Antwoorden hoofdstuk 11

Vergelijkbare documenten
Hoofdstuk 22. De kosten van duurzame productiemiddelen. Wat zijn afschrijvingen? Waardevermindering van je bezit!

Cumulatieve. De economische gebruiksduur van het verbeterde type bestelwagen is 4 jaar.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Daarna komen de economische levensduur en het afschrijvingsplan nog aan de orde.

7 Directe en indirecte kosten

Rente. Een lening is soms nodig om een grote uitgave te kunnen doen. De lening moet terugbetaald worden, maar ook de rente. Hoe hoog is de rente?

De standaard kostprijs. Kostencalculatie Niveau 5 MBA

Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20. Tentamentraining

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

Vast percentage van de aanschafwaarde

OPGAVEN HOOFDSTUK 7 ANTWOORDEN

Het tentamen dien je te maken op het uitwerkingenpapier. Je doet dit als volgt!!

Motiveer altijd uw antwoorden, ook als dat niet expliciet wordt gevraagd.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel JAARREKENING WOENSDAG 29 JUNI UUR

Kostencalculatie niveau 5 Correctiemodel voorbeeldexamen 2

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel JAARREKENING DONDERDAG 10 MAART UUR

Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 7

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel JAARREKENING DINSDAG 20 DECEMBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie Jaarrekening B / 9

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 6 OKTOBER UUR

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Direct costing en break even analyse

2. Bepaal de omvang van de rationele overcapaciteit en splits deze uit naar de gebruikelijke oorzaken.

Deze examenopgave bestaat uit 11 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 4 opgaven en omvat 24 vragen.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

6. Welke drie kosten zijn er verbonden aan het aanhouden van voorraden? 11. Wat wordt er onder de veiligheidsvoorraad van een winkelbedrijf verstaan?

UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC

Meerkeuzevragen: 5. Bereken voor dit jaar de totale constante kosten. A ,- B ,- C ,- D ,-

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

OPGAVEN HOOFDSTUK 3 ANTWOORDEN

Kostensoorten

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Financiële administratie & Kostprijscalculatie

Deze examenopgaven bestaan uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

OPGAVEN HOOFDSTUK 9 ANTWOORDEN

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Regels voor activa ; Waarderingsgrondslagen

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Lever origineel en kopie van het examenpapier in.

5 Kosten en bedrijfsdrukte

6,4. Samenvatting door M woorden 23 januari keer beoordeeld. Waarom is het belangrijk om een voorraad te hebben?

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x = cijfer 63

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

BEDRIJFSREKENEN OPDRACHTEN BASIS EN KADER

Heterogene productie (meerdere producten) De directe kosten hebben een rechtstreeks verband met de productie/verkoop van een product.

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

OPGAVEN HOOFDSTUK 2 UITWERKINGEN

Hier moet worden aangegeven het soort werktuig Bijvoorbeeld: een trekker.

Deze examenopgave bestaat uit 11 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 26 vragen.

Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 11

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 23 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 10 JUNI 2009

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 8 MAART UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER UUR

Elementaire bedrijfseconomie Werkboek

Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen

11 Investeringsselectie

Waarom gaan we investeren We verwachten winst te maken! Alleen rekening houden met toekomstige ontvangsten en uitgaven.

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Verwerken van financiële mutaties met betrekking tot duurzame productiemiddelen en leasing

Kostencalculatie. Opgaven. Niveau 5 MBA. Wim Tijhaar

9 Verschillenanalyse en budgettering

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. MULO-III kandidaten maken de items 1 t/m 30. MULO-IV kandidaten maken de items 1 t/m 36. Intrest.

Hoofdstuk 13 Kostensoorten

Studietoets

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Kostencalculatie niveau 5 Examenopgaven voorbeeldexamen 2

Uitwerkingen Basiskennis Boekhouden Convoy Uitgevers 2016

HOOFDSTUK 2 ANTWOORDEN

Vraag Antwoord Scores. x 100% = 55%

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. MULO-III kandidaten maken de items 1 t/m 30. MULO-IV kandidaten maken de items 1 t/m 36. INTREST VREEMD GELD

Deze examenopgave bestaat uit page 10 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 3 opgaven en omvat 22 vragen.

Enkele bijzondere onderwerpen

Eindexamen vwo m&o II

De resultatenrekening

OEFENINGEN HOOFDSTUK 1

Acumulus & Co. Jaarrekening t.b.v. aangifte inkomstenbelasting (IB)

Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5

Opmerkingen vooraf aan het examen: Tenzij anders gemeld, hoeft u geen rekening te houden met btw.

