Raad voor Cultuur Aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen p/a de algemene rijksarchivaris Posrbus 90520 2509 LM 's-gravenhage Onderwerp R.J. schimmelpennincklaan 3 Ontwerp-selectielijst Weerkorpsen en particuliere Postbus61243 beveiligingsorganisaties, 1945-1997 2506 AE Den Haag Telefoon 31066 86 Telefax 361 47 27 Zeer geachte StaatssecretariS, E-mail cultuur@cultuur.nl 1. Bii uw hiernaast vermelde brief deelde u de Raad voor Cultuur mede, dat Datum de minister van Justitie u heeft verzocht uw medewerking te verlenen aan 3 i NE 1999 de vaststelling van de selectielijst archiefbescheiden op het beleidsterrein uwkenmerk "Weerkorpsen en particuliere beveiligingsorganisaties" over de periode 99300.RD 1945-1997. uwbriefvan U verzocht daarbij de Raad binnen drie maanden over dat ontwerp 01.02.1999 omtrent een aantal nader aangeduide aspecten advies uit te brengen. ons kenmerk De Raad bericht u als volgt. arc-99.203/2 2. Samenvatting van dit advies. De Raad heeft de ontwerp-liist in eerste instantie aan procedurele en vervolgens aan inhoudelijke aspecten getoetst. Zijn belangrijkste bevindingen - deze worden in de 3 en 4 nader uitgewerkt - zijn: a. Procedureel 1. Het voorstel heeft alle procedurele voorbereidende stappen doorlopen; alle relevante stukken waren bij de adviesaanvraag gevoegd ( 33. en 3.z.); 2. In de inhoudelijke aspecten van de totstandkoming van het ontwerp wordt in de toegezonden stukken voldoende inzicht gegeven ( 3-3-); 3. Een externe deskundige is bij de ambtelijke voorbereiding van de ontwerp-lijst betrokken geweest ( 3.2.); b. Inhoudelijk 4. De advisering van deze lijst is beperkt tot de actoren voor wie deze expliciet is bedoeld ( 4.1.); 5. De selectiedoelstelling lijkt te zijn toegepast op een wijze, die daarvan mag worden verwacht; met betrekking tot de selectiecriteria moet de Raad constateren dat criteria zijn gehanteerd die - voor zover althans kenbaar - nog niet formeel zi jn vastgesteld. ( 4.2.); 6. De Raad gaat er van uit, dat bij de ambtelijke voorbereiding van het ontwerp in voldoende mate rekening is gehouden met de belangen van de administratie en die van de recht- en bewijszoekenden ( 4.3-);
Raad voor Cultuur 4 7. De Raad heeft, behoudens enkele aanvullende opmerkingen gemeend zich te kunnen conformeren aan de wijze waarop met het historisch belang rekening is gehouden ( 4.3. en 5.). Naar aanleiding van de in de adviesaanvraag gestelde concrete vragen wordt in 6 uiteengezet hoe deze in het advies beantwoording hebben gevonden. Tenslotte adviseert de Raad om na verwerking van zijn aanbevelingen over te gaan tot de vaststelling van de onderhavige ontwerp-selectielijst archiefbescheiden ( 7). Pagina 3. Toetsing van procedurele aspecten. ons kenmerk 3.1. Voor wat betreft de procedurele aspecten zij in de eerste plaats vermeld, arc-99.zo3/z dat de ontwerp-lijst als basisselectiedocument (BSD) tot stand is gekomen overeenkomstig de methode, die uitgaat van een analyse, beschrijving en waardering van handelingen van de (rijks-)overheid, de zgn. PIVOT-methode. Het basisselectiedocument is opgenomen in het rapport "Weerkorpsen en particuliere beveiligingsorganisaties. Een institutioneel onderzoek naar actoren en handelingen op het terrein van weerkorpsen en beveiligingsorganisaties (1945-1997) (Ministerie van Justitie & Rijksarchiefdienst/PIVOT, 's-gravenhage 1998)". Bi j uw adviesaanvraag was tevens gevoegd een exemplaar van het verslag betreffende het overleg ter voorbereiding van de onderhavige ontwerpselectielijst, het zgn. driehoeksoverleg (zoals voorgeschreven krachtens het bepaalde in artikel 3 van het Archiefbesluit 1995). De Raad heeft voornoemde stukken bij de voorbereiding van dit advies betrokken. Blijkens een mededeling in uw adviesverzoek heeft de openbare terinzagelegging van het ontwerp niet geresulteerd in enigerlei reactie. U zie hierover echter ook 4.3. van dit advies. 