In september 2007 is in het kader van de cursus Systeemecologie voor derdejaars studenten

Vergelijkbare documenten
SLOBKOUSNIEUWS 44 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 40 jrg2

Vochtige en natte bossen Herstel van standplaatscondities Emiel Brouwer, Onderzoekcentrum B-ware

SLOBKOUSNIEUWS 38 jrg7

gemiddeld totaal. ZOMER Aantal excursies

SLOBKOUSNIEUWS 47 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 43 jrg6

KNNV afdeling IJssel en Lek

Effecten van alternatieve maatregelen op abiotiek, vegetatie en paddenstoelen

SLOBKOUSNIEUWS 42 jrg6

Maatregelen voor bosherstel

Effecten van steenmeel op de bodemecologie gefinancierd door provincies Noord-Brabant en Gelderland

Veldwerkplaats vochtige bossen

SLOBKOUSNIEUWS 38 jrg4

Langetermijneffecten van minerale bosbemesting: de Harderwijker proef. Roland Bobbink & Arnold van den Burg

Paddenstoelenparadijs witte duinen

De geohydrologie van een eiland: en wat dat betekent voor het natuurbehoud

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

SLOBKOUSNIEUWS 45 jrg7

Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal

Jcdegids.be. Een inleiding tot de paddenstoelengeslachten. 18/01/2014 JC Delforge

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

SLOBKOUSNIEUWS 42 jrg7

Schraal schraler schraalst

Schraal schraler schraalst

M.W.W. - Mycologische Werkgroep Waasland sinds 24 oktober 2011 (~170x / ~400 taxa)

Houtoogst en nutriënten op zandgronden Resultaten van het onderzoek, opzet van het adviessysteem en toepassing in de praktijk.

Paddenstoelen, waarzeggers van het bos. Informatie over: Functies van paddenstoelen:

Kwaliteit van de natuur. Hoe spoor je aantastingen op?

Duurzame landbouw door bodemschimmels

Ecologische Atlas van paddenstoelen in Drenthe

Tegengaan van eikensterfte door herstel van nutriëntenvoorraden met steenmeel

Rucphen. Achtmaalsebaan 22. Inrichtingsplan ir. J.J. van den Berg. auteur(s):

Het belang van bodemtypen en nutriënten voor riet in de Loosdrechtse Plassen

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Vegetatie-ontwikkeling in bossen op rijke bodem. Patrick Hommel en Rein de Waal Alterra; Wageningen-UR

Toediening van steenmeel: een concept plan van aanpak voor beheerders

Paddenstoelen, waarzeggers van het bos

SLOBKOUSNIEUWS 43 jrg5

Provinciebrede aanpak kansrijke droge bossen. Leon van den Berg Bart Nyssen

Organisch (rest)materiaal als Bodemverbeteraar

Flora van naaldbossen,

1 Verslag van de Texelweek, september 2018

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

WEERBAAR Telen = Veerkracht in de plant brengen. Mijn naam: Eddo de Veer

SLOBKOUSNIEUWS 44 jrg2

Veel leesplezier! Bertus Stip, Hoveniersbedrijf Stip

Plaggen ten behoeve van natuurontwikkeling. Fosfaatverzadiging als uitgangspunt

SLOBKOUSNIEUWS 41 jrg4

Werkblad bodem (vooraf)

Presentatie voor de ledenvergaderingen van de Bosgroepen Midden en Noord-Oost Nederland, november 2014 en 2015.

Toestand en evolutie van de bodemvruchtbaarheid van tuinen en openbaar groen in Vlaanderen.

GAZON ONDERHOUD. De graszoden zijn aangelegd, wat moet ik nu doen? 1

NIEUWSBRIEF PADDENSTOELENMEETNETTEN 20

Vraag 1. Geologie en Sedimentatie

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Fosfaat en natuurontwikkeling

Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen

Samenstelling en eigenschappen

Mineraalgift als maatregel tegen verzuring. Leon van den Berg (Bosgroep Zuid Nederland) Maaike Weijters (onderzoekcentrum B-WARE)

Natuurpad De Mient. Wandelen. In het Nationaal Park Duinen van Texel

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

SLOBKOUSNIEUWS 47 jrg6

Heidebeheer in de 21 e eeuw

28/09/2011. Negatieve effecten van dooizout op bomen en planten. Zout? Menselijke zoutbronnen: spatzout. Tom Joye - Inverde

STICHTING PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK. Proef met verschillende ammoniumtrappen bij paprika op voedingsoplossing

Afnemende zuurdepositie en doorgaande bodemverzuring: hoe zit dat?.