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Examen PC 2 Accounting 1

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Kostencalculatie niveau 4 1 / 9

Elementaire Bedrijfseconomie. Uitwerkingen bij het werkboek. Prof. dr. R. Slot Drs. G.H. Minnaar. Zevende druk. Stenfert Kroese Groningen

Deze examenopgave bestaat uit 11 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 4 opgaven en omvat 23 vragen.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO 2009

Deze uitwerkingen horen bij het boek Examentraining basiskennis Calculatie BKC van de uitgeverij OBCO, ISBN VERSIE 2 dd

Uitwerkingen proefexamen II PDB kostencalculatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN

Uitwerkingen proefexamen I PDB kostencalculatie

Bedrijfsadministratie Examennummer: Datum: 15 september 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Transcriptie:

Antwoorden hoofdstuk 11 Opgave 11.1 a. Bruto % Afval 15 % Netto 21,25 kg = 85 % Bruto moet x 21,25 kg = 25 kg worden aangewend. 85 b. In de kostprijs wordt opgenomen 25 x 3,60 = 90 Opgave 11.2 Bruto % Afval 5 % Netto 19 kg = 95 % a. Bruto moet x 19 kg = 20 kg worden aangewend. 95 b. In de kostprijs wordt opgenomen 20 x 6 = 120 Opgave 11.3 Bruto % Afval 4 % Netto 4,8 kg = 96 % Bruto moet x 4,8 kg = 5 kg worden aangewend. 96 Bruto 5 kg à 0,60 = 3 Afval 0,2 kg à 0,10 = 0,02 In de kostprijs 2,98 Opgave 11.4 Bruto % Afval 10 % Netto 4,5 kg = 90 % Bruto moet x 4,5 kg = 5 kg worden aangewend. 90 Bruto 5 kg à 10 = 50 Afval 0,5 kg à 2 = 1 In de kostprijs 49 Antwoorden hoofdstuk 11 1

Opgave 11.5 ongekeurde producten 837 7 worden afgekeurd, opbrengst 0 93 goedgekeurde producten 837 De kostprijs van goedgekeurde producten is x 837 = 900 93 Opgave 11.6 40 ongekeurde producten 275,50 2 worden afgekeurd, opbrengst 0 38 goedgekeurde producten 275,50 De kostprijs van 1 goedgekeurde producten is 275,50 : 38 = 7,25 Opgave 11.7 50 ongekeurde producten 410 3 worden afgekeurd, opbrengst 3 x 1,15 3,45 47 goedgekeurde producten 406,55 De kostprijs van goedgekeurde producten is x 406,55 = 865 47 Opgave 11.8 80 ongekeurde producten 336 4 worden afgekeurd, opbrengst 4 x 0,40 1,60 76 goedgekeurde producten 334,40 De kostprijs van 1 goedgekeurde producten is 334,40 : 76 = 4,40 Opgave 11.9 Economische voorraad is 18.324 + 3.610 4.780 = 17.154 stuks Opgave 11.10 Economische voorraad = Technische voorraad + voorinkopen voorverkopen 14.563 = 16.890 + 3.610 voorverkopen Voorverkopen: 16.890 + 3.610 14.563 = 5.937 stuks Opgave 11.11 Economische voorraad = Technische voorraad + voorinkopen voorverkopen Economische voorraad = 14.000 + 50.000 20.000 Economische voorraad = 44.000 stuks Antwoorden hoofdstuk 11 2

