Handig en verstandig Hulp van ouders op school Marlène Rebel en Lucinda Vos Gedifferentieerd onderwijs aan (hoog)begaafde kinderen is nog lang niet op alle scholen vanzelfsprekend. In 1999 werden wij door de basisschool van onze kinderen gevraagd, om mee te denken over een plan van aanpak voor gedifferentieerd onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen. Deze basisschool is een school voor algemeen bijzonder onderwijs in Amsterdam. Al jaren werd er op deze school een gemiddelde score op de Cito eindtoets behaald tussen de 542 en 545. In zeven jaar werd uiteindelijk, met vallen en opstaan, een voor alle betrokkenen (team, directie, ouders en leerlingen) bevredigend beleid ontwikkeld voor het onderwijs aan begaafde leerlingen. Naast gedifferentieerd onderwijs voor leerlingen die naar beneden uitvallen, heeft nu ook het gedifferentieerd onderwijs voor kinderen die er boven uitsteken een vaste plaats gekregen op deze school. Er zijn verschillende wegen bewandeld om te ontdekken welke vorm en inhoud het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen moest krijgen, zodat het goed ingepast kon worden in het klassikale onderwijs op deze school. Een verslag. Op deze Amsterdamse basisschool werd klassikaal lesgegeven volgens het leerstofjaarklassensysteem. In een dergelijk klassikaal systeem kunnen twee soorten probleem kinderen worden onderscheiden: kinderen voor wie de leerstof te hoog gegrepen is kinderen voor de leerstof te makkelijk is De eerste groep kinderen viel onder verantwoordelijkheid van de Intern Begeleider (IB) en voor een aantal uren per week was er een remedial teacher die individuele of kleine groepjes leerlingen begeleidde. Hoewel de noodzaak wellicht al veel langer werd gevoeld om ook voor de tweede groep kinderen het leerstofaanbod aan te passen, duurde het tot 1999 voordat er binnen de werkgroep Zorgbreedte een aparte werkgroep begaafde leerlingen werd opgericht. In toenemende mate was het besef ontstaan dat deze groep kinderen in het klassikale systeem misschien wel te kort gedaan werd. De werkgroep Begaafde leerlingen begon met het formuleren van een beleid en het opstellen van een handelingsplan voor leerlingen die op meerdere vakgebieden behoorden tot de bovenste 10% van de klas. Heel bewust werd op dat moment in de werkgroep geen onderscheid gemaakt tussen begaafde en hoogbegaafde leerlingen. De werkgroep was van mening dat problemen met werkhouding, onderpresteren en emotionele problemen, zich bij alle begaafde leerlingen zouden kunnen voordoen en dat het onderkennen van hoogbegaafdheid alléén, zou kunnen leiden tot stigmatisering en definitiestrijd. 1
De volgende belangrijke beleidsuitgangspunten werden vastgesteld: de school wil gedifferentieerde leerstof aanbieden aan de bovenste 10% van de leerlingen; begaafde leerlingen moeten gedurende langere tijd in de gelegenheid worden gesteld aan deze leerstof te werken: de begaafde leerling moet tijd kunnen sparen door vooruit te werken bij een vak, zodat er tijd vrijkomt voor gedifferentieerde leerstof; de gedifferentieerde leerstof mag niet vooruitlopen op het vakkenpakket van het voortgezet onderwijs (geen wiskunde, geen Latijn etc.); de gedifferentieerde leerstof voor begaafde leerlingen moet vrijwel leerkracht onafhankelijk zijn; eerst versnellen, dan pas verspringen. De plusklas Voortvloeiend uit de beleidsuitgangspunten, werd besloten om een aparte plusklas op te zetten, waarbij begaafde leerlingen buiten de klas zelfstandig aan projecten zouden werken. De plusklas zou begeleid worden door een leerkracht, maar in de formatie waren hiervoor geen uren beschikbaar. Om toch van start te kunnen laten gaan, werd aan de ouders uit de werkgroep begaafde leerlingen gevraagd of zij voorlopig de begeleiding op zich wilden nemen. Een taak die ons erg uitdagend leek en die wij graag op ons wilden nemen. Er werden twee plusklassen opgezet, één voor de groepen 2 t/m 4 (6 kinderen) en één voor de groepen 5 t/m 8 (8 kinderen). Belangrijk was dat de leerlingen geen leiding, maar