Gids voor werkplekbegeleiders Masters 2016-2017 Inhoud Inleiding 2 Omvang van het werkplekleren 2 Begeleiding van de studenten 2 De leerwerkovereenkomst 3 Inhoud van het werkplekleren 4 Contact tussen de begeleiders 4 Literatuur 4 Bijlagen 1: MOGELIJKE ACTIVITEITEN OP DE LEERWERKPLEK 5 2: COMPETENTIES MET NIVEAUBESCHRIJVING MASTERS 6
Inleiding Deze gids geeft een beknopt overzicht van de inhoud en organisatie van het werkplekleren van tudenten van Instituut Archimedes. Dit overzicht maakt werkplekbegeleiders van tudenten snel wegwijs in dit traject. Het traject wordt uitgebreider en gedetailleerder beschreven in de cursushandleiding Werken aan Professionele Ontwikkeling 1 voor de studenten. Voor vragen over het werkplekleren kan ook contact opgenomen worden met het Dienstencentrum Educatie: werkplekleren.archimedes@hu.nl Omvang van het werkplekleren Voor de opleiding is het noodzakelijk dat de student werkt in het onderwijs en lesgeeft. Daarnaast geeft de student onderbevoegd les in het eerstegraadsgebied. Dat gaat bij voorkeur via werk maar kan ook als stage. In de tabel staat het aantal vaklessen in het eerstegraadgebied dat tudenten tijdens hun studie minimaal dienen te geven. Voor tudenten met een baan in het tweedegraadsgebied is een goede oplossing ingeroosterd te worden als docent van een of meer klassen in het eerstegraadsgebied. Ook kunnen tijdelijk klas(sen) met een collega geruild worden, waardoor ze tijdens hun studie toch al de vereiste lessen in het eerstegraadsgebied kunnen verzorgen. Het aantal genoemde lessen is een minimum; het wordt sterk aanbevolen er meer te geven. Tweejarige variant Als de student werkt in het eerstegraads gebied Stage Jaar 1 1 bovenbouwklas 80 uur Jaar 2 1 bovenbouwklas 80 uur Driejarige variant 1 Jaar 1 Als de student werkt in het eerstegraads gebied Lesgeven Stage Jaar 2 +1 bovenbouwklas 80 uur Jaar 3 +1 bovenbouwklas 80 uur 1 In het kader van de modules WPO 1 en de Professionele master dient de student stage te lopen in het eerstegraadsgebied.
Begeleiding van de studenten Bij het werkplekleren zijn de volgende begeleiders betrokken: 1. De begeleider van de cursus Werken aan Professionele Ontwikkeling 1 (WPObegeleider) Elke tudent heeft op Instituut Archimedes een WPO-begeleider; dit is een docent van de vakgroep waar de student studeert. Taken van de WPO-begeleider: verzorgen van leerteambijeenkomsten op basis van intervisie op Instituut Archimedes; feedback geven op en goedkeuren van het leerwerkplan; monitoren voortgang student en feedback geven op zijn (tussen)producten; op lesbezoek gaan en de les nabespreken, in aanwezigheid van de werkplekbegeleider (indien mogelijk); beoordeling van het ontwikkelingsportfolio; het voeren van begeleidingsgesprekken; 2. De werkplekbegeleider (WB) 2 Een ervaren eerstegraads vakcollega functioneert op collegiale wijze als werkplekbegeleider. Deze begeleider geeft regelmatig feedback op de werkzaamheden van de student. Taken student: - leren van de schoolpraktijk; - praktijkonderzoek voorbereiden, uitvoeren en presenteren. Bijbehorende taken van werkbegeleider: - kennis opdoen van het mastercurriculum, zoals opgenomen in de studiegids van de betreffende opleiding; - overleggen met student over begeleidingsbehoeften; - feedback geven op het leerwerkplan; - gelegenheid geven tot onderlinge lesbezoeken; - aanwezig zijn bij de nabespreking van het lesbezoek door de WPO 1-begeleider (indien mogelijk); - gelegenheid geven tot geven en krijgen van feedback; - bieden van mogelijkheden voor en het uitvoeren van het praktijkonderzoek in het laatste jaar van de opleiding; 2 Sommige tudenten hebben hun leerwerkplek op een school waarmee Instituut Archimedes nauw samenwerkt (dat zijn bijvoorbeeld scholen met het keurmerk). Aan zulke scholen is voor de bachelorstudenten een vaste instituutsopleider verbonden. Deze instituutsopleider speelt geen directe rol in de begeleiding van de tudenten, maar bespreekt met de schoolopleider of stagecoördinator van de betreffende school wel in algemene zin de begeleiding van de tudenten.
