Projectbiografie Flexibele Zorgkolom (IAB03076)

Vergelijkbare documenten
Marleen Rolie, vestigingsdirecteur PCC Tineke Sijp, projectleider

Projectbiografie Eindhovens Model (IAB03095)

Projectbiografie Competent Bouwen Stad en Esch (IABO3063)

Projectbiografie Beroepskolom Sport Groningen (IABO3061)

Projectbiografie Co-Innovators (IABO3077)

Projectbiografie (IABO 3030)

Samenvatting effecten en resultaten Masterplan CGO Zuid-Holland

Projectbiografie Herontwerp Heerenveen (IAB03025)

Het vmbo van de toekomst. Strategische alliantie vmbo-mbo? Succesvol samenwerken kan!

De Verticale Ondernemerskolom Twente: Project 301

Instructie en informatie voor de begeleider

Instructie en informatie voor de begeleider installatie

8 uitgangspunten. Leerbedrijf BAVA => BaVa Leerwerktraject => LWT Leerwerkhuis => LWH De Vip groep => VIP. 1 doelgroepomschrijvingen

WIE HOUDT UW SCHOOL EEN SPIEGEL VOOR?

Erkend leerbedrijf. dáár wordt het vak geleerd. horeca bakkerij reizen recreatie facilitaire dienstverlening

NIEUW PEDAGOGISCH ELAN TECHNISCH VMBO HEERLEN. Het gaat niet om wat ik vertel, maar om wat u hoort

De rol van HR diensten in de beweging naar meer eigenaarschap van onderwijsteam over onderwijskwaliteit

DAG VAN DE BEROEPSKOLOM 9 O K TO B E R

Instructie en informatie voor de begeleider metaal en precisie

Datum: 2 april 2015 Onderwerp: beleidskader regionale doorlopende leerlijn plus doelen 2015 kerngroep Toptechniek in Bedrijf Noordoost-Brabant

Handleiding Sprintkompas. Een instrument voor reflectie op het bètatechniekbeleid van hogescholen en universiteiten

Meer jaren planning Oknu Op basis van het Programma van eisen

Handreiking voor het opstellen van het implementatieplan taal en rekenen. Korte versie

Meten = weten. Het vaststellen van het beginniveau Nederlands is nodig om effecten te meten

Versterking van LOB in de doorlopende leerlijn vmbo-mbo

REGIONAAL OPLEIDINGENCENTRUM KOP VAN NOORD-HOLLAND

Brochure Post HBO opleiding coach in het onderwijs

Kiezen in mavo 2. Cohort Park Lyceum Almere

Maatschappelijke zorg

Visie op examinering. Visie op examinering, 21 april

Thermometer leerkrachthandelen

Terugkoppeling monitor subsidieregeling Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen

GROEI LOOPBAAN ONTWIKKELING EIGEN REGIE TALENT INNOVATIEKRACHT BEWUST PERSONEEL FLEXIBILITEIT ZELFSTURING EMPLOYMENT NETWERKEN TOEKOMST WERKNEMER

Rapportage tevredenheidsonderzoek onder BPV-bedrijven/instellingen van ROC Friese Poort 2015

Kennismiddag 22 juni 2017

De verschillende soorten docentenstages Uitgangspunten Organisatie

Servicedocument urennormen van de Wet BIG en WEB opleiding mbo-verpleegkundige

Vanuit het Albeda College een korte toelichting op de producten CCB en de deelnemers aan de opleiding Jeugdopbouwwerker

Arbeidsmarktagenda 21

Handreiking: Uitleg begrippen vmbo-mbo

Visie op Loopbaanoriëntatie en begeleiding

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Samenvatting van de monitor en de volgmodules najaar 2014

Opleidingsprogramma DoenDenken

Tekst: Gofrie van Lieshout Foto's: Ken Wong

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 4 2. KIEZEN 5 3. KIEZEN IN 2 HTL 6 4. SECTOREN VAKKENPAKKET (lessentabel) 8 6. BEROEPENÖRIENTATIE 9

Netwerkschool concretisering IJkpunten. Criteria en meetvoorbeelden V1.0

MAXIME VOLLERS OPLEIDINGSADVISEUR & ONTWIKKELAAR

KWALITEITSONDERZOEK MBO. Zorgcampus Rotterdam BV

Algemeen vormend onderwijs, beroepsonderwijs en scholing in Nederland

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs

BBL-OPLEIDINGEN ZORG & WELZIJN KRAMERSGILDEPLEIN ARNHEM ROC A12

Examenprofiel mbo Zakelijke dienstverlening Orde & Veiligheid ICT

KWALITEITSONDERZOEK MBO. Leidse Onderwijsinstellingen BV

RESULTATEN. Saenstroom OPDC, Wormerveer april 2018

Succesvol implementeren

COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN

Rollen, verantwoordelijkheden en taken docent-praktijkopleider-werkbegeleider-teamleider (leerafdelingen)

Competentiegericht opleiden

Trendanalyse

Bijgevoegde documenten Onderstaand geeft u aan of alle voor de toetsing benodigde informatie is bijgevoegd.

RAPPORT. Titel : Rapport mbo-leerlingenenquête 2017 Datum : juli 2017 Status : definitief

A.J.E. de Veer, R. Verkaik & A.L. Francke. Stagiairs soms slecht voorbereid op praktijk. Zorgverleners over de aansluiting

Optimaliseren van de overgang vmbo-mbo

Op weg naar de (academische) opleidingsschool

Hybride leeromgeving in het beroepsonderwijs

BBL-OPLEIDINGEN ZORG & WELZIJN. Kleinschalig BBL-onderwijs Kramersgildeplein Arnhem. Astrum College is onderdeel van ROC A12

voor het middelbaar beroepsonderwijs

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING MBO. MBO Amersfoort te Amersfoort

JAARVERSLAG EXAMINERING MBO

Beleid Horizontale dialoog Hogeschool Viaa

MEER RUIMTE VOOR BÈTA/TECHNIEK TALENT

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

Welkom in TECHNUM! KwaliteitsKring Zeeland

Scharniermomenten in het onderwijs

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ AOC DE GROENE WELLE. Opleiding Bloembinder (Eerste Bloembinder)

Aandacht voor jouw ambitie!

Versterking van LOB in de doorlopende leerlijn vmbo-mbo

College voor. beroepsonderwijs. vmbo basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen. algemeen toegankelijk

Middelbaar beroepsonderwijs (zie verder uitleg na dit schema) Beroeps Opleidende Leerweg (zie verder uitleg na dit schema)

Overzicht uitwisselingen schooljaar

De docent beroepsonderwijs: Jongleren op het grensvlak van verschillende werelden. Elly de Bruijn 24 januari 2013 NOT Profiel Lezing

Jaarrapportage september 2013 tot september 2014

Groenhorst vmbo Velp. Bijzondere gebeurtenissen in Omgevingsfactoren Groenhorst vmbo Velp. Inhoudelijke resultaten Groenhorst vmbo Velp 2016

ERVARINGEN VAN INSTELLINGEN NA EEN JAAR DECENTRALISATIE

Servicedocument urennormen van de Wet BIG en WEB

Onderzoek naar Experimenten

Gediplomeerden 2015 SOMA College

Samenvatting bijeenkomst Stip aan de Horizon 14 maart 2016

Duurzaam toerusten voor arbeidsmarkt en

Evaluatie Online Doorstroomdossier (regio Eem)

Instructie Praktijkopleider of BPV Beoordelaar

3. Een norm voor valide examenproducten norm voor valide examenproducten cesuur exameninstrumentarium

De weg van traditioneel vmbo naar intersectoraal vmbo

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING MBO OP OPLEIDINGSNIVEAU. ROC Tilburg

De leukste plek om te. leren. Versterken van het contact tussen docenten en coaches op de leerafdeling. Verbetering van de communicatie werkt!

