Mbo-scholen gemiddeld genomen financieel gezond. Inzichten uit de financiële benchmark MBO. Sectorresultaten verslagjaar 2014

Vergelijkbare documenten
Financiële positie MBO-scholen: Sector laat stabiel beeld zien. Inzichten uit de financiële benchmark MBO. Sectorresultaten verslagjaar 2016

Financiële positie MBO-scholen: sector financieel gezond, maar beeld per school verschilt

Financiële positie MBO-scholen: tijdig inspelen op nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk

ROC Albeda College ten opzichte van sectorgemiddelden

ROC Albeda College ten opzichte van de sector

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Mijn resultaat medewerkerstevredenheid ten opzichte van sectorgemiddelden

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Vierde benchmark middelbaar beroepsonderwijs. Financiële prestaties MBO-instellingen voor het vierde achtereenvolgende jaar gebenchmarkt

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Jaarlijkse urenomvang van het beweeg- en sportaanbod per mbo-instelling

Inzichten uit de financiële benchmark MBO

Studenttevredenheid grote/kleine scholen

ROC Alfa College ten opzichte van sectorgemiddelden

Sector Handel en ondernemerschap

Duurzaam Middelbaar Beroepsonderwijs. Rob de Vrind Duurzaamheidscoördinator Koning Willem I College en voorzitter van DMBO (

Hoe scoren onderwijsinstellingen op Twitter?

ONDERZOEKSBERICHT. Mbo-studenten in Kenteq-kwalificaties (globale analyse)

ONDERZOEKSBERICHT. Mbo-studenten in Kenteq-kwalificaties (globale analyse)

Aanval op schooluitval

DOELMATIGHEIDS-ATLAS. Doelmatig opleiden in de Motorvoertuigen- en Tweewielerbranche 2015

Resultaten steekproef themaonderzoek onderwijstijd 2011 Instelling Opleiding oordeel eindoordeel na verbetering Albeda College ICT medewerker

CMHF is een van die Centrales en deze vertegenwoordigt de FvOv-verenigingen in het IGO.

Voortijdige schoolverlaters MBO

Ontwikkeling aantal leerlingen Reclame, Presentatie en Communicatie 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1

Leerlingcijfers 2014/2015

Overzicht examenresultaten per onderwijsinstelling van 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015

Voortijdige schoolverlaters MBO

INSTELLINGEN BVE GEPROFILEERD

Overzicht examenresultaten per onderwijsinstelling van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013

Voortijdige schoolverlaters MBO

Ontwikkeling aantal leerlingen en gediplomeerden Reclame, Presentatie en Communicatie 2014 RECLAME, PRESENTATIE EN COMMUNICATIE

Doorstroom naar het mbo in de regio Haaglanden

SCHOOLVERLATERSONDERZOEK Onderzoek onder studenten die uw instelling in schooljaar 2013/2014 met een diploma hebben verlaten

Leerlingaantallen. Studiejaar

Voortijdige schoolverlaters MBO

Voortijdige schoolverlaters MBO

Voortijdige schoolverlaters MBO

Voortijdige schoolverlaters MBO

Voortijdige schoolverlaters MBO

Omgaan met krimp in het mbo

RECLAME, PRESENTATIE EN COMMUNICATIE. Gediplomeerden 2013/2014. Sector Reclame Presentatie en Communicatie. Datum: maart 2015 Auteur: Savantis

Opleidingen hout en meubel Een selectie van data van DUO

Overzicht examenresultaten per onderwijsinstelling van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012

Voortijdige schoolverlaters MBO

MBO Veldtest handleiding aanvraag TBG-i op DUO.nl. Inhoud. DUO Versie oktober 2016

Schoolverlatersonderzoek MBO. Onderzoek onder studenten die uw instelling in schooljaar 2014/2015 met een diploma hebben verlaten.

Verantwoording Beschrijvingen van Examentaken en Scan Examentaken

Positionering informatiebeveiliging en privacy (enquête)

MBO Veldtest handleiding aanvraag TBG-i op DUO.nl. Inhoud. DUO Versie november 2016

SCHOONMAAK EN GLAZENWASSEN. Leerlingcijfers. Sector Schoonmaak en Glazenwassen. Datum: 16 februari 2015 Auteur: Savantis

Statistisch jaaroverzicht Schoonmaak en Glazenwassen 2011/2012

Hoe scoren onderwijsinstellingen op Twitter?

Financiën (VO) RSG Magister Alvinus

Patronen van bekostigd volwassenenonderwijs. Volwassen deelnemers in het middelbaar beroepsonderwijs van 2005/2006 tot en met 2011/2012

Leerlingcijfers 2014/2015

JAARREKENINGEN 2012 VAN INSTELLINGEN VOOR FUNDEREND ONDERWIJS. FINANCIEEL BEELD PER SECTOR Versie 1.0 definitief

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers.

TIEN PUNTEN VOOR GOED MBO.

Verschillen in het MBO

RAPPORT FINANCIEEL CONTINUÏTEITSTOEZICHT

Onderstaand treft u de balans aan per 31 december Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans.

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014

Hoe scoren onderwijsinstellingen op social? Onderzoek naar het gebruik van Twitter onder MBO-, HBO- en WO-instellingen.

A fbouw. Ontwikkeling aantal leerlingen Afbouw 2013/2014 Statistisch jaaroverzicht deel 1. Datum: januari 2014 Auteur: Sanne Saalbrink

Inventarisatie derivaten (actualisatie) bij onderwijsinstellingen in het mbo

Instroom onderwijs Oost-Nederland, mbo en hbo

Impressie ICT Benchmark GGZ 2012 Inzicht in prestaties door benchmarking van ICT-kosten met andere GGZ-instellingen

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers.

Selectielijst voor onderwijsinstellingen in het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO)

Uitslag Enquête Kwalificatiedossiers, Keuzedelen en Examinering mbo

Statistisch jaaroverzicht Reclame, Presentatie en Communicatie 2011/2012

Schoolverlatersonderzoek MBO Hoe vergaat het uw oud-studenten?

JAARREKENINGEN 2010 VAN INSTELLINGEN VOOR FUNDEREND ONDERWIJS FINANCIEEL BEELD PER SECTOR

RAPPORT FINANCIEEL CONTINUÏTEITSTOEZICHT

Servicedocument. Voor het opnemen van een continuïteitsparagraaf in het. Geïntegreerd Jaardocument 2013 en verder

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Instroom onderwijs 2011 Oost-Nederland, MBO en HBO

Jaarverslag Oktober 2014

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers

Schoolverlatersonderzoek MBO Inzicht in uw extern rendement

Impressie ICT Benchmark BVE 2010 Vergelijken en leren door benchmarking van ICT-kosten

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers.

IMPRESSIE BMT Inzicht door benchmarking van kosten en kwaliteit van medische technologie

MEER MEISJES IN MBO TECHNIEK MONITOR

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers.

Inzicht in prestaties door benchmarking van ICT-kosten BENCHMARK BVE Sparrenheuvel 32, 3708 JE Zeist (030) info@mxi.nl

Middelbaar beroepsonderwijs regio Arnhem

Impressie Benchmark Medische Technologie 2013

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant

IMPRESSIE ICT BENCHMARK GEMEENTEN 2011

RMC Factsheet. RMC Regio 30 Zuid-Holland-Zuid

Bijlage. Nieuwe voortijdig schoolverlaters. VSV-brief Convenantjaar Voorlopige cijfers.

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant

Definitie: Eigen vermogen gedeeld door het vreemde vermogen.