Planten in bossen: beheer en biodiversiteit

Natuurpunt Rapport Fungi 2003 BLOSO-domein, Hofstade

Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen

De landbouwer als landschapsbouwer

NATUURRIJK TESPELDUYN OKTOBER 2018

Rapport Bodemconditie Voedselbospercelen Park Lingezegen

De duinen hebben een belangrijke functie in ons land:

Effecten van stikstofdepositie op bodem en biodiversiteit. Roland Bobbink & Maaike Weijters

Bemesting Blauwe Bessen. Bemesting Blauwe Bessen. Bemesting Blauwe Bessen. Bemesting Blauwe Bessen. Bemesting Blauwe Bessen

Boomsoorten, bodemvruchtbaarheid en regenwormen: een intrigerend netwerk van interacties

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Flora van loof- en gemengde bossen,

Notitie. Aan : Jorg Pieneman, Irene Quakkelaar. Kopie aan : Jasper Overbeeke, Albert Kemeling. Datum : 9 maart 2017

Inleiding. Thuidium tamariscinum in Friesland. meldingen van Thuidium tamariscinum. Van. meldingen. Buxbaumiella 33 (

Structuur tot de bodem uitgezocht. Gjalt Jan Feersma Hoekstra Christiaan Bondt

Starters in het bosonderzoek Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen. Margot Vanhellemont. Inleiding

Sturen op Nutriënten. Sturen op Nutriënten. Doel. Sturen met Water. Sturen op Nutriënten. Waar kijken we naar. Bijeenkomst 19 februari 2015

2010 Naam Datum Locatie/Opmerkingen

Matig voedselrijk tot voedselrijk Zwak zuur tot neutrale, humeuze grond

SLOBKOUSNIEUWS 48 jrg8

ZEEVISSEN NRC

Gewasgezondheid in relatie tot substraatsamenstelling (Input-output Fase IV)

Abiotiek en beheer: hoe werkt stikstof en hoe gaan we er mee om? BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS

Wie bijhoudt wat hij/zij ( zhij ) op zhijn wandelingen aan paddenstoelen tegenkomt,

Onderzoeksprogramma Systeeminnovaties multifunctionele bedrijfssystemen. Eetbare paddestoelen in houtwallen geeft meerwaarde. systeem.

2006 Naam Datum Locatie/Opmerkingen

Een bovenbouwproject van het IVN Veldhoven Eindhoven Vessem Najaar 2014

BEGRIPPEN. Grond en Bodem. Kuipers maakt in zijn boek Bodemkunde onderscheid.

Voortgang veldproefen Klei naar de Veenkoloniën

Resultaten paddenstoeltelling 2010

SLOBKOUSNIEUWS 38 jrg3

Het gebruik van gips in de fruitteelt

Beplantingsplan percelen aan de Schouwenweg te Lierop 2017

Transcriptie:

Wad n gezwam! De invloed van schelpenpaden op de paddenstoelendiversiteit van Terschelling Emiel Brouwer 1, Marianne Braat 2, Bart van Hoek 2, Rick Noteboom 2, Carla Oplaat 2, Robin de Peijper 2, Michiel Smits 2, Peter Klok 2 1 Onderzoekcentrum B-WARE, Heyendaalseweg 135, 6525 AJ Nijmegen 2 Radboud Universiteit Nijmegen, Heyendaalseweg 135, 6525 AJ Nijmegen Brouwer, E., Braat, M., van Hoek, B., Noteboom, R., Oplaat, C., de Peijper, R., Smits, M., Klok, P. 2009. The influence of shell-covered paths on the fungus diversity of the island of Terschelling. Coolia 52(1): 7 17. This article reports on a research project carried out in September 2007 as part of the bachelor course System Ecology for students of Biology and Medical Biology at the Radboud University of Nijmegen, The Netherlands. Research topic was the influence of washed-out chalk from shell-covered cycling paths on the diversity of mushrooms in the forests of the North Sea island Terschelling. In september 2007 is in het kader van de cursus Systeemecologie voor derdejaars studenten Biologie en Medische Biologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen een onderzoek uitgevoerd naar de invloed van schelpenpaden op de paddenstoelendiversiteit in de bossen op het eiland Terschelling. Dit artikel is een bewerking van het verslag waarin onderzoek en resultaten beschreven zijn. Inleiding De bossen van Terschelling zijn rond 1911 aangelegd om grootschalige verstuivingen te bedwingen. Mede door de overvloedige stikstofdepositie uit de lucht is dat meer dan gelukt; stuivende duinen zijn een bijzonderheid geworden. Ondertussen hebben de bossen geheel eigen natuurwaarden ontwikkeld. Doordat vrijwel alleen naaldhout is aangeplant en door de relatief koele omstandigheden in deze duinbossen, lijken deze bossen vrij veel op bossen in de noordelijker gelegen delen van Europa. Maar naast de temperatuur zijn er ook andere factoren, bijvoorbeeld nutriënten, die het voorkomen van de verschillende soorten paddenstoelen kunnen beïnvloeden. De duinbossen op Terschelling kennen vooral veel bijzondere paddenstoelen die door verzuring en stikstofdepositie zeldzaam zijn geworden in het binnenland. In de bossen van Terschelling zijn paden aangelegd, die deels verhard zijn met schelpen. Sommige schelpenpaden zijn in een later stadium geasfalteerd met schelphoudend asfalt. Uit eerder onderzoek tijdens studentenexcursies was al gebleken dat de schelpenpaden in het open duin door de uitspoeling van kalk een grote invloed op de vegetatie hadden: plantensoorten van kalkhoudende, voedselarme bodem namen duidelijk toe. Ook langs schelpenpaden in het bos groeien duidelijk meer planten van kalkhoudende bodem. Dat deed de vraag Terschelling.indd 2-11-200 21:4:41