LOB scan voor MBO werkversie 1

Werkgroep portfolio & coaching. portfolio handleiding

Ronde 2. Taal als instrument in de stage. Referenties. Noten. 1. Onzichtbare Taaltaken

Terugzine. Samen kennis maken. Samenwerking in de groene kolom is uniek. Lezen en laten lezen! Win-win voor onderwijs en bedrijfsleven

VERSLAG VAN WERKZAAMHEDEN 2014 OPPSTAP ZORG EN WELZIJN B.V. BRIN 30VM

Transcriptie:

Projectbiografie Flexibele Zorgkolom (IAB03076)

Colofon Titel Flexibele Zorgkolom Auteur Annet Jager (Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt) José Hermanussen (CINOP Expertisecentrum) Versie definitief Datum Oktober 2007 Projectnummer 11455.01 CINOP Postbus 1585 5200 BP s-hertogenbosch Tel: 073-6800800 Fax: 073-6123425 www.cinop.nl CINOP 2007 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Projectbeschrijving... 3 2.1 Primair onderwijsproces... 3 2.2 Actoren... 8 2.3 Projectstrategie...12 2.4 Effecten...14 Hoofdstuk 3: Reflectie, conclusies en aanbevelingen... 18 3.1 Processen, actoren en effecten: verschuivingen en samenhangen...18 3.2 Hefbomen in het strategisch proces: op weg naar verankering...19 3.3. Leermomenten en condities...20 3.4 Conclusies en aanbevelingen...22 Bronnen:... 24 I

1 Inleiding Het project Flexibele Zorgkolom van het Horizon College beoogt enerzijds samenwerking tussen onderwijs en beroepspraktijk tot stand te brengen en anderzijds tot afstemming in de beroepskolom Zorg en Welzijn te komen. In het project wordt gesproken van een horizontale as, waarin de beroepspraktijk uitgangspunt vormt voor de aan te bieden onderwijsinhoud, en een verticale as, waarin afstemming plaatsvindt tussen vmbo, mbo en hbo. Samenwerkingspartners in het project zijn roc s, hbo-instellingen, vmbo-scholen, zorginstellingen en een aantal ondersteunende partijen. Het experiment is voor een belangrijk deel tot stand gekomen op verzoek van de zorginstellingen. In het project staat de ontwikkeling naar competentiegericht beroepsonderwijs centraal, gedeeltelijk gebaseerd op het concept natuurlijk leren. Voor het onderwijs in de zorg zijn ontwikkel- en leerlijnen en prestaties geformuleerd. In dat kader wordt samengewerkt met de toeleverende vmbo-instellingen en de ontvangende hboinstellingen. Het project is gericht op de volgende doelen: vraaggericht onderwijs realiseren; competente medewerkers opleiden; aansluitende leerwegen ontwikkelen; onderwijs dat contextrijk is en maximaal gedigitaliseerd. Deze biografie schetst een beeld van het innovatiearrangement sinds de start eind 2003 tot en met de (project)afronding in de nazomer van 2006. De biografie bestaat uit twee delen. Het eerste deel (hoofdstuk 2) geeft een beeld van de ontwikkelingen in de vormgeving van de primaire processen in het proces, de samenwerking met actoren, de verankering in de organisatie, de gehanteerde projectstrategie en de effecten in het arrangement. De bronnen voor deze schets bestaan uit zelfrapportages van het project, projectmateriaal, projectrapportages vanuit het evaluatieprogramma en overige (onderzoeks)rapportages (zie het overzicht van referenties aan het eind van de biografie). Het tweede deel (hoofdstuk 3) is een reflectie op deze ontwikkelingen: hoe moeten we die duiden, welke leermomenten kunnen we ontdekken en welke conclusies en aanbevelingen? 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 2

2 Projectbeschrijving 2.1 Primair onderwijsproces Hoe zien de betrokken partijen het primaire onderwijsproces gedurende de looptijd van het arrangement. Herkennen zij in het beroepsonderwijs waarmee ze te maken hebben, de door het Innovatiearrangement nagestreefde doelen. 1 Tabel 1 laat deze waardering op drie momenten zien: in 2004 (1 e meting), in 2005 (2 e meting) en in 2006 (3 e meting). 2 Tabel 1. Barometerscores van de respondenten in 2004,2005 en 2006 (1 e meting, 2 e meting en 3 e meting) Arrangement Flexibele Zorgkolom Antwoordschaal: 1= helemaal niet mee eens/ 2= grotendeels niet mee eens/ 3= deels niet mee eens, deels wel/ 4= grotendeels mee eens/ 5= helemaal mee eens Het beroepsonderwijs waarbij ik betrokken ben / dat ik volg kenmerkt zich door: Gemiddelde scores per geleding per kenmerk Meting Dlnmrs. Mbo 1,2 Dlnmrs. Mbo 3,4 Docenten Praktijk opleiders Managers school Managers bedrijven De aantrekkelijkheid van de beroepsopleiding: 3 e 3,61 3,79 3,98 4,69 4,12 4,79 A. Loopbaan- en competentiegericht opleiden 2 e 3,60 3,72 4,00 4,26 4,28 4,14 1 e --- --- 3,69 4,09 4,01 3,55 3 e 3,51 3,66 3,89 4,34 4,08 4,48 B. Constructief leren 2 e 3,58 3,64 3,83 4,02 4,48 4,39 1 e --- --- 3,59 4,11 3,96 4,28 3 e 3,31 3,46 3,84 3,93 4,13 4,22 C. Voorbereiding op de (beroeps-)loopbaan 2 e 3,22 3,37 3,82 3,76 4,29 3,72 1 e --- --- 3,37 3,52 3,49 3,67 Co-makership tussen onderwijsinstellingen in de kolom: 3 e 2,26 1,56 3,33 --- 3,71 --- D. Zachte aansluiting 2 e 1,88 1,53 3,37 --- 3,17 --- 1 e --- --- 2,44 --- 2,22 --- 3 e 2,62 2,79 3,32 --- 4,09 --- E. Harde aansluiting 2 e 2,66 3,02 3,68 --- 2,67 --- 1 e --- --- 2,56 --- 2,78 --- * Aantal respondenten varieert per kenmerk bij meting 1 en 2. Voor de precieze aantallen verwijzen we naar de projectrapportages van respectievelijk de 1 e en 2 e meting 1 Die doelen zijn geoperationaliseerd in het zogenaamde pijlerraamwerk, zie hoofdstuk 1 in de Bruijn & Hermanussen, 2006. 2 Zie de projectrapportage over de uitkomsten van de Barometer imago beroepsonderwijs, Hermanussen & Semeijn, 2007. 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 3