Opgave 11.12 a. Afschrijvingsbedrag: 20.000 2.000 = 4.500 4 b. Boekwaarde na 3 jaar: 20.000 3 x 4.500 = 6.500 c. Jaarlijks wordt 4.500 x % = 22,5 % afgeschreven 20.000 d. Rente 4e jaar is over de boekwaarde aan het begin van het 4e jaar (= aan de boekwaarde aan het eind van het 3e jaar). Dus 8 % van 6.500 = 520. Opgave 11.13 a. Afschrijvingsbedrag: 48.000 6.000 = 8.400 5 b. Boekwaarde na 4 jaar: 48.000 4 x 8.400 = 14.400 c. Jaarlijks wordt 8.400 x % = 17,5 % afgeschreven 48.000 d. Rente 2e kaar is over de boekwaarde aan het begin van het 2e jaar (= aan de boekwaarde aan het eind van het 1e jaar). Dus 12 % van ( 48.000 8.400) = 4.752 Opgave 11.14 Aanschafwaarde 20.000 1e afschrijving: 30 % van 20.000 6.000 Boekwaarde na 1 jaar 14.000 2e afschrijving: 30 % van 14.000 4.200 Boekwaarde na 2 jaar 9.800 3e afschrijving: 30 % van 9.800 2.940 Boekwaarde na 3 jaar 6.860 4e afschrijving: 30 % van 6.860 2.058 Boekwaarde na 4 jaar 4.802 a. Afschrijving 3e jaar 2.940 b. Boekwaarde na 3 jaar 6.860 c. Rente 3e jaar: 10 % van 9.800 = 980 d. Verwachte restwaarde na 4 jaar 4.802 Opgave 11.15 Aanschafwaarde 40.000 1e afschrijving: 25 % van 40.000 10.000 Boekwaarde na 1 jaar 30.000 2e afschrijving: 25 % van 30.000 7.500 Boekwaarde na 2 jaar 22.500 3e afschrijving: 25 % van 22.500 5.625 Boekwaarde na 3 jaar 16.875 a. Afschrijving 3e jaar 5.625 b. Boekwaarde na 2 jaar 22.500 c. Rente 3e jaar: 14 % van 30.000 = 4.200 d. Verwachte restwaarde na 4 jaar 16.875 Antwoorden hoofdstuk 11 3

Opgave 11.16 30.000 x (1 p ) 3 = 6.480 (1 p ) 3 = 6.480 = 0,216 30.000 1 p = derdemachtswortel uit 0,216 1 p = 0,6 p = 0,4 percentage is 40 % Opgave 11.17 80.000 x (1 p ) 5 = 23. (1 p ) 5 = 23. = 0,28875 80.000 1 p = vijfdemachtswortel uit 0,28875 1 p = 0,7800176 p = 0,2199824 percentage is 22 % Opgave 11.18 Steeds als je 30 % afschrijft, houd je 70 % over Aanschafwaarde is x x x x 24.010 =.000 70 70 70 70 Opgave 11.19 Steeds als je 24 % afschrijft, houd je 76 % over Aanschafwaarde is x x x x x 20.284 = 80.000 76 76 76 76 76 Het antwoord 79.999,20 is nauwkeuriger. Opgave 11.20 a. Afschrijving 1e jaar: 10 4 x 18.000 = 7.200 Afschrijving 2e jaar: 3 x 18.000 = 5.400 10 Afschrijving 3e jaar: 2 x 18.000 = 3.600 10 Afschrijving 4e jaar: 1 x 18.000 = 1.800 10 b. Boekwaarde na 3 gebruiksjaren: 20.000 7.200 5.400 3.600 = 3.800 c. Rente: 9 % van ( 20.000 7.200) = 1.152 Antwoorden hoofdstuk 11 4

Opgave 11.21 a. Afschrijving 1e jaar: 15 5 x 33.000 = 11.000 Afschrijving 2e jaar: 4 x 33.000 = 8.800 15 Afschrijving 3e jaar: 3 x 33.000 = 6.600 15 Afschrijving 4e jaar: 2 x 33.000 = 4.400 15 Afschrijving 5e jaar: 1 x 33.000 = 2.200 15 b. Boekwaarde na 3 gebruiksjaren: 40.000 11.000 8.800 6.600 4.400 = 9.200 (Ook te berekenen: 7.000 + 2.200) c. Boekwaarde aan het begin van het 3e jaar: 40.000 11.000 8.800 = 20.200 Rente: 10 % van 20.200= 2.020. Opgave 11.22 Stel de eerste afschrijving = X Afschrijving 1e jaar: X Afschrijving 2e jaar: X 2.500 Afschrijving 3e jaar: X 5.000 Afschrijving 4e jaar: X 7.500 Totale afschrijving: 4X 15.000 De totale afschrijving is ook 30.000 2.000 (= 28.000) Dus 4X 15.000 = 28.000 4 X = 43.000 X = 10.750 a. De afschrijvingsbedragen worden: Afschrijving 1e jaar: 10.750 Afschrijving 2e jaar: 10.750 2.500 = 8.250 Afschrijving 3e jaar: 10.750 5.000 = 5.750 Afschrijving 4e jaar: 10.750 7.500 = 3.250 b. Boekwaarde na 3 jaar: 30.000 10.750 8.250 5.750 = 5.250 c. Rente 4e jaar is 10 % van 5.250 = 525. Opgave 11.23 Stel de eerste afschrijving = X Afschrijving 1e jaar: X Afschrijving 2e jaar: X 3.000 Afschrijving 3e jaar: X 6.000 Afschrijving 4e jaar: X 9.000 Afschrijving 5e jaar: X 12.000 Totale afschrijving: 5X 30.000 Antwoorden hoofdstuk 11 5