- gelegenheid creëren voor het presenteren van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek; - feedback noteren ten behoeve van het portfolio van de student. De leerwerkovereenkomst Aan het begin van het werkplekleren maakt de student afspraken met de school over wie hem zal begeleiden, de lessen die hij in het eerstegraadsgebied zal geven en de overige taken die de student als onderdeel van zijn studie op school zal uitvoeren. Zie bijlage 1 voor een overzicht van activiteiten voor tudenten op de leerwerkplek. Al deze afspraken worden vastgelegd in de leerwerkovereenkomst die door de student, de school en Instituut Archimedes ondertekend moet worden De leerwerkovereenkomst is te vinden op www.samenopleiden.nl 3. Inhoud van het werkplekleren De student werkt op de leerwerkplek op basis van een vooraf, zelf opgesteld, leerwerkplan. Daarin heeft de student uitgewerkt aan welke en leerdoelen hij op school wil gaan werken, welke initiatieven hij daartoe gaat ontplooien en hoe hij aan het eind van de periode de opbrengst hiervan zichtbaar gaat maken. De werkplekbegeleider geeft feedback op het leerwerkplan. Gedurende het werkplekleren leert de student o.a. door onderwijsactiviteiten op masterniveau voor te bereiden en te evalueren, door te reflecteren op specifieke gebeurtenissen en door feedback van begeleiders en leerlingen te verzamelen. Hij maakt daarbij gebruik van (onderzoeks)instrumenten die hij tijdens zijn studie krijgt aangereikt. Contact tussen de begeleiders Tussen de werkplekbegeleider en de WPO 1- begeleider zal zo mogelijk overleg plaatsvinden tijdens of na afloop van het lesbezoek. WPO 1-begeleiders komen in principe éénmaal op lesbezoek. Werkplekbegeleiders die gedurende het werkplekleren van de student tegen vragen of knelpunten aanlopen kunnen ook zelf contact opnemen met de WPO 1-begeleider. Als de werkbegeleider er niet in slaagt om in contact te komen met de WPO 1-begeleider, dan kan contact gezocht worden met: werkplekleren.archimedes@hu.nl Literatuur Bij Werken aan Professionele Ontwikkeling 1 wordt van de student verwacht dat hij literatuur gebruikt bij het ontwikkelen van zijn eigen docents en visie op het docentschap. Daarbij heeft de student een hoge mate van eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. Er wordt echter van de student verwacht dat hij beschikking heeft over de volgende titels: Cohort 2016/2017, eerste jaar 3 Klik hier voor een directe link.
Goosen, M, & Schoordijk, F. (2014). Basisvaardigheden academisch schrijven. Bussum: Coutinho. Poelmans, P., & Severijnen, O. (2013). De APA-richtlijnen. Over literatuurverwijzing en onderzoeksrapportage. Bussum: Coutinho Studenten kunnen een keuze maken uit twee boeken: Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2016). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho. of Harinck, F. (2013). Basisprincipes praktijkonderzoek. Antwerpen, Apeldoorn: Garant. Studiehandleiding Werken aan Professionele Ontwikkeling 1 Vakdidactisch handboek (voorgeschreven door eigen opleiding) Oudere cohorten, alle jaren De Lange, R., Schuman, H.,& Montesano Montessori, N. (2011). Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals. Antwerpen Apeldoorn: Garant. Poelmans, P.,& Severijnen, O. (2013). De APA-richtlijnen. Over literatuurverwijzing en onderzoeksrapportage. Bussum: Coutinho. Studiehandleiding Werken aan Professionele Ontwikkeling 1 Vakdidactisch handboek (voorgeschreven door eigen opleiding) BIJLAGE 1: MOGELIJKE ACTIVITEITEN OP DE LEERWERKPLEK Leeractiviteiten uitvoeren in het kader van het leerwerkplan; Bewijzen verzamelen in het kader van het leerwerkplan / portfolio; Initiatieven ontwikkelen op vakgroep- en schoolniveau; Leidinggevende taken opnemen in de vakgroep; Praktijkonderzoek voorbereiden; Praktijkonderzoek uitvoeren en presenteren (laatste jaar van de opleiding).