De respondenten vinden gemiddeld genomen het beroepsonderwijs waar zij mee te maken hebben, behoorlijk loopbaan- en competentiegericht (in 2006 scores tussen 3,61 en 4,74) en redelijk voorbereidend op de beroepsloopbaan (in 2006 scores tussen 3,31 en 4,22). Construerend leren is een kenmerk dat daarbij ook in behoorlijke mate ervaren wordt (in 2006 scores tussen 3,51 en 4,48). De deelnemers van niveau 1 en 2 herkennen de kenmerken over het algemeen minder dan de deelnemers van niveau 3 en 4 opleidingen, met uitzondering van de pedagogisch-didactische aansluiting. De aansluiting binnen de beroepskolom, ervaren de bevraagde geledingen verschillend. De deelnemers, vooral mbo 3-4, ervaren de pedagogisch-didactische aansluiting amper (score 1,56). Schoolmanagers vinden die aansluiting al redelijk herkenbaar (score 3,71), vooral de doorstroommogelijkheden in 2006 (score 4,09). Paragraaf 2.4 (onder effecten) gaat verder in op de waardering van de primaire processen en plaatst dit ook in tijdsperspectief. Competentiegerichte programma's Het onderwijsconcept op het Horizon College kenmerkt zich door een compleet nieuw herontwerp van de opleidingen binnen de Zorg- en Welzijnsector. Het is met ingang van september 2005 van toepassing voor alle instromende eerstejaars op de niveaus 1 tot en met 4, bol en bbl van de sector Zorg. Eind 2006 zijn er ongeveer 2500 deelnemers die onderwijs volgen volgens de nieuwe aanpak. In 2008 heeft het eerste niveau-4-cohort dat de opleiding volgens het nieuwe model heeft gevolgd, de opleiding afgerond (Schmitz, 2007; De Bruijn, in druk ). Wanneer deelnemers binnenkomen op het mbo begint het onderwijs met een oriëntatieperiode van 12 maanden 3. Deelnemers van niveau 3 en 4, bol en bbl, starten gezamenlijk in een groep. Tijdens deze oriëntatie worden deelnemers in een aanbod van workshops en trainingen bekend gemaakt met het competentiegerichte onderwijs (Persoonlijk Ontwikkelings Plan, Persoonlijk Activiteiten Plan begeleiding en beoordeling etc.). Deelnemers wordt gevraagd hun portfolio te presenteren. Ook maken ze kennis met het competentieprofiel waar ze tijdens hun opleiding aan moeten gaan voldoen. Tijdens de eerste weken wordt ook gewerkt aan een houding die belangrijk is voor het werk; op tijd komen, wat mag niet, u zeggen, en het bekend maken met de rechten en plichten van stagiaires (Schmitz, 2007; De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006). Na de oriëntatieperiode starten deelnemers in de bbl met gemiddeld 4 dagen en in de bol met een omvangrijke praktijkcomponent van gemiddeld 2,5 dagen praktijk. De stage loopt op naar 3 à 4 dagen per week aan het einde van hun opleiding waardoor beide leerwegen naar elkaar toe zijn gegroeid. Er is sprake van zogenoemde lintstages, dat wil zeggen dat gedurende de week de deelnemers zowel tijd in het bedrijf doorbrengen als tijd in de school. De gedachte is dat leren in de praktijk en theorie op die manier beter aan elkaar gelinkt worden; praktijk stuurt de theorie. De gedachte is dat door deelnemers eerder in de praktijk te plaatsen hun leerproces serieuzer wordt en deelnemers beter begrijpen waarom iets moet worden geleerd, zeker als bij het afronden van een prestatie een vertegenwoordiger uit het werkveldaanwezig is', volgens de projectleider (Schmitz, 2007; De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006) 3 In de Welzijnsopleidingen is dit 20 weken. 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 4

Deelnemers leren in kleine groepjes aan de hand van beroepsprestaties. Daarnaast volgen ze (interactieve) trainingen en workshops. In de workshops wordt achterliggende theorie behandeld (bijvoorbeeld in de vorm van een college), terwijl trainingen handelingsgericht zijn. De deelnemers ronden opdrachten en delen van hun programma af als ze dat willen en herhalen ook delen die ze moeilijk vinden of waar ze nog weinig vertrouwen in hebben. De begeleiding (dat wil zeggen de summatieve toetsing) is op deze werkwijze aangepast en gericht op reflectie. Er zijn presentatierondes waarin de deelnemers hun werk presenteren aan de groep. Zij beoordelen elkaar en de docenten en soms beoordelen de praktijkbegeleiders van de zorginstellingen ook mee (Schmitz, 2007; De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006). Na een werkbezoek met kamerleden die een van de presentaties van de deelnemers bijwoonden bleek dat de veelzijdigheid van het beroep zich duidelijk vertaald heeft in een gevarieerd aanbod aan opdrachten/prestaties. Docenten instrueren veel minder dan voorheen maar begeleiden, waarbij deelnemers worden bevraagd vanuit de eisen die de praktijk stelt. Kamerlid Roefs: De meisjes die een presentatie gegeven hebben waar ik bij gezeten heb, weten heel goed waar ze het over hebben. Ik vind het heel knap, dat jonge mensen van nu zich zo veel beter kunnen presenteren. Ze weten erg goed waar ze mee bezig zijn. Ik denk dat het heel goed is wat ze hier op school doen, mensen bewuster bezig te laten zijn met wat je leert en waar je naartoe werkt. (Uit: Schmitz, 2007) Loopbaan van de deelnemers als leidend principe Bij de opleidingen staat de loopbaan van de deelnemer centraal en zijn niveau en leervragen van de deelnemer een belangrijk uitgangspunt. Er is een switch gemaakt naar meer vraaggestuurd onderwijs. Er is aandacht voor meer zelfsturing van de leerling, ook omdat de zorgsector dat vraagt. Bij de start van de opleiding, tijdens de oriëntatieperiode worden de deelnemers gevraagd in kaart te brengen wat ze al kunnen en wat ze willen. De deelnemers wordt gevraagd hun portfolio te presenteren, aanvullende bewijzen te verzamelen en te reflecteren op wat ze wel of niet goed kunnen. Ze doen dit bijvoorbeeld door terug te gaan naar de stagebegeleider uit hun vmboopleiding. Deelnemers maken een Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) en een Persoonlijk Activiteiten Plan (PAP). De leerlingen worden begeleid door een mentor (leermeester). Per 14 (niveau 1 en 2) en 20 (niveau 3 en 4) leerlingen is er een leermeester beschikbaar. Deze leermeester ziet zijn leerlingen, 8-10 uur per week, aangevuld met eens in de 10 weken een individueel gesprek. In principe volgt een leermeester de leerling de hele opleiding. Een kernteam van 3 tot 6 leermeesters is verantwoordelijk voor het onderwijs van een groep van 60 tot 120 leerlingen. Daarnaast verzorgen leermeesters de workshops en trainingen. Deze intensievere vorm van begeleiding is nodig om het onderwijs te kunnen afstemmen op het individu (Innovisier, 2005). In de loop van de opleiding is het de bedoeling dat de leervraag van de deelnemers steeds meer centraal komt te staan. Dit wordt bereikt doordat een deel van het onderwijsaanbod facultatief is en een deel verplicht. Deelnemers moeten zich per onderdeel inschrijven. Het is mogelijk de opleiding sneller of minder snel te volgen, te onderbreken of om later te beginnen. Zo n dertig tot veertig procent van de leerlingen zijn herintredende vrouwen. Die vragen naar flexibel en efficiënt onderwijs waar ze in hun eigen tijd en op hun eigen plek mee bezig kunnen zijn, aldus de projectleider (Schmitz, 2007). Andere deelnemers kunnen weer minder waardering opbrengen voor die sterke nadruk op zelfsturing, althans op de wijze waarop dat wordt vormgegeven. Soms vindt men het moeilijk 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 5

kiezen en wil men meer structuur, soms ook is het de logistiek van het aanbod die niet voldoet waardoor kiezen niet goed lukt (Schmitz, 2007). Ook het voorbeeld in het kader laat zien dat deelnemers (op één van de locaties) soms problemen hebben met het greep houden doordat zij gebrek aan structuur ervaren (De Bruijn, in druk). In de Volkskrant van zaterdag 31 maart 2007 is een portret gemaakt van enkele afdelingen van het Horizon College. Opvallend is het verschil tussen locaties. Op de ene locatie is er alom tevredenheid met de wijze waarop het competentiegerichte beroepsonderwijs wordt ingevoerd, terwijl op de andere locatie vooral de deelnemers zeer negatief lijken. Uit de verhalen van de deelnemers blijkt flinke frustratie over de organisatie: ze weten niet waar ze aan toe zijn en weten vooral ook niet hoe ze hun opleidingstraject op de rails moeten zetten en houden. De deelnemers lijken onvoldoende instrumenten in handen te hebben om een plaatje voor zichzelf te maken van wat ze moeten doen en hoe ze dat moeten doen. Het beeld dat geschetst wordt van de locatie waar vooral tevredenheid heerst, is juist wat die organisatie betreft anders. Deelnemers en docenten hebben een manier van werken gevonden die past, uitdagend is en waarbij deelnemers hun overzicht en controle over hun eigen leerloopbaan behouden. Het nieuwe pedagogisch-didactische concept heeft daar een heldere vertaling gekregen in de organisatie van het leren. De andere locatie is daar blijkens het geschetste beeld nog naar op zoek (Uit: De Bruijn, in druk) Constructief leren Het construerend leren loopt via de Noord-Hollandse variant van het concept van het natuurlijk leren. Dat concept houdt in dat leerlingen in een natuurlijke omgeving, veelal in de beroepspraktijk leren. De vragen die ze daar tegenkomen, worden verwerkt op school en niet andersom. Deelnemers in het Horizon College volgen niet eerst allerlei vakken om kennis op te doen, maar volgen in plaats daarvan individuele leer- en ontwikkelingslijnen (LOL). De leerlijnen hebben veelal met kennis te maken, de ontwikkelingslijnen zijn meer gericht op houding en gewenst gedrag. Met name op dit laatste punt schortte het in de oude opleiding en was er de in de voorgaande jaren kritiek van de afnemende instellingen (Schmitz, 2007). De Noord-Hollandse variant van natuurlijk leren houdt over het algemeen meer verplichtingen in dan het oorspronkelijk concept natuurlijk leren. Op grond van de ontevredenheid van deelnemers in 2005-2006 heeft zich dit nog verder aangescherpt. Vanaf 2006 wordt dan ook de term competentiegericht onderwijs gebruikt in plaats van natuurlijk leren en mentoren in plaats van leermeesters. Concreet betekent dit: 1) Programmering: Het aanbod van workshops en trainingen is gedeeltelijk verplicht en in het begin in grotere mate. Tijdens de oriëntatieperiode gericht op aanleren studievaardigheden. De opleiding is opgedeeld in fases die moeten worden afgesloten met een examen. 2) Begeleiding/beoordeling: er wordt met POP's en PAP's gewerkt, er worden summatieve kennistoetsen en kerntaaktoetsen afgenomen. 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 6