De totale afschrijving is ook 40.000 5.000 (= 35.000) Dus 5X 30.000 = 35.000 5 X = 65.000 X = 13.000 a. De afschrijvingsbedragen worden: Afschrijving 1e jaar: 13.000 Afschrijving 2e jaar: 13.000 3.000 = 10.000 Afschrijving 3e jaar: 13.000 6.000 = 7.000 Afschrijving 4e jaar: 13.000 9.000 = 4.000 Afschrijving 5e jaar: 13.000 12.000 = 1.000 b. Boekwaarde na 4 jaar: 40.000 13.000 10.000 7.000 4.000 = 6.000 (Ook te berekenen als 5.000 + 1.000) c. Boekwaarde na 1 jaar is 40.000 13.000 = 27.000 Rente 2e jaar is 11 % van 27.000 = 2.970. Opgave 11.24 Complementaire : Aantal prestaties: In jaar 1 30.000 In jaar 1 60.000 stuks In jaar 2 38.000 In jaar 2 50.000 stuks In jaar 3 46.000 In jaar 3 40.000 stuks In jaar 4 54.000 In jaar 4 30.000 stuks Tijd Afschrijving Complementaire Totale Aantal prestaties Kosten per eenheid Na 1 jaar gebruik 45.300 30.000 75.300 60.000 1,255 Na 2 jaar gebruik 45.300 68.000 113.300 110.000 1,03 Na 3 jaar gebruik 45.300 114.000 159.300 150.000 1,062 Na 4 jaar gebruik 45.300 168.000 213.300 180.000 1,185 De economische levensduur is 2 jaar en gedurende deze periode is de kostprijs 1,03 per stuk. Opgave 11.25 Tijd Afschrijving Complementaire Totale Aantal prestaties Kosten per eenheid Na 1 jaar gebruik 200.000 175.000 375.000 80.000 4,69 Na 2 jaar gebruik 300.000 300.000 600.000 150.000 4,00 Na 3 jaar gebruik 350.000 550.000 900.000 195.000 4,62 Na 4 jaar gebruik 110.000 890.000 1.000.000 217.500 4,60 a. De economische levensduur is 2 jaar b. De kostprijs is 4,00 Antwoorden hoofdstuk 11 6

c. Totale productie ( ) Complementaire (=) Beschikbaar voor afschrijving In jaar 1 80.000 x 4 = 320.000 175.000 145.000 In jaar 2 70.000 x 4 = 280.000 125.000 155.000 (Controle) in totaal afgeschreven: 300.000 Dit klopt. De restwaarde na 2 jaar is 150.000. Er moet dus in totaal 450.000 150.000 = 300.000 worden afgeschreven. Opgave 11.26 a. 6,40; ongeacht of NV Peukjes wel of niet met de nieuwe machine gaat werken. We gaan bepalen welke waarde de huidige machine nog toevoegt aan het productieproces: Totale productie ( ) Complementaire (=) Beschikbaar voor afschrijving In dit jaar 20.000 x 6,40 = 128.000.000 28.000 Volgend jaar 18.000 x 6,40 = 115.200 126.000 10.800 (negatief dus) b. Dit overzicht geeft aan, dat we de huidige machine dit jaar nog gebruiken, volgend jaar niet meer. De machine heeft nog een waarde van 28.000. Deze machine staat echter nog in de boekhouding voor 78.000. c. Er moet nu ineens 78.000 28.000 is 50.000 worden afgeschreven. Opgave 11.27 a. 3,80; ongeacht of NV Krokant wel of niet met de nieuwe machine gaat werken. Complementaire : Aantal prestaties: Dit jaar 50.000 Dit jaar 26.000 stuks 1 jaar later 60.000 1 jaar later 24.000 stuks 2 jaar later 70.000 2 jaar later 22.000 stuks 3 jaar later 80.000 3 jaar later 20.000 stuks Totale productie ( ) Complementaire (=) Beschikbaar voor afschrijving Dit jaar 26.000 x 3,80 = 98.800 50.000 48.800 1 jaar later 24.000 x 3,80 = 91.200 60.000 31.200 2 jaar later 22.000 x 3,80 = 83.600 70.000 13.600 3 jaar later 20.000 x 3,80 = 76.000 80.000 4.000 (negatief dus) b. Door de nieuwe ontwikkeling wordt de machine 2 jaar na dit jaar buiten gebruik gesteld. Dit is aan het eind van zijn 4e gebruiksjaar. c. De machine heeft nu nog een waarde voor de onderneming van 48.800 + 31.200 + 13.600 = 93.600. Er moet nu ineens worden afgeschreven: 154.000 93.600 = 60.400 Antwoorden hoofdstuk 11 7