Transcriptie:

Mbo-scholen gemiddeld genomen financieel gezond Inzichten uit de financiële benchmark MBO Sectorresultaten verslagjaar 2014 December 2015

Inhoud Vooraf 5 Samenvatting 6 Financiële kengetallen sector Rentabiliteit gedaald van 2,3% naar 1,1% onder invloed van ROC Leiden 8 Scholen met meerjarig negatief rendement: signaal voor de sector 9 Solvabiliteit gemiddeld voldoende voor opvangen tegenslagen 10 Liquiditeit blijft op orde 11 Nadere analyse financiële kengetallen Combinatie van financiële kengetallen biedt genuanceerder inzicht 13 Rentabiliteit varieert per type school 14 Financiële prestaties lopen per grootteklasse sterk uiteen 15 Kosten en baten Aantal gewogen studenten stijgt 17 Daling totale baten door wegvallen contractactiviteiten 18 Sector zet in op versterken primaire proces 19 Kostenstructuur blijft stabiel 20 Salariskosten per fte zeer licht gestegen 21 Huisvestingskosten per m 2 stabiel gebleven 22 ICT-kosten ongewijzigd gebleven 24 Bijlagen Bijlage A: Begripsomschrijvingen en aantal deelnemers aan financiële benchmark 26 Bijlage B: Onderzoeksverantwoording 27 Bijlage C: Financiële positionering mbo-scholen 28 3

4

Vooraf Dit jaar heeft de MBO Raad voor de tiende keer de financiële benchmark uitgevoerd. Ieder jaar opnieuw biedt de financiële benchmark de individuele scholen inzicht in hun financiële kengetallen ten opzichte van andere benchmarkdeelnemers. En ook ieder jaar opnieuw creëert de financiële benchmark inzicht op sectorniveau. In die tien jaar is de financiële benchmark uitgegroeid tot een begrip. Bijna alle mbo-scholen nemen jaarlijks aan de benchmark deel en stakeholders als het ministerie van OCW en de Onderwijsinspectie zien de uitkomsten als feiten die niet ter discussie staan. De MBO Raad presenteert de benchmarkuitkomsten elk jaar aan de vaste kamercommissie voor OCW. De financiële benchmark is een van de bouwstenen van de Benchmark middelbaar beroepsonderwijs. Met deze brede benchmark laat de sector zien hoe de mbo-scholen hun budget besteden (financiële prestaties), hoeveel studenten het mbo gediplomeerd verlaten (studiesucces), wat de studenten vinden van het onderwijs (deelnemersoordeel) en hoe werknemers over hun werkgever denken (medewerkerstevredenheid). De resultaten van de verschillende bouwstenen stellen de scholen in staat zich met andere scholen te vergelijken en zich te verbeteren. Meer informatie vindt u op www.mboraad.nl. MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 5

Samenvatting Uit de analyses van de financiële benchmark in het mbo blijkt dat de mbo-scholen gemiddeld genomen financieel gezond zijn. Dat is ook nodig, want de komende jaren zullen overheidsmaatregelen leiden tot dalende inkomsten. De uitdagingen waarvoor de scholen staan, blijven onverminderd groot. Onder meer door de invoering van de acties uit het plan Focus op Vakmanschap, waaronder intensivering van het onderwijs en het verkorten van de opleidingsduur. Het Actieplan is gericht op verhoging van de kwaliteit van het mbo, vereenvoudiging van het mbo als stelsel en het op orde brengen van besturing en bedrijfsvoering. Het motto daarbij is: de basiskwaliteit op orde en de lat omhoog 1. De sector komt in 2014 uit op een positief financieel resultaat van gemiddeld 1,1%. Dat is inclusief het fors negatieve resultaat van ROC Leiden, -70,3%. Zonder ROC Leiden zou de rentabiliteit van de scholen in 2014 uitkomen op 2,3% en daarmee gelijk zijn aan 2013. In 2014 hebben 11 scholen (17,7%) verlies gemaakt. Vijf daarvan hebben twee of meer jaar achtereen verlies gemaakt. De gemiddelde solvabiliteit (mogelijkheid te voldoen aan langetermijnverplichtingen) is gestegen van 51,5% naar 52,5%. Dat betekent een solvabiliteit die gemiddeld genomen voldoende hoog is om tegenslagen op te vangen. De scholen hebben hun huisvestigingslasten per vierkante meter iets omlaag gebracht, van gemiddeld 120 naar 119. Ook de totale huisvestingskosten zijn gedaald. Scholen investeren in ICT ten behoeve van het onderwijs, de ondersteunende processen en beveiliging. In 2014 lagen de kosten voor de ICT-voorzieningen gemiddeld op 5,3% van de totale kosten in het mbo; in 2013 was dat 5,6%. Het aantal studenten in absolute zin daalt, vooral in krimpregio s. Maar het aantal studenten dat een voltijdsopleiding volgt, neemt toe. Omdat deze studenten in de bekostiging zwaarder meetellen dan deeltijdstudenten, zien we een stijging van het aantal gewogen studenten, dat dient als basis voor de bekostiging. Het aantal studenten per fte onderwijzend personeel is op het eerste gezicht iets groter geworden, maar dit is het effect van een nieuwe berekeningswijze die het ministerie heeft ingevoerd. De weging van de BBL-deelnemers is met ingang van 2014 in de MBO-benchmark aangepast van factor 0,35 naar factor 0,5 ten opzichte van de ongewijzigde weging van 1,0 voor een BOL-deelnemer. De gemiddelde liquiditeit (mogelijkheid te voldoen aan kortetermijnverplichtingen) blijft ten opzichte van 2013 gelijk: een gezonde 1,4. De sector besteedt opnieuw meer middelen aan het primair proces. De kosten voor het onderwijzend en direct onderwijsondersteunend personeel zijn 2,1% hoger dan in 2013; de kosten voor het indirect onderwijsondersteunend personeel en directie/management daarentegen zijn gelijk gebleven. Tabel 1: Samenvatting kengetallen Kengetal 2013 2014 Mutatie Rentabiliteit 2,3% 1,1% -1,2% Aantal scholen met negatief rendement 12 11-1 Solvabiliteit 51,5% 52,5% 0,9% Liquiditeit 1,4 1,4 Aandeel onderwijzend plus direct onderwijsondersteunend personeel in personeelslasten 82,3% 82,6% 0,4% Aantal studenten absoluut 495.215 479.857-3,1% Aantal studenten gewogen voor leerweg 413.090 428.056 3,6% Aantal gewogen studenten per fte onderwijzend personeel 16,2 16,5 0,3 2 Bron: Benchmark MBO 2013 en 2014 1 Bron: http://www.mboraad.nl/?dossier/166312/focus+op+vakmanschap.aspx 2 Het verschil is grotendeels het gevolg van de in 2014 aangepaste weging 6

Financiële kengetallen sector Rentabiliteit: van 2,3% naar 1,1% Solvabiliteit: van 51,5% naar 52,5% Liquiditeit: stabiel op 1,4 Vijf scholen met meerjarig negatief resultaat

Rentabiliteit gedaald van 2,3% naar 1,1% onder invloed van ROC Leiden Onder rentabiliteit wordt in deze benchmark verstaan: het resultaat ten opzichte van de totale baten. De rentabiliteit in 2014 is gemiddeld 1,1%. Als het resultaat van ROC Leiden niet wordt meegerekend, zou het 2,3% zijn. Dat is exact gelijk aan de rentabiliteit als in 2013. Daarbij hoort wel de opmerking dat het resultaat in 2013 te danken was aan extra middelen die in december van dat jaar beschikbaar kwamen in het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA); zonder die extra middelen zou het resultaat in 2013 0,5% lager geweest zijn. Voor 2015 tot en met 2017 worden resultaten begroot van respectievelijk 1,8%, 1,4% en 1,7%. In 2014 heeft 77% van de scholen een hoger resultaat gerealiseerd dan begroot. Bij een derde van deze scholen was het verschil 2,5 procentpunt of meer. Het resultaat komt de komende jaren onder druk te staan doordat scholen investeren in intensivering van het onderwijs. Daarnaast vraagt de verkorting van de studieduur om passende personele maatregelen en zal het aantal studenten de komende jaren afnemen. De opgave is om de formatie kwantitatief en kwalitatief gelijke tred te laten houden met de ontwikkelingen: per saldo zal voor veel scholen een formatiereductie of -flexibilisering aan de orde zijn, met mogelijke reorganisatiekosten en dus een negatief effect op het resultaat als gevolg. Daardoor kan spanning ontstaan tussen de begroting en de daadwerkelijke realisatie. In figuur 2 is de rentabiliteit van alle scholen weergegeven. Het resultaat van ROC Leiden springt er in negatieve zin uit. Voor het overige varieert de rentabiliteit tussen -5,6% en +11,4%. Vorig jaar was dat -17,1% en +14,8%. De verschillen tussen de scholen nemen dus af. Figuur 1: Ontwikkeling rentabiliteit 2010 2014 en begrote rentabiliteit 2015 2017 3% 2% 1% 0% 1,0% Rentabiliteit 0,2% 0,4% Figuur 2: Rentabiliteit per school 2014 20% 10% 0% -10% 2010 2011 n=61 2012 n=60 2,3% 0,5% 2013 n=63 Begroting/raming 1,1% 0,6% 2014 1,8% 2015 Aandeel NOA Tabel 2: Verschil gerealiseerde en begrote rentabiliteit 2014 Aantal scholen 2014 1,4% 2016 1,7% 2017 Percentage scholen Meer dan 5 procentpunt hoger dan begroot 3 4,8% 2,5 tot 5 procentpunt hoger dan begroot 17 27,4% 1 tot 2,5 procentpunt hoger dan begroot 14 22,6% 0 tot 1 procentpunt hoger dan begroot 14 22,6% 0 tot 1 procentpunt lager dan begroot 1 1,6% 1 tot 2,5 procentpunt lager dan begroot 9 14,5% 2,5 tot 5 procentpunt lager dan begroot 3 4,8% Meer dan 5 procentpunt lager dan begroot 1 1,6% Bron: Benchmark MBO 2014 62 100% -70% -20% ROC AOC Vakschool Gemiddelde 2014: 1,1% Bron: Benchmark MBO 2014 8