Aan de start van hun opleiding vertonen leerlingen beginnersgedrag, zo stellen de opleidingsmanagers, maar uiteindelijk moeten ze expertgedrag ontwikkelen. Neem de vaardigheid om samen te werken. Beginnersgedrag is dat leerlingen dat doen vanuit persoonlijke gevoelens, expertgedrag vertonen ze pas als ze dat kunnen vanuit het belang van de organisatie, leggen beiden uit. Het gaat dus niet alleen om kennis, maar om gedrag, om methodisch gedrag. Daar zit onder dat ze veel weten, maar het gaat om wat ze doen. (Uit: Schmitz, 2007). Digitale ondersteuning van het onderwijs Een andere belangrijke vernieuwing is de digitale ondersteuning van het zorg- en welzijnsonderwijs van het Horizon College. Een van de doelstellingen was dat het onderwijs maximaal gedigitaliseerd zou zijn in 2007. De portal die het project hiervoor wilde realiseren is slechts ten dele gerealiseerd door middel van N@tschool. De tevredenheid hierover was echter niet groot. Toch gaan we hier verder aan werken. Onze doelgroep leert graag samen, en de meeste leerlingen zullen nog wel in het gewone weekritme hun opleiding volgen, aldus de projectleider. Met dat accent op elektronisch leren hoopt de opleiding haar leerlingen bovendien iets extra s mee te geven. Want ook in de beroepspraktijk van de zorg rukt de computer op. Een uitgebreid digitaal portfolio is wel gerealiseerd. Afstemming opleidingsprocessen in de beroepskolom De samenwerking met in totaal zes vmbo-scholen binnen de Flexibele Zorgkolom richt zich op een combinatie van harde en zachte aspecten binnen een integrale aanpak. De samenwerking met het vmbo kent verschillende vormen die ook variëren per school en is vaak afhankelijk van de ontwikkeling van het vmbo (Schmitz, 2007; De Bruijn, in druk). Er wordt veel werk gemaakt van het vloeiend maken van de harde cesuur op de breuklijnen van de kolom. Voor de overstap van het vmbo naar het mbo wordt proefondervindelijk onderzocht of de combinatie van een doorstroomportfolio en het afleggen van een juniorproef (in november van het 4 e jaar) en een meesterproef (in april van het 4 e jaar) een goede werkwijze is. De prestaties op de junior- en de meesterproef worden gebruikt om het competentieprofiel op de doorstroomlijnen compleet te maken. De presentatie van het portfolio eind 4e jaar aan de mbodocent vervangt de intake. In de juniorproef wordt gedurende de opleiding aangegeven waar de leerling staat, de meesterproef (proeve van bekwaamheid) betreft de voorlopige eindsituatie (vanuit het vmbo gezien) respectievelijk de beginsituatie (vanuit het mbo gezien). Bij de beoordelingen worden systematisch mbo-docenten betrokken (De Bruijn, in druk; Schmitz, 2007). Het ontwikkelen en werken met portfolio s is een centrale activiteit. In het project werken sommige vmbo-scholen met een verkorte variant en sommige met een uitgebreid (digitaal) portfolio. In het voorjaar 2007 stelden ongeveer 190 leerlingen uit de 7 vmbo-scholen het uitgebreid portfolio op. Zij vullen hun competenties in op een achttal overeengekomen generieke leer- en ontwikkelingslijnen voor zorg, welzijn en assistenten gezondheidszorg. Per 2008 zullen daar 3 tot 4 leerlijnen aan worden toegevoegd, specifiek voor Zorg of Welzijn. In 2006 is 12,5% van de mbo-instroom binnengekomen met een portfolio en het streven is dat dit in 2007 50% zal zijn (De Bruijn, in druk; Schmitz, 2007). Verder maken de vmbo-leerlingen op tal van manieren kennis met de aanpak op het mbo, de sfeer op het mbo en de aard van de beroepssector. Zo is er voor leerlingen in de gemengde en theoretische leerweg de mogelijkheid om hun sectorwerkstuk op het mbo te maken. Daarbij 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 7

oriënteren ze zich op de mbo-opleiding en worden ze begeleid door vmbo- en mbo-docenten. De verwachting is dat leerlingen daardoor beter weten waar ze aan beginnen en beter zijn voorbereid op het beroep. De sectororiëntatie wordt afgesloten met een presentatie waarbij ook docenten van mbo aanwezig zijn. Op die manier wordt de inschatting van het niveau van de leerling verbeterd en een juiste plaatsing gemakkelijker (Schmitz, 2007). Wat betreft de afstemming van het onderwijsconcept met het mbo is er verschil tussen de vmboscholen. Enkele zijn bezig met het invoeren van de leer- en ontwikkellijnen en prestaties. Twee grote vmbo-scholen hebben het onderwijsconcept van het Horizon College compleet overgenomen voor alle sectoren. Aandachtspunt in de samenwerking is om met de vmbo scholen die een ander onderwijsconcept hanteren eenduidige samenwerkingsafspraken te maken (De Bruijn, in druk; Schmitz, 2007). Er is in het werken aan de doorlopende leerweg duidelijk sprake van forward mapping van het opleidingsprogramma, dat wil zeggen dat het opleidingsaanbod voortbouwt op datgene wat de deelnemer inbrengt uitgaande van zijn of haar ontwikkelingstraject (De Bruijn, in druk). Voor de samenwerking tussen mbo en hbo staat een dergelijke integrale aanpak nog in de kinderschoenen. Het hbo (InHolland) is tijdens het project wegens organisatorische veranderingen afgehaakt maar nu weer is aangesloten. De ambitie is om dit alsnog te realiseren. Ook daar is het de bedoeling dat het portfolio een belangrijke rol gaat spelen en dat men pedagogisch-didactisch naar elkaar toegroeit. Het streven is dat in 2008 10% van de uitstromers van niveau-4 instroomt in de hbo-instellingen waarmee men de samenwerking verder wil vormgegeven (De Bruijn, in druk; Schmitz, 2007; Horizon College, 2007). 2.2 Actoren Hoe waarderen de betrokken partijen in het innovatiearrangement het innovatief vermogen van de onderwijsinstelling, het adaptief vermogen van de regio en het co-makership tussen onderwijsinstellingen en bedrijven? Ook deze paragraaf presenteert, alvorens de feitelijke ervaringen van de betrokkenen hierop weer te geven, de mate waarin zij de doelen van het Innovatiearrangement herkennen in de vorm van cijfers. De barometer imago beroepsonderwijs brengt de waardering in beeld op drie momenten (zie tabel 2). 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 8