3.1.Op grond van de zoëven genoemde stukken komt de Raad tot de slotsom, dat de voorbereiding van de ontwerp-lijst alle vereiste procedurele stappen heeft doorlopen. Ook heeft hij kunnen vaststellen, dat uit het verslag van het driehoeksoverleg is gebleken, dat aan dat overleg is deelgenomen door de daartoe in het eerste lid van artikel 3 van het Archiefbesluit 1995 genoemde personen. Voorts is hem gebleken, dat al ten tijde van het driehoeksoverleg een externe deskundige bij de voorbereiding van de ontwerp-lijst betrokken is geweest. 3.3.Voor het overige meent de Raad, dat dit verslag voldoende inzicht geeft in verschillende aspecten van de voorbereiding van het ontwerp. Dit geldt vooral de wijze waarop in dat verslag in inhoudelijk opzicht de totstandkoming van de ontwerp-lijst wordt toegelicht en verantwoord. 4. Toetsing van inhoudelijke aspecten. Mede op grond van zijn hiervoor vermelde bevindingen heeft de Raad getracht zich een oordeel te vormen over de inhoudelijke aspecten van het
Raad voor Cultuur onderhavige ontwerp. Hij heeft daarbij vooral gelet op de reikwijdte van de ontwerp-lijst ( 4.1.), de wijze waarop de gehanteerde selectiedoelstelling en de daaraan gerelateerde selectiecriteria zijn toegepast ( 4.2.), alsmede op de vraag of in afdoende mate met de verschillende belangen rekening is gehouden ( 4.3-). 4.1. De reikwijdte van de ontwerp-lijst. Het Basisselectiedocument (BSD) bevat voorstellen omtrent de selectie van handelingen op het beleidsterrein "Weerkorpsen en particuliere beveiligingsorganisaties" en de administratieve neerslag hiervan van alle Poena op dit terrein werkzame actoren. Het verslag van het driehoeksoverleg 3 maakt melding van het feit dat alleen overleg heeft plaatsgevonden met ons kenmed het ministerie van Justitie. arc-99.203/2 De Raad heeft dan ook de handelingen van de niet onder dat ministerie vallende actoren vooralsnog, dat is hangende het vereiste driehoeksoverleg en verdere procedures, buiten beschouwing gelaten. 4.2. Toepassing van de selectiedoelstelling en -criteria. De Raad is gebleken, dat de selectiedoelstelling is toegepast in de versie, waarin ook rekening wordt gehouden met het aspect van het veilig stellen van de bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur. Met betrekking tot de aan die doelstelling gerelateerde selectiecriteria moet hij echter constateren, dat als zodanig de nog niet formeel vastgestelde criteria uit 1997 zijn gebruikt. Op een dergelijk gebruik van deze criteria heeft de Raad reeds gewezen in zijn advies van 12 februari 1999, nr. arc-98.22r/2 inzake de ontwerp-selectielijst Tweede Kamer der Staten-Generaal. Hij volstaat dan ook met naar 4.1. van dat advies te verwgzen. 4.3. De waardering van de in artikel 2, eerste lid, onder d, van het A rchiefbesluit bedoelde belangen. Ten aanzien van de feitelijke toepassing van de selectiedoelstelling en de daaraan gerelateerde selectiecriteria gaat de Raad er van uit, dat het administratieve belang, omvattende de aspecten 'verantwoording en bedrijfsvoering', in het driehoeksoverleg, waaraan ook door representanten van de desbetreffende zorgdrager is deelgenomen, genoegzaam is gewaardeerd. In gelijke zin neemt hij aan, dat ook met het belang van de recht-en bewijszoekenden voldoende rekeni ng is gehouden. Voor wat betreft de waardering van hethistorisch belang conformeert de Raad zich aan de inbreng van de externe deskundige tijdens de totstandkoming van het ontwerp en de daarover bereikte overeenstemmmg. Uit anderen hoofde en wel dankzij een vriendelijke geste van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, is de Raad bovendien geïnformeerd, dat de externe deskundige, na het driehoeksovedeg, geen aanleiding meer zag op het BSD op- of aanmerkingen te maken. Een./. exemplaar van diens brief gaat hierbij.