Opgave 11.28 Die ontvangen 8.000 kg is niet van invloed. Deze was besteld en maakte daardoor als voorinkoop al deel uit van de economische voorraad. Door de voorverkoop in maart is de economische voorraad afgenomen net 2.000 x 2,5 kg is 5.000 kg. Eind eerste week maart is de economische voorraad 30.000 kg 5.000 kg = 25.000 kg. Opgave 11.29 a. Bruto % Afval 5 % Netto 38 kg = 95 % Bruto moet x 38 kg = 40 kg worden aangewend. 95 Grondstoffen bruto 40 kg à 8 = 320 Afval 2 kg à 1,80 = 3,60 Grondstof 316,40 Overige productie 380 Kostprijs van een ongekeurd product 696,40 b. ongekeurde producten 69.640 5 worden afgekeurd, opbrengst 5 x 153 765 95 goedgekeurde producten 68.875 De kostprijs van 1 goedgekeurd product is 68.875 : 95 = 725 Opgave 11.30 a. Bruto % Afval 10 % Netto 18 kg = 90 % Bruto moet x 18 kg = 20 kg worden aangewend. 90 Grondstoffen bruto 20 kg à 6 = 120 Afval 2 kg à 1,60 = 3,20 Grondstof 116,80 Loon 3 uur à 60 180 Machine 2 uur à 30 60 Kostprijs van een ongekeurd product 356,80 b. ongekeurde producten 35.680 10 worden afgekeurd, opbrengst 10 x 67 670 90 goedgekeurde producten 35.010 De kostprijs van 1 goedgekeurd product is 35.010 : 90 = 389. Antwoorden hoofdstuk 11 8

Opgave 11.31 Voor afdeling E geldt het volgende: Bruto % Afval 5 % Netto 188.518 95 % Afdeling E moet bruto moet x 188.518 stuks = 198.440 verwerken. 95 Dit betekent, dat afdeling H 198.440 goedgekeurde halffabrikaten moet afleveren. Voor afdeling H geldt het volgende: Bruto % Afval 18 % Netto 198.440 82 % Afdeling H moet bruto moet x 198.440 = 242.000 halffabrikaten produceren. 82 Opgave 11.32 kg ruwe grondstof kost 800 bewerkings 85 10 kg gewichtsverlies 15 kg afval bewerkings afval 1,5 x 25 = 37,50 + 15 kg teruggewonnen halffabrikaat 90 kg kost 922,50 1 kg kost 922,50 : 90 = 10,25 Opgave 11.33 Vast percentage van de aanschafwaarde a. Elk jaar wordt ( 80.000 21.950):3 = 19.350 afgeschreven. We krijgen dan het volgende beeld: 80.000 60.650 41.300 21.950 Gem: 70.325 50.975 31.625 Rente 1e jaar: 12 % van 70.325 = 8.439 2e jaar: 12 % van 50.975 = 6.117 3e jaar: 12 % van 31.625 = 3.795 Antwoorden hoofdstuk 11 9