Tabel 2: Waardering innovatief vermogen van de onderwijsinstelling en de regio door betrokken partners Arrangement Flexibele Zorgkolom Antwoordschaal: 1= helemaal niet mee eens/ 2= grotendeels niet mee eens/ 3= deels niet mee eens, deels wel/ 4= grotendeels mee eens/ 5= helemaal mee eens Het beroepsonderwijs waarbij ik betrokken ben / dat ik volg kenmerkt zich door: Gemiddelde scores per geleding per kenmerk Meting Dlnmrs. Mbo 1,2 Dlnmrs. Mbo 3,4 Docenten Praktijk opleiders Managers school Managers bedrijven De aantrekkelijkheid van de beroepsopleiding: F. Innovatieve en transparante opleidingsorganisatie G. Adaptief vermogen van de regio H. Co makership onderwijsbedrijfsleven 3 e 3,14 3,07 3,43 3,55 4,24 4,13 2 e 3,03 3,10 3,42 3,46 4,07 3,34 1 e --- --- 3,29 3,33 3,89 3,80 3 e --- --- 3,40 3,85 3,69 3,93 2 e --- --- 3,20 3,48 3,69 4,10 1 e --- --- 2,87 3,35 3,35 3,40 3 e 3,31 3,46 3,45 4,11 4,05 4,00 2 e 3,27 3,44 3,61 3,74 3,40 4,03 1 e --- --- 2,70 3,73 2,65 3,67 * Aantal respondenten varieert per kenmerk bij meting 1 en 2. Voor de precieze aantallen verwijzen we naar de projectrapportages van respectievelijk de 1 e en 2 e meting. De mate waarin de respondenten de opleidingsorganisatie innovatief en transparant vinden varieert van deels tot grotendeels. De (school)managers ervaren dat kenmerk nog het meeste, de mbo ers 3-4 het minste, op de voet gevolgd door de mbo ers 1-2. (gemiddelde scores in 2006 tussen 3,07 en 4,24). Het adaptief vermogen van de regio herkennen de bevraagde respondenten in 2006 (nog) niet echt (gemiddelde scores tussen 3,40 en 3,93). Bij het co-makership tussen onderwijs en bedrijfsleven zien we een tweedeling in de mate van herkenning door de respondentgroepen; de deelnemers en docenten herkennen het deels (scores in 2006 tussen 3,31 en 3,45), de praktijkopleiders en managers inmiddels grotendeels (sores tussen 4,00 en 4,11). Paragraaf 2.4 (onder effecten) gaat verder in op de waardering van de secundaire en tertiaire processen en plaatst dit ook in tijdsperspectief. Innovatie-organisatie Horizon College De verandering in het onderwijs is binnen het Horizon College grootschalig ingezet door een hele sector te innoveren. Veranderingen in de secundaire processen zijn parallel aan die van het primaire proces vormgegeven. De afdeling Zorg en Welzijn loopt binnen het Horizon College voor op. Het ligt in de bedoeling dat de daar ontwikkelde onderwijskundige visie en aanpak gebruikt wordt bij de vormgeving van competentiegericht beroepsonderwijs in de andere opleidingen van het roc (Strategienota 2005-2010, ROC Horizon College in: De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006). 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 9

De vernieuwing is vanuit de wens van omgeving ingezet (de zorginstellingen), maar ook het feit dat InHolland (hbo-v) het concept van Natuurlijk Leren invoerde en binnen het Horizon College de niveau 1-opleidingen zich ook van dit concept bedienden, waren in dat verband relevant factoren. Het heeft met het project Flexibele Zorgkolom geleid tot een organisatiekanteling binnen de sector Zorg als gevolg van het nieuwe onderwijsconcept. De diversiteit en vragen in regio zijn nu veel meer ons uitgangspunt, aldus een van de docenten. Bovendien zijn docenten nu georganiseerd in kernteams rondom 60-90 deelnemers in plaats van rondom een opleiding niveau 4 of vakgebieden. Ook is er in de kwaliteitszorg veel veranderd is; er is veel meer sprake van gebruik van onderzoek met harde cijfers om het vernieuwingsproces te sturen (Schmitz, 2007). Het competentieleren van de leerlingen is doorvertaald in deskundigheidsontwikkeling voor de docenten en praktijkopleiders. APS heeft de teams hierbij ondersteund. Er wordt veel geïnvesteerd in scholing van medewerkers. Vrijwel altijd gebeurt dit op een duale wijze, net als het primaire proces via training on the job en een train de trainer-model. De organisatie wordt gekenmerkt door sterke communicatie en direct overleg en gezamenlijk zoeken naar oplossingen voor problemen waar men in de onderwijs- en instellingspraktijk tegenaan loopt. De projectleider stelt dat het Horizon College meer een lerende organisatie is geworden. Vanuit het projectmanagement wordt veel belang gehecht aan het goed faciliteren van de nieuwe organisatie en vooral tijd gestoken in de onderlinge communicatie. Zowel intern als extern blijven er ten aanzien van dit punt extra wensen zo blijkt uit gesprekken met de vertegenwoordigers van de zorginstellingen en blijkt uit de evaluatie in de eindrapportage van het project zelf (Schmitz, 2007; Horizon College, 2007). Co-makerschip Het project Flexibele Zorgkolom is een complex project met vele partners; zes vmbo-scholen, acht roc s, twee Hogescholen, twee ziekenhuizen, twee instellingen voor zorg en dienstverlening aan mensen met een handicap, drie instellingen voor ouderenzorg en het kenniscentrum van de OVDB. Co-makership met het werkveld Het experiment is voor een belangrijk deel tot stand gekomen op verzoek van de zorginstellingen. In 2003 was er wel een branchegebonden traditie in duaal opleiden in de Zorg maar er was ontevredenheid bij zorginstellingen over gebrek aan flexibiliteit bij het roc en de zorginstellingen wensten ook betere samenwerking in de beroepskolom. De verwachte tekorten aan personeel toen versterkten deze wens. De zorginstellingen hebben bij de start van het project de nadruk gelegd op de afstemming tussen onderwijsinstellingen in de beroepskolom, om zo meer verpleegkundigen aan de sector te binden. Daarnaast speelde de wens bij grote instellingen om zelf het personeelsbeleid meer competentiegericht in te richten. De zorginstellingen zijn enthousiast zijn over het competentiegericht leren, waarin zelfsturing een belangrijk aspect is. Door de werkomgeving meer centraal te stellen verwachten de zorginstellingen dat leerlingen meer praktijkervaring opdoen en daarmee de inwerktijd zal verkorten. Ook maakt het vraaggestuurde en praktijkgerichte onderwijs dat leerlingen meer naar het profiel van de instelling kunnen worden opgeleid (Schmitz, 2007; De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006). De zorginstellingen (werkvelden MGZ, GGZ, AGZ 4 ) zijn betrokken geweest bij het opstellen van de leer- en ontwikkellijnen in het mbo. Docenten en vertegenwoordigers uit de instellingen hebben op zogenaamde ontwerpdagen gezamenlijk deze leer- en ontwikkellijnen bepaald en deze 4 Maatschappelijke gezondheidszorg, Geestelijke gezondheidszorg, Algemene Gezondheidszorg 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 10