rijzen of de kalkuitspoeling mischien gunstig is voor de paddenstoelenflora van de bossen. De Nederlandse bossen op zandgrond worden als gevolg van de verzurende neerslag namelijk vooral bevolkt door zuurtolerante paddenstoelen. Bospaddenstoelen die vooral op zwak zuur zand of kalkhoudend zand staan, zijn vaak zeldzaam en prijken op de rode lijst. Meer precies waren er in het kader van dit project drie deelvragen: 1. Zorgt de kalkuitspoeling voor buffering langs de schelpenpaden? De verwachting was dat een lichte kalkinvloed de zure bodem zou omvormen tot zwak zure bodem en dat een sterke kalkinvloed zou leiden tot een kalkhoudende bodem. 2. Blijft de bodem ondanks de buffering toch voedselarm? 3. Groeien er dan ook paddenstoelen van zwak zure en/of kalkhoudende, voedselarme bodem? De mogelijke uitspoeling van kalk en de gevolgen voor de beschikbaarheid van voedingsstoffen is onderzocht langs drie soorten paden: schelpenpaden, asfaltpaden en zandpaden. Transport van kalk vanaf het pad naar het aangrenzende bos zal voornamelijk via afspoeling van regenwater plaatsvinden. In de zomerperioden dragen toeristen mogelijk een steentje bij doordat vanaf de druk bereden fietspaden kalkrijk stof het bos inwaait. De verwachting was dus dat vooral over afstanden van enkele meters aanvoer van kalk naar het bos plaatsvindt. Tevens was de verwachting dat dit zou leiden tot een verschuiving in de paddenstoelenflora van zuurtolerante soorten naar zuurmijdende soorten. Onder de zuurmijdende soorten bevindt zich naar verwachting dan een hoger aandeel zeldzame soorten. De bovenstaande verwachtingen zijn getoetst door de bodemsamenstelling op verschillende afstanden van de paden te bepalen. Ook zijn de aanwezige paddenstoelen genoteerd. Deze eenmalige, zomerse inventarisatie leverde uiteraard slechts een zeer onvolledig beeld op. Navraag bij Staatsbosbeheer heeft de volgende informatie opgeleverd. De onderzochte schelpenpaden zijn minimaal 50 jaar oud. In het begin werden ze bestrooid met de lege schelpen van mosselen, later is men overgegaan op andersoortige schelpen. Als leidraad geldt dat schelpenfietspaden in de bossen elke zeven jaar een nieuwe slijtlaag krijgen en in de duinen elke vijf jaar. Dit is afhankelijk van het weer, schelpen worden fijn gereden door fietsers en het stof verdwijnt door wind en regenbuien. In de praktijk wordt er een mix van klei en schelpen opgebracht in een verhouding van ongeveer 25% klei en 75% schelpen. De klei zorgt hierbij voor het hard worden van de massa en draagt mogelijk bij aan de buffering. Methode Op zes locaties langs de fietspaden zijn de daar gevonden paddenstoelen gedetermineerd en zijn bodemmonsters genomen. Locaties Langs elk van de drie soorten fietspaden zijn twee locaties gekozen voor het onderzoek Wanneer een geschikt pad gevonden was, werd eerst bekeken waar de hoogste concentraties paddenstoelen te vinden waren en vervolgens werden de twee locaties ongeveer 100 meter uit elkaar bepaald. Op de gekozen locaties werden daarna de gevonden paddenstoelen geïnventariseerd en bodemmonsters genomen. Een locatie, van ongeveer 5 bij 3 meter, ligt geheel aan één kant van een pad. Terschelling.indd 2-11-200 21:4:41

