hoor. Hier kan ik ademhalen, kan ik leven, kan ik mezelf zijn. Ik ben een regenworm. Ik kan me hier nuttig maken door gangen te graven, zodat planten en bomen goed kunnen wortelen. De planten en bomen kunnen daardoor boven de grond tot bloei komen. Maar mijn plek is hier, onder de grond. Hier ben ik gelukkig. De jonge vrouw legt haar pen neer. Ze voelt dat er meer ruimte is gekomen in haar borstkas, waardoor ze beter kan ademen. Ze voelt rust. Buiten schijnt de zon. 8
Ze heeft zin om naar buiten te gaan. Wandelen in de zon, een frisse herfstwind om haar hoofd en lekker vrij kunnen ademhalen. Ze trekt haar jas en schoenen aan en sluit de buitendeur achter zich. Even later loopt ze door het bos. De wind, die door de laatste bladeren aan de bomen ruist, vervaagt haar gedachten. Bij elke stap die ze doet, voelt ze negatieve energie vanuit haar lichaam de grond ingaan. Enkele dagen geleden heeft er een storm gewoed, die veel bomen heeft ontworteld. Er liggen bomen over het pad en de herfstbladeren zorgen ervoor dat er geen verschil meer is tussen het pad en de grond ernaast. De jonge vrouw zoekt en maakt haar eigen pad door het bos. 9
Klimmend over omgevallen bomen en lopend om de hoogopstaande, uit de grond gerukte wortels. Tenslotte komt ze uit op een mooi wit zandpad. De wind heeft waarschijnlijk alle blaadjes weggeblazen en wandelaars voor haar hebben alle gevallen takken naast het pad gelegd. Haar hart wordt geraakt door de zonnestralen, die tussen de takken door op haar gezicht schijnen. Ze voelt liefde in zichzelf opwellen. Zó lopend, over het stevige witte zandpad, met de zon op haar gezicht en de wind in haar haren, heeft ze het gevoel dat ze naar huis gaat. Haar huis, diep in zichzelf. Een rustig, blij gevoel verspreidt zich in haar lichaam. Dit is mijn thuis, denkt ze, hier ben ik gelukkig. 10
11
Gedicht: Of ik nou boos ben Angstig of blij De kracht en liefde Zit diep in mij Tip: Blijf geloven in jezelf Geef nooit op 12