vervolgens van gedragsindicatoren voorzien. Verder had en heeft men een inbreng in de praktijk in de werkgroepen, bij de uitwerking van competenties en gedragsindicatoren alsmede de beoordeling daarvan, bij de concretisering van de EVC-procedure en de ontwikkeling van het Portfolio en de ontwikkeling van het digitaal bpv-werkboek. Ook praten vertegenwoordigers van de zorg- en welzijnsinstellingen mee in de regiegroep die verantwoordelijk is voor de aansturing van het project en waarin ook vertegenwoordigers van het beroepsonderwijs, en ondersteuners zitting hebben (Schmitz, 2007; De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006). De begeleiding van deelnemers is in de zorginstellingen op een intensieve wijze aangepakt. Er is een scholingtraject ontwikkeld voor praktijkopleiders in de zorginstellingen, op verzoek van die instellingen. Er is een leertraject ontwikkeld met voorlichting, training en aandacht voor de implementatie. De voorlichting en trainingen zijn verzorgd door het Horizon College. De training had als thema coach de coach. Praktijkopleiders werden onderricht in het geven van coaching aan de praktijkbegeleiders. In het Medisch Centrum Alkmaar is een leerafdeling opgezet. Uitgangspunt hierbij is dat leerlingen hun vak het beste leren in een echte praktijksituatie, waarin ze hun kennis en vaardigheden op de juiste manier moeten combineren en toepassen. De leerlingen functioneren dan ook zoveel mogelijk als gewone medewerkers, werken binnen een team en krijgen, naarmate zij langer op de leerafdeling zijn, steeds meer zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Deze leerafdeling wordt gerund door leerlingen van alle niveaus (vmbo tot hbo). Zij worden daarbij ondersteund door begeleiders vanuit de instelling, die zich hiervoor vrijwillig hebben kunnen aanmelden. Het voordeel van de leerafdeling is dat er geen groot beroep meer hoeft te worden gedaan op de afdelingen, en dat leerlingen alle facetten van het werk meemaken doordat ze de afdeling zelf runnen. De docenten van het roc komen voor ondersteunende lessen ook naar de leerafdeling (De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006). Co-makership in de beroepsonderwijskolom Vmbo Binnen Flexibele Zorgkolom wordt samengewerkt met zes vmbo-scholen. De vmbo s droegen bij door het mee ontwerpen van de doorlopende leer- en ontwikkelingslijnen, inbrengen van eigen projecten, werkwijze en leerplannen, de inbreng van werkpleksituaties, het reflecteren op het nieuwe begrippenkaders, het uitwerken van enkele kerntaken, gedragsindicatoren en studiewijzers, het concretiseren van de EVC-procedure, het portfolio, het bpv-werkboek en een draaiboek dat de doorstroom naar het mbo soepel laat verlopen. Gezamenlijk is geïnvesteerd in eenduidige scholing van medewerkers (Schmitz, 2007). Een van de vmbo scholen in het project die het onderwijs concept in haar instelling vertaald heeft is het vmbo Tabor locatie d Ampte. Het nieuwe onderwijsconcept wordt hier omarmd door directie en docenten. Het staflid onderwijs van deze vmbo-school geeft aan dat het van belang is geweest dat op basis van een missie en een visie het onderwijsconcept is neergezet. Op die manier wordt het speelveld voor docenten aangegeven. Dan is het van belang dat een bottom-up beweging ontstaat, maar niet zonder de visie van bovenaf. Er is regie nodig. In het vmbo wordt voor alle uitstroomprofielen hetzelfde onderwijsconcept gehanteerd. Eerst zijn er sessies geweest met het management, waardoor de neuzen dezelfde kant op kwamen te staan. Vervolgens is de visie voorgelegd aan het personeel, en in de docententeams verder uitgewerkt. De hele onderbouw (basisvorming) is inmiddels volgens het nieuwe onderwijsconcept vormgegeven. In de bovenbouw wordt de omslag voorbereid. Teams van docenten werken aan de vormgeving van leer- en ontwikkellijnen (De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006). 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 11

Hbo Hogeschool In Holland heeft bij aanvang geïnvesteerd door expertise in te brengen over natuurlijk leren maar de inbreng na een half jaar afgesloten. De geplande doorstroom met het hbo is niet gerealiseerd. Met het hbo is afgesproken dat de beroepskolom ook daar tot stand komt voor 2008, dit in aansluiting op het vernieuwde cohort dat niveau 4 in 2008 verlaat (Schmitz, 2007). Proactieve kennisinfrastructuur Het innovatiearrangement is aangesloten bij de bestaande overleginfrastructuur zoals deze er rondom de zorg altijd al was en hier goed gebruik van gemaakt. Het ROAZ, Het Regionaal Overleg Arbeidsmarkt Zorg, was hiervoor aanvankelijk een scharnierpunt (deze organisatie is tijdens het project opgehouden te bestaan). Door de nauwe samenwerking die tijdens dit project is ontstaan, en de geformuleerde ambities voor 2010 als samenwerkingspartners (er is een vervolgproject geformuleerd voor een 2 e projectperiode Loopbaan Leren Beroepskolom Gezondheidszorg en Welzijn 2010 ) kan men zeggen dat er een aantal belangrijke condities zijn geschapen op weg naar een proactieve kennisinfrastructuur voor de Zorg (Schmitz, 2007). 2.3 Projectstrategie Projectstructuur De aanpak van het project zoals geformuleerd in de projectaanvraag is tijdens de projectperiode niet echt gewijzigd. Wel zijn er al werkende weg elementen aan toegevoegd en is de aanpak geëvolueerd. De projectleider geeft in de eindrapportage aan dat de samenwerking in het project bijzonder plezierig is verlopen en werd gekenmerkt door openheid, inzet en uitwisseling. Hieraan heeft ongetwijfeld aan bijgedragen dat van meet af aan duidelijk was aangegeven wat ieders rol in het project zou zijn, aldus de projectleider in haar eindverslag (Horizon College, 2007). Het project kent één projectleider en een projectmedewerker voor de financiële en secretariële ondersteuning. Er is een dagelijks bestuur bestaande uit een viertal personen (één namens de onderwijsinstellingen, één namens de zorginstellingen, de penvoerder, en als adviseur de projectleider). Het dagelijks bestuur leidt op afstand het project en informeert het consortium. De aansturing van het project gebeurt vanuit de regiegroep. In de regiegroep hebben vertegenwoordigers van de scholen (vmbo, mbo en hbo), vertegenwoordigers van de zorginstellingen en ondersteuners zitting. De regiegroep geeft inhoudelijk leiding aan het project, bespreekt plannen, rapportages, tussenproducten en knelpunten. Onder de regiegroep hangen productgroepen die verantwoordelijk zijn voor een deelproject. Productgroepen zijn: de beroepskolom; pilot zorg (onderwijsprogrammering/content); pilot zorg examinering; pilot zorg beroepspraktijkvorming; schoolloopbanen (per september 2005 opgegaan in de beroepskolom). De regiegroep houdt zich niet alleen bezig met productgroepen, ook vanuit de eigen achterban worden problemen gesignaleerd en besproken, waarna wordt besloten over de actie die nodig is. Ook organiseerde de regiegroep de communicatie; tweejaarlijkse uitwisselingsmiddagen en de digitale nieuwsbrief. 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 12

Er is een locatieraad, met daarin leidinggevenden van de zorginstellingen die de bpv verzorgen van de opleidingen van het Horizon College. Deze groep van leidinggevenden en hoofden van opleidingen kijken naar de algehele voortgang van de invoering van het nieuwe beroepsonderwijs in de zorg. Zo heeft deze groep bij de start van het project uitgebreid gesproken over de vormgeving van de stages, waarna is gekozen voor lintstages. Er is een consortium Flexibele Zorgkolom waarin veel roc s, vmbo-instellingen en hogescholen vanuit de regio, maar ook daarbuiten zijn aangesloten. Vooral bij de start is gebruik gemaakt van de expertise van de roc s en hbo uit het land: Baronie College, Albeda College, Koning Willem I College, Mondriaan College en Hogeschool InHolland te Rotterdam. Docenten hebben toen elkaars scholen bezocht om geïnformeerd te raken over good practices die passen in de projectdoelstellingen. Roc s worden geïnformeerd over de voortgang van het project op de projectmiddagen, de digitale nieuwsbrief en middels een Etalage in N@tschool. De betrokkenheid van partijen is bij het begin van het project zorgvuldig aan de orde geweest. Alle partijen die in het project deelnemen hebben een contract getekend. Het project is begonnen met de bovenstaande klassieke structuur met regiegroep en vaste werkgroepen. In de loop van het project is deze structuur van vaste werkgroepen losgelaten. De organisatie van het project Flexibele Zorgkolom is meer open geworden. Meer en meer werd gewerkt in cycli; na een ronde van opbrengsten werden nieuwe doelen geformuleerd die als basis dienden voor een nieuwe samenstelling van werkgroepen, waarin men opnieuw positie kon kiezen op een plenaire bijeenkomst. Deze open werkwijze is terug te zien in het feit dat er een extra werkgroep in het leven is geroepen die zich bezig heeft gehouden met het trainen van de coaches in de bedrijven. Ook de communicatie onderling is steeds meer ontwikkelingsgericht geworden. De projectmiddagen hebben zich ontwikkeld tot scholings- en kennisdelingssessies. Voorts zijn nieuwsbrieven toegevoegd als communicatie-instrument (De Bruijn, Smulders, Semeijn & Hermanussen, 2006; Schmitz, 2007; Horizon College, 2007). Evaluatieve opmerkingen van de projectleider over de interne en externe samenwerking met onderwijs en werkveld (uit: Schmitz, 2007) "Periodiek elkaar rapporteren en laten zien wat er is gemaakt en geleerd. Feestjes vieren is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Iedereen hoort graag bij succes". "Voor ons als roc was er sprake van een kanteling omdat we van 'uitleggen' naar 'zaken doen' met elkaar moesten. Je moet elkaars dilemma s weten en transparant zijn. De bal in het midden houden en ook de problemen samen oplossen"." Vanaf het begin is er tijd geïnvesteerd in het samen ontwerpen, maken, testen en invoeren." " Een leermoment voor ons was om goed duidelijkheid te geven over mate van invloed per onderdeel. Ook hier was het van belang de communicatie goed te organiseren op alle niveaus. " Goed en open informeren is daarbij het vertrekpunt, maar het is nooit genoeg, zo lijkt wel" 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 13