In het onderzoek zijn de volgende locaties in gemengd bos betrokken: Locaties 1 en 2 langs een schelpenpad vanaf de weg naar West aan Zee richting noordwest. Amersfoortcoördinaten: (145.40; 599.25) en (145.38; 599.30). Locaties 3 en 4 langs een zandpad, dwars op het schelpenpad, noord en zuid van kruising. Amersfoortcoördinaten: (145.35; 599.38) en (145.32; 599.28). Locaties 5 en 6 langs het asfaltpad (fietspad) parallel aan weg naar West aan Zee. Amersfoortcoördinaten: (145.45; 599.55) en (145.47; 599.50). De vegetatie op deze locaties is als volgt: Locatie 1: Gemengd bos met eik, berk, lijsterbes, meidoorn, (kleine) Grove den en veel lage vegetatie. Locatie 2: Hoger gelegen gemengd bos met eik, Grove den en berk. Locatie 3: Enkele loofbomen, vooral Grove den. Locatie 4: Zandpad, vooral loofbomen, hoger gelegen, veel gras, vochtig. Locatie 5: Gemengd bos met eiken en dennen. Locatie 6: Gemengd loofbos. Aangezien Terschelling niet enorm groot is en er fietsen gehuurd waren, zijn de locaties per fiets bezocht. Dat thuisbasis en onderzoekgebied aan oost- respectievelijk westkant van het eiland lagen, was geen probleem. Maar het enthousiasme werd wel even getemperd toen een te enthousiaste begeleider en dito studenten in de stromende regen het onderzoekgebied voorbij gereden waren en dat pas bij de haven van West-Terschelling merkten... Terug, dus. Maar gelukkig werd de rest van de groep, die het rustig aan had gedaan, precies bij de afslag naar het onderzoekgebied ontmoet, waarna het ook nog droog werd, zodat het onderzoek op prettige wijze voortgezet kon worden! Determinatie De paddenstoelen die op de geselecteerde locaties gevonden werden, zijn zo mogelijk ter plaatse op naam gebracht. Onbekende soorten zijn voor verdere determinatie meegenomen naar het lab in de thuisbasis van de cursus, De Wierschuur in Oosterend. Het determineren is uitgevoerd aan de hand van macroscopische en zo nodig microscopische kenmerken. Zie de literatuurlijst voor de gebruikte literatuur. Determineren werd met veel enthousiasme en doorzettingsvermogen gedaan. Ook na het besef dat zelfs goed materiaal niet altijd te determineren is... Bodemmonsters Voor analyse van abiotische factoren en bepaling van zuurgraad en organisch stofgehalte zijn bodemmonsters genomen met behulp van een grondboor. Het onderzoek vereiste de nodige fysieke kracht, maar gelukkig waren er altijd enthousiaste (en gespierde) vrijwilligers! De monsters zijn genomen op 0,5, 1 en 3 meter vanaf de rand van ieder pad. Daarnaast werd ook in de diepte bemonsterd door de bodem in drie lagen te verdelen. Laag 1 omvatte de humuslaag, laag 2 is de eerste 5 centimeter van de zandbodem en laag 3 loopt van 5 tot 15 centimeter de zandbodem in. Elk meetpunt werd in vijfvoud uitgevoerd door om de meter loodrecht op het pad te monsteren. Monsters op dezelfde afstand van het pad en op 9 Terschelling.indd 9 2-11-200 21:4:41

gelijke diepte werden per locatie samengevoegd door te homogeniseren. Dit leverde in totaal dus negen monsters per locatie op. Zie Figuur 1 voor een overzicht van de monstername. Sommige van de monsters op 0,5 meter afstand van het pad waren lastig te nemen omdat de bodem erg hard was, o.a. door betreding. Daarnaast is het scheiden van Figuur 1. Schematische weergave van de lokaties de verschillende bodemlagen (humuslaag, 0 5 cm en 5 15 cm) niet altijd volgens de waarop bodemmonsters genomen zijn. vooraf bepaalde afmetingen uitgevoerd. Bij een boring kon er echter op het oog wel duidelijk onderscheid tussen de drie verschillende lagen gemaakt worden. In het veld is ervoor gekozen de lagen dus op kleur en structuur te scheiden en niet volgens de eerder genoemde afstanden; laatstgenoemde zijn dus vooral als richtlijn gebruikt. Daarnaast is de dikte van de humuslaag niet genoteerd. Omdat de meeste voedingsstoffen in deze laag zitten kunnen er eigenlijk geen uitspraken gedaan worden over de absolute hoeveelheden voedingsstoffen in de verschillende gebieden. Monsteranalyse Van de hierboven beschreven monsters werden de ph-waarde, de hoeveelheden nitraat, fosfaat, ammonium en calcium en het organische stofgehalte bepaald. En dit was zeker een monsteranalyse, niet alleen in letterlijke, maar ook in figuurlijke zin! Een rekensommetje: er waren 8 locaties, er waren 9 monsters per locatie, er waren 7 bepalingen per monster, ofwel ruim 500 bepalingen met de nodige voorbereidende handelingen. Even doorbijten... Om de zuurgraad en de nitraat-, calcium- en ammoniumgehalten te bepalen is 14 gram bodem twee uur geschud met een 0,2 molair zoutoplossing. De fosfaatbeschikbaarheid werd bepaald door 4 gram bodem dertig minuten te schudden met 0,5 M natriumbicarbonaat (Olsen-extract). De ionenconcentraties werden bepaald met behulp van een ICP (Inductively Coupled Plasma) analyser; de stikstofgehalten werden door kleurreacties bepaald met behulp van een auto-analyser. Het organisch stofgehalte werd bepaald door 20 gram bodem te drogen en bij 550 ºC te verbranden. Voor de bepalingen is dankbaar gebruik gemaakt van niet alleen de apparatuur, maar ook van de kennis en de enorme hulp van analisten van de Afdeling Ecologie van de Radboud Universiteit! Resultaten Per locatie wordt een karakteristiek van de locatie gegeven en een totaallijst van gevonden soorten. Vervolgens worden de resultaten van de analyse getoond en besproken. Gevonden paddenstoelen De locaties waren slechts klein en de soortenlijsten (zie Tabel 1 aan het eind van dit artikel) geven een zeer onvolledig beeld van de paddenstoelen langs de fietspaden. Elders zijn langs schelpenpaden in het bos onder andere nog Coprinus comatus (Geschubde inktzwam), Naast de in dit artikel genoemde zes locaties zijn er nog twee locaties op gelijke wijze bemonsterd. 10 Terschelling.indd 10 2-11-200 21:4 :45

