MHC Het MHC (major histocompatibility complex), vroeger genoemd HLA-systeem, is van belang bij afweerreacties. Voor dit complex heeft elk chromosoom van het zesde chromosomenpaar zes loci (locus = plaats op het chromosoom) en op ieder locus is een groot aantal allelen bekend. De zes loci bevinden zich op de korte arm van chromosoomnummer 6 (zie afbeelding hiernaast). De tabel hieronder geeft de namen (in afkortingen) van een aantal van deze allelen van het MHC. tabel DPlocus DQlocus DRlocus B-locus C- locus A- locus DP1 DQ1 DR1 B5 B35 C1 A1 DP2 DQ2 DR2 B7 B37 C2 A2 DP3 DQ3 DR3 B8 B40 C3 A3 DP4 DR4 B12 B41 C4 A9 DP5 DR5 B13 B42 C5 A10 DP6 DR6 B14 B47 C6 A19 DR7 B15 B48 C7 A28 DR8 B16 B53 C8 A29 DR9 B17 B59 A30 DR10 B18 A36 DR11 B21 A43 DR12 B22 A68 DR13 B27 A69 DR14 bewerkt naar: Biochemie 3, De cel in interactie met zijn omgeving 4, OU Heerlen, 1989, 215 en 216 Op grond van de gegevens in bovenstaande tabel kun je berekenen welk aantal verschillende combinaties van de allelen van de zes MHC-loci op één chromosoom nummer 6 theoretisch mogelijk is.
14 Welke berekening is juist? A (6 + 3 + 14 + 22 + 8 + 13) 2 (6 + 3 + 14 + 22 + 8 + 13) B 2 C 6 x 3 x 14 x 22 x 8 x13 D (6 x 3 x 14 x 22 x 8 x 13 ) 2 Een familie bestaande uit een vader, een moeder en vijf kinderen is getypeerd voor een deel van de MHC-genen (zie onderstaande tabel). De allelen zijn in willekeurige volgorde weergegeven.
tabel allelen op het A-locus allelen op het B-locus allelen op het DRlocus vader A1, A3 B7, B8 DR2, DR3 moeder A2, A9 B12, B27 DR1, DR5 kind 1 A1, A9 B8, B27 DR3, DR5 kind 2 A1, A2 B8, B12 DR1, DR3 kind 3 A1, A9 B8, B27 DR3, DR5 kind 4 A3, A9 B7, B27 DR2, DR5 kind 5 A2, A3 B7, B12 DR1, DR2 bewerkt naar: Biochemie 3, De cel in interactie met zijn omgeving 4, OU Heerlen, 1989, 215 en 216 Met behulp van de gegevens in de afbeelding en tabel kan van elk familielid worden bepaald wat de ligging en combinatie is van de allelen op de beide homologen van chromosoom 6. Hieronder is dit chromosomenpaar schematisch weergegeven. 3p 15 Ga er van uit dat er geen crossing-over optreedt. Plaats in de chromatiden van chromosomenpaar 6 de MHC-allelen van het A, B en DR locus zoals die voorkomen bij de vader in de juiste ligging en combinatie. Een familie bestaande uit een vader, een moeder en vijf kinderen is getypeerd voor een deel van de MHC-genen (zie onderstaande tabel). De allelen zijn in willekeurige volgorde weergegeven.
tabel allelen op het A-locus allelen op het B-locus allelen op het DRlocus vader A1, A3 B7, B8 DR2, DR3 moeder A2, A9 B12, B27 DR1, DR5 16 kind 1 A1, A9 B8, B27 DR3, DR5 kind 2 A1, A2 B8, B12 DR1, DR3 kind 3 A1, A9 B8, B27 DR3, DR5 kind 4 A3, A9 B7, B27 DR2, DR5 kind 5 A2, A3 B7, B12 DR1, DR2 Kind 2 uit bovenstaande tabel heeft een infectie gehad waardoor zijn beide nieren niet meer functioneren. Hij kan een donornier krijgen van één van zijn familieleden. Welk familielid komt voor hem het minst in aanmerking om als donor van een nier te dienen? A de vader B de moeder C kind 1 D kind 3 E kind 4 F kind 5
MHC 14 v2002-1-27 C Als er bijvoorbeeld twee allelen van een gen A zijn (A en a) en twee allelen van een gen B (B en b) dan zijn er 2 x 2 = 4 combinaties van allelen. Op het DP-locus kunnen 6 allelen liggen en op het DQ-locus zijn het er 3, dus zijn er 6 x 3 combinaties. De rest gaat op dezelfde manier 15 v2002-1-29 De juiste plaatsing van MHC-allelen is: voor het juist invullen van de locus/ de juiste volgorde DR - B - A (1p) voor de juiste koppelingsgroepen (DR3-B8-A1 en DR2-B7-A3) (1p) voor dezelfde allelen op beide chromatiden van de chromosomen (1p) De kinderen 1, 2 en 3 hebben het allel A1 van hun vader gekregen (moeder heeft dit allel niet). Tegelijk moeten ze ook voor de locus B en DR dezelfde allelen hebben gekregen van hun vader. Bij locus B is dat het allel B8 en bij locus DR is dat het allel DR3. Deze allelen zijn dus gekoppeld en liggen op hetzelfde chromosoom. De andere allelen van de vader ( A3, B7 en DR2) liggen op het andere chromosoom. Volgens de afbeelding ligt locus DR het dichtst bij het centromeer en locus A het verst weg. De volgorde moet dus zijn: DR - B - A. Homologe chromosomen (hetzelfde paar) hebben dezelfde loci. De chromatiden van één chromosoom zijn identiek aan elkaar. Zie BioData blz. 84. 16 v2002-1-30 E De verschillen tussen de allelen zijn bij kind 4 het grootst. Geen enkel allel is gelijk.