2.4 Effecten Rendement/kwalificatiewinst De effecten van het innovatiearrangement wat betreft schoolloopbaanontwikkelingen van de deelnemers in termen van in- door- en uitstroom worden ingeleid met cijfers afkomstig uit de jaarlijkse metingen van CINOP Expertisecentrum in het kader van de evaluatie van het Innovatiearrangement 2003 (tranche 1) (zie tabel 3 en 4). Tabel3: Deelnemersbestand, respons en instroom 1 e meting 2 e meting 3 e meting Deelnemersbestand totaal --- 507 943 Respons barometer* mbo 1-2 --- 141 306 mbo 3-4 --- 244 398 totaal 385 704 % respons --- 76% 75% % deelnemersbestand van meting 1 in deelnemersbestand meting 2 --- --- % deelnemersbestand 358 van meting 2 in deelnemersbestand meting 3 38% % nieuwe instroom in deelnemersbestand --- 100% 62% * Voor de in/door/uitstroomgegevens is het totale deelnemersbestand in kaart gebracht. Tabel 3 laat zien dat het deelnemersbestand beperkt is gebleven tot het mbo segment van de beroepsonderwijskolom en geen vmbo en hbo deelnemers telt. Tabel 3 laat verder zien dat het arrangement vanaf meting 2 deelnemers heeft en dat dit aantal gedurende de looptijd van het arrangement sterk is gegroeid, maar dat er tijdens en na het eerste leerjaar ook een groot verloop is (zie tabel 4). Van de deelnemers uit het eerste jaar van niveau 1 t/m 4, bol en bbl is 1 jaar later 29% ongediplomeerd uitgestroomd. Uit tabel 4 is verder dat af te lezen dat meer dan de helft van deze uitstroom is overstapt naar een andere opleiding en een flink aantal ook is gaan werken (of al werkte aangezien het ook bbl ers betreft). Er is in dit eerste jaar weinig op- en afstroom geweest (slechts 1 deelnemer). 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 14

Tabel 4: Beschikbare gegevens door- en uitstroom N aantal door/terug- en uitstromers Mbo 1-2 mbo 3-4 Tussen meting 1 en 2 Tussen meting 2 en 3 nvt 74 75 Totaal Door/terugstroom binnen het arrangement van mbo 1-2 naar mbo 3-4 nvt 0 van mbo 3-4 naar mbo 1-2 1 %totaal 1% Uitstroom naar opleidingen buiten het arrangement nvt 147 mbo 1-2 43=58% mbo 3-4 39=53% % totaal 56% Uitstroom naar werk mbo 1-2 21=28% mbo 3-4 nvt 23=32% % totaal 30% Uitstroom bestemming onbekend mbo 1-2 nvt 13=18% mbo 3-4 7=10% % totaal 14% Diplomagegevens van uitstromers (%) 1=0% nvt 2=100% 1=diploma ja, 2=diploma nee, 3= onbekend 3=0% Waardering van partijen In hoeverre vinden de verschillende groepen betrokkenen dat er sprake is van de beoogde kenmerken, zowel die van het primaire proces als van de secundaire en tertiaire processen (actoren)? Is hierover eenduidigheid tussen de partijen of lopen de beelden sterk uiteen? Welke ontwikkeling zien we aan het einde van het project in 2006 vergeleken met de waarderingen in 2004 en 2005? De scores vertellen ons het volgende: Primair proces De respondenten vinden gemiddeld genomen het beroepsonderwijs waar zij mee te maken hebben, ook bij de laatste meting, behoorlijk loopbaan- en competentiegericht en redelijk voorbereidend op de beroepsloopbaan. Construerend leren is een kenmerk dat daarbij ook in behoorlijke mate ervaren wordt. Er zijn wel verschillen tussen de verschillende respondentgroepen. Die verschillen zijn over de metingen heen ook niet kleiner geworden. Degenen die onderwijs volgen herkennen de kenmerken veel minder dan de overige geledingen; de mbo ers 1,2 scoren hierbij het laagst en herkennen de kenmerken redelijk. De school- en bedrijfsmanagers daarentegen herkennen de primaire proceskenmerken voor het grootste deel al wel. De docenten nemen een tussenpositie in. In vergelijking met de eerdere meting (meting 2) herkennen de mbo ers de beoogde kenmerken ongeveer in dezelfde mate. Bij de docenten is dat ook zo; daar zien we wel een groei van meting 1 naar 2, maar niet (of verwaarloosbaar) van meting 2 naar 3. Bij de praktijkopleiders en managers zien we een groei in de mate van herkenning over de metingen heen. Schoolmanagers lijken na een aanvankelijke groei nu weer 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 15