1 2 3 4 5 Foto 1 t/m 5. 1) Geastrum schmidelii (Heideaardster); 2) Cortinarius croceocaeruleus (Paarse galgordijnzwam); 3) Phallus hadriani (Duinstinkzwam); 4) Hebeloma psammophilum (Duinvaalhoed); 5) Helvella crispa (Witte kluifzwam). (Foto s: Peter Klok) Cortinarius croceocaeruleus (Paarse galgordijnzwam; zie Foto 2), Entoloma serrulatum (Zwartsneesatijnzwam), Geastrum triplex (Gekraagde aardster), Helvella crispa (Witte kluifzwam; zie Foto 5), Helvella lacunosa (Zwarte kluifzwam), Hemimycena lactea (Sneeuwwitte 11 Terschelling.indd 11 2-11-200 21:4 :53

mycena), Hygrocybe conica (Zwartwordende wasplaat), Lactarius deliciosus (Smakelijke melkzwam) en Russula pectinatoides (Onsmakelijke kamrussula) gevonden. Tenslotte kunnen ook enkele andere leuke eilandvondsten niet onvermeld blijven: Agaricus devoniensis (Zeeduinchampignon), Cortinarius dumetorum (Kruipwilggordijnzwam), Geastrum schmidelii (Heideaardster; zie Foto 1), Hebeloma psammophilum (Duinvaalhoed; zie Foto 4), Hygrocybe acutoconica (Puntmutswasplaat), Hygrocybe coccineocrenata (Veenmosvuurzwammetje), Inocybe vulpinella (Kleine duinvezelkop), Phallus hadriani (Duinstinkzwam; zie Foto 3), Psathyrella ammophila (Duinfranjehoed) en Scutellinia superba ss. Le Gal (Breedsporige wimperzwam). Zuurgraad (ph) De zuurgraad in het volledig ontkalkte duinzand waar de duinbossen op staan, varieert tussen ph 3 en ph 5. In kalkhoudende bodems stijgt hij al snel richting ph 7. De zuurgraad geeft daarom een goede indicatie van de mate waarin kalk wordt aangevoerd. Op 3 meter afstand van het pad is de invloed van de paden niet meer merkbaar, de zuurgraad zit op de te verwachten waarde van ph 3 4. Ook langs de zandpaden vindt niet of nauwelijks buffering (aanvoer van kalk) plaats (zie figuur 2). Humuslaag Zand 5-15 cm 8,0 schelp 8,0 schelp Zuurgraad (ph zout) 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 zand asfalt Zuurgraad (ph zout) 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 zand asfalt 2,0 0,5 1 3 Afstand tot pad (m) Figuur 2: Zuurgraad langs drie verschillende bospaden. Weergegeven zijn gemiddelden van twee locaties per type pad. De zuurgraad in de bovenste zandlaag (0 5 cm) geeft een beeld dat tussen dat van de humuslaag en de diepere zandlaag in zit. Een andere manier om de zuurgraad van de bodem uit te drukken is de verhouding tussen basische kationen (calcium, magnesium) en zure kationen (aluminium, ammonium, waterstof). De zuurgevoeligheid voor veel hogere planten is met name een gevoeligheid voor zure kationen. Op de zure plekken is de gemeten basenverzadiging van de bodem nog altijd 30 40% in de zandondergrond en 70 80% in de humuslaag. In bossen op de Veluwse zandgronden leverde dezelfde meetmethode enkele maanden later waarden van minder dan 10, respectievelijk 25% op. De basenverzadiging is in de Terschellingse bossen ondanks de zure omstandigheden dus stukken hoger dan in de Veluwse bossen en is in de humuslaag zelfs hoog. 2,0 0,5 1 3 Afstand tot pad (m) 12 Terschelling.indd 12 2-11-200 21:4:54