wel begeleiding zouden krijgen. Ze zouden op deze manier niet alleen leren om in een bepaald onderwerp te duiken, maar ook het leren samenwerken, leiding geven en met jongere of juist oudere kinderen rekening te houden zouden onderdeel uitmaken van het leerproces voor deze leerlingen. De leerlingen gingen in de klas zelfstandig aan de slag met een project over een zelf gekozen onderwerp. Eén uur per week kregen deze leerlingen begeleiding in de plusklas. De leerlingen werden voor de plusklas geselecteerd door de leerkracht. Aanvankelijk was dit vooral intuïtief, later werden scores op de Cito toetsen rekenen en begrijpend lezen meegewogen en werd er een Si Bel observatielijst ingevuld door de groepsleerkracht. Een enkele keer kwam een kind in de plusklas na uitgebreide toetsing door de schoolbegeleidingsdienst, waarbij een zeer hoge intelligentie vastgesteld werd. Een eiland Na ruim een jaar werd duidelijk dat de plusklas teveel een eiland bleef binnen de school. De leerlingen verdwenen uit de klas en daarmee uit het blikveld van de groepsleerkracht. De groepsleerkracht had hierdoor weinig zicht op en feeling met het project van de plusklas. Het werk dat leerlingen in de plusklas deden werd door de groepsleerkracht maar weinig bekeken of beoordeeld. Het gevolg hiervan was dat leerlingen het werken in en voor de plusklas niet altijd 2
serieus genoeg namen. Het idee, dat leerlingen naast het begeleidingsuur, in de klas verder aan hun project zouden werken, viel hierdoor volledig in het water: ze bleken hun extra werk thuis of in de overblijftijd te (moeten) doen, omdat er in het reguliere leerstofaanbod niets veranderde en de leerkracht hen niet wees op de mogelijkheid om tijd te sparen voor extra werk. Sommige leerkrachten benoemden expliciet dat zij het niet goed aandurfden de leerlingen werk over te laten slaan, omdat ze bang waren dat er hiaten in kennis en vaardigheden zouden ontstaan. Bovendien bleek dat het klassikale systeem de leerlingen bepaald niet had opgevoed tot zelfstandig werken: hoogintelligent of niet, ze bleken in de tijd buiten het begeleidingsuur niet uit de voeten te kunnen met vrije opdrachten zoals maak een werkstuk over een zelfgekozen onderwerp. Als begeleidende ouders van de plusklas besloten wij meer structuur aan te gaan brengen in de plusklas uren: er werd voor gekozen alle lesstof rond één thema te organiseren en binnen dat thema konden leerlingen dan eigen interessegebieden exploreren. Onze rol verschoof van uitsluitend begeleidend, naar iets meer leidend. Een heel ander punt was, dat wij als begeleidende ouders soms moeite hadden de leerkrachten te overtuigen van de capaciteiten van begaafde kinderen. Zelfs de coördinator vond het werk dat wij aanboden soms te moeilijk, terwijl wij overtuigd waren van het tegendeel. Een ander probleem dat na verloop van tijd boven kwam drijven was, dat het voor de groepsleerkrachten bijna onmogelijk bleek om binnen de gestelde definitie van begaafde leerlingen ( leerlingen die behoren tot bovenste 10% in de klas, dus ongeveer 3 leerlingen in klassen van 33), kinderen voor de plusklas aan te wijzen: in de verschillende groepen bleken soms wel 6 tot 10 kinderen te zitten waarvan de leerkracht vond dat ze in aanmerking kwamen voor de plusklas. De selectie van plusklas leerlingen was te onduidelijk, niet alleen voor de leerkracht, maar ook voor de leerlingen zelf en niet te vergeten voor ouders. Hoewel de school de noodzaak van gedifferentieerd onderwijs aan begaafde leerlingen onderschreef, bleek wel dat het voor de groepsleerkrachten moeilijk was om betrokken te zijn en te blijven bij een plusklas, die zich buiten hun blikveld bevond. Ook werd duidelijk dat de selectiecriteria voor deelname aan de plusklas helder en beter geformuleerd moesten worden. Met bestuur en directie werd overlegd over mogelijkheden om binnen de formatie uren vrij te maken voor de begaafde leerlingen. Een brug In het nieuwe schooljaar werd binnen het team een coördinator begaafde leerlingen aangewezen, die een brug