De stage / baan in het eerstegraads gebied behoort de mogelijkheid te bieden om aan alle te werken (onderhouden van contacten met ouders, mentoraat, ontwikkelen PTA, enz.) en behoort op vakinhoudelijk niveau het gehele schoolvak te omvatten.
BIJLAGE 2: COMPETENTIES MET NIVEAUBESCHRIJVING MASTERS 1. INTERPERSOONLIJK COMPETENT Een interpersoonlijk competente leraar vho is zich ervan bewust dat zijn )gedrag van invloed is op het werk- en leerklimaat in de onderwijsleersituatie en direct dan wel indirect van invloed is op het gedrag van leerlingen. 1. vertaalt theorieën van groepsdynamica en (interculturele) communicatie in adequaat docentengedrag; 2. brengt een leef- en leerklimaat tot stand dat de ontwikkeling van adolescenten naar zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid bevordert. 3. maakt leerlingen medeverantwoordelijk voor een tot samenwerking stimulerend klassenklimaat, daarbij gebruik makend van kennis betreffende de hedendaagse jeugdcultuur en leefwerelden van jongeren; 2. PEDAGOGISCH COMPETENT Een pedagogisch competente leraar vho biedt een veilige, coöperatieve leer- en werkomgeving, waarin hij rekening houdt met de individuele kwaliteiten van de leerlingen en hen ondersteunt (begeleidt) in hun ontwikkeling tot een zelfstandig en zelfverantwoordelijk persoon. 1. vertaalt ontwikkelings-psychologische opvattingen op het gebied van emotionele, cognitieve en morele ontwikkeling van adolescenten in daarmee corresponderend docentengedrag: 2. treedt problemen en belemmeringen m.b.t. de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van adolescenten op een doeltreffende manier tegemoet (o.a. door deskundige verwijzing naar begeleidingsinstanties); 3. verantwoordt zijn handelen met betrekking tot multiculturaliteit en intellectuele en sociale heterogeniteit, daarbij gebruik makend van resultaten van wetenschappelijk onderzoek; 4. is zich bewust van eigen beroepsidentiteit en verantwoordt vanuit welke waarden en normen hij handelt in relaties met leerlingen; 3. DIDACTISCH en VAKINHOUDELIJK COMPETENT Een didactisch en vakinhoudelijk competente leraar vho creëert krachtige leeromgevingen, die leerlingen in staat stellen kennis, vaardigheden en houdingen op de onderscheiden leer- of vakgebieden te verwerven en kan hen begeleiden in het maken van een keuze voor een vervolgstudie. 1. creëert betekenisvolle onderwijsarrangementen, waarin onder andere een beroep wordt gedaan op zelfstandig en/of samenwerkend leren en onderzoekend handelen bij de leerling; 2. vertaalt de kennisbasis naar voor leerlingen krachtige leeromgevingen met gebruikmaking van verschillende didactische middelen waaronder moderne (digitale) media; 3. kan gezamenlijk met collega s van andere vakken onderwijs ontwikkelen;
4. verantwoordt de eigen vakinhoudelijke en (vak)didactische opvatting(en), daarbij gebruik makend van uitkomsten van actuele, wetenschappelijke inzichten; 5. reflecteert op de legitimering van de eindtermen van zijn schoolvak en de plaats en functie daarvan voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling en de samenleving; 4. ORGANISATORISCH COMPETENT Een organisatorisch competente leraar vho zorgt voor een ordelijke en taakgerichte leeromgeving waarin sprake is van heldere leer- en werkinstructies. 1. hanteert op een consequente wijze eenduidige, functionele en door de leerlingen gedragen procedures en afspraken; 2. gaat op een efficiënte en effectieve manier om met de organisatorische aspecten van de verschillende leeromgevingen binnen en buiten de les; 3. hanteert een zodanige tijds- en werkplanning, dat leerlingen hun eigen planning daar effectief op kunnen afstemmen. 