Scholen met meerjarig negatief rendement: signaal voor de sector Elf mbo-scholen leden in 2014 verlies, dat is 17,7% (in 2013: 19,0%). Gemiddeld was het resultaat van deze elf scholen -8,3%, maar dat zou zonder ROC Leiden -2,1% geweest zijn en dat is een verbetering ten opzichte van 2013, toen het gemiddelde -3,9% bedroeg. Tabel 3: Negatieve rentabiliteit 2010 2014 Jaar Scholen met negatieve rentabiliteit Totaal aantal Aantal scholen Gemiddelde rentabiliteit Percentage scholen scholen 2014 11-8,3% 17,7% 62 2013 12-3,9% 19,0% 63 2012 21-4,1% 35,0% 60 2011 22-4,3% 36,1% 61 2010 19-2,7%- 30,6% 62 In totaal zijn er vijf scholen met een meerjarig negatief resultaat: één school maakt nu twee jaar achtereen verlies, twee scholen drie jaar, één school vier jaar en één school acht jaar. Een (meerjarig) negatief resultaat hoeft overigens niet direct een probleem te zijn, als de financiële positie van de school voldoende stevig is. Tabel 4: Meerjarige negatieve rentabiliteit 2007 2014 Jaar Scholen met meerjarige negatieve rentabiliteit Totaal aantal Aantal scholen Gemiddelde rentabiliteit Percentage scholen scholen 2013 en 2014 5-3,8% 8,1% 62 2012 t/m2014 4-3,8% 6,8% 59 2011 t/m 2014 2-3,2% 3,4% 59 2007 t/m 2014 1-4,4% 1,9% 54 Bron: Benchmark MBO 2007 2014 Uitgedrukt in euro s bedraagt het resultaat van de sector over 2014 27,3 miljoen. Het is opgebouwd uit 91,4 miljoen positief resultaat en 64,1 miljoen negatief resultaat. Tabel 5: Opbouw resultaat 2014 Resultaat 2014 Totaal aantal scholen Totale resultaat 27,3 62 Resultaat positief 91,4 51 Resultaat negatief - 64,1 11 Bron: Benchmark MBO 2014 Het totale sectorresultaat van 27,3 miljoen is (vooral door ROC Leiden) lager dan dat van 2013 ( 96,2 miljoen). Dat resultaat in 2013 werd echter veroorzaakt door het feit dat de extra middelen in december 2013 beschikbaar kwamen. Daardoor hebben de scholen de financiële middelen niet meer in 2013 kunnen besteden en opgenomen in het resultaat. In 2014 is het tot besteding gekomen. Tabel 6: Omvang sectorresultaat 2010 2014 Jaar Totale omvang resultaat (in miljoenen euro s) Totaal aantal scholen 2014 27,3 62 2013 96,2 63 2012 6,8 60 2011-37,7 61 2010 21,9 62 MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 9

Solvabiliteit gemiddeld voldoende voor opvangen tegenslagen Onder solvabiliteit wordt in de benchmark verstaan: het eigen vermogen exclusief voorzieningen ten opzichte van het totale vermogen. De solvabiliteit vertoont al enkele jaren een licht stijgende lijn. In 2014 bedraagt de solvabiliteit 52,5%, tegen 51,5% in 2013. De sector is met deze solvabiliteit in staat om tegenslagen op te vangen. Figuur 3: Ontwikkeling solvabiliteit 2010 2014 60% 50% 49,6% 50,8% 48,8% 40% 30% 51,5% 52,5% 20% 10% 0% 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 Solvabiliteit Er is één school met een negatieve solvabiliteit: ROC Leiden. Daarnaast is er één school die met een solvabiliteit van 18,8% niet kan voldoen aan de minimumeis die banken gewoonlijk stellen bij het verstrekken van leningen. De hoogste solvabiliteit is 89,6%. Figuur 4: Solvabiliteit per mbo-school 2014 100% 80% 60% 40% 20% 0% -20% -40% ROC AOC Vakschool Gemiddelde 2014: 52,5% Bron: Benchmark MBO 2014 De verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de sector is al enige jaren nagenoeg stabiel. Het eigen vermogen is in 2014 iets afgenomen. Het vreemd vermogen is door aflossing van leningen in omvang eveneens iets afgenomen, en wel van 1,19 miljard naar 1,11 miljard. De liquiditeit in de sector zou het toelaten om nog meer vreemd vermogen af te lossen, maar aflossing kan gepaard gaan met door de bank opgelegde boetes die hoger zijn dan de te verwachten besparing Figuur 5: Ontwikkeling vreemd vermogen 2010 2014 in miljoenen euro s 1.200 1.190 1.190 1.150 1.000 1.078 800 600 400 200 1.109-2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 Vreemd vermogen 10

Liquiditeit blijft op orde De liquiditeit is de mate waarin de mboscholen aan hun verplichtingen op korte termijn kunnen voldoen (vlottende activa gedeeld door kortlopende schulden). In 2014 is de liquiditeit net als in 2013 1,44. Daarmee zijn de scholen gemiddeld goed in staat om aan hun kortlopende verplichtingen te voldoen. In 2013 werd de stijging ten opzichte van 2012 veroorzaakt door het laat beschikbaar komen van de extra middelen. De scholen konden deze in 2013 niet meer inzetten. Figuur 6: Ontwikkeling liquiditeit 2010 2014 1,6 1,4 1,2 1,2 1,3 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 1,4 1,4 0 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 Liquiditeit Een liquiditeit van minder dan 1 is mogelijk als de school scherp stuurt op de liquide middelen. Banken hanteren echter voor het verstrekken van leningen wel een minimum, namelijk 0,7. In 2014 zijn er vijftien scholen met een liquiditeit van minder dan 0,7. Figuur 7: Liquiditeit per mbo-school 2014 6 5 4 3 2 1 0 ROC AOC Vakschool Gemiddelde 2014: 1,4% Bron: Benchmark MBO 2014 MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 11

Nadere analyse financiële kengetallen 42 scholen vanuit meerdere perspectieven financieel gezond 2 scholen in de gevarenzone Rentabiliteit daalt vooral bij grote scholen