Op naar de schelpenpaden! Hier stijgt de zuurgraad in alle bodemlagen naar waarden van ph 5 6 op 1 meter afstand tot ph 7 op een halve meter van het pad. Langs de asfaltpaden is hetzelfde effect waarneembaar, maar wel in mindere mate (zie figuur 2). De patronen die gevonden zijn voor de zuurgraad lijken sterk op die van de hoeveelheden calcium. Deze zijn laag in de zure zandondergrond, meestal rond de 50 milligram per kilogram droge bodem. In de humuslaag zijn deze waarden ongeveer 5 hoger. Langs de schelpenpaden is het calciumgehalte in de ondergrond ongeveer 300 milligram/kg en in de humuslaag zelfs rond 800 milligram/kg droge bodem. De stijging in ph verloopt dus parallel met een stijging in de calciumconcentraties. Voedingsstoffen In minder zure bodems verloopt de humusafbraak sneller. Een gevolg van de buffering kan dus zijn dat er meer voedingsstoffen vrijkomen en dat de kalkaanvoer niet alleen leidt tot buffering, maar ook tot vermesting. Om dit na te gaan zijn de belangrijkste voedingsstoffen gemeten op de onderzoekslocaties: stikstof en fosfaat. Stikstof bleek, zoals in de meeste zure bosbodems, grotendeels beschikbaar te zijn in de vorm van ammonium. De beschikbaarheid van ammonium blijkt inderdaad hoger te zijn bij een hogere ph (zie figuur 3). Ook is er een duidelijk verband met de hoeveelheid humus. Meer humeuze bodems bevatten meer ammonium en vertonen bovendien de sterkste 2000 stijging van de ammoniumconcentraties wanneer de ph stijgt. De ammoniumconcentratie loopt op tot boven de 0,5 millimol/kg droge bodem, een waarde die vooral voorkomt bij tamelijk voedselrijke bodems. De grotere beschikbaarheid van ammonium loopt opvallend gelijk op met een grotere beschikbaarheid van calcium (zie figuur 4). Zowel in sterk humeuze bodem als vlak 1500 1000 500 0 Humus Zand 0-5 cm Zand 5-15 bij het fietspad zijn de calcium- Zuurgraad (ph) Olsen-P (micromol/kg DW) 3,00 4,00 5,00 6,00 7,00 8,00 900 Figuur 3: Correlatie tussen de zuurgraad en de beschikbaarheid van fosfaat (Olsen-P) en ammonium in de bodem. In de grafieken is onderscheid gemaakt tussen de humuslaag (zwarte vierkanten), de zandbodem op 0-5 cm (open driehoeken) en de zandbodem op 5-15 cm diepte (open vierkanten). Ammonium (micromol/kg DW) 600 300 0 3,00 4,00 5,00 6,00 7,00 8,00 Zuurgraad (ph) 13 Terschelling.indd 13 2-11-200 21:4:54

900 Ammonium (micromol/kg dw 600 300 Humus bos Humus pad Zand bos 0 Zand pad 0 10000 20000 30000 40000 Calcium (micromol/kg dw) Figuur 4: Correlatie tussen de hoeveelheid met zout extraheerbaar calcium en de hoeveelheid ammonium in de bodems langs de fietspaden. en ammoniumconcentraties hoger. De beschikbaarheid van fosfaat loopt niet op wanneer de bodem minder zuur wordt (zie figuur 3). De beschikbaarheid lijkt zelfs licht te dalen, maar dit is deels schijn. Enkele fosfaatrijke bodems zijn namelijk de humuslagen in het bos. Omdat de getallen uitgedrukt zijn per kilogram droge bodem komen deze hier erg hoog uit; er gaat immers heel veel droge humus in een kilo. Niettemin is het opmerkelijk dat de fosfaatbeschikbaarheid eerder daalt dan stijgt met toenemende ph. De fosfaatbeschikbaarheid blijft ook in de humus laag en is kenmerkend voor voedselarme bodems. De bosbodems van Terschelling zijn dus tamelijk arm aan stikstof en arm aan fosfaat. Langs de schelpenpaden is de bodem iets stikstofrijker, maar zeker niet rijker aan fosfaat. Organisch stofgehalte Om na te kunnen gaan of de verhoogde concentraties stikstof afkomstig zijn uit de afbraak van organisch materiaal zou je moeten weten of de dikte van de humuslaag afneemt en of het percentage organisch materiaal afneemt. De dikte van de humuslaag is helaas niet gemeten. Maar uit de metingen aan het organisch stofgehalte komt wel duidelijk naar voren dat dit afneemt in de richting van het pad (zie figuur 5). Langs de schelpenpaden daalt het percentage organisch materiaal van 40 naar 20, respectievelijk van 20 naar 10%. Langs de asfaltpaden vindt op beide locaties een daling plaats van 40 naar 10%. Het lijkt er dus op dat 50 75% van het organisch materiaal is verteerd. Interessant is in dit verband dat elke herfst de fietspaden worden schoongeveegd, waarbij de bladeren juist in de zone tot een meter naast het fietspad terecht komen. Waarschijnlijk komt hier dus juist meer organisch materiaal terecht en is het percentage materiaal dat snel afgebroken wordt nog groter. Discussie Wat kunnen we nu met al deze waarnemingen? Allereerst blijkt onze aanname dat de Terschellingse bossen zuur zijn een halve waarheid. Ze zijn wel zuur, maar de basenverzadiging van de bodem is opvallend veel hoger dan in de (eveneens zure) Veluwse bossen. De basenverzadiging is eerder kenmerkend voor die van zwak zure bodem. Dit zou een goede verklaring Organisch stof (% drooggewicht) 50 40 30 20 10 0 0,5 1 3 Afstand tot pad (meter) Figuur 5: Percentage organisch materiaal in de humeuze toplaag van de bodem. Zwarte vierkanten: schelpenpad (2 locaties). Open vierkanten: asfaltpad (2 locaties). 14 Terschelling.indd 14 2-11-200 21:4:55