Vast percentage van de boekwaarde b. We gaan eerst het afschrijvingspercentage berekenen: 80.000 x ( 1 p ) 3 = 21.950 ( 1 p ) 3 = 21.950 = 0,274375 101 80.000 1 p = derdemachtswortel uit 0,274375 1 p = 0,6498 p = 0,3502 percentage is 35 % Berekening afschrijvingsbedragen: Aanschafwaarde 80.000 1e afschrijving: 35 % van 80.000 28.000 Boekwaarde na 1 jaar 52.000 2e afschrijving: 35 % van 52.000 18.200 Boekwaarde na 2 jaar 33.800 3e afschrijving: 35 % van 33.800 11.830 Boekwaarde na 3 jaar 21.970 N.B. om de boekwaarde van 21.950 na 3 jaar te verkrijgen, moet de 3e afschrijving 11.850 worden.we krijgen dan het volgende beeld: 80.000 52.000 33.800 21.950 66.000 42.900 27.875 Rente: 1e jaar: 12 % van 66.000 = 7.920 2e jaar: 12 % van 42.900 = 5.148 3e jaar: 12 % van 27.875 = 3.345 Sum of the year digits c. De afschrijvingsbedragen zijn: Afschrijving 1e jaar: 3 x 58.050 = 29.025 6 Afschrijving 2e jaar: 2 x 58.050 = 19.350 6 Afschrijving 3e jaar: 1 x 58.050 = 9.675 6 Antwoorden hoofdstuk 11 10

We krijgen het volgende beeld: 80.000 50.975 31.625 21.950 65.487,50 41.300 26.787,50 Rente: 1e jaar: 12 % van 65.487,50 = 7.858,50 2e jaar: 12 % van 41.300,00 = 4.956 3e jaar: 12 % van 26.787,50 = 3.214,50 Afschrijvingsbedragen nemen met 3.000 jaarlijks toe. d. Stel de eerste afschrijving = X Afschrijving 1e jaar: X Afschrijving 2e jaar: X + 3.000 Afschrijving 3e jaar: X + 6.000 Totale afschrijving: 3X + 9.000 Dus 3X + 9.000 = 58.050 3 X = 49.050 X = 16.350 De afschrijvingsbedragen worden: Afschrijving 1e jaar: 16.350 Afschrijving 2e jaar: 16.350 + 3.000 = 19.350 Afschrijving 3e jaar: 16.350 + 6.000 = 22.350 We krijgen het volgende overzicht: 80.000 63.650 44.300 21.950 71.825 53.975 33.125 Rentebedragen: 1e jaar: 12 % van 71.825 = 8.619 2e jaar: 12 % van 53.975 = 6.477 3e jaar: 12 % van 21.950 = 3.975 Opgave 11.34 Complementaire : Aantal prestaties: In jaar 1 50.000 In jaar 1 21.000 stuks In jaar 2 60.000 In jaar 2 20.500 stuks In jaar 3 70.000 In jaar 3 20.000 stuks In jaar 4 80.000 In jaar 4 19.500 stuks In jaar 5 90.000 In jaar 5 19.000 stuks In jaar 6.000 In jaar 6 18.500 stuks Antwoorden hoofdstuk 11 11

Tijd Afschrijving Complementaire Totale Aantal prestaties Kosten per eenheid Na 1 jaar gebruik 150.000 50.000 200.000 21.000 9,52 Na 2 jaar gebruik 150.000 110.000 260.000 41.500 6,27 Na 3 jaar gebruik 150.000 180.000 330.000 61.500 5,37 Na 4 jaar gebruik 150.000 260.000 410.000 81.000 5,06 Na 5 jaar gebruik 150.000 350.000 500.000.000 5,00 Na 6 jaar gebruik 150.000 450.000 600.000 118.500 5,06 a. De economische levensduur is 5 jaar. b. Gedurende die 5 jaar is de kostprijs 5 per stuk. c. Totale productie ( ) Complementaire (=) Beschikbaar voor afschrijving In jaar 1 21.000 x 5 = 105.000 50.000 55.000 In jaar 2 20.500 x 5 = 102.500 60.000 42.500 In jaar 3 20.000 x 5 =.000 70.000 30.000 In jaar 4 19.500 x 5 = 97.500 80.000 17.500 In jaar 5 19.000 x 5 = 95.000 90.000 5.000 Totaal wordt afgeschreven: ( 150.000) Er zal eerst bepaald moeten worden, hoeveel de oude machine nog oplevert bij gebruik: Totale productie ( ) Complementaire (=) Beschikbaar voor afschrijving In jaar 3 20.000 x 4,40 = 88.000 70.000 18.000 In jaar 4 19.500 x 4,40 = 85.800 80.000 5.800 In jaar 5 19.000 x 4,40 = 83.600 90.000 6.400 d. De machine wordt niet onmiddellijk vervangen, omdat zijn prestaties aan het begin van het 3e jaar nog waarde hebben. e. De machine zal aan het eind van jaar 4 worden vervangen. f. Aan het eind van het 2e jaar heeft de machine nog een waarde van 18.000 + 5.800 = 23.800 Antwoorden hoofdstuk 11 12