Combinatie van financiële kengetallen biedt genuanceerder inzicht Tot nu toe hebben we in dit rapport de financiële kengetallen elk afzonderlijk gepresenteerd. Maar om de financiële duurzaamheid goed te kunnen overzien, is het zinvol om de kengetallen te combineren. Welke scholen verkeren in de gevarenzone voor zowel rentabiliteit, solvabiliteit als liquiditeit en welke scholen juist niet? We hebben conform vorige benchmarks deze berekeningen uitgevoerd met de signaleringsgrenzen die het ministerie van OCW hanteert: een rentabiliteit van minimaal 0% gemiddeld over de afgelopen drie jaar; een solvabiliteit inclusief voorzieningen tussen de 30% en 60%; een liquiditeit van minimaal 0,5. De scholen in het kwadrant rechtsboven zijn vanuit de drie perspectieven rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit financieel gezond. De scholen linksonder die bovendien rood gekleurd zijn, verkeren in de gevarenzone. In 2014 zijn er 42 financieel gezonde scholen. 39 van deze scholen waren ook in 2013 financieel gezond en 33 ook in 2012. Dit zijn de scholen die we duurzaam financieel gezond zouden kunnen noemen. Vakscholen en kleinere scholen zijn in deze groep oververtegenwoordigd. Twee scholen voldoen in 2014 aan geen van de drie eisen. Deze verkeren in de gevarenzone. Eén van deze twee voldeed ook in 2013 niet aan de eisen. In de figuur hieronder ziet u het resultaat van de berekening. Elke bol stelt een mbo-school voor. In de figuur zijn de grenzen voor de rentabiliteit en liquiditeit ingetekend. De scholen beneden de horizontale grens hebben een negatieve rentabiliteit, de scholen links van de verticale grens een liquiditeit van minder dan 0,5. De omvang van de bol geeft de omvang van de solvabiliteit weer. Scholen met een solvabiliteit boven de 60% zijn grijs gekleurd, scholen met een solvabiliteit beneden de 30% rood en scholen met een solvabiliteit binnen deze grenzen groen. Figuur 8: Financiële positionering mbo-scholen 2014 met signaleringsgrenzen OCW 15% 10% 5% Gemiddelde rentabiliteit 2012-2014 25%- 0% 5%- 10%- 15%- 20%- Solvabiliteit inclusief voorzieningen > 60% 30% - 60% < 30% 30%- 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 Liquiditeit 2014 Bron: Benchmark MBO 2012-2014 MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 13

Rentabiliteit varieert per type school De gemiddelde rentabiliteit van 1,1% in 2014 loopt sterk uiteen per type school, meer dan in de jaren daarvoor. De gedaalde gemiddelde rentabiliteit van ROC s is nagenoeg geheel toe te schrijven aan ROC Leiden. Ook de rentabiliteit van AOC s is echter gedaald: van 2,5% naar 1,1%. Dat is nog wel steeds boven het niveau van 2010-2012. Het meest opvallende in 2014 is de stijging van de rentabiliteit van de vakscholen: van 0,9% naar 5,3%. Weliswaar was in 2013 de 0,9% vooral te wijten aan één vakschool met fors negatief resultaat (een situatie die in 2014 niet meer bestond), maar ook zonder die situatie zou de rentabiliteit van vakscholen aanzienlijk zijn gestegen. Figuur 9: Rentabiliteit 2010 2014 per type school 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% -1% 0,7% 0,1% 2010 2,7% -0,5% 0,0% 2011 n=61 3,2% ROC AOC Vakschool 0,8% 0,3%0,3% 2012 n=60 2,6% 2,5% 2013 n=63 0,9% 0,2% 1,1% 5,3% 2014 De stijging van de gemiddelde solvabiliteit in 2014 van 51,5% naar 52,5% wordt vooral veroorzaakt door de vakscholen, en in mindere mate door de ROC s. De solvabiliteit van AOC s is minimaal gestegen, maar blijft wel het hoogste van de drie schooltypen. Figuur 10: Solvabiliteit ROC s, AOC s en vakscholen 2010 2014 80% 60,0% 61,2% 63,4% 63,6% 58,3% 57,6% 58,3% 59,5% 60% 56,0% 56,8% 45,7% 46,4% 47,7% 48,5% 44,6% 40% 20% 0% 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 ROC AOC Vakschool De liquiditeit is met 1,44 op sectorniveau ongewijzigd gebleven, maar uitgesplitst naar type school zijn er wel ontwikkelingen te zien: ROC s 1,33 1,30, AOC s 1,12 1,22, vakscholen 2,15 2,25. De liquiditeit in AOC s is gestegen, maar van de negen AOC s zijn er drie met een liquiditeit van minder dan 0,7, de ondergrens die banken hanteren bij het verstrekken van leningen. Figuur 11: Liquiditeit ROC s, AOC s en vakscholen 2010 2014 2,5 2,2 2,25 2,1 2,2 2,15 2,0 1,5 1,33 1,30 1,22 1,1 1,1 1,12 1,0 1,0 0,8 0,9 0,7 0,5 0,0 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 ROC AOC Vakschool 14

Financiële prestaties lopen per grootteklasse sterk uiteen In 2014 is de rentabiliteit van de grootste scholen, met een omzet van meer dan 91 miljoen, gedaald van 1,8% naar 1,0%. Ook de rentabiliteit van de scholen met een rijksbijdrage tussen de 31 en 60 miljoen is gedaald, tot -1,3%, maar deze daling wordt veroorzaakt door ROC Leiden. De rentabiliteit van de kleinste scholen, met een rijksbijdrage van minder dan 30 miljoen, is fors gestegen. Figuur 12: Rentabiliteit per grootteklasse 2010 2014 5% 4% 3% 2% 1% 0% -1% -2% 1,0% 2,5% 0,3% -0,3% 0,8% 1,9% -0,4% -0,5% 1,7% 1,2% -1,1% 0,9% 4,1% 2,0% 1,8% 3,4% -1,3% 1,9% 1,0% -3% 2010 2011 n=61-2,4% 2012 n=60 2013 n=63 2014 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-230 miljoen De stijging van de solvabiliteit in de sector komt voor rekening van de grootste en de kleinste scholen. De stijging van de solvabiliteit van de grote scholen lijkt opvallend gezien de gedaalde rentabiliteit. De verklaring is dat een aantal grote scholen leningen heeft afgelost, waardoor het balanstotaal is gedaald en het percentage eigen vermogen dus is gestegen. Figuur 13: Solvabiliteit per grootteklasse 2010 2014 70% 60% 59,3% 57,3% 55,2% 56,3% 51,9% 52,8% 53,2% 51,9% 52,9% 51,7% 49,8% 50,5% 50% 46,1% 45,2% 45,8% 46,1% 47,0% 44,7% 40,7% 41,7% 40% 30% 20% 10% 0% 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-230 miljoen Al jaren is het beeld dat de liquiditeit van kleinere scholen hoger is dan in grotere. Dit jaar is dat ook het geval. De liquiditeit daalt iets bij de scholen met een omzet tussen de 31 en 60 miljoen. Dat de liquiditeit in de sector ondanks deze daling toch gelijk gebleven is, heeft te maken met de zeer lichte stijging in de andere grootteklassen, in de figuur niet zichtbaar. Figuur 14: Liquiditeit per grootteklasse 2010 2014 2,5 2,0 1,9 1,9 1,8 1,9 1,8 1,6 1,7 1,7 1,5 1,5 1,5 0,9 1,0 1,0 1,0 0,9 0,9 0,9 0,9 0,7 0,7 0,8 0,5 0,0 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-230 miljoen MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 15

Kosten en baten Aantal gewogen studenten als basis voor bekostiging stijgt met 3,6% Kosten personeel primair proces stijgen met 2,1% Huisvestingskosten per m 2 stabiel ICT-kosten nagenoeg stabiel

Aantal gewogen studenten stijgt Het aantal studenten dat de basis vormt voor de bekostiging van de scholen stijgt. Dat lijkt vreemd omdat het absolute aantal studenten in het mbo juist daalt. Per 1 oktober 2014 waren er 3,1% minder studenten dan een jaar eerder. Van de 62 scholen die aan de benchmark deelnemen, hebben er 44 in 2014 te maken met een teruglopend studentenaantal. Oorzaken zijn onder meer de demografische krimp en de teruglopende belangstelling van bedrijven voor nascholingstrajecten. Vooral het aantal studenten in de beroepsbegeleidende leerweg daalt sterk. Het aantal studenten in de beroepsopleidende voltijds leerweg stijgt juist, met 2,6%. Tabel 7: Ontwikkeling aantal studenten (absoluut) 2010 2014 Aantal studenten Mutatie 1-10-13 t.o.v. 1-10-14 Per 1-10-10 Per 1-10-11 Per 1-10-12 Per 1-10-13 Per 1-10-14 Aantal Percentage BBL 169.029 159.239 147.402 125.439 102.661-22.778-18,2% BOL deeltijd 9.162 7.915 5.276 3.004 941-2.063-68,7% BOL voltijd 347.164 348.395 353.386 366.772 376.255 9.483 2,6% Totaal 525.355 515.549 506.067 495.215 479.857-15.358-3,1% Ondanks het teruglopend aantal studenten zie we een stijging als het gaat om het aantal studenten dat dient als basis voor de bekostiging, de gewogen studenten. Dat komt omdat het aantal studenten met een voltijdsopleiding is gestegen, en deze studenten tellen zwaarder mee dan dan studenten met een deeltijdopleiding: 1 versus 0,5. Het gewogen aantal studenten als basis voor de bekostiging neemt toe met 3,6%. De stijging is overigens geflatteerd doordat met ingang van 2014 de weging is aangepast. Zou dat niet zijn gebeurd, dan zou de stijging minimaal zijn geweest. Tabel 8: Ontwikkeling gewogen aantal studenten 2010 2014 Aantal gewogen studenten Mutatie 1-10-13 t.o.v. 1-10-14 Per 1-10-10 Per 1-10-11 Per 1-10-12 Per 1-10-13 Per 1-10-14 Aantal Percentage Totaal 411.279 408.708 408.428 413.090 428.056 14.966 3,6% Figuur 15: Ontwikkeling aantal studenten per leerweg absoluut en totaal gewogen 2010 2014 450.000 400.000 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0 Per 1-10-10 Per 1-10-11 Per 1-10-12 Per 1-10-13 Per 1-10-14 BBL BOL voltijd BOL deeltijd Totaal gewogen aantal deelnemers MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 17