wat minder te herkennen van de beoogde kenmerken. De mate van herkenning is bij meting 3 wel groter dan bij meting 1. Actoren (secundaire en tertiaire processen) De mate waarin de respondenten de opleidingsorganisatie innovatief en transparant vinden varieert van deels tot grotendeels. De (school)managers ervaren dat kenmerk nog het meeste, de mbo ers 3-4 het minste, op de voet gevolgd door de mbo ers 1-2. De respondenten herkennen het kenmerk meer dan bij de vorige metingen, behalve de mbo ers 3-4. De beelden van de verschillende geledingen komen niet dichter bij elkaar te liggen, maar juist verder uit elkaar. Over het adaptief vermogen van de regio geven de bevraagde respondenten aan dit (nog) niet grotendeels te herkennen, maar al wel meer dan bij vorige metingen. Bedrijfsmanagers herkennen dit het meest (namelijk grotendeels), maar wel minder dan bij meting 2. De beelden van de verschillende geledingen liggen nu dichter bij elkaar dan bij meting 2, maar niet dichter dan bij meting 1. Bij het co-makership tussen onderwijs en werkveld zien we een tweedeling in de mate van herkenning door de respondentgroepen: de deelnemers en docenten herkennen het deels, de praktijkopleiders en managers inmiddels grotendeels. De beelden ontwikkelen zich over het algemeen in de richting van meer herkenning. De beelden van praktijkopleiders en managers bewegen zich duidelijk naar elkaar toe, die van de deelnemers en de docenten ook enigszins, maar dan op een lager niveau van herkenning. De aansluiting binnen de beroepskolom, ten slotte, ervaren de bevraagde geledingen ook verschillend. De deelnemers, vooral mbo 3-4, vinden dat er nauwelijks sprake van is, vooral een pedagogisch-didactische aansluiting herkennen ze niet. Schoolmanagers vinden die aansluiting al redelijk herkenbaar, vooral wat betreft de doorstroommogelijkheden. Ze herkennen beide kenmerken ook meer over de metingen heen. Docenten ervaren de aansluiting wat minder, maar zien geen verschil tussen pedagogisch-didactische aansluiting en doorstroommogelijkheden. De beelden groeien op dit aspect uit elkaar, in plaats van naar elkaar toe. Relatie primaire processen en secundaire/tertiaire processen Over de verhouding tussen het primaire proces en de andere gemeten kenmerken kan voor het onderwijs van Flexibele Zorgkolom geconcludeerd worden dat de respondenten de beoogde onderwijskenmerken deels tot grotendeels herkennen. De kenmerken met betrekking tot het primaire proces worden het beste herkend. Er zijn wel zichtbare verschillen in de beelden van de verschillende geledingen en dat geldt eigenlijk bij alle kenmerken. Je zou kunnen spreken van een tweedeling: deelnemers - en in mindere mate docenten vinden dat er minder sprake is van de beoogde kenmerken dan praktijkopleiders en managers. De beelden liggen nu vaak verder uit elkaar dan bij eerdere metingen. Wat de deelnemers betreft zijn in tabel 5 de scores gepresenteerd van die respondenten die al een jaar deelnemen aan een mbo-opleiding zorg binnen het arrangement (en dus aan de 1 e én 2 e meting hebben deelgenomen). Het gaat om een groep van 96 mbo niveau 1,2-deelnemers en 150 mbo niveau 3,4 deelnemers. Wat opvalt is dat de scores van deze respondenten (nog) wat lager liggen bij meting 3 dan die van de nieuwkomers 5 (met uitzondering van co-makership tussen onderwijs-bedrijfsleven, daar scoort de nieuwe lichting hetzelfde als degenen die al een jaar bezig zijn) Uit de vergelijking met tabel 1 en 2, waaruit bleek dat de deelnemers over het algemeen tijdens de 3 e meting minder herkennen van de beoogde kenmerken kunnen we dus zeggen dat de deelnemers die blijven dit 5 Immers: de totale groep (nieuwkomers plus degenen die al een jaar deelnemen) scoort hoger dan degenen die al een jaar deelnemen. Het zijn dus de nieuwkomers die voor de positievere score zorgen. 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 16

nog sterker laten zien. Ook vergeleken met de andere geledingen scoort vooral deze groep beduidend lager. Ze vergroten hiermee het verschil in de mate van herkenning van de beoogde kenmerken door deelnemers (en docenten) enerzijds en praktijkopleiders en managers anderzijds. Tabel 5. Barometerscores van deelnemers die meededen aan meting 2 en 3 Arrangement Flexibele Zorgkolom Gemiddelde scores per kenmerk* Antwoordschaal: 1= helemaal niet mee eens/ 2= grotendeels niet mee eens/ meting MBO 1,2 MBO 3,4 De aantrekkelijkheid van de beroepsopleiding: A. Loopbaan- en competentiegericht opleiden B. Constructief leren C. Voorbereiding op de (beroeps-)loopbaan (wordt gewerkt aan geïntegreerd competentieprofiel met accenten op beroepsidentiteitsontwikkeling/internalisering habitus beroepspraktijk; responsief, breed vakmanschap; life skills) D. Innovatieve en transparante opleidingsorganisatie E. Adaptief vermogen van de regio F. Co- makership Onderwijs- bedrijfsleven Co- makership tussen onderwijsinstellingen in de kolom: G. Zachte aansluiting H. Harde aansluiting 3 e 3,35 3,70 2 e 3,60 3,73 3 e 3,34 3,60 2 e 3,63 3,67 3 e 2,97 3,35 2 e 3,25 3,38 3 e 2,77 2,89 2 e 3,00 3,08 3 e --- --- 2 e --- --- 3 e 3,25 3,53 2 e 3,32 3,44 3 e 1,77 1,37 2 e 1,94 1,52 3 e 2,48 2,87 2 e 2,60 3,06 Hoofdstuk 3 reflecteert op basis van het voorafgaande op de processen, actoren, effecten, de gevolgde strategie en de leermomenten en condities en eindigt met conclusies en aanbevelingen. 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 17

Hoofdstuk 3: Reflectie, conclusies en aanbevelingen 3.1 Processen, actoren en effecten: verschuivingen en samenhangen Het Horizon College is de spil van het project Flexibele Zorgkolom waarbij de school samenwerkt met vmbo- en hbo-instellingen, zorginstellingen, roc's en een aantal ondersteunende partijen. In het project staat de ontwikkeling naar competentiegericht beroepsonderwijs centraal, gedeeltelijk gebaseerd op het concept natuurlijk leren. Voor het onderwijs in de zorg zijn ontwikkel- en leerlijnen en prestaties geformuleerd. Het onderwijs is vormgegeven vanuit de beroepspraktijk, door beroepsprestaties te formuleren. Eind 2006 zijn alle deelnemers uit de eerste twee leerjaren van de sector Zorg nu volgens het nieuwe concept werkzaam. Uit de monitor blijkt dat de deelnemers het beroepsonderwijs waar zij mee te maken hebben, betitelen als behoorlijk loopbaangericht en competentiegericht waarbij ze construerend leren als een kenmerk zien. Wel blijken degenen die al een jaar bezig zijn dit na verloop van tijd wat minder te vinden. De Flexibele Zorgkolom kent een intensieve samenwerking met het vmbo, terwijl er tevens aanzetten zijn voor samenwerking met het hbo. Tussen de betrokken vmbo-instellingen bestaat echt nog grote diversiteit in aard van de samenwerking met het mbo. Alle vmbo-scholen werken intussen met portfolio s, waarbij de scholen hebben kunnen kiezen voor een uitgebreide of beperkte versie. Twee vmbo-instellingen hebben het onderwijsconcept als het Horizon College volledig geadopteerd. De scores uit de monitor over de aansluiting binnen de beroepskolom, ervaren de bevraagde geledingen verschillend. De deelnemers, zijn hierbij het minst positief, en dan ook met name over de pedagogisch-didactische aansluiting die ze amper tot bijna niet ervaren. Deze scores zijn deels te verklaren omdat pas met ingang van het schooljaar 2006-2007 de ontwikkelde doorstroominstrumenten en -procedures zijn gebruikt en de eerste deelnemers vanuit het vmbo met een ingevuld portfolio het mbo zijn ingestroomd. Per 2007-2008 wordt door de opleiding 50% instroom uit de voorhoede vmbo-scholen verwacht. De projectleider verwacht dan ook verbetering in het oordeel van de deelnemers op dit punt.uit eigen evaluatieonderzoek onder de betrokken vmbo-scholen blijkt dat deze positief zijn over de samenwerking met het mbo (Horizon College, 2007). De Flexibele Zorgkolom kent een intensieve samenwerking met het werkveld. Het experiment is voor een belangrijk deel tot stand gekomen op verzoek van de zorginstellingen door o.a. ontevredenheid over gebrek aan flexibiliteit bij het roc en de wens naar een betere samenwerking in beroepskolom. De verwachte tekorten aan personeel toen versterkten deze wens. De zorginstellingen zijn betrokken geweest bij het opstellen van de leer- en ontwikkellijnen in het mbo. Verder had en heeft men een inbreng in de praktijk in de werkgroepen, bij de uitwerking van competenties en gedragsindicatoren alsmede de beoordeling daarvan, bij de concretisering van de EVC-procedure en de ontwikkeling van het Portfolio en de ontwikkeling van het digitaal bpv-werkboek, de begeleiding van deelnemers en participeren vertegenwoordigers van de zorgen welzijnsinstellingen mee in de regiegroep. Het innovatiearrangement heeft aansluiting gezocht bij de bestaande overleginfrastructuur zoals deze er rondom de zorg altijd al was en hier goed gebruik van gemaakt. Door de nauwe samenwerking die tijdens dit project is ontstaan, en de geformuleerde ambities voor 2010 is aan 11455.01 Projectbiografie 2006 (definitief) Flexibele Zorgkolom CINOP Oktober 2007 18