Raad voor cultuur 4 s. Toetsing van de ontwerp-lijst. In aansluiting op bovenstaande overwegingen en bevindingen heeft de Raad binnen de hem gegeven mogelijkheden de verschillende onderdelen van de ontwerp-lijst bezien. H ij is daarbij tot de volgende bevindingen gekomen. Algemeen Uit het verslag van het driehoeksoverleg is de Raad gebleken, dat - in vergelijking met het rapport van het institutioneel onderzoek - in het BSD Pagina enkele handelingen zijn geschrapt, die kennelijk nooit tot enige neerslag 4 hebben geleid. Hij heeft derhalve de indruk, dat bij het samenstellen van de ons kenmerk ontwerp-selectielijst - anders dan het uitgangspunt van de PIVOT-theorie - arc-99.zo3/z de neerslag van het handelen bij de voorbereiding van de ontwerp-lijst betrokken is geweest. Zoals de Raad in eerdere adviezen een en andermaal al heeft laten bli jken, acht hij het van wezenlijk belang dat reeds bij de samenstelling van de selectielijst met de werkelijke neerslag van het handelen rekening wordt gehouden. Kortheidshalve moge hij naar die adviezen verwijzen. Het feit, dat dat in het concrete geval vermoedelijk ook daadwerkelijk is gebeurd, wordt door hem dan ook met instemming begroet. Specifiek Handelingen 35 en 36 In categorie 36 wordt een handeling beschreven, die betrekking heeft op "het voorbereiden en begeleiden van extern (wetenschappelijk) onderzoek inzake het werkterrein van particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus". In categorie 35 wordt de handeling beschreven, die betrekking heeft op "het voorbereiden van intern (wetenschappelijk) onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten inzake het werkterrein van particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus". Het valt daarbi j op, dat bij de waardering ter selectie grosso modo kennelijk een onderscheid is gemaakt tussen externe en interne onderzoeken, waarbij de neerslag van de eerstgenoemde ter vernietiging en die van de andere ter bewaring is gewaardeerd. De Raad ontgaat de betekenis van dit onderscheid. In de eerste plaats wijst hij erop, dat het in historisch perspectief bezien van belang kan zijn om over de mate van betrokkenheid van de minister van Justitie bij de hier bedoelde externe activiteiten relevante informatie te behouden. Bovendien acht hij het vanuit dezelfde invalshoek van belang beide activiteiten - zeker die activiteiten die gericht zijn op publicaties - bliivend met elkaar te kunnen confronteren, niet alleen voor wat betreft de publicaties zelf maar ook voor wat betreft hun genesis. De Raad meent derhalve - met referte aan de selectiedoelstelling in het algemeen en aan het selectiecriterium, dat ziet op de bewaring van "handelingen gericht op externe verantwoording en/of verslaglegging" in het bijzonder -, dat de neerslag van de desbetreffende handeling alsnog voor bewaring moet worden bestemd.
Handelingen 4o en 41 De Raad stelt voor om de neerslag van de handelingen betreffende "her beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen inzake particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus" en "het behandelen van klachten van burgers over het optreden van pbo's" alsnog tot bewaring te bestemmen. Gelet op de specifieke inhoud ervan acht de Raad deze informatie het bewaren waard. Handeling nr. 42 Pa na Onder dit nummer is een handeling beschreven betreffende "het uitvoeren 5 van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van pbo's en particuliere ons kenmerk recherchebureaus". De administratieve neerslag hiervan wordt arc-99.203/2 vernietigbaar geacht. Reeds in eerdere adviezen heeft de Raad al laten weten er aan te hechten, dat materiaal op grond waarvan later kan worden nagegaan hoe de overheid op het desbetreffende beleidsterrein de burger in informerende zin tegemoet trad, voor bewaring in aanmerking komt. Hij ziet geen reden om daarop in het onderhavige geval een uitzondering te maken. Hij pleit er dan ook voor de neerslag van deze handeling voor blijvende bewaring te bestemmen. Handelingen nr. 66, 67, 71 en 74. In eerdere adviezen heeft de Raad zich op het standpunt gesteld, dat informatie betreffende handelingen, die een afwijking inhouden van algemeen beleid, in beginsel voor bewaring in aanmerking behoren te komen. In tegenstelling tot wat wordt voorgesteld, meent de Raad dan ook dat de neerslag van de in bovengenoemde nummers bedoelde handelingen betreffende: - "het verlenen van ontheffing van de bepaling dat een beambte uitsluitend beveiligingswerkzaamheden mag verrichten indien hij in het bezit is van een erkend diploma", "het verlenen van ontheffing van de bepaling dat een beambte uitsluitend ongeüniformeerd beveiligingswerkzaamheden mag verrichten indien hij in het bezit is van het Vakdiploma Beveiliging van de Stichting Vakexamens Particuliere Beveiligingsorganisaties", "het verlenen van ontheffing van de eisen met betrekking tot werkwijze, inrichting en uitrusting van particuliere alarmcentrales", en "het verlenen van ontheffing van de eisen met betrekking tot werkwijze, inrichting en uitrusting van particulieregeld- en waardetransportbedrijven" bewaard dient te bli jven. Ten overvloede wijst hij erop, dat elders in het ontwerp (bij categorie 65) wel is voorzien in de bewaring van gegevens betreffende handelingen, waarbij ontheffing wordt verleend. 6. Afdoening van uw specißeke vragen. In uw adviesaanvraag heeft u de Raad mede verzocht om over de onderhavige selectieli jst advies uit te brengen aan de hand van een aantal met name aangeduide aspecten.