Daling totale baten door wegvallen contractactiviteiten De rijksbijdrage is in 2014 ten opzichte van 2013 iets toegenomen. Maar omdat de overige baten - met name de contractactiviteiten en educatie - zijn afgenomen, nemen de baten per saldo af met 0,5%. Het aandeel van de contractactiviteiten in de totale baten varieert van 2% tot 37%. Zeker voor scholen met een aandeel van 10% of meer is het wegvallen van contractactiviteiten een materieel aandachtspunt. Tabel 9: Ontwikkelingen rijksbijdragen 2013 2014 gebaseerd op 62 scholen, in miljoenen euro s Baten Rijksbijdrage Mutatie 2014 ten opzichte van 2013 2012 2013 2014 % Rijksbijdragen beroepsonderwijs 3.330 3.437 3.458 21 0,6% Rijksbijdragen voortgezet onderwijs 396 396 402 6 1,5% Overige baten 685 522 475-47 -8,9% Totale baten 4.412 3.355 4.335-20 -0,5% Bron: Benchmark MBO 2012 2014 Per gewogen student ontvangen de scholen gemiddeld 8.431 rijksbijdrage. De bijdrage verschilt per school, onder meer afhankelijk van het type school, de aangeboden opleidingen en de historische ontwikkeling van het aantal studenten. De rijksbijdrage per gewogen student varieert van 6.196 tot 11.002 (één uitschieter buiten beschouwing gelaten). 18

Sector zet in op versterken primaire proces De personeelskosten voor onderwijzend en direct onderwijsondersteunend personeel zijn in 2014 met 2,1% gestegen. De kosten voor indirect onderwijsondersteunend personeel en directie/management zijn gelijk gebleven. In totaal een toename van 1,8%. Het aantal medewerkers in de sector is gegroeid, en wel met 4,9%. De formatie in het primaire proces groeit met 5,1%; daartegenover staat een lichte krimp van de overige formatie met 0,2%. De sector zet de formatiegroei dus in voor het primaire proces en niet voor overheadfuncties. De formatiegroei is groter dan de groei van het aantal gewogen deelnemers. Dit terwijl de verwachting voor de nabije toekomst is dat door de inkorting van de studieduur de formatie juist moet krimpen. Dat plaatst de scholen voor de uitdaging om hun formatie tijdig aan te passen. Tabel 10: Ontwikkeling formatiekosten 2013 2014 in miljoenen euro s Formatiekosten Mutatie 2014 ten opzichte van 2013 Functiegroepen 2013 2014 Procentueel Onderwijzend en direct onderwijsondersteunend personeel 1.993 2.036 43 2,1% Indirect onderwijsondersteunend personeel en directie/management 429 429 0 0,0% Totaal 2.422 2.465 43 1,8% Bron: Benchmark MBO 2013 2014 Het aantal gewogen studenten per fte onderwijzend en direct onderwijsondersteunend personeel blijft nagenoeg gelijk, maar door de gewijzigde weging van studenten in 2014 is er optisch sprake van een stijging: in 2013 13,4, in 2014 13,6. Het aantal gewogen studenten per fte hangt samen met het type school (ROC, AOC of vakschool) maar ook binnen de schooltypes zijn verschillen te zien. Het aantal gewogen studenten per fte onderwijzend plus direct onderwijsondersteunend varieert van 7,0 tot 16,7. Figuur 16: Spreiding aantal gewogen studenten per fte onderwijzend en direct onderwijsondersteunend personeel 2014 20 15 10 5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 ROC AOC Vakschool Gemiddelde 2014: 13,6 Bron: Benchmark MBO 2014 MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 19

Kostenstructuur blijft stabiel Het is goed te constateren dat in de loop der jaren de kostenstructuur van het mbo in grote lijnen stabiel blijft. De laatste jaren loopt het aandeel personeelskosten in de totale kosten op (zij het heel licht). Het aandeel personeelskosten is in 2014 69,8% en dat is 0,1% hoger dan het jaar daarvoor. Figuur 17: Ontwikkeling kostenstructuur 2010 2014 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 13,3% 13,2% 12,9% 13,6% 13,2% 6,7% 6,2% 6,3% 6,5% 6,5% 7,0% 7,5% 7,6% 7,0% 7,3% 3,6% 4,1% 3,5% 3,3% 3,3% 69,3% 69,0% 69,7% 69,7% 69,8% 2010 2011 n=61 Personeelskosten Huisvestingskosten 2012 n=60 Afschrijvingen 2013 n=63 Overige personeelskosten 2014 Overige kosten Bezien we de opbouw van de personeelskosten over de jaren heen, dan valt op dat een steeds groter aandeel van de kosten wordt ingezet voor onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel: in 2014 tezamen 82,6%. Het aandeel kosten voor indirect onderwijsondersteunend personeel en voor directie en management daalt. Het aandeel directie en management is in 2014 3,8%, dat is 0,2% lager dan het jaar daarvoor. In 2006 was het aandeel nog 5,1%. Hiermee laat de sector zien zoveel mogelijk middelen in te zetten voor het primaire proces. Figuur 18: Ontwikkeling opbouw personeelslasten 2010 2014 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 68,3% 14,0% 4,7% 2010 Onderwijzend personeel 68,5% 14,1% 4,7% 2011 n=61 Direct onderwijsondersteunend personeel 68,3% 13,8% 4,3% 2012 n=60 68,7% 13,7% 4,0% 2013 n=63 Indirect onderwijsondersteunend personeel 68,7% 12,9% 12,8% 13,6% 13,6% 13,9% 13,7% 3,8% 2014 Directie en management De opbouw van de personeelskosten verschilt per type school. Bij de ROC s is het percentage kosten voor directie en management (3,7%) duidelijk lager dan bij de AOC s en vakscholen. Bij de AOC s is het percentage indirect onderwijsondersteunende personeel duidelijk lager. In grote scholen is het aandeel kosten voor directie en management lager dan in kleine scholen: 3,7% versus 5,0%. Figuur 19: Opbouw personeelskosten naar type school 2010 2014 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 68,1% 71,5% 68,9% 68,3% 71,2% 68,3% 68,2% 70,6% 67,6% 68,7% 70,2% 68,1% 68,6% 71,2% 68,3% 13,0% 12,7% 12,4% 12,8% 13,1% 12,7% 13,6% 13,3% 13,9% 13,6% 13,5% 13,6% 13,9% 14,0% 13,6% 14,2% 11,0% 13,2% 14,2% 11,2% 13,4% 13,9% 12,5% 13,4% 13,8% 12,1% 13,4% 13,9% 10,4% 13,3% 4,7% 4,8% 5,6% 4,7% 4,5% 5,6% 4,3% 3,7% 5,2% 3,9% 4,2% 4,9% 3,7% 4,3% 4,8% 0% ROC AOC VAK ROC AOC VAK ROC AOC VAK ROC AOC VAK ROC AOC VAK 2010 2011 2012 2013 2014 Onderwijzend personeel Direct onderwijsondersteunend personeel Indirect onderwijsondersteunend personeel Directie en management 20