kunnen zijn voor het voorkomen in het bos van allerlei soorten die op het vasteland zeldzaam zijn. Bijvoorbeeld Cortinarius semisanguineus (Pagemantel), Suillus variegatus (Fijnschubbige boleet; zie Foto 6) en Tricholoma spp. (Ridderzwammen). En trouwens ook van plantensoorten als Goodyera repens (Dennenorchis) en Listera cordata (Kleine keveror6 chis). De zuurgradiënt langs de fietspaden loopt dus niet Foto 6: Suillus variegatus (Fijnschubbige boleet). (Foto: van zuur naar kalkhoudend, Peter Klok) maar eerder van zwak zuur naar kalkhoudend. Net als in het open duin blijkt er dus ook in de bossen na verloop van tijd een zuurgradiënt te ontstaan langs de fietspaden. Deze blijft op de meeste plekken beperkt tot ruim een meter ter weerszijden van het pad. De grotere kalkinvloed heeft tegengestelde effecten op de twee voornaamste voedingsstoffen: stikstof en fosfor. De hoeveelheid stikstof (ammonium) is hoger in de kalkhoudende randen langs het pad. Hiervoor zijn drie voor de hand liggende verklaringen. Ten eerste wordt de afbraak van humus versneld door de minder zure omstandigheden en mogelijk ook door de betreding, waardoor stikstof verplaatst wordt van de humus naar de bovenste bodemlaag. Ten tweede wordt in de herfst de humus van het pad in de randen geveegd, waarmee dus voedingsstoffen worden aangevoerd. Ten derde spoelt er uit het fietspad ook een vrij grote hoeveelheid klei uit, waaraan waarschijnlijk veel ammonium gebonden zit. Figuur 4 laat zien dat er een zeer sterke correlatie is tussen het aantal bindingsplaatsen voor kationen in de bodem, waarvan calcium de belangrijkste is, en de hoeveelheid ammonium die aan deze plaatsen is gebonden. De hogere ammoniumbeschikbaarheid langs de paden lijkt dus mede een gevolg van een toegenomen bindingscapaciteit van de bodem voor kationen. Met name kleideeltjes en humusdeeltjes hebben een hoge bindingscapaciteit. Ook de fosfaatbeschikbaarheid zou vanwege de hiervoor genoemde redenen moeten toenemen, maar deze neemt juist af. Zeer waarschijnlijk bindt het fosfaat aan het aangevoerde calcium en het carbonaat. De samenstelling van de vegetatie is duidelijk anders langs de fietspaden. Zuurtolerante soorten, zoals Carex arenaria (Zandzegge) en Hypnum cupressiforme s.l. (Gewoon klauwtjesmos), maken plaats voor algemene soorten van niet zure bodems: Agrostis stolonifera (Fioringras), Barbula spp. (Smaragdsteeltjes) en Prunella vulgaris (Brunel). Behalve de verandering in zuurgraad kan hier ook de betreding een rol in spelen. Plaatselijk zijn er ook soorten aanwezig van gebufferde en voedselarme bodem, zowel voor planten als paddenstoelen een zeer bijzonder milieu. Dit zijn bijvoorbeeld Epipactis helleborine (Brede wespenorchis), Hieracium pilosella (Muizenoor) en Pyrola rotundifolia (Rondbladig wintergroen). En de paddenstoelen? Deze lijken eenzelfde reactie te vertonen als de hogere planten. 15 Terschelling.indd 15 2-11-200 21:4 :5