Raad voor Cultuur 4 Voor wat betreft zijn algemene reactie op deze vragen verwijst de Raad naar 7 van zijn advies van 4 november 1997, nr. arc.97.1466/2 inzake de ontwerp-selectielijst archiefbescheiden Beleidsterrein Wetenschappeli jk Onderwijs, Openbare en Bijzondere Universiteiten. Tegen dezelfde achtergrond volstaat de Raad ook thans met het aangeven van de relatie tussen de door u gestelde vragen en de verschillende onderdelen van dit advies. Deze vragen betreffen -in enigszins verkorte vorm-: a. Is bij de totstandkoming van de selectielijst voldaan aan de eisen der zorgvuldigheid? Pagna b. Is de systematiek van de selectielijst duidelijk en voldoende consistent? 6 * Verwezen wordt naar 3 van dit advies. ons kenmerk arc-99.203/2 c. Wordt met de voorgestelde waardering de in de selectieliist beschreven selectiedoelstelling behaald? d. Is aangegeven wat de selectiedoelstelling is en welke de gehanteerde selectiecriteria zi jn: 1. selectiedoelstelling 2. selectiecriteria, met toelichting 3. de gebruikte selectie-aanwijzingen met eventuele toelichting? * Verwezen wordt naar 4 van dit advies. e. Komen de functies van het verslag van het driehoeksoverleg voldoende tot uitmg: - inzicht in proces totstandkoming selectieliist - verantwoording van zorgvuldigheid - verantwoording van de wijze waarop met de in artikel 2, eerste lid, onder c. en d. genoemde belangen rekening is gehouden? *U zie de 3 en 4 van dit advies. 7. Advies. De Raad adviseert u om, alvorens van uw kant aan de vaststelling van de onderhavige selectielijst archiefbescheiden mede te werken, te bevorderen, dat dat ontwerp overeenkomstig bovenstaande aanbevelingen nader wordt bezien en aangepast. Dit advies is voorbereid door de Bijzondere Commissie Archieven van de Raad. Deze commissie staat onder voorzitterschap van mw drs E.A.G. van den Bent, lid van de Raad. Secretaris is mr L. Lieuwes. Met de meeste hoogachting,. J s u r J.A. Brandenbarg Vo Algemeen secretaris
KONINKLLTK NEDERLANDS HISTORISCH CENOCrrSCHAP secretariaan postbus 90406 2509 LK Den Haag tot 070 3140363 fax 070 3140637 e-mail adas: info@knhg.nl drs E van der Doe drs A G de Vries VOT Den Haag, 22 januari 1999 betreft terinzage legging bsd, cornmentaar voor 27 jan. 1999 Geachte heer Van der Doe, Hierbij bericht ik u dat de reeds betrokken heren bij drie driehoeksoverleggen, te weten - weerkorpsen en particuliere beveiligingsorganisaties, dr H. L.Zwitzer + ingesloten brief - brandweeerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, drs. B. van der Boom, en - sociale voorzieningen, dr. Jan Lucassen, geen aanvullend commentaar op de terinzage legging willen imeveren. Ik verwacht nog iets van dr Leo Lucassen inzake nationaliteiten, maar dat heb ik helaas nog niet binnen. Met vriendelijke groet Marja de Keuning
van alkemadelaan 350, flat 301 2597 as 's-gravenhage tel: 070-3 24 33 68 Betreft: basis selectiedocument Weerkorpsen en particuliere beveiligingsorganisaties Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap Redactiesecretariaat Postbus 90406 2$09 LK 's-gravenhage Geachte mevrouw de Keuning, In antwoord op Uw brief van 30 november jl deel ik U made dat, gelet op het overleg dat ik op 25 juni van dit jaar heb gevoerd op het ministerie van Justitie, er voor mij geen aanleiding is op het bad aanvullende op- of aanmerkingen te maken. Voor bi jzonderheden omtrent genoemd overleg verwijs ik U naar het Verslag ingevolge artikel 5 van het Archiefbesluit 1995, gedateerd november 1998 en opgesteld door dre R.J.B. Hageman van het Algemeen Rijksarchief. Het declaratieformulier inzake het driehoeksoverleg gelieve U hierbij ingevuld en ondertekend aan te treffen. Met vriendelijke groot