Salariskosten per fte zeer licht gestegen De salariskosten per fte zijn in 2014 met 0,5% gestegen. Oorzaken zijn bijvoorbeeld vergrijzing van de formatie of beleidskeuzes ten aanzien van salariëring. Figuur 20: Ontwikkelingen salariskosten per fte 2010 2014 67.500 65.000 64.002 64.346 62.500 62.989 61.320 61.752 60.000 57.500 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 De salariskosten per schooltype groeien naar elkaar toe. In 2010/2011 waren er duidelijke verschillen, maar die zijn steeds kleiner geworden. In 2014 liggen de salariskosten in AOC s iets hoger dan in de ROC s en vakscholen, na jarenlang op het laagste niveau te hebben gelegen. Figuur 21: Salariskosten per fte per type school 2010 2014 67.500 65.177 65.000 63.720 63.805 63.018 63.125 62.854 63.504 62.500 61.643 62.697 61.221 65.127 64.759 64.086 60.000 59.705 60.439 57.500 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 ROC AOC Vakschool In de grootste scholen, met een omzet van meer dan 90 miljoen, liggen de kosten per fte iets hoger dan in de andere grootteklassen. Figuur 22: Salariskosten per fte per grootteklasse 2010 2014 67.500 65.000 62.500 60.000 62.115 61.379 60.910 60.629 62.682 61.621 61.059 61.539 63.579 63.159 63.049 62.121 64.672 64.490 64.164 62.646 65.047 64.436 64.439 63.570 57.500 2010 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 0-30 miljoen 31-60 miljoen 61-90 miljoen 91-230 miljoen MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 21

Huisvestingskosten per m 2 stabiel gebleven Nu voor de mbo-sector een periode aanbreekt waarin enerzijds het onderwijs wordt geïntensiveerd en anderzijds de opleidingsduur wordt ingekort, neemt het belang van een goed afgewogen en flexibel huisvestingsbeleid toe. De huisvestingskosten per vierkante meter inclusief afschrijvingen en vastgoed gerelateerde rentekosten lopen per school sterk uiteen: van 57 tot 243, met een uitschieter naar 350 (ROC Leiden). Gemiddeld bedragen de kosten 119 per vierkante meter. Figuur 23: Spreiding huisvestingskosten per vierkante meter 2014 400 350 300 250 200 150 100 50 0 1 23 4 5 6 78 ROC 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 11 AOC Vakschool Gemiddelde 2014: 119 Bron: Benchmark MBO 2014 In 2013 bedroegen de gemiddelde huisvestingskosten per vierkante meter 120: een zeer geringe daling dus, van 0,8%. Figuur 24: Mutatie huisvestingskosten per vierkante meter 2013 en 2014 100 50 0-50 - 100-250 ROC AOC Vakschool Gemiddelde mutatie: 0,8% Bron: Benchmark MBO 2013 en 2014 Het aantal vierkante meters per gewogen student is na een stijging van drie jaar nu gedaald. Gemiddeld is per gewogen student 8,8 vierkante meter beschikbaar. Figuur 25: Aantal vierkante meters per gewogen student 2014 9,3 9,2 9,2 9,1 9,1 9,0 8,9 8,9 8,8 8,8 8,7 8,6 2011 n=61 2012 n=60 2013 n=63 2014 m2 per gewogen deelnemer Bron: Benchmark MBO 2014 22

Huisvestingskosten per m 2 stabiel gebleven (vervolg) Voor een flexibel huisvestingsbeleid kan het van belang zijn of de huisvesting wordt gehuurd of in eigendom is. Verreweg de meeste vierkante meters in de sector zijn in eigendom: 81,2%. Dat is iets minder dan het jaar daarvoor, toen het aandeel 81,9% bedroeg. Drie scholen hebben geen vastgoed in eigendom. Nadere analyse leert dat er grote verschillen zijn tussen de boekwaarde van de gebouwen in relatie tot de WOZ-waarde. De hiermee gemoeide bedragen kunnen aanzienlijk zijn en in enkele gevallen de exploitatie onder druk zetten. Figuur 26: Aandeel vierkante meters in eigendom 2014 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% ROC AOC Gemiddelde 2014: 81,2% Vakschool Bron: Benchmark MBO 2014 MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 23

ICT-kosten ongewijzigd gebleven Voor het tweede jaar achtereen zijn in de benchmark ook de ICT-kosten meegenomen. Er is weinig veranderd. De sector heeft in 2014 219,3 miljoen aan ICT uitgegeven; in 2013 was dat 218,2 miljoen. In 2014 is relatief meer uitgegeven aan personele kosten en software, en minder aan hardware, telefonie en organisatiekosten. Tabel 11: Opbouw ICT-kosten 2013 en 2014 in miljoenen euro s Totale kosten 2013 (n = 59) Totale kosten 2014 (n = 61) Personele ICT-kosten (inclusief detacheringen) 62,7 67,4 Inhuur en uitbesteding 17,3 19,9 Hardware 19,7 16,1 Softwarekosten 38,5 40,7 Datacommunicatie 11,3 12,7 Telefonie 11,2 9,5 Organisatiekosten 6,5 4,7 Afschrijvingen ICT en telefonie 51,2 48,2 Totale ICT-kosten 218,2 219,3 Bron: Benchmark MBO 2013 en 2014 Het aandeel ICT-kosten in de totale kosten daalde licht. Per (gewogen) student daalden de ICT-kosten eveneens. Tabel 12: Kengetallen ICT 2013 en 2014 Kengetal/indicator Sectorgemiddelde 2013 Sectorgemiddelde 2014 ICT-kosten per gewogen mbo-student 504 472 Aandeel ICT-kosten in totale kosten 5,6% 5,4% Aandeel van de totale formatiekosten dat aan ICT wordt besteed Bron: Benchmark MBO 2013 en 2014 2,8% 2,9% Gemiddeld gaf de sector 5,4% van de totale kosten uit aan ICT, met een spreiding van 1,9% tot 11,0%. Figuur 27: ICT-kosten als aandeel in de totale kosten 2014 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% ROC AOC Vakschool Gemiddelde: 5,4% Bron: Benchmark MBO 2014 24

Bijlagen

Bijlage A: Begripsomschrijvingen en aantal deelnemers aan financiële benchmark Tabel A-1: Begripsomschrijving Begrip Rentabiliteit Solvabiliteit Liquiditeit Signaleringsgrenzen Vierkante meters Bron: Benchmark MBO Omschrijving Het resultaat van de gewone bedrijfsvoering als percentage van de baten van de gewone bedrijfsvoering; omvat resultaat mbo, educatie, contractactiviteiten en andere diensten Het eigen vermogen als percentage van het totale vermogen Vlottende activa gedeeld door de kortlopende schulden (current ratio) Grenzen die het ministerie van OCW dan wel financiële instellingen (waaronder banken) hanteren voor de risicobepaling. De grenzen van de financiële instellingen zijn gebaseerd op gesprekken met enkele financiële instellingen In relatie tot huisvestingskosten: vierkante meters beschikbaar voor het onderwijsproces of ter ondersteuning daarvan Tabel A-2: Aantal aan de benchmark deelnemende scholen per type Type school 2012 2013 2014 ROC 43 43 43 AOC 9 9 9 Vakschool 11 11 10 Totaal 63 63 62 Bron: Benchmark MBO 2012 2014 Tabel A-3: Aantal aan de benchmark deelnemende scholen per grootteklasse Grootteklasse in rijksbijdrage per jaar 2012 2013 2014 Klasse S: minder dan 30 miljoen 17 17 16 Klasse M: tussen 30 en 60 miljoen 19 19 19 Klasse L: tussen 60 en 90 miljoen 15 15 15 Klasse XL: meer dan 90 miljoen 12 12 12 Totaal 63 63 62 Bron: Benchmark MBO 2012 2014 In de benchmark MBO 2014 zijn van 62 scholen de gegevens ontvangen, in 2013 63. In beide jaren namen met uitzondering van Lentiz Onderwijsgroep, Onderwijsgroep Noord en de STC-Group alle Nederlandse mbo-scholen deel aan de benchmark. Dat in 2014 toch sprake is van 62 scholen en niet van 63 zoals in 2013 komt omdat in 2014 de mbo-opleidingen van Berechja College zijn samengevoegd met ROC Friese Poort. De namen van de deelnemende scholen zijn opgenomen in de figuren in bijlage C. 26