5. COMPETENT IN HET SAMENWERKEN MET COLLEGA S Een leraar vho die competent is in het samenwerken met zijn/haar collega s levert een bijdrage aan een stimulerend, constructief schoolklimaat en het goed functioneren van de schoolorganisatie. 1. werkt samen met collega s in het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van onderwijs; 2. werkt volgens in de schoolorganisatie geldende afspraken, procedures en systemen; 3. hanteert een toegankelijke registratie en administratie van leerlingengegevens (onderwijsresultaten e.d.) en deelt waar gewenst informatie over individuele leerlingen met collega s; 4. draagt aanwijsbaar bij aan de onderwijsontwikkeling en vervult daarin de rol van initiator en innovator; 5. draagt bij aan de interne kwaliteitszorg van de school. 6. COMPETENT IN SAMENWERKING MET DE OMGEVING Een leraar vho die competent is in de samenwerking met de omgeving zorgt voor een goede communicatie met ouders of verzorgers van de leerlingen en maakt op een adequate manier gebruik van professionele, educatieve netwerken op diverse niveaus (van lokaal tot internationaal). 1. onderhoudt op een open en constructieve manier contacten met ouders, verzorgers en andere belanghebbenden ten dienste van een individuele leerling, groepen leerlingen of de school als geheel; 2. zorgt dat het binnen- en buitenschoolse leren als mede de interne en externe begeleiding van de leerlingen goed op elkaar zijn afgestemd en dat ieders verantwoordelijkheden hierin duidelijk geregeld zijn; 3. anticipeert op maatschappelijk en onderwijskundige ontwikkelingen en neemt aan relevante, externe activiteiten deel.
7. COMPETENT IN REFLECTIE en PROFESSIONELE ONTWIKKELING Een leraar vho die competent is in reflectie en professionele ontwikkeling denkt regelmatig na over zijn/haar beroepsopvatting en professionele bekwaamheid en werkt planmatig aan een verdere ontwikkeling en/of verbetering daarvan. 1. expliciteert zijn visie op het leraarsberoep en de uitoefening van de daartoe behorende taken en rollen in het licht van de pedagogische en/of levensbeschouwelijke identiteit van de school; 2. benut supervisie respectievelijk intervisie en/of collegiale consultatie (al dan niet in teamverband) ten behoeve van de eigen professionele ontwikkeling; 3. bezit een onderzoekende en innovatieve attitude ten aanzien van vraagstukken en ontwikkelingen binnen het onderwijs in het algemeen en binnen de eigen schoolorganisatie in het bijzonder; 4. handelt probleemoplossend en kan nieuwe (wetenschappelijke) inzichten naar de eigen situatie vertalen. 8. COMPETENT IN ONDERZOEKEND HANDELEN Een onderzoekscompetente leraar vho heeft een nieuwsgierige, innovatieve houding en gebruikt (praktijk)onderzoek ten dienste van eigen professionalisering en de onderwijsontwikkeling van het eigen vakgebied. 1. vertoont een innovatiegerichte houding die hem als professional in staat stelt in zijn onderwijspraktijk aan te sluiten bij en vorm te geven aan vernieuwingen die voor zijn doelgroep relevant zijn; 2. raadpleegt en interpreteert de inhoud van onderzoeksrapporten mbt onderwijs op relevantie (toepasbaarheid) voor het eigen handelen als docent; 3. beoordeelt resultaten van onderzoek op hun validiteit en betrouwbaarheid; 4. voert praktijkgericht onderzoek uit ter verdieping of uitbreiding van de eigen s en/of ter verbetering van de onderwijskwaliteit van de school; 5. weet eigen onderzoeksresultaten op een heldere en overtuigende wijze te presenteren aan een publiek van deskundigen (vakgenoten) en nietdeskundigen (bijvoorbeeld ouders).