Meest in het oog springend is een verschuiving van zuurtolerante soorten als Boletus badius (Kastanjeboleet) en Galerina spp. (Mosklokjes) naar alledaagse, maar zuurgevoelige soorten als Helvella crispa (Witte kluifzwam) en Peziza michelii (Zwavelmelkbekerzwam). Maar er zijn ook zuurgevoelige soorten van voedselarme bodem te vinden langs de fietspaden. Buiten het bos zijn dat bijvoorbeeld Entoloma serrulatum (Zwartsneesatijnzwam), Hygrocybe conica (Zwartwordende wasplaat) en Tulostoma brumale (Gesteelde stuifbal). In het bos valt vooral Lactarius deliciosus (Smakelijke melkzwam) op. En de vondst van Cortinarius croceocaeruleus (Paarse galgordijnzwam) vlakbij een proeflocatie doet vermoeden dat er in de herfst nog meer bijzonderheden van kalkhoudende, voedselarme bodem te vinden moeten zijn! Conclusie Schelpenpaden door bossen op zandgrond hebben door het hele land een verrijkende invloed op de paddenstoelenflora. De metingen op Terschelling werpen enig licht op de mechanismen hierachter. De verrijking is waarschijnlijk deels gebaseerd op een verarming, namelijk het vastleggen van fosfaat door de uitgespoelde kalk. Aan de andere kant vindt er wel enige verrijking met stikstof plaats, maar daarvoor zijn meerdere mogelijke oorzaken. Misschien groeien de bijzondere paddenstoelen van kalkhoudende, voedselarme bodem vooral op plaatsen waar zich weinig strooisel heeft opgehoopt en waar dus ook weinig stikstof vrijkomt uit afbraak. Meldingen van bijzondere paddenstoelen langs schelpenpaden door het hele land en de metingen op Terschelling laten zien dat hier een potentieel zeer interessant paddenstoelenbiotoop aanwezig is. De op Terschelling geconstateerde praktijk van het wegvegen van gevallen blad tot precies in de meest veelbelovende randen verdient onzes inziens heroverweging. Met een relatief kleine aanpassing in het beheer zouden er wel eens heel mooie dingen kunnen gebeuren voor bospaddenstoelen van kalkhoudende, voedselarme bodem. Dit laatste geldt wellicht ook voor het bekalken van sterk verzuurde bossen na verwijderen van de strooisellaag, een herstelpraktijk die momenteel onderzocht wordt. Literatuur Bas, C. et al., 1988-2005. Flora Agaricina Neerlandica, vol 1-6. Boertmann, D. 1995. The genus Hygrocybe. Danish Mycological Society. Dam, N. & Kuyper, T. & Dam, M. 2006. Basisboek Paddenstoelen. KNNV uitgeverij, Utrecht. Gerhardt, E. 2006. De grote Paddenstoelengids voor onderweg. Tirion B.V., Baarn. Hansen, L. & Knudsen, H. (eds). 1992. Nordic Macromycetes, Vol. 2,. Nordsvamp, Copenhagen. Heilmann-Clausen, J. & Verbeken, A. & Vesterholt, J. 1998. The genus Lactarius. Danish Mycological Society. Horak, E. 2005. Röhrlinge und Blätterpilze in Europa. Elsevier GmbH, München. Phillips, R. 2000. Paddenstoelen van West-Europa. Spectrum, Utrecht. Vermeulen, H. 1999. Paddenstoelen, Schimmels en Slijmzwammen van Vlaanderen, determinatiesleutels aan de hand van veldkenmerken. De Wielewaal, Turnhout. Vesterholt, J. 2005. The genus Hebeloma. Danish Mycological Society. 16 Terschelling.indd 16 2-11-200 21:4:5

Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Schelp Asfalt Zand Waarschijnlijk zuurgevoelig Inocybe geophylla Witte satijnvezelkop 2 Inocybe whitei Blozende dennenvezelkop 2 Lactarius torminosus Baardige melkzwam 1 Mycena clavicularis Palingsteelmycena 3 Peziza michelii Zwavelmelkbekerzwam 6 Russula drimeia Duivelsbroodrussula 5 Suillus luteus Bruine ringboleet 5 Suillus variegatus Fijnschubbige boleet 4 Overig Amanita pantherina Panteramaniet 6 Baeospora myosura Muizestaartzwam 5 Boletus edulis Gewoon eekhoorntjesbrood 6 Coprinus micaceus Gewone glimmerinktzwam 2 Galerina vittaeformis Barnsteenmosklokje 1,2 3,4 Gymnopilus sapineus Dennenvlamhoed 3 Heterobasidion annosum Dennenmoorder 1 Laccaria amethystina Amethystzwam 2 4 Laccaria laccata Gewone fopzwam 4 Lactarius necator Zwartgroene melkzwam 1 Lactarius quietus Kaneelkleurige melkzwam 1,2 6 4 Lactarius rufus Rossige melkzwam 3 Lactarius theiogalus Rimpelende melkzwam 1,2 Lycoperdon perlatum Parelstuifzwam 5,6 Marasmius androsaceus Paardenhaartaailing 2 Paxillus involutus Gewone krulzoom 1 5,6 Rickenella fibula Oranjegeel trechtertje 3,4 Russula cyanoxantha Regenboogrussula 1 Russula fragilis Broze russula 1 Scleroderma citrinum Gele aardappelbovist 5 Tabel 1. Overzicht van de tijdens het onderzoek op de verschillende locaties aangetroffen paddenstoelen. Aangegeven is langs welk type pad de paddenstoelen gevonden zijn en op welke locatie(s); de afstand tot het pad is niet genoteerd. 17 Terschelling.indd 1 2-11-200 21:4:5