Bijlage B: Onderzoeksverantwoording De financiële benchmark MBO wordt door PwC uitgevoerd in opdracht van en in nauwe samenwerking met de MBO Raad. PwC maakt gebruik van gegevens uit het Elektronisch Financieel Jaarverslag (EFJ), door de scholen aangeleverd via het XBRL Onderwijs Portaal OCW / DUO. Deze gegevens worden aangevuld door de scholen die aan de benchmark deelnemen en via een uploadsysteem aangeleverd bij PwC. De gegevens die in de benchmark zijn gebruikt, zijn door PwC gevalideerd maar er is geen accountantscontrole uitgevoerd. De scholen blijven verantwoordelijk voor de kwaliteit van de aan PwC aangeleverde gegevens. De gevalideerde gegevens zijn door PwC verwerkt tot spiegelrapportages voor de individuele scholen en tot het sectorbeeld in deze rapportage. De conclusies in dit sectorrapport zijn in samenwerking met de MBO Raad tot stand gekomen. De financiële benchmark is zoveel mogelijk toegespitst op het mbo. Eventuele andere activiteiten van de instellingen zijn buiten beschouwing gebleven, behalve als de kengetallen niet uit te splitsen waren. Dit is het geval bij de rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit; deze kengetallen hebben dan ook betrekking op de gehele instelling. Om tot een toerekening van kosten aan het mbo te komen, hebben de scholen zelf de kosten van het onderwijzend personeel gesplitst. De andere personeelskosten zijn door PwC toegerekend op basis van het aandeel mbo in de rijksbijdrage van de instelling. De sectorcijfers in dit rapport zijn tenzij anders vermeld - de ongewogen gemiddelden van alle aan de benchmark deelnemende scholen. De scores van de scholen zijn dus bij elkaar opgeteld en gedeeld door 62, zonder rekening te houden met de omvang van de school. Die keuze is gemaakt omdat het in de benchmark gaat om de prestaties van de school, ongeacht de omvang. Indien absolute aantallen (zoals de hoogte van de rijksbijdrage) over meerdere jaren zijn vergeleken, is de vergelijking gebaseerd op het aantal scholen dat in alle betreffende jaren aan de benchmark heeft deelgenomen. Dit is gedaan om te voorkomen dat mutaties moeten worden toegeschreven aan een verschil in aantallen scholen. Daar waar in het rapport een verschil wordt benoemd, wordt gedoeld op een statistische significantie bij een betrouwbaarheidsniveau van 5%. Dit betekent dat de kans dat het verschil op toeval berust kleiner is dan 5%. Figuur B-1: Schematische opbouw kosten Totaal instellingen Middelbaar beroepsonderwijs Voortgezet onderwijs/vmbo Educatie Contractonderwijs Personeelskosten onderwijzend personeel Personeelskosten onderwijzend personeel Personeelskosten onderwijzend personeel Personeelskosten onderwijzend personeel Personeelskosten ondersteunende diensten Afschrijvingen Huisvestingskosten Overige kosten Bron: Benchmark MBO MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 27

Bijlage C: Financiële positionering mbo-scholen Tabel C-1: Rentabiliteit 2014 Gemiddelde =1,1% Grafisch Lyceum Rotterdam Grafisch Lyceum Utrecht Hout- en Meubileringscollege ROC Rivor Scholengemeenschap De Rooi Pannen MBO Amersfoort SVO Opleidingen Helicon Opleidingen MBO Utrecht AOC Groenhorst College SintLucas Albeda College ROC Aventus Leidse Instrumentmakersschool Graafschap College ROC Top ROC Midden Nederland ROC Kop van Noord-Holland Drenthe College ROC Nova College AOC De Groene Welle Hoornbeeck College Cibap AOC Oost ROC van Twente Mediacollege Amsterdam Deltion College ROC TerAA ROC Gilde Opleidingen Zadkine ROC Friese Poort ROC West-Brabant Nimeto Utrecht Regio College Scalda ROC De Leijgraaf ROC Tilburg ROC van Amsterdam Citaverde College ROC Arcus College Edudelta Onderwijsgroep Alfa-college Koning Willem ICollege ROC ID College ROC Nijmegen Summa College AOC Clusius College ROC Noorderpoortcollege Friesland College ROC Horizon College ROC Rijn IJssel ROC Menso Alting SOMA College ROC Flevoland ROC Mondriaan Da Vinci College Leeuwenborgh Opleidingen Landstede ROC A12 Wellantcollege Nordwincollege ROC Leiden -70% -20% -15% -10% -5% 0% 5% 10% 15% 20% n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 28

Tabel C-2: Solvabiliteit 2014 Gemiddelde =52,5% Grafisch Lyceum Rotterdam SintLucas ROC Arcus College ROC A12 AOC Oost ROC Friese Poort Citaverde College Graafschap College Hout- en Meubileringscollege Edudelta Onderwijsgroep Grafisch Lyceum Utrecht Koning Willem ICollege Nordwincollege Scholengemeenschap De Rooi Pannen ROC Rijn IJssel ROC Nova College SVO Opleidingen Helicon Opleidingen AOC Clusius College AOC De Groene Welle ROC Kop van Noord-Holland ROC Tilburg ROC Menso Alting Summa College Regio College ROC Rivor ROC Mondriaan ROC TerAA ROC Horizon College Leeuwenborgh Opleidingen ROC West-Brabant Wellantcollege SOMA College ROC De Leijgraaf ROC Aventus Drenthe College Friesland College Nimeto Utrecht ROC van Twente Mediacollege Amsterdam Da Vinci College Scalda Hoornbeeck College ROC Midden Nederland Deltion College ROC Top ROC Nijmegen ROC Gilde Opleidingen AOC Groenhorst College Alfa-college ROC ID College Albeda College Leidse Instrumentmakersschool MBO Amersfoort ROC Noorderpoortcollege Cibap MBO Utrecht ROC van Amsterdam ROC Flevoland Landstede Zadkine ROC Leiden -40% -20% 0% 20% 40% 60% 80% 100% n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 Het gemiddelde van 52,5% is een ongewogen gemiddelde, waarin de omvang van de instelling niet meeweegt. MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 29

Tabel C-3: Liquiditeit 2014 ROC A12 ROC Menso Alting Grafisch Lyceum Utrecht Grafisch Lyceum Rotterdam SintLucas Graafschap College Helicon Opleidingen Hout- en Meubileringscollege SVO Opleidingen ROC Top AOC Oost MBO Utrecht ROC Rivor Citaverde College MBO Amersfoort SOMA College ROC Friese Poort ROC Kop van Noord-Holland Mediacollege Amsterdam Regio College ROC De Leijgraaf ROC Nova College ROC Tilburg Summa College ROC Arcus College ROC Aventus AOC De Groene Welle Koning Willem ICollege ROC Rijn IJssel Cibap Deltion College ROC Midden Nederland Zadkine Leidse Instrumentmakersschool ROC van Twente ROC West-Brabant ROC Gilde Opleidingen Scholengemeenschap De Rooi ROC Flevoland ROC TerAA AOC Groenhorst College ROC Mondriaan Drenthe College Alfa-college Edudelta Onderwijsgroep Albeda College Friesland College ROC Noorderpoortcollege ROC ID College Leeuwenborgh Opleidingen Nordwincollege ROC Nijmegen ROC van Amsterdam Nimeto Utrecht Scalda Da Vinci College Hoornbeeck College AOC Clusius College Wellantcollege Landstede ROC Leiden ROC Horizon College Gemiddelde = 1,4 0 1 2 3 4 5 6 n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 Het gemiddelde van 1,4 is een ongewogen gemiddelde, waarin de omvang van de instelling niet meeweegt. 30

Tabel C-4: Personeelskosten ten opzichte van de totale lasten van de instelling in 2014 ROC Midden Nederland ROC Mondriaan Friesland College Nordwincollege ROC Kop van Noord-Holland ROC Tilburg ROC TerAA ROC Menso Alting ROC Friese Poort ROC A12 ROC Horizon College AOC Clusius College ROC Rijn IJssel Da Vinci College ROC Gilde Opleidingen Drenthe College Grafisch Lyceum Utrecht Graafschap College Summa College Albeda College Koning Willem ICollege ROC van Twente ROC De Leijgraaf ROC Flevoland ROC ID College ROC Arcus College Wellantcollege Leeuwenborgh Opleidingen AOC Oost Cibap Edudelta Onderwijsgroep Regio College ROC Nova College AOC De Groene Welle Hoornbeeck College ROC Rivor Grafisch Lyceum Rotterdam Mediacollege Amsterdam ROC Nijmegen ROC Top MBO Amersfoort ROC Noorderpoortcollege ROC West-Brabant Scalda Hout- en Meubileringscollege Deltion College Leidse Instrumentmakersschool ROC van Amsterdam SintLucas AOC Groenhorst College Alfa-college ROC Aventus SVO Opleidingen Scholengemeenschap De Rooi Pannen Citaverde College Landstede Helicon Opleidingen Zadkine Nimeto Utrecht MBO Utrecht ROC Leiden SOMA College Gemiddelde =69,4% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 Het gemiddelde van 69,4% is een ongewogen gemiddelde, waarin de omvang van de instelling niet meeweegt. Het gemiddelde van 69,8%, genoemd in de hoofdtekst van het rapport, is gewogen. MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 31