moest gaan slaan tussen de groepsleerkrachten en de plusklas. De plusklas zou, bij gebrek aan formatie uren, begeleid blijven worden door ouders, maar wel zou er veel meer overleg komen in bouwvergaderingen met de groepsleerkrachten en coördinator. Om de betrokkenheid van de leerkracht nog verder te verbeteren, werd aan alle groepsleerkrachten gevraagd om zo nu en dan aanwezig te zijn bij de plusklas. Ook hielden de begeleidende ouders een logboek bij van het verloop van het begeleidingsuur van de plusklas, dat steeds ter inzage voor de groepsleerkrachten in de docentenkamer werd gelegd. Om de selectie van kinderen voor de plusklas minder intuïtief te maken, werd er voor gekozen het LVS als uitgangspunt te nemen: kinderen die op de onderdelen taal, rekenen en begrijpend lezen een 3
A+ score haalden (en voor de groepen 3 en 4: minimaal AVI 5 lazen) zouden in aanmerking moeten komen voor een aangepast leerstofaanbod. Een nieuwe weg Het helder formuleren van de selectiecriteria was een grote stap vooruit, maar bracht op deze school ook nieuw probleem met zich mee: de groep leerlingen op deze school die in aanmerking kwam voor plusonderwijs bleek enorm uit te dijen. De werkgroep begaafde leerlingen stelde vast dat het gerechtvaardigd zou zijn om voor het onderwijs aan deze groep, net als voor de groep uitvallers naar beneden, meer formatie uren vrij te maken. Bestuur, directie en team konden zich hierin vinden en uiteindelijk resulteerde dit inderdaad in extra formatie uren. Na een aantal jaren van uitproberen, evalueren en bijstellen werd in de loop van het schooljaar 2003 2004 de plusklas opgeheven. Voor de begeleiding van de plusleerlingen werden extra leerkrachturen ingezet. Op deze manier bleven overleglijnen kort en werd het plusonderwijs geïntegreerd in de klas. Vanaf dat moment is de school begonnen met het opzetten van een echte leerlijn voor leerlingen die opvallen door goed presteren (A+leerlingen). Er is een methode aangeschaft om het rekenprogramma verantwoord te compacten om zo tijd vrij te maken voor verrijkende leerstof. Na een jaar proefdraaien met deze methode in de groepen 6 en 7, zal het komende schooljaar in alle groepen voor plusleerlingen het rekenwerk gecompact worden. In de tijd die zo vrijkomt krijgen de leerlingen verschillende soorten verrijkende opdrachten. Ook zal het komende schooljaar hard gewerkt worden aan het uitzoeken en inzetten van nieuw verrijkingsmateriaal. Aan het einde van het vorige schooljaar is er een ouderavond georganiseerd waarbij de commissie zorgbreedte een presentatie heeft gehouden over het beleid en de aanpak van het plusonderwijs, waardoor nu ook voor de ouders duidelijk is hoe de school het onderwijs aan plusleerlingen wil organiseren en welke kinderen er voor in aanmerking komen. De toekomst Het is een prachtig resultaat dat het plusonderwijs op deze school een serieuze plek heeft gekregen. Toch blijft onderwijs een circulair proces, waarbij ideeën en inzichten voortdurend getoetst zullen moeten worden aan de dagelijkse realiteit. Wij hopen als betrokken ouders dat de school blijft doorgaan op de ingeslagen weg en dat er ruimte blijft voor evaluatie en bijstellen, waarbij de volgende punten zeker nog aandacht verdienen: binnen de huidige definiëring van een begaafde leerling (A+), zullen potentiële onderpresteerders moeilijk herkend worden als plusleerling; het aangeboden lesmateriaal voldoet lang niet altijd aan de criteria voor lesmateriaal voor meerbegaafde leerlingen zoals in de literatuur wordt omschreven; niet iedere leerkracht is even bedreven in het lesgeven op verschillende niveaus 4
het beleid is afgestemd op leerlingen; vanaf groep 4, terwijl ook in de groepen 1,2 en 3 begaafde leerlingen zitten, dit gebied heeft in de afgelopen jaren nauwelijks aandacht gekregen; het compacten van de leerstof gebeurt vooralsnog uitsluitend op het gebied van rekenen, onderzocht zou kunnen worden welke mogelijkheden er zijn om ook op het gebied van taal en wereldoriëntatie de leerstof compacter aan te bieden. 5