Tabel C-5: Personeelskosten onderwijzend personeel ten opzichte van de totale personeelskosten beroepsonderwijs in 2014 Gemiddelde =69,4% Nordwincollege Hoornbeeck College AOC Groenhorst College Leidse Instrumentmakersschool AOC Clusius College ROC Kop van Noord-Holland Citaverde College Scholengemeenschap De Rooi Deltion College ROC Tilburg Nimeto Utrecht Graafschap College MBO Amersfoort AOC De Groene Welle Cibap Friesland College SintLucas Hout- en Meubileringscollege ROC Gilde Opleidingen ROC Top ROC van Twente ROC Friese Poort Alfa-college ROC Leiden AOC Oost ROC West-Brabant ROC Aventus ROC Flevoland ROC van Amsterdam ROC ID College Wellantcollege ROC Menso Alting Grafisch Lyceum Utrecht ROC De Leijgraaf Leeuwenborgh Opleidingen Summa College Grafisch Lyceum Rotterdam ROC Rivor Mediacollege Amsterdam ROC Midden Nederland ROC Nijmegen Albeda College Regio College Edudelta Onderwijsgroep ROC Mondriaan Koning Willem ICollege Da Vinci College Zadkine Scalda Landstede MBO Utrecht Drenthe College ROC Rijn IJssel ROC TerAA SOMA College Helicon Opleidingen ROC A12 ROC Horizon College ROC Arcus College ROC Nova College ROC Noorderpoortcollege SVO Opleidingen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 Het gemiddelde van 69,4% is een ongewogen gemiddelde, waarin de omvang van de instelling niet meeweegt. Het gemiddelde van 68,7%, genoemd in de hoofdtekst van het rapport, is gewogen. 32

Tabel C-6: Personeelskosten per fte in loondienst beroepsonderwijs in 2014 Mediacollege Amsterdam Da Vinci College Cibap Grafisch Lyceum Utrecht ROC Midden Nederland SOMA College AOC De Groene Welle ROC Nova College ROC Mondriaan Edudelta Onderwijsgroep ROC Leiden Scalda AOC Groenhorst College Friesland College Nimeto Utrecht ROC Flevoland ROC West-Brabant Citaverde College Hoornbeeck College Albeda College ROC ID College AOC Oost ROC van Amsterdam ROC Noorderpoortcollege SintLucas ROC Tilburg Wellantcollege Regio College ROC Rivor Deltion College AOC Clusius College ROC Aventus ROC Nijmegen Drenthe College ROC Arcus College Summa College Graafschap College Leeuwenborgh Opleidingen Zadkine MBO Amersfoort Hout- en Meubileringscollege ROC van Twente Grafisch Lyceum Rotterdam ROC Top ROC Friese Poort Koning Willem I College ROC Rijn IJssel ROC De Leijgraaf Alfa-college MBO Utrecht Helicon Opleidingen ROC Kop van Noord-Holland ROC Menso Alting Nordwincollege ROC Gilde Opleidingen ROC TerAA ROC Horizon College Landstede ROC A12 Scholengemeenschap De Rooi SVO Opleidingen Leidse Instrumentmakersschool Gemiddelde = 64.346 0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 33

Tabel C-7: Aantal gewogen deelnemers per fte onderwijzend personeel MBO Utrecht Mediacollege Amsterdam Grafisch Lyceum Rotterdam ROC Menso Alting ROC Leiden Nimeto Utrecht ROC TerAA SintLucas Landstede ROC Noorderpoortcollege Cibap Hout- en Meubileringscollege Grafisch Lyceum Utrecht ROC Midden Nederland ROC Arcus College Zadkine ROC van Amsterdam Drenthe College ROC Nova College Deltion College Scholengemeenschap De Rooi Pannen ROC Gilde Opleidingen Da Vinci College Koning Willem I College Alfa-college AOC Groenhorst College ROC Aventus Albeda College ROC ID College Hoornbeeck College Scalda MBO Amersfoort AOC De Groene Welle ROC Horizon College ROC Flevoland ROC A12 Regio College ROC Friese Poort Friesland College ROC van Twente ROC Mondriaan Graafschap College Leeuwenborgh Opleidingen ROC West-Brabant Edudelta Onderwijsgroep ROC Rijn IJssel ROC Nijmegen Wellantcollege Helicon Opleidingen ROC Kop van Noord-Holland ROC Rivor Summa College AOC Oost Citaverde College ROC Top ROC De Leijgraaf AOC Clusius College ROC Tilburg SOMA College Nordwincollege Leidse Instrumentmakersschool SVO Opleidingen Gemiddelde =16,5 0 5 10 15 20 25 n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 34

Tabel C-8: Huisvestingskosten per m 2 ROC Leiden SOMA College Friesland College ROC Top MBO Utrecht ROC van Twente Deltion College MBOAmersfoort ROC van Amsterdam ROC West-Brabant ROC Nijmegen Zadkine SVO Opleidingen ROCAventus Leeuwenborgh Opleidingen Koning Willem I College Albeda College Landstede Mediacollege Amsterdam Helicon Opleidingen Regio College Citaverde College ROC Mondriaan ROC ID College Da Vinci College ROC De Leijgraaf Graafschap College ROC Horizon College Grafisch Lyceum Utrecht Scalda ROC Flevoland ROC Nova College Hoornbeeck College Wellantcollege Alfa-college ROC Rijn IJssel ROC Rivor Holland - ROC Kop van Noord Summa College Scholengemeenschap De Rooi Drenthe College Hout- en Meubileringscollege AOC Clusius College AOC DeGroene Welle ROC Ter AA ROC Friese Poort SintLucas AOC Groenhorst College ROC Gilde Opleidingen AOC Oost ROC Noorderpoortcollege ROC Menso Alting ROC Tilburg ROC Arcus College Cibap Edudelta Onderwijsgroep ROC Midden Nederland Nordwincollege Nimeto Utrecht Leidse Instrumentmakersschool Grafisch Lyceum Rotterdam ROC A12 Gemiddelde = 119 0 50 100 150 200 250 300 350 400 n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 MBO Raad Inzichten uit de financiële benchmark MBO 2014 35

Tabel C-9: ICT-kosten per gewogen deelnemer SVO Opleidingen Alfa-college Regio College ROC Rivor Grafisch Lyceum Rotterdam ROC Tilburg SOMA College ROC Nijmegen Helicon Opleidingen ROC Horizon College Mediacollege Amsterdam ROC Leiden MBO Amersfoort ROC Noorderpoortcollege Summa College ROC West-Brabant ROC Arcus College Grafisch Lyceum Utrecht ROC Aventus Zadkine MBO Utrecht SintLucas Leeuwenborgh Opleidingen ROC Nova College Koning Willem ICollege ROC De Leijgraaf Edudelta Onderwijsgroep Scalda Da Vinci College Cibap ROC Midden Nederland ROC ID College ROC van Amsterdam ROC Top Nimeto Utrecht ROC TerAA ROC Rijn IJssel Nordwincollege ROC Mondriaan Citaverde College Hoornbeeck College ROC A12 AOC Clusius College ROC Flevoland Wellantcollege Hout- en Meubileringscollege Deltion College ROC Kop van Noord-Holland ROC Gilde Opleidingen ROC Friese Poort AOC Oost ROC van Twente Albeda College AOC Groenhorst College Friesland College Graafschap College ROC Menso Alting Landstede Scholengemeenschap De Rooi AOC De Groene Welle Leidse Instrumentmakersschool Drenthe College Gemiddelde = 472 0 200 400 600 800 1.000 1.200 1.400 n = 62 instellingen Bron: Benchmark MBO 2014 36